HELDERSCHE
EK KIEUWEDIEPER COURANT.
1877. N°. 9.
Zondag 21 Januarij.
Jaargang35.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
WAARSCHUWING.
B i n n e n I a n d.
EEN VREESELIJK MASKER.
„W Ij huldigen
het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
A bonuementiprijs per kwartaal 1.80.
a franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentiën: V»n 14 regeh 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar
Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
De sluiting der mail naar Bataviate verzenden per
mailboot Drenthe, geschiedt uiterlijk voor brieven en
drukwerken den 25 Jan. a. s., per trein B (Noordholl.
Spoorweg), ten 1.55 des middags.
De Burgemeester der gemeente Helder, van den heer Luitenant-
Kolonel, Kommandant der Genie alhier, kennis bekomen hebbende,
dat de gestelde teekenen voor een verdedigingswerk tusschen het
westelijk uiteinde van den VERLOltEN DIJK en HET FORT
KIJKDUIN, door baldadigen worden weggenomen;
Waarschuwt ten ernstigste, die teekenen en die nog gesteld
zullen worden, niet weg te nemen of te verplaatsen; zullende de
schuldigen volgens de wet worden vervolgd.
Helder, De Burgemeester voornoemd,
den 18 Januarij 1877. STAKMAN BOSSE.
HEIiDEB en NIEÜWEDIEP, 20 Januarij.
Jl. Donderdag avond werd in Musis Sacrum eene
vergadering gehouden door de plaatselijke afdeeling van
den Nederlandschen Protestantenbond. In verband met het
algemeen reglement van den Bond, werd een huishoudelijk
reglement vastgesteld, o. a. de bepaling inhoudende, dat in
de wintermaanden geregeld bijeenkomsten zullen plaats hebben
ter bereiking van het doel der vereeniging: bevordering van
godsdienstig leven, zoowel in den kring der kerkgenootschappen
als daarbuiten. De bijeenkomsten, waarin lezingen zullen
worden gehouden, zullen, onder eenige te stellen voorwaarde,
soos
E. M. VACANO.
ook voor niet-leden worden opengesteld. Het bestuur der
afdeeling is thans zamengesteld uitdeheeren: H. Vrenden-
berg Cz., voorzitter; J. F. Berk, secretaris en C. H. Kiri-
dermann, penningmeester. Aan de leden werd een verslag
van de algemeene vergadering van den Bond, het vorige
jaar den 1 November te Arnhem gehouden, aangeboden.
Heden herdenkt de heer A.N. Wentholt, Postdirecteur
alhier, den dag, waarop hij voor 25 jaren als ambtenaar
bij de Posterijen in dienst trad. Ofschoon nog slechts eenige
maanden in de tegenwoordige betrekking werkzaam, heeft
de jubilaris bij de beambten van het kantoor zich reeds in
die mate de achting en genegenheid verworven, dat zij
hem heden, op zijnen feestdag, een cadeau aanboden met
de verzekering der deelneming in het voorregt, hem ten
deel gevallen. Voorzeker zal hét den geachten jubilaris
op dezen dag niet ontbreken aan tal van blijken van belang
stelling, terwijl de wensch wordt geuit, dat de man, die
welwillendheid aan pligtsvervulling weet te paren, nog lang
voor zijn werkkring gespaard blijve.
Tegelijk met den heer Wentholt, trad voor 25 jaren de
heer B. J. Herweijer als ambtenaar in dienst bij de Posterijen.
Tot voor weinige maanden vervulde die heer de betrekking
van Postdirecteur alhier, om die te verwisselen met die
van directeur van het Spoorweg-postkantoor Amsterdam—
Emmerik No. 1. Algemeen herinnert men zich zeker alhier
den heer Herweijer, die niet alleen tal van vrienden had,
maar die door zijne humaniteit zich algemeen bij zijne
plaatsgenooten bemind maakte. Mogen ook dezen jubilaris
veel blijken van belangstelling ten deel vallen.
De Floralia-commissie houdt, blijkens achterstaande
annonce, op a. s. Woensdag hare derde, maar dan ook hare
laatste zitting tot inschrij ving van deelnemers. Onderscheidene
liefhebbers ven bloemen hebben, naar wij vernemen, tot de
commissie het verzoek gerigt, alsnog ééne gelegenheid open
(Vervolg.)
n.
