IIULRERSdll! E\ \IEUWEIMEPER COURANT. 1877. N°. 11. Vrijdag 26 Januarij. Jaargang 35. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. Binnenland. ËEN VREESELIJK MASKER. „W ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abounementoprijs per kwartaal1-30. franeo per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN K°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 1i regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Donderdag: vertrekt de m Oost-Indië. Laatste ligling 's avonds 6 uur. HELDER en NIEUWEDIEP, 25 Januarij. Met den 16 dezer worden in dienst gestelda. met bestemming voor buitenlandsche dienst, het alhier liggende ramtorenschip Koning der Nederlanden, onder bevel van den kapt. ter zee W. Enslie; b. met bestemming naar Oost-Indië, het te Amsterdam liggende schroefstoomschip 4de klasse Batavia, onder bevel van den luit. ter zee 1ste kl. W. van Oorschot. De Floralia-Commissie hield gisteren avond hare derde en laatste zitting tot inschrijving van deelnemers. Het getal ingeschrevenen bedraagt thans 228. Wij ver nemen, dat de lijst met 31 dezer definitief wordt afgesloten. Uiterlijk tot dien datum kan men zich nog bij de leden der Commissie aanmelden. Met genoegen vermelden wij, dat het aantal deelnemers nu zoo is toegenomen, dat er geen twijfel bestaat of de zaak zal voortgang hebben. Als men in aanmerking neemt, dat het een geheel nieuwe zaak is, waaromtrent velen nog niet genoeg op de hoogte zijn, dan mag men de deelneming voor deze gemeente zeer talrijk noemen. Het koninklijk besluit van 8 Dec. 1870 is weder van toepassing op schapen, bokken en geiten en de daarvan afkomstige deelen. Art. 1 van dat besluit luidt: «De in- en doorvoer van buiten'slands van rundvee, schapen, bokken en geiten en van versche huiden, versch en gezouten vleesch, ongesmolten vet, mest, onbewerkte wol, onbewerkt haar, klaauwen, hoornen en van allen afval van genoemde dieren is verboden.» Door Z. M. den Koning zijn ten vorigen jare aan den Nederlandschen Weerbaarheidsbond ten geschenke ge geven een 60tal Remmington-geweren. Met deze belangrijke gift heeft Z. M. zijne belangstelling willen toonen in de schietoefeningen, die door onze Weerbaarheidsvereenigingen worden georganiseerd. Het bestuur van den Bond heeft de geweren in ontvangst genomen, zich ter bevordering van eene billijke verdeeling met de besturen der verschillende vereenigingen in betrekking gesteld, en met het oog op de bestaande behoefte aan beter materieel, dan waarover men DOO* E. M. YACANO. {Vervolg.) Zoo babbelde het masker op ongekunstelde wijs met haar zilver- reine, heldere kinderstem. Graaf Edmond kon haar gelaat niet zien, maar in die groote bruine oogen lag nog geen schaduw: evenmin van smart als van vrees. En er was niets bekoorlijkers dan dié meisjesachtige fijnheid en frischheid der vormen, die mollige ronding van hals en armen, welke bij iedere beweging onder de plooien van het ruischende zijden domino in het oog viel! Het domino zelf vertoonde niet de met overladen opschik getooide pracht, waarin de gemaskeerde loretten en cocottes zooveel behagen scheppen. Het kleed was reeds gebruikt en de frou-frou was zelfs wat verkreukeld; men kou zien, dat het in de haast en misschien in stilte bij den eersten den besten maskers-verhuurd er gehaald was. Daarentegen waren de fijne kanten aan de mouwen van het kléed en om den hals van die door ouderdom geel ge worden kostbare kleur, zooals men ze slechts in de beste en oudste families vindt. Er lag zooveel gratie, zooveel bevalligheid, zooveel kinderlijke onbevangenheid, en daarbij zulk een echt fijne tint over de geheele verschijning, dat Edmond zich schier onmachtig moest overgeven aan de betoovering, welke zich van hem meester