B u i te n I a n d. eulaire haar dank betuigd voor den bijstand, haar in liet voorjaar van 1876 verleend. Te Middelburg zal eene met glas overdekte straat worden aangelegd. Te Kampen is een zevenjarige knaap, schrikkende voor een door een kameraad afgestoken voetzoeker, op de straatsteenen gevallen, zoodat hij aan de gevolgen is overleden. Als bijzonderheid wordt gemeld dat eene boerenplaats te den Ham (Groningen) welke in 1784 verkocht werd voor f 1500, in 1824 voor f 12,200, jl. Donderdag is verkocht voor de enorme som van f 133,580. Volgens de M. en R.bode heeft de wethouder van Roermond, mr. J. Jansen, liet raadslid mr. K. Cornelis aangeklaagd, omdat de laatste hem in de openbare raads zitting «schoft» heeft genoemd. Omtrent den moord op de familie Luhmann, op de onderneming Soengei Diski op Sumatra's oostkust, schrijft de Straits Times: «Wij hebben omtrent de vreeselijke gebeurtenis, den 17 Oct. voorgevallen op Deli, bijzonder heden ontvangen van een lid der familie van de ongeluk kige dame, die zoo wreedaardig vermoord werd. Het blijkt daaruit, dat de heer Luhmann, mevrouw Luhmann en de heer Revening in de hooge galerij van hun huis waren, toen de gebeurtenis plaats vond, ongeveer ten negen ure des avonds. De beide eersten zaten op een canapé, de laatste op een stoel, toen een man plotseling te voorschijn sprong, gewapend met een klewang, waarmee hij den heer Luhmann een hevige wonde aan de heup toebragt. De heer Luhmann sprong terstond op om zijn vrouw te beschermen, die hij bij den arm greep en binnen het huis bragt, waar zijne kinderen waren. De heer Revening stelde zich intusschen te weer, waarschijnlijk geen gedachte hebbende op zulk een groot aantal boos wichten, als nabij het huis verborgen wareu. Dit maakte hun woede zoo zeer gaande, dat een aantal mannen mevr. Luhmann achterna gingen en haar met klewanghouwen vermoorddten, en het hoofdje van een der kinderen werd letterlijk met één houw van het ligchaam gescheiden. Een tweede kind werd ook ter dood gebragt. Een klein meisje, dat de moordenaars wat meer kende, was achter de bedgordijnen gekropen; zoodra zij haar zagen, vroegen zij haar waar het geld bewaard werd, en toen zij de plaats aangewezen had, kreeg zij ook een slag met een klewang, zij wist echter een venster uit te klimmen en naar beneden te springen, waar zij in de struiken verborgen bleef. Een zuigeling in de wieg liet men ongemoeid. Al het geld in huis werd medegenomen. De heer Luhmann herstelt van zijne wonden, maar men betwijfelt of de heer Revening, wien een hand werd afgehouwen en die verder veertien wemden bekwam, herstellen zal. Dertig man zijn opgepakt en het kleine meisje heeft een aantal van hen herkend als behoorende bij de roovers. Wat de beweegredenen der roovers betreft, die ook blijkens dit berigt beliooren tot de Mahomedaansche Batakkers, zoo kunnen wij niet ont veinzen, dat de gruwelijke wreedheid bij die roofpartijen ons een bewijs schijnt, dat achter die gruweldaden zeker meer Mahouiedaansch fanatisme dan bloote roofzucht steekt.» Oostersche kwestie. De laatste berigten uit Constantinopel luiden, dat door de overdreven tegenstand van Turkije de toestand gespannen is. Vandaar wordt dd. 3 dezer gemeld: «De gevolmagtigden schtjnen de hoop niet te hebben °pgegeven, dat een breuk zal worden vermeden. De groot-vizier bragt gisteren bezoeken aan de gezanten van Duitschland en Italië; zijn taal was meer conciliant. Men gelooft dat de Porte morgen de Conferentie geen formeele weigering zal geven.» 