Kort daarop de herfstwind joeg juist de laatste bladeren van
de boomen in het park reed graaf Edmond Nespar naar de
stad, om daBr de eerstvolgende weken door te brengen, misschien
zelfs den winter, als hij het niet in 't hoofd kreeg eens naar Parijs
of naar Italië te gaan.
Als graaf Edmond den winter in de residentie doorbracht, dan
hield hij van afwisseling in zijn domiciliën en hij „probeerde" ze
van week tot week, totdat hy eindelyk een comfortabel en goed
ingericht hotel vond. Menigmaal deed een interessante geburin,
dikwijls ook eene naar zijn smaak toebereide spijs hem ten laatste
besluiten in het een of ander logies voor goed zijn intrek te nemen.
Ditmaal vestigde hij zich vooreerst in het hotel Munsch. Hy vond
er den ouden zaalkellner, hetzelfde kamermeisje en een haard, dien
hij bijzonder gezellig vond. Redenen genoeg om er voorloopig te
blijven.
Zijne kennissen in de residentie placht graaf Edmond eerst een
dag of acht later officiëel te bezoeken. Zijn éerste herfstbezigheid
in de stad was, alle nieuwe stukken te gaan zien'; zich in de
verschillende schouwburgen te overtuigen, dat alle levenslange
kunstenaars nog onuitstaanbaarder en onnatuurlijker waren geworden
dan vroeger; dat alle gansjes (om schoonheid en toilet geëngageerd)
veel waren afgenomen, en dat de nieuwe aanwas van jonge talenten
uiterst veelbelovend en voortreffelijk was. Verder werden er drie
of vier concerten bezocht, het kunstmuseum eens hier en daar
bekeken en dan eerst kwam het bezoek aan de vrienden, omdat
men dan eerst meespreken kan over alles, wat voor het oogen-
blik in de salons aan de orde is.
Doch in dezen herfst was graaf Edmonds oogst al bijzonder gering.
De groote Wolter was zenuwziek, de gevierde Geistinger had zich
van een brillante opera-zangeres in een middelmatige tragédienne
veranderd; wat de schoonheid aangaat, was er alleen een made-
moiselle Seewald bijgekomen, voor Blamagen hadden slechts eenige
theater-dichters zorg gedragen.
Op de concerten spookten de verouderde namen van „kunste
naressen," die zoo onbeholpen speelden, dat de critiek haar den
lóf letterlijk als een aalmoes moest toewerpen. In het kunstmuseum
sohitterden Rieger met de volle pracht van zijn werk, transparant
penfleel, dat de wolken zoo natuurlijk weergeeft, en de wereld
beroemde bloemen van Pauline Halm, waaraan alle kinderen
„ruiken" willen, terwijl de kenners niet kunnen begrijpen, boe men
zulke „onnoozele" bloemen zoo „bezield" voorstellen kan.
Graaf Edmond wist genoeg, om thans bij zijne bekenden te
kunnen meepraten. En' ov'émiorgen wilde hij dan ook zijne be
zoeken beginnen in de allereerste plaats bij zijn ouden vriend,
majoor baron Ernst Lodes, van den generalen staf, die hem
't naast aan 't hart lag om zijn flink, mannelijk hart, zijn ridderlijk
yoorkomen en om zijn edel karakter. Dan volgden regelmatig zijn
oude tantes Schönborg, dan een oom die luitenant-veldmaarschalk
was en hem in zijn testament geplaatst had, en eindelijk het paleis
van graaf Thorn, waar de jonge Hongaarsche vrouw des huizes
zoo met hem ingenomen was, dat het soms in 't oog liep als zij
in de opera-loge tot hem sprak.
Doch vóór al die officiëele visites wilde hij het bal masqué
„voor een liefdadig doel" bezoeken, dat de hooge adel in deze
herfstdagen in het lokaal der Bloemenvrienden gaf.
Graaf Edmond had zich onberispelijk in 't zwart gekleed en
het bouquetje in zijn knoopsgat niet vergeten.
Het was een afschuwelijke avond, die avond van het bal masqué
het regende dat het goot en de verhuurders van coupé's en
vigelantes hadden groote stof tot juichen. De prachtige zalen van
het gebouw der vereeniging waren rijkelijk gevuld met kostbare
damesmaskers, en met mannelijke gasten die uitsluitend tot den
hoogsten adel of de uuiformen-wereld behoorden. Het Hof zelfs
had zijne „juist aanwezige" Prinsen en Prinsessen hier vereenigd.
