HELDERSCHE EV NIEUWEDIEPER DOERAAT. 1877. N°.60. Zondag 20 Mei. Jaargang35. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. Binnenland. DE BLAD WE PAPAGAAI. „Wij huldigen bet p o e d e." Verschijnt Pingsdap, Donderdag en Zaturdag nnmiddag. Abonnementsprijs per kwartaal 1.30. i i franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. naren: 1» O L E iV P L F. I X M°. 163. TVij der Advcrtentiën: Van 14 regels 60 Cent», elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. lülkca Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur. 1 LEL DEK en NIEUWED1E1', li) Mei. Door het provinciaal bestuur van Noordhólland is jl. Donderdag aanbesteed1Het verbeteren der haven op het eiland 'Urk, behoorende tot de zeewerken in Noordholland; minste inschrijver de heer J. H. de Kieviet, te Diemen, ad f 16,880. 2. Het doen van duihbeplanting, het stellen van rietschuttiwgen, enz. op Texel en den vasten wal van Noordholland, in drie perceelen, behoorende tot de werken van 1819, in beheer en onderhoud bij het Rijk teruggenomen; minste inschrij vers: perceel 1 de heer A. Vos Rz., alhier, ad f 4104; perceel 2 de heer J. Oldenburg, te Bergen, ad f 9300; perceel 3 de heer S. Blom, te Schoorl, ad f 8112. Men schrijft ons van Texel, dd. 17 dezer: «Vanwege Hare Majesteit onze geëerbiedigde Koningin is dezer dagen aan de vereeniging tot oprigting eener algemeene bewaarschool te Texel, t.en behoeve eener te houden loterij, een prachtig kanapé-kussen geschonken. Het bestuur der vereeniging, met dankbaarheid van deze vorstelijke gift melding makende, vleit zich, dat vele ingezetenen der gemeente, op het voorbeeld onzer geëer biedigde Koningin, blijken zullen geven van belangstelling. Vele geschenken van particulieren zijn reeds ontvangen, vele loten reeds geplaatst, maar nog zijn er vele beschikbaar. De prijs is slechts 50 cents per lot.» Aan het verslag omtrent den toestand der gemeente Alkmaar over 1876 is het volgende ontleend: De bevol king bedroeg op 31 Dec. 1876 5907 m. en 6338 vr., te zamen 12,245, of 119 m. en 57 vr. meer dan op 31 Dec. 5) Novelle van ROBERT BYR. {Vervolg,) Dèn volgenden avond zocht ik graaf Walunjin in zijne loge op. Het kwam mij voor, dat de jonge vrouw bij mijn binnentreden door een lichte buivering bevangen werd. Haar blik rustte in angstige spanning op mijn gelaat en zweefde toen baastig en aarzelend over het parterre. Over het algemeen scheen zij mij toe, lijdende en aangedaan te zijn, hetgeen ten deele wel geweten kon worden aan de omstaudigheid dat zij geen rood opgelegd had. Ik zag haar ▼oor het eerst zoozij was schier onrustbarend bleek, doch daarbij had haar tint een wonderbare doorzichtigheid en zuiverheid, die alle blanketsel onuoodig maakte. Duidelijk geloofde ik een paar maleu den wensch waar te nemen, dat ik over iets spreken zou wat zij verlangde te weten, en toen de heer Von Rehling eene uit- vorschende opmerking ten beste gaf, kou ik wel eenigszinB begrijpen wat dit te beteekenen had. Ik deed evenwel alsof ik er niets van bespeurde. „Wanda wil naar huis rijden," 6prak de graaf eenige oogenblikken later, terwijl hij mij stoorde in een gesprek met den overste Merani; „Matuschka is hier niet bij ons en Rehling wil mij nog wat ge zelschap houden. Zij laat u vragen, markies, of gij haar geleiden wilt. Ik hoop, dat gij mij geen reden tot jaloezie zult geven!" Ik lachte om de flauwe geestigheid, wees naar mijn kalen schedel en keerde mij om, ten einde haar mijn arm aan te bieden. Wij waren ter nauwernood in het rijtuig gezeten, toen ik hare vingers mijn pols voelde omklemmen. „Spreek, is hij gewond?" riep zij mij sidderend toe. „Is hij Neen, leeft hij? Leeft hij? O, verzwijg mij niets, ik bezweer het u „Wie dan toch?" Ik wist eigenlijk niet, wieu van beiden zij bedoelde, schoon ik wel vermoedde dat zij met onze „aangelegen heid" bekend was. „Om