't Is bij ons een algemeene gewoonte de aardappelen tusschen Februarij en Mei te poten. Dit is wel goed, om smakelijke aardappelen te bekomen, maar om vroege aard appelen te hebben, dient men anders te handelen. Ieder heeft wel eens opgemerkt,, dat op een veld, waar aardappelen gestaan hebben, des voorjaars een menigte spruiten uit den grond komen, vóór men nog aan het uit- poten der aardappelen denkt. Harkt men deze uitspruitsels telkens weer onder, dan heeft men reeds vroeg groote, beste aardappelen, die een goed beschot opleveren. Neemt men nu, in navolging dezer ervaring, een stukje beschutten tuingrond en bestrooit men dat in Aug. met paardenmest, om het vervolgens om te spitten en na eenigen tijd nog eens, en poot men daar in 't laatst van Oct. aardappelen, dan komen tegeu het einde van Febr. of in 't begin van Maart de spruiten voor den dag. Deze harkt men telkens onder, om het afvriezen te beletten en de knolvorming te bevorderen en men kan reeds in Mei of Junij nieuwe aardappelen eten, die goed van kwaliteit, stuk en kwantiteit zijn. (Semper virens.) Van een paar oude luidjes, die pensioen genieten van hun overleden meester, kwam de man Nieuwjaarsdag eenig- zins beschonken t'huis. «Man! man!» zeide zijne weder helft, «als onze goede meester het wist, hij zou zich omkeeïen in zijn graf.» «Weet je wat, drink jij dan ook een glaasje meer: dan komt hij weêr in de eerste positie,» was het antwoord van den beschonkene. Eenige dagen geleden beklaagden zich de reizigsters van een datnescoupé aan een Oostenrijksch spoorweg-station over eene dame, die hen hinderde met sigaren rooken, en verzochten den stationschef haar een andere plaats aan te wijzen. De chef rigtte tot de dame in kwestie het beleefd verzoek met rooken uit te scheiden of van coupé te ver wisselen. Hij motiveerde zijn verzoek met de opmerking, dat in Oostenrijk de dames allen als niet-rooksters beschouwd worden en dat daarom afzonderlijke coupé's voor haar worden gereserveerd. De schoone rookster besloot liever haar onbeleefd gezelschap dan haar geurige Havana in den steek te laten. Zij ging in een rook-coupé zitten en rookte ongestoord verder. Verslag der verrigtingen van Zr. Ms. zeemagt in de wateren van Atsjinvervolg. De Bandjermasin assisteerde den 19 Sept. met zijne sloepen, om één bataillon, dat van om de west langs het strand naar Kwala-Gigheu ourukte, over de lagune te zetten. Toen dat bataillon met behulp van een overhaal en nog eene praauw de lagune was overgebnigt en den togt naar de omstreken van Silang vervolgde, kwam de Bandjermasin weder ter reede Atsjiu terug. Den 3U Sept. verliet dit. stoomschip die reede met bestemming naar de westkust, kwam eenige dagen daarna terug, om eenige noodzakelijke vervangingen van het personeel te bewerkstelligen, en volgde deu 8 Oct. voor goed zijne bestemming naar de station der westkust. De Satnbas bezocht, na den 12 Sept. de dienst van de Band jermasin te hebben overgenomen, verscheidene plaatsen langs de kust, zonder schepen of praauwen ontmoet te hebben, en bragt den Kranie van Aualaboe en nog een inlandsch hoofd, alsmede twee praauwen, behoorende aan eerstgenoemd hoofd, naar zijne bestemming, waarna nogmaals een togt langs de kust werd gemaakt, die benut werd tot het doen van hydrograpliische opnemingen, doch waarop niettegenstaande alle baaijen naauwkeurig werden onderzocht, mede niets bijzonders werd opgemerkt. Den 9 Oct. loste de Bandjermasin dien stoomer af, die den 15 Oct. ter reede Atsjin het anker liet vallen. Station Noordkust. De Citadel van Antwerpen bezocht het oostelijk deel van die station, vertoonde op verscheidene plaatsen de vlag en ontving daar bezoeken van eenige inlandsche hoofden, waaronder dc hoeloebalang Toekoe Pinang (Bindara Badai) van Pokhan-Baroe, aan wien bij vernieuwing eene vlag werd uitgereikt, die onder hut doen van een saluut werd gehescheu. Vele praauwen werden op dezen togt ontmoet en gevisiteerd, doch allen blekeu van goede passen voorzien tc zijn. Dit