Graaf Edmond ontmoette er twee of drie kennissen, die hij
groette. Maar hy wilde zich ook onderhouden. Dat is intusschen
vrij moeielijk als men dit onderhoud bij dames moet zoeken, die
allen gemaskerd zijn. Eindelijk nam hij de wijk in een loge. Hij
wilde het gewoel nog eens uit de hoogte bezien, alvorens hij het
den rug toekeerde. Plotseling werd de deur dezer loge opengerukt
en een vrouwelijke rooskleurige domino zag vluchtig in 't rond
door de ooggaten van haar fluweelen masker.
Graaf Edmond riep het masker toe: „Kom binnen, schoone
dameen wees op den stoel die naast hem stond.
De domino bleef een oogenblik staan. De kleine wit gegan-
teerde hand hield de rozenroode belegsels van mantel en capuchon
vast. Uit de openingen van het fluweelen masker staarden een
paar verschrikte oogen naar den heer in de loge, daarop verdween
de domino weder, en de logedeur ging dicht.
Dat alles was als een droom.
Het schoone masker had oogeDsehijnlijk voor iets de vlucht
willen nemen. Zij had hier een wijkplaats gezocht, en daar zij in
die wijkplaats een heer vond, was zij weder naar het gewoel in
de zaal teruggekeerd.
Graaf Edmond moest er werkelijk in zich zelf om lachen. „Ik
zie er toch zoo leelijk of boosaardig niet uit, dat een masker voor
nllj wegloopen zal? Een masker gaat toch niet naar een bal om
voor een heer te vluchten? Wat voor een zonderling masker
was dat toch
Zoo peinsde hij. Deze verschijning, die zoo kort geduurd had,
boezemde hem belang in. Hij deed de deur van zijne loge open
en zag rond. Het portaal was ledig. Hy keerde naar zijn plaats
terug en overzag net gewoel in de zaal beneden zich; daar
zocht hij naar de verloren domino, en hy vond haar. De
domino sloop uiterst schuchter tusschen de maskers langs de
pilaren door, zij bleef niet staan als zij aangesproken werd, z(j
was bang voor det. maskers die haar een schertsend woord toe
wierpen; eindelijk 'zag de graaf, hoe zij aan het buffet door een
honderdtal clowns omringd werd, waardoor ze vergeefs traohtte
heen te dringen.
Graaf Edmond stond op en ijlde het masker te hulp. Hy had
nog nooit zulke schoone oogen gezien, als die hem door de openingen
van het zwart fluweelen bedeksel een oogenblik lang hadden aan
gestaard. Die oogen hadden zoo iets blijmoedigs en tooh zoo iets
schuchters, dat hij nog nimmer zulk eene vereeniging van beminne
lijkheid en vroolijkheid, van ernst en lachlust tegelyk had meenen
te zien. En hij zou en moest haar wederzien.
Tót nog toe hadden er voor hem slechts twee categoriën bestaan:
te stellen ten dienste van hen, die verhinderd waren, tot
nog toe aan deze nuttige zaak deel te nemen.
Op het tweede winter-concert van het muziekkorps
der artillerie-schutterij, dat Donderdag 25 Jan. a.s. zal plaats
hebben en waarop zich onze plaatsgenooten de heeren Egbers,
Craner en (dilettant) in het beroemde trio van Gounod
zullen doen hooren (de heer Craner ook als violoncel
solist), zal ook optreden mej. H. van Duim, van Botterdam
(leerlinge van den heer Seiffert van 's Hage), eene jonge
dame die, naar wij vernemen, met veel talenten begaafd,
zich een carrière in de kunstwereld zal trachten te maken.
De bezoekers van dit concert hebben dus stellig een genot
vollen avond op muziekaal terrein te wachten.
Gisteren avond werd in Tivoli voor een groot publiek
opgevoerd, de te 's Bosch verboden operette «Giroflé-
Girofla.» Wanneer de heeren Prot en Kistemaker hier
weder eene voorstelling geven, dan hopen wij Morriën eens
te zien optreden in «de Oude kleêrkooper,» «Jufvrouw Antje»
of de «De twee Invalieden.»
De toestand der kinderen van Prins von Wied is zeer wel.
Een wetsontwerp tot invoering van bronzen pasmunt,
tevens bevattende gewijzigde bepalingen tot wering van den
omloop van vreemde koperen, bronzen en nikkelmunten, is
op weg naar den Baad van State.
