HELDERSCHE
EN NIEUWEMEPER COURANT.
1877. N°. 8.
Vrijdag 19 Januarij.
Jaargang 35.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
GEMEENTERAAD.
B i n n e n I a n d.
„W ij huldigen
het goed e."
Verschijnt Dingsdsg, Donderdag en Zatnrdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.80.
t franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 103.
Prijs der Advertentiën: Van 11 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plnatBrnimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar
Oost-Indlê. Laatste ligting 'a avonds 6 uur.
Zitting van Dingsdag den 16 Januarij 1877.
Voorzitter de heer Burgemeester.
Tegenwoordig 14 leden; afwezig de heeren Graat, Hugenholtz
en Giltjes, met kennisgeving van verhindering.
De notulen der vorige zitting worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede, dat door de hulponderwijzers J. D.
Ruiter en A. Franke is verzocht om wegens vertrek uit deze ge
meente, ontslag te bekomen uit hunne betrekking bij de openbare
scholen in deze gemeente. Op voorstel van het Dag. Best., wordt
dat ontslag op eervolle wijze verleend, om in te gaan respectivelijk
op 1 en 15 Maart a. s.
Door den Voorzitter wordt medegedeeld, dat de heer L. H.
Dormaar, te Middelburg, in de vorige zitting benoemd tot hulponder
wijzer aan eene der gemeente-scholen, voor die benoeming heeft
bedankt. Aangenomen voor kennisgeving.
De vergadering ontvangt mededeeling, dat zich een 8tal sollici
tanten heeft aangemeld voor de vacante betrekkingen bij 't hulp
personeel aan de gemeente-scholen. Door B. en W. worden voor
gedragen en vervolgens met eenparige stemmen benoemd de heeren
H. J. Knobhout, te Schagen, en D. A. Jonkers, te Baambrugge,
alsmede mejufvr. M. R. de Vries, hulponderwijzeres te Valburg.
Vobr kennisgeving wordt aangenomen de mededeeling des Voor
zitters, dat bij Kór., besluit van 31 Dcc. 11. is toegestaan do heffing
Van plaatselijke belasting op het gedistilleerd en het gemaal tót
uit. April 1878.
Aan den apotheker en directeur van het gemeente-ziekenhuis
wordt, op een daartoe gedaan voorstel, ontslag verleend.
Nog wordt voor kennisgeving aangenomen eene missive van den
brugwachter Mendelsohn, waarin hij dank betuigt voor de aan hem
verleende gratificatie van f 25.
Bij de gewone rondvraag betuigt de heer vau Veen zijne ver
wondering, dat de nieuwgebouwde lokalen der gemeente-school
No. 3 met 1 Jan. jl. nog niet in gebruik gesteld zijn. De
Voorzitter antwoordt, dat eerst vóór een paar dagen van den
gemeente-bouwmeester het berigt is ingekomen, dat die lokalen
gereed zijn en dat nu, met het oog op eene te ontwerpen wijziging
in de wijkverdeeling, die lokaliteit met 1 Maart of 1 April e. k.
in gebruik zal worden genomen.
De heer Berghuys wijst op de behoefte aan verlichting bij avond
8)
EEN VREESELIJK MASKER.
E. M. VACANO.
[Vervolg.)
Het was een oude vrouw met gitzwarte haren, die als een
tooneelpruik over haar gerimpeld gelaat heen hingen. De tanden
waren voor z.ulk een oud gezicht bijzonder blauwachtig wit en
allen nog zoo gaaf, dathet akelig was om te zien. Zij had
geen kleeren meer aan 't lijf, maar loshangende, uitgerafelde lappen,
waarvan de kleur met geen mogelijkheid meer was te bepalen. In
een mandje droeg zij allerlei snuisterijen bij zich; de rechterhand
hield ze op om een gift te vragen. Deze hand zag er uit als een
spin, die naar een vlieg grijpt.
De heeren tastten in huu zakken; doch de oude gravin riep tot
de bedienden: «jaag haar weg!".... Zij haatte alle lieden, die,
gelijk zij zelve, voor niet op het slot trachtten te eten. Gravin Asta
echter reikte haar haar eigen glas wijn toe, met de scherpe op
merking: „Laat haar begaan, mama. Die vrouw moet hier maar eens
van drinken; misschien vindt zij dan de wereld ook z.oo schoon
als neef Edmond..,."
Edmond zelf riep de bruine oude vrouw toe: „Ga naar beneden
in de keuken, oude, en eet daar wat men u geven zal. Hier
hebben we n niet noodig!"
