B IJ VOEGSEL,
behoorende tot de Heldersche en Nieuwedieper Courant van Zondag
6 Mei 1877, No. 54.
Verslag der verrigtingen van Zr. Ms. zeemagt in de wateren
van Atsjin; vervolg.
De Bromo verliet den 16 Jan. de reede van Atsjin, op sleper
hebbende liet Nederl. driemastschip Maria Elisa, inet bestemming
naar Pedir, alwaar de verdere lossing van steenkolen uit dat schip
zou plaats hebben, en keerde den volgenden dag ter reede terug.
De. Bandjennassing vertrok den IS Jan. van de reede van Atsjin
naar de station tei noordkust lot het ten uitvoer brengen eencr
zending en kwam in den nacht van 19 op 20 Jan. weder ter reede
ten anker.
De Deli werd den 23 Jan. naar de noordkust gedirigeerd, ten
einde tijdelijk ter beschikking te zijn van den stations-comuaandaiit
aldaar.
De Prins Hendrik der Nederlanden en de Citadel van Antwerpen
arriveerden successivelijk den 20 en 23 Jan. ter reede Atsjin.
Daar door den militairen en civilcn bevelhebber bepaald was,
dat den 26 Jan. de operatiëti tegen de XXVI Moekims zouden
hervat worden, embarkeerdeu in den vroegen morgen van den 25
bet 12de bataillou aan boord van de Bromo en Citadel van Antwerpen
en 3 compagniën van het 10de bataillou, zoomede genie, Staf,
artillerie en kavallerie aan boord van twee particuliere stoomschepeu.
Deze gezamenlijke magt was bestemd voor de landing bij valsch
Pedropunt, terwijl circa 1000 man (met inbegrip van dwangarbeiders),
benevens materialen, geschut, ammunitie enz., ingescheept werden
aan boord van twee audere particuliere stoomschepen, om te wurden
overgevoerd naar de Krocng-Bijah-baai, alwaar tot, assistentie bij
de landing aanwezig zouden zijn de Sumatra, Palcmbang en Deli.
Des namiddags van dien dag was alles geëmbarkeerd. In den
nacht van 25 op 26 verlieten de schepen de reede van Atsjin, ten
einde den 26 Jan zoodra er zigl was, nabij hunne respectivclijke
ankerplaats bij valsch Pedropunt of bij de Kroeng Ttijah-baai aan
wezig te zijn.
De schepen, die successivelijk tusschen Pedropunt en Kwalla Loe
ankerden, waren, behalve het Metalen Kruis, de Prins Hendrik der
Nederlanden, met den militairen en civilen bevelhebber aan boord,
en de Bromo, Bandjennassing en Citadel van Antwerpen, twee groote
en drie kleine particuliere stoomschepenbovendien werden op sleper
medegenomen twee stoombarkassen, eenige sloepen en twee paarden-
vlottcn.
Onder bedekking van 6 gewapende sloepen luid onmiddellijk na
het ten anker komen het deharkemeut plaats.
Geen vijand was te zien, zoodnt, zonder een schot te doen, te
8 ure de eerste soldaten aan den wal stonden en kort daarna het
geheele 12de bataillou; verder werd de dag besteed om een gedeelte
der artillerie, paarden, vivres enz. te debarkeren.
Het Metalen Kruis vertrok den 21 Jan. weder naar de reede
van Atsjin.
Dien dag debarkeerde de militaire en civile bevelhebber te Kwalla
Gighen en vertrok de Prins Hendrik der Nederlanden naar Oleh-Leh
en den volgenden dag naar Poeloe-Bras, om den steenkolenvoorraad
aan te vullen, vanwaar het den 10 Febr. ter reede Atsjin terug
keerde. De Bromo bleef nabij valsch Pedropunt, de Bandjennassing
tusschen valsch Pedropunt en Kwala Gighen gestationeerdeerst
genoemd stoomschip om de communicatie te onderhouden met de
bezitting aan het strand.
De Baudjermassing werd, na door de Deli afgelost te zijn en den
kolenvoorraad aangevuld te hebben, naar de westkust gedirigeerd.