stoomschip retourneerde den 24 Sept. weder ter reede Pedir. De Palembang handhaafde de blokkade voor Gighen, bezocht de Kraeng ltijah-baai een paar malen, terwijl voor zooveel dit niet door het slechte weêr belet werd, steeds gewapende sloepen des nachts op brandwacht werden gezonden, meermalen geassisteerd door eene stoombarkas, ten einde den uitvoer vau levensmiddelen naar de vijandelijke Staatjes te benioeijelijkeu. De Aart van Nes vertrok tien 2 Sept.. na vooraf Batoe-Poetih en Poeloe-VV.iy bezocht te hebben, van de hoofdstation om de oost, uitsluitend met het doel om de kusten der nog openlijk vijandige Staten Uurdoe en Samalangan te bekruisen. Langs den wal stoomende, ontdekte men voor Kwala Djanka-Baja veel ge wapend volk, dat zich echter spoedig verspreidde. Een paar dagen daarna werd eene gewapende sloep, die onder bevel van den luit. ter zee 2de kl. 1). A. Kraijenhoff van de Leur was afgezonden om onder wal loodingeu te doen, vóór diezelfde Kwala druk door geweervuur beschoten, die dit vuur echter niet onbeantwoord liet. 's Nachts op een niet ver verwijderden afstand eenige lillaschotcn gehoord hebbende, ging de commanderende officier niet dien bodem 'in oostelijke rigtiug digt langs de kust. Bij Djanka-Baja liet men het schip met rust, maar van de Kwala Samalangan af tot de Kwala Koetei toe (een afstand van ongeveer 8 j geografische mijl) werd liet bijna onophoudelijk door geweervuur, zonder dat dit evenwel eenig nadeel aanrigtte, beschoten. Ook dit vuur werd beantwoord, doch de vijand verschool zich achter zee dijkjes, zoodat slechts een enkel persoon, die zich daarboven ver toonde, werd neergeschoten. In de sawahs en in de kampongs merkte men veel bedrijvigheid. De togt werd om de oost voortgezet tot voor de kampong Pedada, zonder dat raeu door Samalangers verder werd aangevallen. Den 8 Sept. nam men weder, digt langs den wal stoomende, den terugtogt aan. Den vijand bleef rustig aan deu arbeid men scheen zeiven geen notitie te willen nemen van de nabijheid van een oorlogschip, totdat, op de hoogte van Kwala Djanka-Baja komende de plaats waar de eerste attaque plaats greep eensklaps een kanonskogel van den wal door de in de takels hangende sloep geschoten werd. Het schot was blijkbaar op de brug gerigt, alwaar de officieren, met kijkers gewapend, de kust trachtten te verkennen. Ook dit vuur werd behoorlijk door dien stoomer geriposteerd. Een uur leng wierp men, steeds op en neer houdende, granaten in de kleine beutiug en in de omliggende kampongs. Bijna alle granaten sprongen en in de kampong werden huizen in brand geschoten. Uit het tuig zag men de bevolking landwaarts vlugteu, behalve de bemanning van het geschut, die nog een tweede schot deed, waarvan de kogel, zijnde een gaaf uitziend projectiel van 9 cM., door het houten scheepsboord heendrong, doch, geene kracht hebbende om door het ijzeren schot van het zijkoleuruim te dringen, daar bleef zitten. De togt werd vervolgens om de west voortgezet, steeds digt langs den wal houdende, naar den hoek vau Murdoe en Kwala Beradjan. Den 8 Sept. ankerde men weder ter reede Pedir. Na de stations dienst bij afwezen van het stationscliip te hebben waargenomen, vertrok die stoomer den 21 Sept. naar de Kraeng Rijah-baai. Een sampan en eene praauw, waarvan de eerste niet voorzien was van een behoorlijken pas en de laatste iti het geheel geen pas kon toonen, werden aangehouden en afgegeven aan het stationsschip. De Riouw bekruiste in het begin der maand Sept. het gedeelte der kust, gelegen tusschen Pedropunt en beoosten Batoe Poetih, zonder echter iets merkwaardigs ontdekt te hebben. Bij aankomst van de Palembang vertrok die stoomer naar Gighen om aldaar de blokkade te handhaven cn dc visclivangst te beletten, waartoe 's nachts gewapende sloepen onder den wal werden gezonden. Na het verrigten van eene dienstreis naar de reede van Atsjin bekruiste dit stoomschip in de laatste helft dier maand Kwala Gighen, Poeloe-Boerong en de zuidkust van Poeloe-Way, bezocht ecu paar malen de Kraeng Rijah-baai, zonder op die togten iets bijzonders ondervonden te hebben. Station Oostkust. Tengevolge van het vertrek van den stations- commandant, deu kapt.