Polim gezegd, niet te beproeven weg te loopcn, daar men hem dan ook het leven zou benemen, waarop hij geantwoord had: „Maak mij maar dood, dat kan mij niet schelen, ik ben nu toch maar alleen." Hij heeft overigens op het veld dienst moeten doen, alwaar hij ook zijue ontvoerders het eerst heeft aaugetrolfeu, waarna hij 's nachts was ontvlngt. Toen ik hem het porlreije van zijn grootvader toonde, herkende hij hem, zoomede de beide lieden, die tevens daarop waren afgebeeld en gaf hij e±ne behoorlijke uit legging van de op de photographie aanwezige voorwerpen. Ue identiteit van dat kind voldoende bewezen zijnde, zond ik hem per Sumatra naar Atsjin. De plegtige uitreiking van dc „Soerat Akoean," van wege het N.-I. gouvernement aan T. Radja Pakeh werd door mij met vier officieren van mijn onderhebbeuden bodem bijgewoond. Door eene deputatie, bestaande uit Radja Makocta en T. Hassan, germain neef en zoon van den Vorst, werd ik afgehaald. Ook de militaire kommaudant der bezettiug van Pedir, de kapt. Eugelhardt met een paar officieren, zoomede de assistent-resident L. de Schee maker, belast met de politieke leiding der aangelegenheden ter noordkust van Atsjin, en de controleur waren tegenwoordig. Toen wij met de sloepen de kampong naderden, viel een saluut, en na gedebarkeerd te zijn werden wij naar eene houten loods geleid, alwaar T. Pekeh met een groot gevolg ons afwachtte. Honderden inlanders met vrouwen en kindereu waren op de been, doch over 't algemeen weinig gewapend. Nadat wij aau eene met wit katoen gedekte tafel hadden plaats genomen en de deuren gesloten waren, hield de assistent-resident eene gepaste toespraak in schoon Muleisch, waarna de „Soerat-Akoean" den Vorst werd overhandigd. Deze antwoordde, zooals gewoonlijk, niet, doch liet zulks over aan zijnen sjabandar Nja Blang, die met een paar woorden bedankte. Champagnewijn en Manilla-sigaren werden ons als verversching aangeboden en wij vernamen al spoedig, dat de Vorst er op ge rekend had, dat wij ook het middagmaal zouden blijven gebruiken. Het maal, dat op een servies stond aangeregt, bestond in rijst met verschillende vleeschspijzen. Engelseh bier was nu de drank, die werd aangeboden. Alleen de familieleden van T. Pakeh en één enkele Panglima zaten mede aan den disch. Na den maaltijd werd eene wandeling door de kampong en passer gedaan, alwaar dezelfde onzindelijk-, onreiu- en onordelijk- heid heerschten als toen ik bij de vorige gelegenheden de hoofd plaats bezocht. De Vorst deed ons uitgeleide naar de sloepeu, waarna naar boord werd teruggekeerd. Ik heb eenigszins gedetailleerd van deze plcgtigheid gewag ge maakt, om het verschil te doen uitkomen, toen ik voor de eerste j maal, den 7 Maart, het bezoek van T. Pakeh, aau boord gebragt, reciproceerde. Alstoen was ik, als ik liep, op de voeten gevolgd, en als ik zat op den drempel van een huisje, welken men mij als zitplaats had aangewezen, omringd van veel en zwaar gewapend volk. Een klapper zonder glas of driukmok werd mij als ver versching aangeboden, doch voornamelijk, dewijl ik deze omstan digheid beschouw als een politieken triumf. Van lijd tot tijd debarkeerde de landings-divisie van mijn onderheübenden bodent tot oefening. Bij bet aauwezig zijn van andere schepen had de oefening gecombineerd plaats De Sumatra bekruiste in het begin der maand de kusten van de vijandelijke Staten Samalangan en Murdoe. Ten einde eene reparatie aau de stoomketels te bewerkstelligen werd ter reede Gighen ge ankerd, om alsdan tevens den handel met dit Rijk te beietteu. Ter aflossing in de Kraeng-Rijah-baai vertrok deze stoomer derwaarts en keerde, na retour van de Palembang naar Gighen terug, alwaar met de reparatie der ketels werd voortgegaan. Na beëindiging dirigeerde ik dien bodem weder naar dc kusten van Samalangan en Murdoe. Op deze togleu viel uiets ineldeus- waardings voor. De Palembang deed gedurende liet grootste gedeelte der maand dienst in de Kraeng-Rijah-baai en in de nabijgelegen vaarwaters. Een togt van eenige dageu werd naar Penaug gemaakt, ten einde de ekwipage in de gelegenheid te stellen te passagieren. Na retour vertrok deze stoomer weder naar zijn kruisgebied. Tengevolge van een ongeluk bij het schijfschieten met pistool, waardoor een schepeling levensgevaarlijk werd verwond, vertrok de Palembang naar de reede Atsjin, om zoo spoedig mogelijk de evacuatie te bewerkstelligen per de daar nog aanwezige mailboot. Gedurende den nacht werden vau tijd tot tijd sloepen