„En wil meneer de graaf ook niets van mij koopen? Ik heb
reukwerk voor de jicht en het rhumatiek, en zilveren ringen en
hoefijzers en koekjes voor de paarden, om ze vet te laten worden;
ik heb ook planetenboekjes...."
„OhoDan kunt ge zeker ook wel waarzeggen
„Ja wel, als mijnheer de graaf het wil toeslaan sprak de
oude, terwijl zij zich zooveel mogelijk oprichtte. In haar blik en
haar houding vertoonde zij plotseling zulk een ernst, dat alle aan
wezigen vreemd te moede werdén.
„Wié wil zich laten waarzeggen riep de oude met een zonder
ling veranderde stem én iets stijfs en mummieachtigs in haar
voorkomen.
„Onzin!" meende von Dahlen.
„Godslastering!" mompelde de Venetiaan.
„Waar dient dat voor?" vroeg de Pool.
„Jaag haar weg!" herhaalde de oude gravin.
Gravin Asta wendde slechts zwijgend het hoofd af, om hare
ergernis niet uit te spreken.
Doch graaf Edmond riep vroolijk als altijd„Ik geloof, moedertje,
dat ge hier geen klandisie zuil vinden, nu, dan zal ik mij maar
moeten opofferen, omdat ik zelf u toch naar uw kunst gevraagd
heb. Welke hand hebt ge het liefst?"
„Ik heb geen hand noodig!" sprak de oude op onverschilligen toon.
„Zoo? Leest ge dus het noodlot uit het gelaat? Nu, dan zeg
ik u vóór alles: vertel mij de waarheid! Gij zult in ieder geval
van de Palmstraat, waar, bij 't druk verkeer van voertuigen, ligt
ongelukken kunnen ontstaan. De Voorzitter wijst erop, dat het
niet in de bedoeling heeft gelegen om deze straat juist bepaald
voor rijtuigen te bestemmenhet plaveisel, dat uit de Spoorstraat
afkomstig is, laat niet toe dat er zoo druk over gereden wordt.
Voor zware vrachtwagens is de passage door deze straat reeds ver
boden. Na eenige discussie wordt bepaald, dat ook voor andere
rijtuigen de passage zal worden afgesloten door 't plaatsen van
eenige palen.
De zitting wordt hierop gesloten.
HELDER en NIEÜWEDIEP, IS Januarij.
Blijkens een jl. Dingsdag bij het departement van Marine
ontvangen telegram is Zr .Ms. schroefstoomscliip Leeuwarden,
onder bevel van den kapt. ter zee A. Dronkers, den
14 dezer te Lissabon aangekomen. Aan boord is alles wel.
De Floralia-commissie hield jl. Dingsdag avond de
tweede zitting tot bet inschrijven van deelnemers. Het
getal der inschrijvingen klom thans tot circa 200.
Gisteren avond hield mejufvr. Elise Baart eene lezing
in 't lokaal Musis Sacrum alhier. Die lezing had tot
opschrift: Mathilda van Molenbeek» en was boeijend van
inhoud, terwijl de voordragt niet minder den bijval der
aanwezigen wegdroeg. Inzonderheid muntte uit de teekening
van 't krankzinnigen-gesticht en 't sterven daar van een der
slagtoffers van de hedendaagsche inrigting der maatschappij.
Wij laten de bijzondere zienswijze der spreekster over
maatschappelijke toestanden buiten rekening; maar dan
moeten we bij vernieuwing hulde brengen aan hare onmis
kenbare talenten. We verzekeren, dat zij in groote mate
weet te boeijen en dat ze herhaaldelijk tot nadenken stemt
bij de tafereelen, die ze met levendige kleuren weet af
te malen.
Een telegram uit Bern meldt, dat alle Nederlandsche
bezittingen en koloniën in het algemeen postverbond zijn
opgenomen. Haar toetreden kan gerekend worden den
1 Julij a. s. in te gaan.
Weldra zullen in ons land een groot aantal leeraren
voor het middelbaar onderwijs in Indië worden gevraagd.
Te Batavia, Samarang en Soerabaija zal namelijk van
staatswege middelbaar onderwijs worden gegeven.
een dukaat van mij hebben, of gij mij het ergste of het beste
profeteert. Wees dus waar!"
„Mag ik het zijn?" hernam de oude, terwijl haar oog als een
gloeiende kool, rlie door een windvlaag wordt aangeblazen, op het
gelaat van den jongen graaf brandde. „Mag ik het zijn? Hebt
gij hier geen vrouw of geen moeder, die er door ontstellen kan?"
„Niemand, oude! Er zal hier niemand ontstellen, al zoudt gij
mij ook profeteeren dat ik in het volgende oogenblik dood neder
zal vallen."