maakte. Hij had nog geen trek van haar gelaat gezien en toch hield hij zich over tuigd, dat hij nog nooit een vrouw gezien had, die in schoonheid bij dit masker te vergelijken was. En hoe sans gêne bleef zij aan zijn arm en nam zij zijn voorstel aan om in een der parterre-loges te gaan zitten! In al haar doen was eigenlijk veel routine en het ongedwongene van een dame du monde gelegen; doch al hare manieren en al haar gedragingen vertoonden volkomen de lachende, vertrouwende, onbeholpen en onbevangen vervoering van een schoolmeisje, dat de zaligheid van voor de eerste maal de school te zijn ontloopen, ten volle wil genieten. Zij traden een der parterre-loges binnen, waarin aan de achterzijde voor den avond van het bal kleine tafeltjes gedekt waren. Of de domino iets wilde gebruiken? vroeg de knecht. Neen. Men zou niets gebruiken. Alleen liet graaf Edmond champagne komen. „Maar ik heb geeu dorst," zeide het rose masker. „Maar ik wel!" sprak de graaf lachend. „En ge wilt me toch niet laten verdorsten?" „Wat zijt ge toch een drinkebroer!" plaagde het masker, met haar vroolijk lachje. „Gy moest u schamen!" „Een drinkebroer, omdat ik dorst heb?" „Neen, maar omdat ge uw dorst niet kunt uitstellen! Het is tot nog toe te beschikken had, aan ieder eenige toegewezen. Aan de Weerbaarheids-vereeniging alhier zijn drie dier geweren ten deel gevallen. Ze zullen, naar wij vernemen, bij de hervatting der schietoefeningen in het aanstaande voorjaar in gebruik worden genomen en men vleit zich, dat daardoor de belangstelling zal toenemen. Blijkens het thans verschenen verslag der jongst- geliouden algemeene vergadering van den Nederlandschen Protestantenbond, worden er pogingen aangewend tot het verkrijgen van een liederen-bundel voor catechisatiën en Zondagscholen. De commissie, die in 't belang van deze zaak werkzaam is, heeft de medewerking ingeroepen van dichterlijke geestverwanten. Waarschijnlijk zal, als proeve, aanvankelijk een 12tal liederen worden uitgegeven. Het jongstverschenen nommer van «Ons Onderwijs» bevat een belangrijk artikel, onder 't opschrift«Het wets ontwerp Heemskerk.» Niet onbelangrijk mag het worden geacht het oordeel over dat wetsontwerp te vernemen van het orgaan van 't Nederlandsch onderwijzers-genootschap. De schrijver ziet in de aangeboden wet en de daaraan toegevoegde memorie van toelichting het onmiskenbaar streven van den minister om de verschillende partijen tot toe nadering te bewegen, waarbij hij niet onbereid zou zijn tot het doen van meer of min belangrijke concessiën. In zijn verder betoog komt de schrijver dan ook tot het besluit, het Ontwerp-Heemskerk eene mislukking te noemen; hij wijt die echter niet aan den minister, maar aan de liberale partij, die de wet heeft afgedwongen. Wat de politieke zijde betreft, acht de schrijver het wetsontwerp geheel verwerpelijk en geheel ongeschikt om het aannemelijk te maken. Elke poging tot dit laatste zou hij overbodig noemen; het ontwerp moet met zijne verpligte schoolgeld heffing, zijne terugtreding van het openbaar onderwijs voor het bijzondere, zijn druk van minstens 14 tonnen gouds meer op de gemeentelijke financiën, met zijne kweekeling- onderwijzers en zijn onzelfstandig schooltoezigt aangenomen of verworpen worden. Een andere vraag acht de schrijver het, of de paedagogische zijde van het ontwerp evenzeer afkeuring verdient en of het dus ook onnoodig moet geacht worden daarover te spreken. Volmondig beantwoordt hij die beide vragen ontkennend; z. i. verdient het vele goede, dat het ontwerp in dit opzigt bevat, alleszins waardeering. De ilollandsche Maatschappij van Landbouw looft haar gouden medaille uit: a voor een volledige beschrijving precies als inet sterke rookers: menschen die geen seconde