Godswil, speel nu niet den geheimzinnigesprak zij dringend. „Ik heb alles vernomen. Hij, die Rehling, heeft mij dezen middag vóór het diner alles verteld wat er voorgevallen is, hij meende mij tot concessiën tc kunnen dwingen als loon voor zijn zwijgen, die dwaas! Hoe is het duel afgeloopen?" „Stel u gerust, het heeft nog geen voortgang gehad." „Gij misleidt mij, gij wilt mij tot kalmte brengen. Ik heb te vergeefs in het theater naar hem uitgezien, hij was er niet. Voor zeker, hij kon niet komen! Baron Rehling zou het niet gewaagd hebben, zoo stout te liegen." Toen gaf ik er haar dan mijn woord op, dat er niets gebeurd was, waarover zij zich ongerust behoefde te makendoch waarlijk, toeu zij mij drong en bezwoer dat ik niets voor haar zou verbergen, kon ik het niet geheel verhiuderen dat ik mijne belofte van ge heimhouding ontrouw werdik liet haar gissen dat de zaak volstrekt nog niet afgedaan was en dat er inderdaad nog een „ontmoeting" op banden was. „Het mag geen plaats vinden!" riep zij onstuimig uit. O, be grijpt gij dan niet, dat het er niet loe komen mag? Gij moet het verhinderen tot eiken prijsGij hebt invloed op Mr. Nealcs. spreek hem toe; vraag het hem uit mijn naam. Zeg hem al wat ge wilt, maar houd hem er van terug! Erbarm u over mij!" 1875. De uitgaven voor onderwijs bedroegen f 22,2S0.S5, of, na aftrek der ontvangen schoolgelden ad f 6774.35, f 15,506.50. De aanvoer op de jaar- en weekmarkten was 112,450 stuks vee, 3,977,737 KG. kaas en 89,549 HL. graan. Uit Winkel meldt men, dd. 15 dezer: «De gewassen in den polder Waard en Groet staan voor het meerendeel zeer voldoende, niettegenstaande de lang durige droogte en koude, die een ongewone hardheid van den bodem veroorzaakt hebben. Alleen op de karwei heeft dit een ongunstigen invloed gehadmen verwacht niet meer dan een half gewas. Sinds weinige dagen is een gunstiger weersgesteldheid ingetreden; warmte en.regen dragen nu reeds bij tot verbetering van den bodem en vooral van het weiland, dat erg schraal stond, terwijl de veehouders reeds voor ongeveer 14 dagen het vee op het land moesten zenden door gebrek aan voeder.» Als de kersen- en morellenboomen vrucht zetten naar de mate van hun bloei, zegt de Leidsche Crt., dan zal er een overvloed te plukken zijn. Ook de andere boomen, zooals die der appelen en peren, bloeijen goed, daar verre weg de meesten niet door de vorst geleden hebben, het geen wel het geval is met perziken, die, tengevolge daarvan, dan ook weinig of geen vrucht gezet hebben. De tweemaal afgevroren aardappelen beginnen nu goed uit te groeijen en de weilanden komen voortreffelijk in het gras. Het is nu waarlijk lente. De brievenbode van Alkemade op Woubrugge, J. v. d. S., oud 42 jaren, stond jl. Donderdag voor het geregtshof te 's Hage teregt, beschuldigd van 23 valsch- heden in authentieke en publieke geschriften gepleegd te hebben. Uit de behandeling dezer zaak, waarin 33 getuigen werden gehoord, bleek, dat de beschuldigde van zijne mede-inwoners van Alkemade veel vertrouwen genoot. Zij lieten hem vele commissiën verrigten en daaronder behoorde in de eerste plaats het betalen van belasting ten kantore Zij was geheel buiten zich zelve; toen ik antwoordde, dat ik reeds alles had beproefd en zoo iets zeer moeilijk te doen was, klemde zij zich allengs meer aan mij vast; zij beefde alsof zij de koorts had, de stem begaf haar; plotseling brak zij in een stuip achtig gesnik uit en toen zij weder het vermogen tot spreken her kregen had, moest ik haar beloven Austin den volgenden dag bij haar te zenden. Toen het rijtuig voor het hotel stil hield, greep zij haastig mijne hand en ik kon niet beletten dat zij er een kus op drukte. Ik \oelde nog bare tranen op die hand toen het rijtuig, dat ik niet had mogen verlaten, mij reeds huiswaarts voerde. Wel beschouwd, kon ik eigenlijk uit het gausche tooueel niet wijs