HELDERSOHE EN NIEIIWEDIEFER COURANT. 1877. N°.23. Vrijdag 23 Februarij. Jaargang 35. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. Binnenland. UIT HET LEVEN VAN EEN JUWELIER. „W ij huldigen het goed e." ^Verschijnt Dingadsg, Donderdag e Abonnementsprijs per kwartaal Zaturdag namiddag, franco per post 1.80. - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Uur eau: MOLENPLEIN N°. 103. Prijs der Advertentiën: Van 1regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. EHken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indlë. Laatste ligting 's avonds 6 uur. De sluiting der mail naar Batavia en Padangte ver zenden per mailboot Prins Hendrik, geschiedt voor drukwerken den 23 Febr. a. s., na aankomst van trein III (Noordhollandsche Spoorweg), ten 10.58 des avonds, voor brieven den 24 Febr., na aankomst van trein I, ten 9.47 des morgens. HELDEK en NIEUWEDIEP, 22 Februarij. Belangrijk is hier de vischaanvoer. Een 8tal sloepen bragt hier Dingsdag aan 9000 kabeljaauwen en lengen, 50 heilbotten en 5000 schelvisschen. Elke sloep besomde van 'f 900 tot f 2000. Dingsdag avond werden in Tivoli door het tooneel- gezelschap, onder directie van de heeren Prot en Kiste- maker, opgevoerd de zoo gunstig bekende blijspelen De oude Kleêrkooper en Jufvrouw Antje. In beide stukken vervulde de heer Morriën de hoofdrol. Meesterlijk trad hij op in het eerste als Izaiik Stern, de type arme doch eerlijke Israëliet, wiens eenig streven was wel te doen. Ook in het tweede toonde hij een talentvol acteur te zijn. Herhaaldelijk gaf het publiek blijken, dat dit spel zijne goedkeuring wegdroeg. Ook de overige vertooners stonden hem flink ter zijde. De opkomst kon, in aanmerking genomen de feestavonden, die vooraf waren gegaan en het ongunstige weder, niet talrijk zijn. Z. M. de Koning heeft op zijn verjaardag ongeveer 1200 telegrammen met gelukwenschen ontvangen. Z. ;M. heeft bepaald, dat tot de pupillenschool te Nieuwersluis, voor zooveel er plaatsen zijn, worden toe gelaten zonen van militairen en van gepensioneerde of gegageerde militairen, van 12 tot .14 jaren en die overigens voldoen aan zekere toelatings-voorwaarden. Ook zonen Het was omstreeks veertien dagen voor Kersttijd. Er waren niet veel reizigers en ik zat alleen in een rijtuig van den eersten trein. Mijne bestemming was Parijs. Ik moest voor mijn vader, een Londensch juwelier en goudsmid, een zeer kostbaren en schit terenden ring overbrengen naar zijn agent te Parijs. «De diamanten zijn 500 pond waard, zoo goed als een duit een duit," had mijn vader mij gezegd. „Ik hoop. dat gij bijzondere zorg voor dien ring dragen, en hem niet verliezen zult, noch u zult laten ontstelen." Ik lachte een weinig ougeloovig toen mijn vader dat zeide. Alsof het mogelijk ware, dat ik hem zou kunnen verliezen of dat ik mij zou kunnen laten bestelen. Ik was juist 21 jaren en mijn vader had geen recht, tot mij te spreken alsof ik nog maar een jongen ware. Ik had den ring veilig in een binnenzak van mijn vest gestoken en ik droeg wel zorg om van tijd tot tijd eens te voelen of hij er goed zat. Ik had hem niet gezien, nadat mijn vader hem in het kleine, met fluweel bekleede doosje gedaan had, waarin hij nu nog geborgen was. Toen ik mijn eerste eigaar gerookt en mijne courant gelezen had, kwam het mij in de gedachte, dat ik hem nog wel eens mogt bekijken. Dat kon geen kwaad, verbeeldde ik mij. Ik nam het doosje uit zijn schuilhoek en opende het. Mijn oogen werden verblind toen ik er naar keek. Daar lag het kleinood in al zijn pracht. Wie kon weerstand geboden hebben aan het genoegen om het er uit te nemen eu het eens aan te passen, zeker, ik niet. Eerst probeerde ik het aan den eenen vinger eu dan aan den ander. Als het gemaakt was voor den middelsten vinger van mijn rechterhand, kon hel niet beter gepast hebben. Kortom, het stond prachtig. Nu begon ik te denken, zou