Bij het ontwerp is gelet op den moeijelijken toestand,
waarin ten opzigte van het aannemen van vreemde munten,
onze grensbewoners verkeeren.
Blijkens een officiëel berigt, bij de regering uit Londen
ontvangen, heeft zich de veepest geopenbaard onder eene
lading runderen, uit Hamburg in de haven van Deptford
Door de Pruissische regering is den 17 dezer bekend
gemaakt, dat de uitbarsting der veepest onder den veestapel
eener suikerfabriek te Brieg in Silezië officiëel geconstateerd
er waren deugdzame meisjes, die vóór alles terugdeinsen, en er
waren vrouwen die niets meer te ontzien hebben. Doch hier had
bij een masker gezien en welk masker heeft iets te ontzien
dat zoo geweldig van hem ontsteld was, alsof 't een piepjong
meisje was geweest. Dat was werkelijk iets raadselachtigs.... En
nu was het wel te verontschuldigen, dat graaf Edmond de oplossing
van het raadsel trachtte te vinden.
En hij zocht haar. En hij vond, na lang zoeken, zijn domino
op de vlucht op de vlucht voor een bajozzo en voor een pan
talon, die volstrekt niet gelooven of toelaten wilden, dat een
damesmasker stom bleef. En de domino wilde toch volstrekt niet
spreken; zij beefde van angst! Graaf Edmond greep de tengere
kleine hand (in de groote zaal werd juist een wals van Leopold
Tohringer aangeheven) en fluisterde het masker toe:
„Zeg op alles ja." Hij voelde hoe de fijne handjes zijn vingers
omklemden en sprak op een toon van gezag tot de vrijpostige
indringers: „Hijne heeren, laat ons met rust. Dit masker is mijne
zuster en ik heb met haar een paar woorden te spreken. Gij hebt
mij begrepen?"
Hij sprak die woorden met zooveel nadruk, dat alle vervolgers
verdwenen als de nevel voor de zonnestralen op een mistigen
herfstdag.
Daarop zeide hij tot het masker: „Vergeef me, dat ik u mijne
bescherming opgedrongen heb."
„Vergeven P Maar ik zou u wel de hand willen kussenlachte
een onbezorgde, kinderlijke stem onder het masker. „Doch blijf
dan nu ook bij mij."
„Bij u blijven? O zoo gaarne! Maar waar zal ik met u heen
gaan? Wilt ge soupeeren?"
„Volstrekt niet. Breng me maar naar een bank, waar wij met
rust worden gelaten. Zoo daar in die grot; ja, dat is goed
Ik ben bang voor al die menschen."
„Maar ik hoor toch ook bij die menschen."
„Gij, neen, gij niet. Want gij bevalt mij wel," schertste zij
naïef. En toen ze nu in een nis tusschen de pilaren zaten, terwijl
zij in de verte de toonen der wals hoorden, sprak zij„Zoo, nu
kom ik eerst weer op mijn gemak. Niemand bekommert zich
meer om ray, en u, u vertrouw ik. Gij hebt zulke goedige oogen.
Gij moet me tegen die heeren daar in bescherming nemen. Wilt ge?"
„Maar zijt ge hier dan alleen?"
„Neen. Met mevrouw Latour. Maar die moest iemand gaan
spreken. Ik wil haar niet storen. Ik ben maar zoo blij, dat ik
eindelijk iemand .gevonden heb, met wien ik praten kan, omdat
hij my geen liefdesverklaring doet. Want mevrouw Latour heeft
toe gezegdGij moogt u met alle heeren op het bal masqué
bnderhouden, doch alleen niet met hen, die dadelijk over liefde
gaan spreken. Nu, gij hebt mij nog geen woord van dien aard
gezegd, ik mag dus wel met u praten; laten we nu ergens heen
gaan, waar mevrouw Latour me niet kan vinden, want ik ben
heel blij dat ik haar verloren heb; zoodra ze mij terugvind,
moet ik naar huis."
„En zondt ge dan zoo graag hier blijven?"
„Zeker. Want het is de eerste maal, dat ik eens een bal
masqué mag gaan zien. En wat is het hier alles mooi! Die cos-
tumes, die pracht! En dat men elkaar zoo rakelings voorbijgaat
en niemand kent en door niemand herkend wordt, dat is nog wel
het allermooiste
(WarAt vervolgd.)