buiten hun sigaar kunnen leven, zijn hartstochtelijke, onverstandige rookers; de anderen zijn de echte rookers, zegt papa." „Hebt ge dan nog een papa?" „Ja; waarom zou ik er geen hebben? Maar hij weet niet, dat wij hier zijn mevrouw Latour en ik." „Zult ge me nu eindelijk eens zeggen, wie die mevrouw Latour is, voor wie ge zoo bang zijt en die ge elk oogenblik noemt?" „Wie mevrouw Latour is? Nu, mevrouw Latour is een dame, zonder welke ik niet zou kunnen leven. Want een mama heb ik niet. En sedert ik van de kostschool thuis ben, kan ik toch niet alleen gaan rijden of wandelen? Dat zou geen pas geven. En als we thuis een diner hebben, dan kan ik immers niet als de vrouw des huizes optreden, want daartoe ben ik nog veel te jong. En daar is nu mevrouw Latour voor. Zij is een heele brave, dikke vrouw en zij laat me alles doen wat ik wil. Zij kwam vroeger veel aan het Hof, toen haar man nog leefde; die was attaché. En nu is zij mijne gouvernante." „Zoo; en wat bewoog mevrouw Latour u van daag hier heen te brengen?" „Wat zijt ge nieuwsgierig? Ge zijt dus niet alleeu een drinke broer, maar ook een vreeselijke weetgraag?" „Ge zijt niet beleefd." „Dat is het juist, wat het hier zoo heerlijk maakt! Ik mag aan alle menschen zooveel leelijks zeggen als ik wil!" sprak het masker, hartelijk lachend. „Dat is een bal masqué! O, hoe gelukkig ben ik hier en hoe prachtig is hier alles 1 Het is precies als in een sprookje. Anders mag men niemand de waarheid zeggen, en u ken ik nauwelijks vijf minuten en reeds mag ik tegen u onvrien delijk zijnO, ik zou wel naar alle bals masqués willen De champagne werd gebracht. Edmond bood het masker een glas aanzij bracht het even aan de lippen en sprak„Neen, ik heb er genoeg van. Ik houd niet van wijn. Dat maakt slaperig, en ik wil niet slaperig worden, ik wil blijven praten! Ik wil dit uur goed gebruiken. Kijk eens hier, hoe alles dooreen warrelt. En die bajozzo daar! Nu heeft hij zelfs een rat gevangen En hoe heeten toch die maskers met die groote gezichten?" „Dat zijn galanteurs. Maar zijt ge niet bang dat mevrouw Latour u hier zal zien?" „Zoo niet, als ik achterover leun. En dan heb ik ook mijn groene sleep afgenomen. Waarschuw mij toch vooral als gij een blauwe domino inet een roode bloera op den schouder ziet, hoor! Want dat is dan mevrouw Latour. Zij loopt zeker met een heer die een grijzen baard heeft. Om hèm zijn we eigenlijk hier. Papa wilde nooit toestaan dat we dit bal masqué bezochten, hij vond dat ik nog veel te jong was. Nu hoorde mevrouw Latour echter, dat er een vroegere vriend van haar hier zou komen, zij is in van de teelt van griend- en teenhout in Nederland en het naburige Vlaanderen, in al haar onderdeelen en bijzonder heden: b haar gouden medaille en f 100 voor eene beknopte beschrijving van den akker- en tuinbouw in al zijn deelen, geschikt voor een lees- en leerboek in de hoogste klasse der lagere scholen ten platten landec haar gouden medaille en f 100 voor eene beknopte beschrijving van de veeteelt en de zuivelbereiding in al haar deelen, geschikt voor een lees- en leerboek in de hoogere klasse der lagere scholen ten platten lande: antwoorden in te zenden vóór of op den 1 Julij 1877. Verder looft de Maatschappij nog uit haar gouden medaille, waarbij de afdeeling Lekkerkerk en omstreken, der Maat schappij, namens de heeren Joost Pot, te Elshout (gem. Nieuw-Lekkerland), en Cornelis Smit Jz., te Krimpen aan de Lek, een som van f 200 voegt, voor een aan het doel beantwoordend toestel om lotgrienden te wieden. De proef neming zal plaats hebben te Krimpen aan de Lek, of te Lekkerkerk, omstreeks 1 Junij 1877. Door mr. van Gelein Vitringa, verdediger in zake J. H. Thuis, is cassatie aangeteekend tegen het vonnis, waarbij deze is veroordeeld tot levenslange.tuchthuisstraf. Beroepen te Amsterdam ds. J. G. Knottnerus, pred. te 's Hage. Aangenomen het beroep naar Venhuizen door dr. H. A. van der Meulen, pred. te Kwadijk. Benoemd tot hulponderwijzer aan de school voor meer uitgebreid lager onderwijs te Katwijk aan Zee de heer J. C. Roodenburg Jz., te Zuid-Scharwoude. In plaats van wijlen den heer A. J. van Cantfort, is door het polderbestuur van Burghorn, gemeente Schagen, tot secretaris benoemd de heer P. Buis Jnz. Uit Alkmaar meldt men, dd. 22 dezer, aan het D. v. 