er wel een veiliger plaats voor den ring zijn dan mijn vinger; ik had alleen mijn handschoen maar aan te houden en geen mensch zou er iets van merken. Het was veel veiliger dan in myn zak. In dit geval was het dwaasheid er nog langer over te denken. Ik hield den ring aan mijn vinger en deed het leêge doosje in myn zak. Daar ik alleen zat, was het niet noodig dadelijk mijn handschoen aan te trekken. Zoo zat ik te rooken en te soesen en keek naar de veelkleurige stralen die uit den steen schoten, en ,was benieuwd welke groote prouker bestemd was om dezen ring te dragen. Hoe wenschte ik dat hij de mijne ware Het kon geen kwaad dat ik hem in de oogen van den conducteur liet schitteren, toen hij het kaartje kwam knippen. Hij was toch <een vertrouwd persoonmaar ik droeg wel zorg mijn handschoen aan te trekken en dicht te knoopen voor ik den trein verliet. Een kwartier later stoomden wij met spoed de haven van Dover uit. Er waren niet meer dan een dozijn passagiers op het dek. Het i was een koude, heldere dag. De zee was juist onstuimig genoeg om de reis onaaugenaam te maken voor onbevaren luï. Er waren maar twee dames te zien. De eenc was eene stevige vrouw van middelbare jaren, die bijna den geheelen overtocht zich bezig hield met eten en drinken; duidelijk iemand die de reis dikwijls gedaan had. De andere was nu, zeker het bekoorlijkste schepsel, dat van niet-militairen kunnen tot de school worden toegelaten tegen betaling van eene jaarlijksche bijdrage van f 50. Op de pupillenschool, opgerigt met het doel om knapen voor de krijgsdienst op te kweeken en op te leiden ter voorziening in het gebrek aan vrijwilligers en kader bij het leger, wordt onderwijs gegeven in lezen, schrijven, Nederlandsche taal, rekenen, geschiedenis en aardrijks kunde, in sommige militaire reglementen en voorschriften, in exerceren, schermen, gymnastiek, schaatsenrijden en zwemmen, in oefeningen met het geschut en de brandspuit en zoo mogelijk in sommige ambachten, welke later in den militairen stand te pas komen. Voorts wordt aan de pupillen gelegenheid gegeven, om, overeenkomstig de keuze der ouders of voogden, onderwijs in de godsdienst te ontvangen. Zij verlaten vóór hun zestiende jaar de school en gaan, hetzij als volontair naar het instructie-bataillon of de artillerie-instructie-compagnie, hetzij als jongeling naar een der regimenten kavallerie of het bataillon mineurs en sappeurs, hetzij als tamboer of hoornblazer naar een der korpsen. De kleeding en uitrusting der pupillen zullen, zooveel mogelijk in overeenstemming met die der onbereden korpsen van het leger, worden bepaald. De pupillenschool zal in de tweede helft der maand Mei e. k. worden geopend. Onder de maatregelen, van regeringswege genomen, om aan de noordelijke grenzen des lands het gevaar van het inslepen van den veetyphus uit Oost-Friesland tegen te gaan, behoort het trekken van een demarcatielijn op ons gebied, achter welke het gansche territoir onvrij is, waar al het vee zal worden opgeschreven en vanwaar geen ver voer van vee mag plaats hebben, zonder verlof van den betrokken burgemeester. Hoezeer infanterie en kavallerie ter beschikking zijn gesteld om bedoelde lijn te bewaken, zal misschien die taak opgedragen worden aan kommiezen en Rijks-veld wachters. In laatstgenoemden zin is aan vankelijk reeds gehandeld. ik ooit gezien had. Om de waarheid tc zeggen, ik kon mijne oogen niet van haar afhouden. Ik wandelde het dek op en neer, en ging haar telkens voorbij, en eiken keer dat ik voorbijging, keek ik haar aan. Wat een lieve, blauwe oogen! Wat prachtig blond haar! En haar teint, men zou dichter moeten zijn om die heerlijke rozenkleur tc beschrijven! Een of tweemaal ontmoetten hare oogen de mijne voor een oogenblik en het viel me op, dat ze zoo'n droevigen blik had. Zoover ik kon nagaan, was ze geheel alleen. Wij waren zoowat halfweg, en ik