worden. Vreesde deze vrouw slechts het schandaal, dat door een ongelukkigen afloop van het duel zou worden teweeggebracht had zij inderdaad onthullingen te duchten, misschien zelfs tegenover den graaf, of speelden werkelijk vrees en angst voor een der beide tegenstanders mede; en wie anders was het dan, voor wien zich hare bedenkelijk toegenomen belangstelling verried, als de ohevalier, voor wien zij zelfs van Austin eene omzichtige behandeling wilde verzoeken? Ik beloofde mij eigenlijk niet veel succes van dien stap, want als Austin zoo duidelijk de begunstiging bemerkte van hem, die over de dame van zijn hart zoo lichtvaardig in een publiek ge zelschap spreken kon, zou zijne verbittering slechts kunnen toenemen. Doch tevens hoopte ik hem hierdoor tot de erkentenis te brengen, dat het in den grond der zaak bespottelijk is, om als een echte Dou Quiobotte ongevraagde ridderdiensten te bewijzen. Toch was het te beproeven. Het gelukte mij echter niet Austin te ontmoetenblijkbaar hield hij zich buiten het bereik van mij en mijne argumentenderhalve gaf ik schriftelijk kennis van de wenschen der dame. Ook den derden dag was ik niet bij machte hem in het oog te krijgen, doch den volgenden ochtend was hij reeds lang vóór het afgesproken uur ten mijnent; ik had mij zelfs nog niet gekleed. „Zijt gij bij de gravin geweest vroeg ik hem. „Ja." „Wilt gij de pistolen onderzoeken, die wij medebrengen?" „Neen." „Het zou toch wel goed zijn „Wij zulleu ze niet noodig hebben." „Hebt ge u bedacht, Austin?" „Vraag mij niets, gij zult het zelf zien." Zijn stem was dof en klanklooshij zag er zoo afgemat uit alsof hij geen van die drie uachten geslapen had. Het ordelooze haar hing laag over zijn voorhoofd en zijn somber stareude oogen heen als hij een enkel woord sprak, beefden zijne lippen, zoo zaten wij in het rijtuig, ieder iu een hoek geleund. Kr had eeu groote verandering bij hem plaats gehaddoch als zij slechtp tot het ver mijden vau bloedvergieten leiden mocht, was ik rteds tevreden. Wij werden bereids verwacht. De begroeting had op tamelijk koele wijze plaats en ik merkte op dat Austin aan een inwendigen strijd ten prooi was. Toen Briichner de gebruikelijke vraag deed, of eene verzoening nog steeds onmogelijk was en ik twijfelend en hoopvol mijn vriend aanzag, scheen hij tot een vast besluit te komen. Zouder evenwel zijn blik van den grond op te slaan, sprak hij op gedempten toon, terwijl hij herhaaldelijk bleef steken: „Ik ben tot elk excuus bereid!" Deze met moeite uitgebrachte woorden hadden een verrassende van de Rijks-ontvangers te Wcnbrngge en te Haarlem mermeer. Gedurende do laatste helft van het afgeloopen jaar werden knoeijerijen ontdekt en bij nader onderzoek kwam aan het licht, dat v. d. S. ten nadeele van een 28tal belastingschuldigen gezamenlijk een bedrag van tus- schen de f 600 en f 700 zich had toegeëigend, welke oneerlijkheden hij had getracht te verbergen door in de billetten óf het letter- en cijferschrift te veranderen, óf den naam van den ontvanger na te maken, om te doen gelooven, dat de betalingen getrouwelijk hadden plaats gehad, terwijl hij weder ten aanzien van anderen het bedrag eenvoudig in den zak stak. Al de feiten werden berouwvol door beschuldigde beleden. Hij had de gelden aangewend tot betaling van schulden en tot ondersteuning van zijn huishouden. Het hof heeft, met vrijspraak van beschuldigde van twee der te last gelegde feiten, hem veroordeeld tot tuchthuisstraf van 5 jaren en betaling van 30 boeten van f 50 en 10 van f 12.50. Te Dordrecht is een man van een fabrieksschoorsteen gevallen; hij brak een been en overleed aan de gevolgen in het ziekenhuis. - Te Assen is een slager door een doosje lucifers, dat in zijn zak ontbrandde, in brand geraakt, maar tijdig door een collega gebluscht. Berigten betreffende den Russiscli-Turkschen oorlog. De Russen