's G.: «Nadat reeds eenigen tijd alhier geruchten hadden geloopen over het zoek raken van sommige met den spoortrein van en naar deze stad verzonden pakjes, schijnt het thans aan de nasporingen van justitie en politie gelukt te zijn, de hand te leggen op werklieden, tot de bediening van het station behoorende, die aan de minder goede bezorging van die goederen niet vreemd zouden zijn; heden althans zijn, naar men van goederhand verneemt, daarvoor twee werk lieden van het station naar het huis van bewaring alhier overgebragt.» der tijd met hem verloofd geweest en nu wilde zij eens met hem spreken, hem intrigeeren, en ongemerkt uitvorschen wat er sedert dien tijd in zijn hart omgegaan is. Zoo bestelde zij hem dan hier en ging met mij hierheen. Papa denkt dat we naar nicht Georgine zijn. Toen we binnenkwamen, heeft mevrouw Latour mij gezegd: Ga nu maar waar ge wilt. Ontmoeten wij elkaar niet vroeger, dan wacht ik u om elf uur onder de groote klok bij het orkest, om naar huis te rijden. Daarop wees zij mij haar voormaligen verloofde en ging naar hem toe. Hoe goed is alles afgeloopeuIk zou andevs zeker nooit een bal masqué gezien hebben I Op de kostschool maskeerden we ons ook alle jaren eens; maar de een kende de ander. Dat was vervelend; niet? Want dat is op een bal masqué het prettigst, dat men niet herkend wordt en dat men met heeren, die ons niet eens zijn voorgesteld, zoo heel familiaar praten kan. Maar zeg eens, hoe heet gij toch?" Edmond moest hartelijk lachen om het naïve schepseltje, dat er verrukt over was hier volstrekt bij niemand bekend te zijn en hem spoedig hare geheele levensgeschiedenis verteld had. Men kon 't het lieve praatstertje aanzien, dat zij door de ongewone vrijheid, door de lichten, de muziek, en door de bekoring van het geheimzinnige bedwelmd was, zooals andere menschen door zware wijn bedwelmd worden. „Gij vraagt mij, boe ik heet? En zoo pas hebt ge zelf gezegd dat het heerlijkste van alles hier was, door niemand gekend te wezen „O, met u is het wat anders; gij draagt immers geen masker?" „Ik heb geen masker noodig, omdat ik niet bang behoef te zijn voor een papa, zooals gij. Yiudt ge niet, dat het heel ondengend van u is, hem te misleiden?" „Wat zijt ge toch domHet is immers de schuld van mevrouw Latour? Ik kan er niets aan doen, want ik moet haar volgen. Zijt ge misschien een schoolmeester?" „Waarom?" „Omdat gij lessen uitdeelt, zoodra men zich wil vermaken. Als dat zoo is, ga ik iemand andera opzoeken." „Dus is het u onverschillig met wien ge praat?" „Dat niet. Ge zijt me dadelijk bevallen. En ik ben volstrekt niet bang meer, sedert wij bij elkaar zijn „Wat heeft u in mij bevallen?" „Wat? Dat dat weet ik niet." Het meisje aarzelde een weinig; daarop proestte zij 't uit van 't lachen en riep half brood dronken: „Ge ziet er heel aardig uit!" Daarbij werd zij rood van haar hals tot aan de puntjes van haar kleine, mooie ooren, en sprak toen als in gepeins bij zich zei ven: „Wat is dat heerlijk, men mag alles zeggen! Ik zou wel altijd een masker willen dragen Graaf Edmouds hart klopte tot barsten» toe. Hij had nog nooit

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1877 | | pagina 1