ging haar misschien voor den vijftienden keer voorbij, toen ze mij aansprak. «Zou mijnheer zoo goed willen zijn den hofmeester te vragen mij wat cognac te brengen." Zij sprak Fransch, en zooals het liedje zegt, haar stem klonk zacht en zoet. Ik was te bedremmeld, om haar te antwoorden. Ik kon alleen maar buigen en glimlagchen en haastte mij naar den hofmeester. Ge kunt begrijpen dat ik haar de cognac zelf bragt. Ge moest eeus gezien hebben hoe vriendelijk zij mij bedankte. Zij dronk met zulke kleine teugjes als een kanarie, zoo die beestjes ooit sterken drank zouden drinken. «Ik hoop dat het u wat mag opknappen," waagde ik een oogen blik later te zeggen. «Ja, het doet mij wel goed, dank zij uwe vriendelijkheid. Maar ik ben geen jonge dame, ik ben een getrouwde vrouw, ik ben weduwe." Zij drukte haar zakdoek tegen de oogen terwijl zij zoo sprak. Hoe belangwekkend, neen. hoe treffend was deze eenvoudige ontboezeming. Nu weet ik vanwaar die droeve blik harer oogeii. Mogt het mijn gelukkig lot zijn haar te troosten! Er stond een tabouret digt bij haar. Ik schoof die een weinig nader en ging er, blozende over mijne vermetelheid, op zitten. Zij scheen niet beleedigd en we waren spoedig in een druk discours. Ze was volstrekt niet stijf, maar zeer openhartig. Zij was maar drie dagen in Londen geweest, vertelde ze mij. Zij was gelogeerd geweest bij Sir Henry Evans, die de zaken van haar overleden echtgenoot in Engeland in handen had. 1 Ze ging nu terug naar hare eenzame woning, een kleine villa, waar zij gewoond had na den dood van haar man. Zij kon niet met den corresponderenden trein verder, want ze had nog eenige zakeu in Calais. Ze zou met den avond trein verder gaan. Dit alles werd mij met een allerliefste openhartigheid verteld. Er was volstrekt geen reden voor mij waarom ik niet zou wachten om met haar met den avondtrein te gaan, ten minste wanneer ze het mij toestond zulks te doen. Toeu ik dat bedekt te kennen gaf, maakte ze geen tegenwerping, maar zeide dat het haar genoegen deed gezelschap te hebben, en keek mij even aan, en ik durf er op zweren dat zij bloosde. Ik had haar al verteld dat ik naar Parijs moest om een bijzondere boodschap voor mijn vader te doen, maar had geen woord van den riDg gezegd en ze had hem ook niet gezien. Ik had mijne handschoenen aangetrokken voor ik Dover verliet en had ze npg aau. Een poosje later waren wij te Calais; mevrouw kwam er voor uit, dat zij etenstrekhad en dat een goed ontbijt haar welkom zou zijn. Terwijl zij haar zaken ging doen, nam ik een rijtuig en liet mij naar het hotel Dessin brengen. Na verloop van een half uur kwam mevrouw daar bij mij. De minister van Financiën brengt ter kennis van het algemeen, dat gedurende het jaar 1876 in 's Rijks munt zijn vervaardigd en afgeleverd: a. voor rekening van het Rijk: 1,000,000 lOcentstukken200,000 öcentstukken; 13,047,000 centen2,020,000 halve centenb. voor reke ning van particulieren: 1,581,106 tienguldenstukken; 44,408 gouden dukaten; ongerekend de gouden dukaten, te zamen uitmakende eene nominale waarde van 16,061,630 gulden. - De minister van Oorlog heeft bepaald, dat de tot provoost- of cachotstraf verwezen militairen, gedurende den straftijd moeten worden vrijgesteld van de gewone dienstverrigtingen, welke hunne tegenwoordigheid buiten het straflokaal zouden vorderen en als 't ware eene tijde lijke ontheffing van straf zonden tengevolge hebben. Aan het Departement van Marine is jl. Dingsdag aanbesteedhet maken van een woongebouw voor de dienst van het loodswezen aan de haven van IJmuiden, met den aankleve van dien. Ingekomen 8 inschrijvingsbilletten. Minste inschrijvers de heeren Gebr. Moorman, te Helder, ad f 16,390. Door het provinciaal bestuur van Noordholland is jl. Dingsdag aanbesteedhet bouwen van eene school en onderwijzerswoning aan het noordeinde van den hoofdweg in den polder Eijerland, op