en Turken gaan beiden voort met elkander over den Donau heen te beschieten, tot nog toe met geen ander effect, dan hier en daar een in brand geschoten huis. Het Russisch Agentschap zegt uit Konstantinopel vernomen te hebben, dat 10 Bulgaarsche dorpen door Turksche soldaten ge plunderd en verbrand zijn. De eigenaars van huizen te Odessa hebben besloten om eene onderlinge verzekerings-maatschappij op te rigten voor het geval, uitwerking op zijn tegenpartij en evenzeer op diens secondanten; ik van mijuen kant was er reeds eenigermate op voorbèréid geweest, al had ik de oplossing der kwestie ook niet in zulk een demoedigen vorm verwacht. Brüchner vond haar in elk geval wèl wat ver nederend hij haalde met een medelijdend lachje de schouders op. Bij den chevalier was dit niet het geval. Wel meende ik ook in zijn oog een vlaag van medelijden te bespeuren, doch het was ge heel iets anders als bij zijn geleider. IJlings kwam hij met "de uitgestoken hand naar Austin toe, wiens kracht uitgeput scheeu en die zioh als verpletterd op een grooten steen had laten neêrvalléu. „Gij kiest een onjuiste uitdrukking, Mr. Neales," sprak de heer De Lanzac met beminnelijke goedhartigheid. „Ik ben volkomen voldaan met eene eenvoudige verklaring uwerzijds. Wij hadden ons wellicht beiden een weinig verhit en dan weegt men zijn woorden zoo nauwkeurig niet. Wee3 verzekerd, dat het incident mij onbeschrijfelijk veel verdriet heeft veroorzaakt en ik verheug mij dat alles nu bijgelegd is. Vergun mij nog u te betuigen, dat ik de edele zelfoverwinning, die gij behaald hebt, volkomen weet op prijs te stellen: ik weet hoe zwaar zoo iets valt en niemand, voorzeker niemand, zal er de verdiende achting aan ontzeggen." De laatste woorden waren voornamelijk tot den jongen schilder gericht, die misnoegd het hoofd schudde, doch onder den gebiedenden blik van zijn partner toch eindelijk ook de hand toestak. De chevalier noodigde ons uit tot een gemeenschappelijk ontbijt, doch Austin wees liet van de hand. De heer De Lanzac betuigde op beleefde wijze zijn spijt hierover en reikte hem voor wij uit elkaar gingen nogmaals de hand. ,,Zoo gij er misschien eenige waarde aan hecht," voegde hij er iels zachter doch met bijzonderen nadruk bij, „neem dan dé vér zekering met u, dat onze wegen zich voortaan hier Waarschijnlijk niet meer zullen kruisen. Daar ik er nu eenmaal op bedacht moest zijn, Florence te verlaten," een droevig lachje vergezelde en verduidelijkte deze woorden „en ik daarvoor reeds al mijne beschikkingen genomen heb, ben ik voornemens thanö werkelijk te vertrekken, vooreerst naar Nizzahet ligt op in^'u weg naar Parijs. Kan ik u daar te eeniger tijd van dienst zijn, dan zal ik het met genoegen doen." Ik voor mij vond bij dit alles slechts Austins volkoraene onver schilligheid het onbegrijpelijkst. I)e chevalier had zich gedragen als een man van eer, als eeu echte cavalier; Austin liet alles begaan alsof hij er volstrekt niet mede te maken had de lustelooze, bittere trek om zijn mond bleef daar voortdurend merkbaar. Ik moet bekennen: hoe verheugd ik ook was, nu het duel geen voortgaug gehad had, wilde het gedrag vau mijn jongen vriend, ondanks de schoonschijnende wending die de chevalier aan de zaak gegeven had, mij toch niet recht bevallen. Met een zekere ergernis in den toon waarop ik sprak, vroeg ik Austin, zoodra wij weder in ons rijtuig zaten, of vrouwenbedeü hem bewogeu hadden zich op genade en ongenade over te geven. „Vrouwenbeden mompelde hij norsch. „Neen, de erkenning van mijn ongelijk!" Ik merkte op, dat hij daarom toch wel aan mij had kunnen over laten, de zaak te arraugeeren. Ook de chevalier had niet volstrekt het recht aan zyn kant gehad. Austin sloeg de oogen op en zag mij met somberen ernst aan. „Het recht en de waarheid!" (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1877 | | pagina 1