-luit. ter zee J. Tromp, naar Nederland, werd de stationsdienst den 7 Sept. overgenomen door den kapt.- luit ter zee E. J. van der Slijdeu, die, na tot den 20 Sept. de dienst ter reede te hebben waargenomen, met zijnen onderhebbenden bodem verschillende om de noord gelegen stations tot en met Passei bezocht. Geen enkel praauwtje op de menigvuldige armen en kreeken der Simpang-Olim-rivier werd bespeurd; op al die wateren heerschtc eene doodsehe stilte. De Borneo bleef van den 1 tot den 9 Sept de beide stations, van Arakocndoer en Simpang-Olim bewaken en vertrok, na de dienst aan de Amboina te hebben overgegeven, naar Edi, om zich den 13 dier maand naar de baai van Lnuksa te begeven, waarin de gewapende sloepen ter verkenning, docli zonder iets te ont dekken, gezonden werden. Den 15 vertrok men weder via Edi naar Simpang-Olim, waar de dienst weder van de Amboina werd overgenomen, waarna die stoomer nog verscheidene dienstreizen tusschen laatstgenoemde plaatsen deed, zonder iets bijzonders opge merkt te hebben. Na de dienst ter reede Edi van de Merapi te hebben waargenomen tot den 26 Sept., vertrok die stoomer naai de reede vau Passei, ter overvoer van Toekoe Moeda Angkassa met een paar volgelingen. Na dien Vorst den 5 Oct. aldaar aan wal te hebben gezet, werd de bewaking der kust van Diamants-punt tot en met Passei en voornamelijk de monding van de Djamboe- Aijer-rivier aan dien stoomer opgedragen, om de Bommclerwaard in de gelegenheid te stellen, zich te Edi van steenkolen te voorzieu. De Amboina maakte gedurende de eerste dagen van Sept. een togt langs de kust vau Perlak tot aan Tamiang en werd bij afwisseling met de Borneo gebezigd tot bewaking van de mondingen der Arakoendoer- en Simpang-Olim-rivieren. De Bommelerwaard, den 15 Sept. uit reparatie van Singapore teruggekeerd, surveilleerde tot het einde dier maand de kust van Diaraants -punt tot en met Passei, verzamelde nieuwe gegevens voor bet vaarwater naar de Djamboc-Aijer-rivier, bragt die in kaart en stelde ter afbakening der geul eenige land- en zeemerken op. De gouvernemeuts-stoomers Siak en Boni bleven met de bewaking der Simpang-Olim- en Arakoeudoer-rivieren belast. De Barito vertrok deu 7 Sept. naar Palembang. De Tjiiirana, den 22 Sept. ter vervanging van de Barito aange komen, werd voorloopig in de monding der Simpang-Olim-rivier geposteerd. De gewapende booten No. 25, 26, 27 en 85 bleven met dezelfde diensten als vroeger belast. Benoemingen, enz. Met ingang van S Jan. a. s. is aan den heer K. Koopman, op zijn verzoek eervol ontslag verleend als burgem. van de gemeente Wervershoof en, met ingang van dienzelfden dag, in zijne plaats benoemd de heer J. Koopman. Met ingang van 1 Jan. a. s. is, op zijn daartoe gedaan verzoek, eervol ontslag verleend aan den heer H. H. Hess, als notaris te Hoogkarspel. De heer A. J. H. van deu Bosch, thans ontvanger der dir. bel. en acc. te Naardcu c. a., is benoemd tot ontvanger derzelfde middelen te Wormcrveer c. a. Benoemd tot telegrafist 2de kl. de lieer W. G. Jekel, thans telegrafist 3de kl. De minister van Biunenl. Zaken heeft voor het jaar 1877 benoemd tot secretaris bij den geneeskundigen raad voor Noordholland, dc heer dr. G. A. N. Ailebé, te Amsterdam. Aan den luit. ter zee 2de kl. G. R. A. van Osenbruggen wordt op zijn daartoe gedaan verzoek, met ingang