BIJVOEGSEL,
behoorende tot de HELDERSCHE en NIEUWEDIEPER COURANT van
Vrijdag 8 Junij 1877, No. 68.
Mr. W. VAN DER KAAY
Aan de Kiezers!
De kieswet zegt, dat wanneer een lid der Staten-Generaal
een bezoldigd staatsambt aanneemt, hij zich op nieuw moet
onderwerpen aan de beslissing van de stembus.
Tengevolge van de in-werking treding op vijftien M ijl.
van de nieuwe regterlijke indeeling verkeeren alle regter-
lijke ambtenaren, die tegelijk volksvertegenwoordigers zijn,
in dat geval. De kiezers worden geroepen om te beslissen,
of hun afgevaardigde ook thans nog hun vertrouwen heeft,
nu de regeering hem een ambt heeft gegeven, waaraan
bezoldiging uit de staatskas is verbonden.
In gewone tijden kan men het nut eencr dergelijke
wetsbepaling betwijfelen, en moenen, dat door de gewone
periodieke aftredingen de kiezers de gelegenheid hebben,
afgevaai'digden, wier onafhankelijkheid hun niet langer
hoven verdenking schijnt, te verwijderen.
Evenwel, het moet erkend worden, er ligt in dit voor
schrift een waarborg, dat nimmer eene regeering in Nederland
het voorbeeld der tegenwoordige Fransche regeering volge,
en stemmen koope door ambten uit te deelen.
Hoe het. zij, de wet spreekt, en onze afgevaardigde
Mr. "YV. VAN DER KAAY, die toch reeds aftreedt in
September, moet zich, omdat hij herbenoemd is tot kanton-
regter in Leiden, bovendien onderwerpen aan de uitspraak
van de stembus, om te weten, of zijne kiezers hem het
mandaat tot September vertrouwen willen.
Eene dubbele verkiezing dustwee billetten, één rood en
één wit, ontving ieder kiezer door de zorg van de Voorzitters
der stembureauxdoor op beiden den naam van Mr. \Y. VAN
DER KAAY te schrijven, verzekert de kiezer hem eene
plaats in de Tweede Kamer, met het ééne van heden tot
aan September, met het andere van September tot aan de
eerstvolgende periodieke aftreding.
Misschien is het niet geheel overbodig deze toelichting
aan de bespreking dezer verkiezing te doen voorafgaan.
Want de conservatieve partij beveelt slechts één candidaat
aan, den heer Fabius, de anti-revolutionaire volgt haar
voorbeeld en vraagt alleen voor den heer Brummelkamp
stemmen. Beiden zorgen slechts voor ééne verkiezing.
Natuurlijk is het voor onze tegenstanders van weinig
gewicht, of Mr. AAN DER KA AA* tot September onze
afgevaardigde blijft, en zij bekommeren zich alleen om de
periodieke vacature, die met September ontstaat.
Maar deze houding zoude aan onze zijde misverstand
kunnen doen ontstaan.
Onze politieke vrienden hetzij daarom duidelijk
gezegd hebben te zorgen voor twee vacatures, en twee
verkiezingen. Wij moeten zorgen, dat mr. van der Kaav
onze afgevaardigde blijft tot September deden wij
t niet, wij zouden een vrij droevig figuur maken en dat
hij onze afgevaardigde worclt voor het nieuwe tijdvak, dat
met September begint.
Maar dat kunnen wij immers gemakkelijk doen? Wij
hebben de meerderheid in het district, vorige stemmingen
bewezen het; de tegen-candidaten zijn weinig gevaarlijk,
vreemd aan het district en zijne belangen, in de houding,
die Mr. VAN DER KAAY bij de behandeling der jongste
regterlijke wetten aannam, zijn door den uitslag gekroonde
strijd om het behoud der regtbank te Alkmaar, die vele
vroegere tegenstanders tot zijne vrienden heeft gemaakt,
doen ons deze verkiezing met gerustheid afwachten; wij
moeten winnen!