„Zoo iets heb ik u niet te zeggen, edele lieer. Gij zult lang
leven, langer dan ge wenschen zult. Maar gij zult ellendig zijn.
De booze zal u in den weg treden heden, morgen misschien
reeds en zijne hand zal uw hart doen verdorren. Wacht u
voor den duivel!"
Iedereen lachte. Graaf Edmond ook. Hij gaf de oude vrouw
het haar toegezegde loon. Men kocht toen ook nog eenige van
haar snuisterijen, om den heer des huizes van de naargeestige
profetic af te brengen. De oude ging eindelijk heen, even kalm
als zij gekomen was; de ondergaande zou omstraalde haar, zoodat
het scheen als verzonk zij in den poel der helle toeu zij langzaam
de trappen van het terras afging.
Voor een oogenblik beerschte er een algemeene stille op het
terras, want iedereen bleef de vrouw nazien; onmiddellijk begon
echter weder de oude luidruchtigheid, want iedereen wilde de
pijnlijke voorspelling in het vergeetboek brengen.
„Ik zou bijna gaan gelooven, dat gij mij troosten wilt over
mijn noodlot!" riep graaf Edmond, luidkeels lachend, terwyl hij
den bedienden een wenk gaf om alle glazen op nieuw te vullen.
„Eu ik ben er verrukt over, dat ik eindelijk eens kennis zal
kunnen maken met den duivel! Want vna foi! ik vrees
hem niet, omdat ik niet «aan hem geloof! De wereld moge
onheilen en stormperiodes hebben, maar een duivel kan het
voorzeker evenmin op hare groene matten uithouden als talva
venia! een engel!"
De Poolsche graaf zag er uit alsof hij iets bitters geslikt had.
„Wacht u voor zulke uitdrukkingen, beste Edmond," sprak hij.
„Ik geloof evenmin aan de voorspelling, doch het is niet goed,
als men het kwade loochent; lach mij niet uit. Wie als ik
in de oude kasteeleu van Moldavië opgevoed is, waar men vaak
's tachts de vampyrs hoort steunen, kan het niet goed verdragen
dat er met zulke dingen gespot wordt."
„Gelooft gij daar dan aan!" vroeg gravin Asta verbaasd.
„NeenIk geloof er niet aan," hernam graaf Starenski ernstig.
„Maar ik heb altijd ondervonden dat het geen geluk aanbrengt,
als men met booze dingen den spot drijft en ze als 't ware uitdaagt."
„Dat is toch louter bijgeloof!" beweerde graaf Edmond.
„Misschien. Maar voorzeker is het ervaring," antwoordde
de dikke Pool, met zulk een onmiskenbare overtuiging in zijn
vriendelijke oogeu, dat graaf Edmond werkelijk lachen moest.
„O, zou het dan toch mogelijk wezen, dat iemand midden in
De uitslag der verkiezing van een hoofdingeland voor
het Waterschap der 29 Gemeenschapp. Polders, den 17 dezer
te Texel gehouden, was als volgt: Ingeleverd 166 billetten,
waarvan bekwamen de heeren Jacob Leendertz. Brans, te
Oosterend, 153 stemmen; Pieter Arieszn. Eelman, te Bargen,
10 en Pieter Nanningszn. Bremer, te Spang, 3. Eerst
genoemde is alzoo gekozen.
De bevolking der gemeente Texel bedroeg op 31
Dec. 1875 3195 m. en 3242 vr., totaal 6437 personen.
In 1876 geboren 128 m. en 128 vr., totaal 248. In de
gemeente hebben zich gevestigd 51 m. en 46 vr., totaal 97.
In 1876 overleden 52 m. en 63 vr., totaal 115. Naar
elders vertrokken 146 m. en 138 vr., totaal 284. De
bevolking bedroeg op 31 Dec. 1876 3176 m. en 3207 vr.,
totaal 6383 personen, en verminderde alzoo met 19 m. en
35 vr., totaal 54. Levenloos aangegeven 2 m. en 7 vr.,
totaal 9. Er werden 2 tweelingen geboren. Er berden
gesloten 56 huwelijken, als 52 tusschen jongm. en jonged.,
3 tusschen weduwn. en jonged., 1 tusschen een weduwn. en
weduwe. De bevolking was naar de verschillende gods
dienstige gezindheden verdeeld als volgt: 3925 Ned. Herv.,
5 Evang. Lutli., 1160 Doopsgez., 1 Remonstr., 66 Christ.-
Geref., 1217 R.—Cath., 9 Israëlieten.