Den 9 Febr. stoomde de Bromo van valsch Pedropunt naar Poeloe-
Bras, om den steenkolenvoorraad aan te vullen. De Deli werd belast om
nu en dan den post van de Bromo te bezoeken. De Baiula kwam
in den voormiddag van den 9 Febr. ter reede Atsjin aan tot. ver
sterking van het blokkade-eskader en werd den 12 Febr. naaf de
noordkust gedirigeerd, om zich te stellen onder de bevelen van den
stations-commandant aldaar.
De Schouwen bleef gestationeerd in de Lamballeh-baai (Poeloe-Bras).
Station noordkust. Van 1 tot 25 Jan. deed de Sumatra de dienst
als station- en depot-schip.
De Palembang vertrok den 3 Jan. naar de Kroeng llijah-baai,
om dat gedeelte van de kust te bekruisen.
Twee gestrande vvangkangs, de eene aan de wesizijde der Kroeng
Rijah-baai en de andere aan de noordkust tusschen Batoe Kapal
en Batoe Poelih, werden, nadat de aangewende pogingen om ze af
te wenden mislukten en de opvarenden aan boord genomen waren,
verbrand, om te voorkomen, dat, zij in 's vijands handen vielen.
Zooals reeds vermeld is, werden door de sloepen van de Sumatra,
Palembang en Deli de naar de Kroeng Rijah-baai gezonden kolonne,
benevens geschut, amunitie, vivres enz., geland.
In den morgen van den 27 Jan. werden de naar kampong Ladang
oprukkende troepen door de Palembang, zoo digt mogelijk langs den
wal stoomende, vergezeld, om, zoo noodig, door geschutvuur het
marschterrein van vijanden te zuiveren.
De Aart van Nes stoomde den 1 Jan. van Kwalla Boerang naar
Pedir om den steenkolenvoorraad aan te vullen en keerde den 4 Jan.
naar zijnen post terug. Den 8 Jan. werd door dien oorlogsbodem
Ajer Laboe bezocht, om eenige vaartuigen te visiteren. Den 9 Jan.
was dit schip echter genoodzaakt, wegens hooge zee eene anker
plaats te zoeken voor Gighen, dat dienzelfden avond zoodanig door
een brand geteisterd werd, dat slechts de missigit en eenige daar
naast staande huizen gespaard bleven; ook do mast met gaffel,
waaraan gewoonlijk de Nederl. vlag geheschen werd, bleef onbeschadigd.
Den 11 Jan. deed de Aart van Nes eene vergeefsche poging om
eene bezuiden Batoe Pedir gestrande toop, de Madras, varende onder
Engelsche vlag, af te brengen. Volgens geruchten waren eenige
opvarenden dezer toop door de kustbewoners vermoord en de goederen
geroofd. Volgens latere berigten echter bleek, dat geen der opvarenden
verinoord was en dat de goederen voor een gedeelte waren terug
gegeven. Toekoe Pakeh, tot wiens gebied dit gedeelte der kust be
hoort, was bereids met het voorgevallene in wetenschap gesteld.
Na nog eenige kleine togten gemaakt tc hebben tot handharing
van de blokkade, maakte de Aart van Nes den 18 Jan. eene reis
over Teloh Samawó naar de oostkust, ten einde een brief over te
brengen voor den assistent-resident L. de Scheemaker, nam van
25—28 Jan. de stationsdienst ter reede Pedir waar en vertrok op
laatstgenoemden dag naar de Kroeng Rijah-baai, ter aflossing van
de Palembang.
De Citadel van Antwerpen blokkeerde van 18 Jan. de Staatjes
Samalangan en Merdoe, vulde daarna den voorraad steenkolen te Pedir
aan. vertrok nogmaals naar zijn kruisgobied, na victualie, brieven
en orders overgebragt te hebben aan de Prins Hendrik der Neder
landen en aan de Aart van Nes, en kwam den 17 weder ter reede
Pedir ten anker. Den 22 Jan. werd door dit stoomschip post ge
vat voor Kwalla Boerang en den volgenden dag naar Groot-Atsjin
gestoomd, om zich ter beschikking te stellen van den commandant
der maritime middelen. Verder assisteerde dit stoomschip bij het
vervoer en debarkement der troepen bij valsch Pedropunt.
Den 31 Jan. werd door den nieuw benoemden commandant van
de Citadel van Antwerpen het bevel over de station der noordkust
overgenomen van den commandant van de Sumatra, die daarmede
tijdelijk was belast.