Ja zeker! maar laat ons niet al te gerust zijn! Want
de stembus kent wonderlijke verrassingen, en straft nalatig
heid en zorgeloosheid onmiddellijk, en soms onherstelbaar.
Zeker, zonder te ontkennen, dat de heer Fabius een
verdienstelijk zee-officier, en de heer Brummelkamp een
geleerd theologant is, zonder iets te kort te doen aan
hunne zedelijke en verstandelijke eigenschappen, hebben
wij het. regt te zeggen, dat niets hunne candidatuur in dit
distriet aanbeveelt, en men met hetzelfde regt stemmen
zoude kunnen vragen voor alle andere gepensioneerde
zee-officieren, en alle andere professoren in de theologie;
terwijl Mr. VAN DER KA AA* bij uitstek de man is
voor dit distriet, de man, die bij ons behoort, zooals wij
bij hem, die men niet candidaat kan stellen hier, ginds
en overal, met de boodschap aan de kiezers er bij, dat
hij een hcele brave, knappe en fatsoeidijkc persoon is,
maar de man, die zijne kiezers kent, met hun lief en leed
heeft gedeeld, hen heeft onderwezen, maar ook van en
door hen heeft geleerd. Zeker, het zoude belagchelijk,
het zoude onmogelijk zijn, als deze man, deze onze vriend
bij de stembus geslagen werd door den een of anderen naam!
Maar of dit onmogelijke niet,gebeuren zal? Wie durft
het voorspellen? De liberale partij schijnt al te zeker
van hare zege. En dan? Dan blijft deze te huis om te
liooijen, gene, omdat het zoo warm is, een derde, omdat
het van zijne stem niet af zal hangen, een vierde, omdat
hij met //zijne vrouw te gast wil," een vijfde, omdat men
hem gevraagd heeft op een diner, en zoo de rij langs.
Dan blijven er velen te huis, en op den dag, als de
Voorzitter van het stembureau de namen afleest, en de
stemmen telt, blijkt het, dat de zege, die men zeker wist
te zullen behalen, verkeerd is in treurige nederlaag.
Dubbel treurig omdat hij onzer laauwheid en onzer
zelfgenoegzaamheid zoude te wijten zijn.
Aan zulk een ontwaken uit onze droomen van gemak
kelijke zegepralen staat geene partij eerder bloot dan de
liberale.
Want ons beginsel brengt mede, dat wij werken in het
openbaar.
Onze tegenstanders kennen onze plannen, onze wijze
van werken, evengoed als wij. Onze vergaderingen zijn
voor een ieder opengesteld, wij zoeken onze kracht in het
overredende woord, het dagblad en de meeting zijn onze
kostbaarste wapenen.
Niet alzoo onze tegenpartij. De leiders handelen en
besluiten. Het volk verneemt de plannen als het tijd is.
Soms vraagt zij eerst gehoorzaamheid voor zij rede geeft.
Vérre van ons daarvan haar een verwijt tc maken.
Haar beginselen brengen zulks mede. Noch de conser
vatieve, noch de anti-revolutionaire, noch de ultramon-
taansche partij is, zooals wij, door hare overtuiging
gedwongen te luisteren naar de stein van het algemeen,
en kracht te putten uit den vrijen wil van allen. Waar
wij trachten te overreden, vragen zij gehoorzaamheid.
Maar daarvan is dit het gevolg, dat- wij nimmer weten
wat ons wacht, en het telkens en telkens weêr, ook daar
waar hét schijnt, alsof de zege ons in den schoot zal
vallen als eene rijpe vrucht, inspanning van alle krachten
pligt, wegblijven van de stembus laf en onmanlijk
verzuim is.