Jl. Zondag wierpen eenige jongens te Amsterdam op
de Prinsengracht op een test met vuur, die een jong meisje
droeg, eenig kruid, waardoor het meisje in brand geraakte.
Een voorbijganger trok zijn jas uit en wikkelde het meisje
d«iarinde vlammen werden zoo spoedig geblusclit, maar
het kind heeft toch vrij ernstige brandwonden aan het
gelaat en den arm bekomen.
Door de ijverige nasporingen der politie is het gelukt
de daders in handen te krijgen van den diefstal, Zondag
7 dezer gepleegd ten nadeele van den heer Gies, Singel
hoek Romeins-Armsteeg te Amsterdam. Het gerucht wil
dat twee bloedverwanten, kennis dragende dat de echtelieden
ter kerk waren, in huis zijn gegaan en zonder veel omslag
den effecten-trommel en eenig baar geld uit de kast mede
namen, waarvan de sleutel in het slot stak. (Amst.Crt.)
Tot hulponderwijzer te Zwammerdarn is benoemd de
heer A. Franke en tot hulponderwijzer te Uitgeest de heer
J. D. Ruiter, beiden als zoodanig alhier werkzaam.
dezen zonneschijn, in deze bloemenpracht, bij «al bet goede en
schoone, dat thans om ons heen geurt en glanst, waarlijk aan een
duivel gelooven kan? Aan den duivel met bokkepooten en horens;
aan den vorst der duisternis, die zijn vreugde in het kwaad en
zijn werk in de ongelukken der arme meuschen vindt? Ik wil
aan dwergen, feeën en salamanders gelooven, zelfs daaraan, dat
onze eerbiedwaardige voorouders er pleizier in hadden, te midder
nacht uit hunne graven te verrijzen om onze schoone zomernachten
in te «ademen in hun lang begraven en doorzichtig geworden borst
maar aan den duivel geloof ik niet, dat wil zeggen: aan het
ongeluk dat ons onweerstaanbaar en onverbiddelijk n.adert als een
storm, dat ons aangrijpt en ombrengt midden in het vroolijke
leven, zonder dat wij ons verweren of zonder dat wij het ontga.an
kunnen; neen, neen en duizendmaal neen: aan den duivel geloof
ik niet, en omdat ik niet aan hem geloof, vrees ik hem ook niet;
hier ben ik ik verwacht hem
De joviale Venetiaan, die een geruimen tijd stil gezeten had,
stond thans haastig, angstig op; 't was alsof hij de overmoedige
woorden vau den jongen graaf in diens mond wilde terugdringen.
„No, rna nol" riep hij uit. Meer sprak hij niet.
„Wat, zijt ge hier dan allen bang voor den duivel?" riep graaf
Edmond.
Vico Olivotti bloosde geweldig en ha«ilde de schouders op.
„Ach neen," zeide hij. „Maar.... het is maar.... Men moet nooit
het noodlot uitdagen. Wij in Italië zijn zeker niet al te bijge-
loovig, omdat bij ons de monnikenhistories te overbekend zijn
maar de duivel, dat wil zeggen het kwade, waarvoor men zich
niet wachten kan en dat ons onverwacht op het lijf valt, dat
bestaat op «aarde. Daar heb ik bewijzen van. Een Satan met
horens en hoeven is er wel niet, maar een Iets, dat het kwade
wil en het kwade aanbrengt, dat besLaat, bestaat zeker. Het
booze ce gu'on appelle le diable vertoont zich nooit als een
zw«arte, afschuwelijke gedaante. M«aar wij in Italië kennen den
malocchio, mijn vriend, en dat is een kwaad-willen, een
duivel, die het liefste gezicht hebben kan...."
„Och, vertel ons daar eens iets van!" vleide gravin Asta, die
gaarne de gave zou bezeten hebben om lastige meuschen door een
bijzonder giftigen blik te kunnen doodeu, zonder met bet gerecht
in «aanraking te komen.
De zon da«alde al lager en lager haar glans werd rood, .als
de weerschijn van een zwaren brand. Overal scheeu er bloed te
vloeien: over den hemel, over de heuvelen, over de lichamen der
menschen. En half bedwelmd door dat prachtige bloedbad, ver
haalde de Venetiaan:
„In Italië zijn er menschen, wien de Malocchio, de kwade blik,
aangeboren is. Dat zijn niet altijd slechte of leelijke menschen.
Ik heb eene kleine 1'rincipessa Cesarini Cledia Cesarini
gekend, een allerliefst kind, met blond baar en blauwe oogen en
met een hart vau goud. Nu, zoodra die iemand scherp aanzag,
overkwam hem een groot ongeluk.