op brand wacht gezonden. Ofschoon van het vervoer van levensmiddelen over zee niets meer werd ontdekt, was het transport over land vrij aanzienlijk. Honderden dragers trokken om de west, terwijl lieden, die c de oost trokken, vee derwaarts medevoerden. Door granaat- geweervuur werd dit zooveel mogelijk bemoeijelijkt. De Aart vi Nes bekruiste gedurende de afwezigheid der Palembang uaar Penat liet gebied bij de Kraeng-Rijah-baai. Gedurende een 12tal dagi werd slechts écne haudelspraauw gezien en gevisiteerd. Geene ande vaart werd opgemerkt. Op grooie schaal had het vervoer van rijst over land plaat zoowel door menschen en kinderen als door paarden. Deze troepe dragers bedroegen van 30 tot 90 man, waarvan de flanken aan de zeekant werden gedekt door met geweer en klewang gewapenden. Bij de lieden, die oin de oost trokken, werden soms eenif sappie's meegevoerd. Bij het bezoeken der Z.O. baai op Poeloe Way werd geankerd op de door de Palembang aldaar ontdekte banl Tegen zonsondergung begon zich eene vuile lucht door het sclii te verspreiden, hetgeen vermoed werd ruimlucht te ziju. Echtt ten 11 ure E. W. was de witte verw, zoowel binnen als buile boord, als van de te water liggende sloepen sterk aangeslager zoodat het gansche schip geel en bruin was Er werd eene vri hevige opborreling van gasbellen gehoord en gezien langs d waterlijn. Daar het langer verblijf in deze verpestende atmosfee zeer schadelijk voor de gezondheid moest zijn, verliet de komman dant terstond deze plaats. Na zich ter reede Pedir van steenkolen en ververschingen t hebben voorzien, dirigeerde ik dezen stoomer naar het oostelijkst gedeelte vau de station, na den controleur en den inlandschei schrijver te hebben geëmbarkeerd. Op dezen togt werden door d Vorsten van Kloempang-Doewa en van Telok-Semawé bezoekei aau boord afgelegd. Ik maakte reeds gewag in mijne rapporten over Sept. en Oct vau den veranderden geest in goeden zin, welke op de kus heerschte, en dien ik op mijn logt naar Telok-Semawé zelf hat waargenomen. De Vorsten vati Telok-Semawé eti Kloempaug- Doea kondigden bij retour der Citadel van Antwerpen een bezoel aan boord aan, daar hiertoe nu niet werd overgegaan, aangeziei het Vastentijd was. Ik schreef dezen veranderden toestand voor namelijk toe aan het belet, dat de handel te Gighen ondervond, en de aanslaande sluiting der grensrivieren van Murdoe en Samalangan. Ook den kommaudant der Sumatra, hierna de Staten in het oostelijk gebied bezoekende, was zulks niet onopgemerkt gebleven, De Vorst van Kloempaug-Doea had zelfs zijn land het gouverne ment aangeboden tegen eene vaste bezoldiging. Het offensief optreden tegen het Rijkje vau Simpang-Olim, het welk zoo in de nabijheid van Telok-Semawé en Kloempang-Doea gelegen is, beschouw ik als de eenige reden, waarom die Vorsten aan hun reeds Vroeger kenbaar gemaakt voornemen al dadelijk hebben gevolg gegeven. Op den 3U Nov. had het bezoek van T. Biutara Kamangau Setia Moeda aan boord plaats met een 40lal volgelingen. Bij zijn retour naar den wal werd hij door den kommandant der Aart van Nes en den controleur begeleid. Weder vasten grond onder de voeten hebbende, was het eerste gezegde van den Vorst „De Compagnie kan nu tot mijn dood op mij rekenen." Vele menschen werden in de kampong aangetroffen, waaronder vele vrouwen en kinderen; voor dc vrouw van den Vorst werd, op haar verzoek, met het geweer geëxerceerd. Een sappie werd als geschenk aangeboden en, op verzoek vau den Radja om een geweer, meende de komuiandercnde officier dit verzoek, met het oog op de omstandigheden, wel te kunnen inwilligen. Den 3 Dec. kwatr. de Maharadja Mankoe Boemie een bezoek aan boord brengen met een 150tal volgelingen. Na een poosje aau boord te hebben vertoefd zeide de Vorst, ten nanhoore van de groolen en ouden, die in zijn gevolg waren, „dat hij overtuigd was, dat de zaak van den Sultan van Atsjin verloren was en hij alzoo behoefte gevoelde zich aau te sluiten aan het N.-I. gouver nement, dat in zijne plaats was getreden, en thans docr zijue komst aau boord een blijk van vertrouwen weuschte te geven." Bij het vertrek vau boord werd aan beide Vorsten een salut van 9 schoten gegeven. De gezondheidstoestand was over het algemeen voldoende. Aan boord der Palembang deden zich eenige zieken voor; een gevolg vau den togt naar Penang en van catarrhalen aard. Stoorasnelpcrsdruk van A. A. Bakker Cz., ie Nieuwediep.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1877 | | pagina 6