Altijd, maar ditmaal meer dan ooit! Want weêr geldt
de strijd inogt het voor 't laatst zijn! het behoud
der openbare school. De heer Heemskerk is reeds zoo
dikwerf hard gevallen over de wijze, waarop hij de
Kamer en de natie heeft heen- en weêrgevoerd, in spanning
gebragt, en toch weer de oplossing heeft, weten te ver
schuiven, dat het moeite kost daar nog iets bij te voegen.
Indien men dezen minister hard valt over zijne schoolwet
politiek, dan krijgt men een gevoel, alsof men een reeds
ter aarde liggenden vijand nog eens een laatsten slag
toebragt. Zoozeer is door allen dit sollen met het dierste
belang der natie geoordeeld en veroordeeld.
Laat ons alleen zeggen: de schoolwetvraag is niet
opgelost, thans evenmin als bij vorige verkiezingen. De
beslissing kan niet langer worden uitgesteld. Men mag
niet langer de natie in onzekerheid laten. Want ziet om
u heen! Worden niet de hartstogten meer en meer
opgewekt, wordt niet de klove tusschen burgers van den
zelfden Staat dagelijks dieper? Is niet ons geheele politieke
leven als geslagen met onvruchtbaarheid, omdat alles zich
regelt naar dit. ééne vraagpunt, alsof er geene andere
belangen voor ons bestonden? Kamer en natie zijn in
partijen verdeeld, die alleen op deze ééne quaestie een-
dragtig zijn, maar op elk ander punt uit elkander spatten.
De schoolwet moet worden gewijzigd. De verlamming van
ons staatsleven moet ophouden.
Hoe? zullen de partijen voor welke staat en gods
dienst één is, hare secteschool zien zegevieren, of zal de
liberale partij, de godsdienst eerbiedigende, ja juist, omdat
zij voor de godsdienst heeft dien hoogeren, heiligen
eerbied, die hare vermenging met het onheilige verafschuwt,
de school vrijmaken van kerkelijke banden? Dit zal
afhangen ook van onsook bij deze verkiezing.
Daarom zij het ons ernst met deze stemming.
Laat ons toonen te begrijpen, wat afhangt van onze
stemmen.
Het kan zijn, dat ééne stem over de keuze beslist; het
kan zijn, dat in de volksvertegenwoordiging ééne stem
beslist over het lot van de wet.
Het kan zijn, dat van de stem van één kiezer de be
slissing der schoolvraag afhangt.
Dit kan zijn, maar zeker is het, dat het van ons
gezamenlijk afhangt; zeker, dat ieder voor zijn deel de
verantwoordelijkheid draagt.
Daarom stemme ieder.
Maar daarom ook stemme ieder op een man, van wien
hij zeker is, dien hij kent, en die hij weet, dat op het
punt van beginselen niet wijken zal.
Zulk een man heeft, onze afgevaardigde
bewezen te zijn. Laten onze stemmen het bewijs leveren,
dat wij zijn ijver, zijn onvermoeid streven voor de zaak
der ontwikkeling en vooruitgang, der volksbeschaving en
algenieene welvaart waardeeren.
De anti-revolutionaire partij wil bij deze verkiezing hare
stemmen tellen in het land; laten wij haar voorbeeld
volgen. Laat deze stemming het bewijs leveren van de
kracht, de talrijkheid en het vermogen der liberale partij
in dit district!
Het Bestuur der Centrale Kiesvereeniging
Ph. HULST, te Zuidscharwoude, Voorzitter.
J. L. T. GRONEMAN, te Wieringerwaard,
Penningmeester.
K. BREEBAART, te Winkel.
S. KEYSER Sz., te Texel.
C. VAN VEEN, te Helder.
P. VAN DER HORST, te Schermerhorn.
J. BLAAUBOER, te Sint Maarten.
Th. J. WALLER, te Anna Paulowna.
C. W. BRUINVIS, te Alkmaar.
T. LANSER, te Zijpe.
A. P. DE LANGE, te Alkmaar, Secretaris.
Stoomsnelpersdruk vau A. A. Bakker Cz., Nieuwediep.