van 16 Febr. a. s., verleend een verlof voor den tijd van één jaar, onder stilstand van non-activiteils-tractemenl en zonder opklimming in de ranglijst. De off. van adra. 3de kl. J. L. Kroeze wordt met den 16 dezer geplaatst aan boord vau het wachtschip te Hellevoetsluis. België. Het jaar 1876 zal voor België op financieel gebied met eene zwarte kool geteekend blijven. Onderscheidene finan ciële maatschappijen zijn te gronde gegaan door de schuld van directeuren en hebben daardoor tallooze slagtoffers gemaakt. Van de Union du Credit (wier directeur Emerique nog altoos te Parijs zit) is thans de balans verschenen. De verliezen worden begroot op 5 millioen francs, maar als de zaken worden voortgezet, zal nog bijna 3 millioen kunnen worden terug gekregen, zoodat het geheele verlies dan op 2,380,000 francs neêr komt. Er worden maat regelen genomen om het voortbestaan van de Union du Credit te verzekeren. De schuldeischers der maatschappij van de Bassins houillers en de aandeelhouders der Banque Beige zullen ook eerstdaags bijeenkomen, ten einde over de minnelijke liquidatie dier beide ondernemingen van den heer Philippart te beraadslagen. Hoe weinig verkwikkelijk dat uitzigt is, bewijst het feit, dat de aandeelen der bank, die weleer op 675 a 680 fr. stonden, in de laatste dagen tot 1750 fr. daalden. Wij zijn, schrijft een correspondent van het Vaderland, nog niet aan het einde onzer financiële beslommeringen, hoe talrijk de slagtoffers ook reeds mogen wezen, die de crisis heeft gemaakt. Eergisteren nog werden wij om een aalmoes gevraagd door een wisselagent, die een jaar geleden nog 500,000 fr. bezat en equipage hield. Thans had hij sedert 24 uren niets gegeten. Onze tramwavs bewijzen daarbij uitstekende diensten. Ik bedoel, dat de financiële slagt offers inzonderheid bij die ondernemingen een middel van bestaan trachten te vinden. Menig koetsier, die weleer zijn eigen paarden mende, voert thans de viervoeters van den democratischen tramwagen. Menig conducteur, die vroeger geen andere bezigheid dan het knippen zijner coupons kende, dankt thans zeer beleefd, wanneer men hem een sigaar aanbiedt of een vijf-centimenstukje met een trotsch «laat maar zitten» afwijst. Frankrijk. De officiële nieuwjaarsreceptie had te Versailles plaats. Een 60tal senatoren en afgevaardigden waren uit Parijs daarheen vertrokken, om den president der republiek hunne opwachting te maken. Alle leden van het Parlement waren in gala. Onder de senatoren bevonden zich Buffet, de Broglie, Daru, de Meaux, Changarnier, de Mérode en alle leiders der clericale regterzijde. Om half elf reed de president van den Senaat met de leden der bureaux van den Senaat in een rijtuig, dat geëscorteerd werd door een escorte jagers en voorafgegaan door de «huissiers,» naar den president der republiek. Vijf minuten later begaven zich de president der Kamer met de leden der bureaux, met een eeregeleide van kurassiers, naar het paleis van Mac Mahon. De mobile gendarmerie bewees den beiden presidenten bij hunne aankomst en vertrek de militaire eer. De president der republiek begaf zich om kwart voor elven, eveneens met een escorte kurassiers en in een galarijtuig, naar het paleis der Wetgevende Magt, om den presidenten van den Senaat en der Kamer een contra- bezoek te brengen. Daarna had de receptie der plaatselijke overheids personen plaats, welke door de ministers Simon en Berthaut werd bij"'Jwoond. Om li- art voor twaalf uur reed Mac Mahon naar het Elysée, waar om half twee de receptie van het diplomatieke corps, van de burgerlijke, geestelijke en militaire over- heids-personen en der officieren een aanvang nam. Er waren weinig nieuwsgierigen op de been.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1877 | | pagina 2