het eiland Texel. Minste inschrijver de heer W. de Jong Jr., te Helder, ad f 14,599. Jl. Zondag is te Terschelling aangekomen de stoom boot Antagonist, om te trachten het Amerikaansche schip Kimball af te brengen. Genoemd schip bevindt zich echter in vrij hopelozen toestand, daar het water met eb en vloed er uit- en in stroomt. Benoemd tot hulponderwijzer te Petten de heer N. van Keppel, te Oudkarspel. Met genoegen vermelden wij, dat het dr. Timmers wel degelijk is gelukt de levensgeesten op te wekken van zekeren L. W. te Schagen, die den 13 dezer van Dirkshorn komende, te water was geraakt. Binnen korten tijd hoopt men met de bemaling der Winkeler polders op de hoogte van den tijd te zijn en aan Niemand ontbijt met glacé-handschoenen aan. Nu was de vraag of ik het mijne zou gebruiken met den ring aan mijn vinger of dat ik hem zorgvuldig in het doosje zou leggen, om hem uit het gezigt le houden. Zoo gij eenige kennis hebt, van de menschelijke natuur op een-en-twintigjarigcu leeftijd en vooral als er eene bekoorlijke vrouw in het spel is, zult ge wel weten tot welk besluit ik kwam. De dame gebruikte iets van dit en dat, maar at niet veel meer dan een vogelije. Wat vloog de tijd om! Ik had wel een jaar iu die gezellige kleine kamer willen blijven. Toen de tafel afgenomen was, en wij alleen waren gelaten met een flesch op de tafel, schenen op de eene of andere manier onze stoelen elkaêr te naderen. Het kan ook zijn, dat de kagchel ons aantrok, want het was een gure dag. Hoe het zij, we zaten digt bij elkaêr. De dame sprak toen: «rookt gij niet, mijnheer?" «Ja, meer dan ik geloof dat goed voor mij is." «Nu, rook dan, doe mij dat pleizier, ik mag graag een heer zien rooken." Ik stond op om mijn sigarenkoker uit mijn overjas te halen, toen ze haar hand even op mijn arm legde, en wat een bekoorlijke hand was het, en zei: «wacht, ik moet u iets bekenneu, ik zelf rook ook cigarettes. Ik heb lang in Spanje gewoond, waar bijna alle dames rooken. Gij ergert er u niet over, dat eene dame een cigarette rookt?" «Geërgerd mevrouw! «Neen, zeker niet, gij zijt te veel een man van de wereld. Gij zijt boven zulke veroordeelen verheven. Welnu, gij moet een van mijn cigarettes opsteken." Uit het taschje aan hare zijde nam zij een geborduurden koker, opende dien, en verzocht mij er een uit te kiezen. Ik deed zoo, en zij nam eeu ander. Met hare eigene schoone vingers stak ze een lucifer aan en hield die voor mij vast, terwijl ik aanstak, daarna zij. Zij heeft den ring wel moeten zien terwijl ze de lucifer vasthield. «Ik denk wel dat ge den geur wat bijzonder vinden zult," zei ze eenige minuten later. «Deze cigaretten zijn gemaakt van ge- parfumeerden tabak, ik rook nooit andere. Ik hoop dat ge ze niet onaangenaam vindt." «O volstrekt niet, mevrouw! Ik vindt ze heerlijk. Zooals u zegt, de geur is wel een beetje bijzonder, maar aromatisch en aan genaam, zeer aangenaam." Om de waarheid tc zeggen, ik vond het volstrekt niet lekker, maar ik zou het voor geen duizenden gezegd hebben. Wij zaten stil te rooken. Ik zat te denken wat dit lieve schepsel wel tot mij zeggen zou, indien ik haar vertelde, hoe verschrikkelijk verliefd ik op haar geworden was? Zou ze mij toornig afwijzen of zou zij lk sprong eensklaps op en ergerde mij dat ik in slaap was ge vallen. Gelukkig had ze het niet bemerkt. Hare groote, droef geestige oogen waren op den kagchel gevestigd. Er was zeker iets bedwelmends, iets dat geneigd maakte tot sluimeren en genotvol droomen, eigen aan mevrouws bijzondere cigaretten. Als ik maar twee duizend pond 's jaars had, en dit lieve schepseltje om ze met mij te deelen, hoe gelukkig zou ik wezenZe was zeker wel een jaar of zes zeven ouder dan ik, maar ik behoorde niet tot hen, die aardigheid hebben in die schoolmeisjes, die zich voordoen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1877 | | pagina 1