M 1877. N°. 73. Woensdag 20 Junij. Jaargang 35. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 20 JUNI 1877. EEN LIJKKRANS. Verschijnt Dingadtg, Donderdag en Zaturdag namiddag. Ab innementsprijs per kwartaal 1.80. f frsueo per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN f. 163. Prij der Advertentiën: Van 1—4 rêgfeli'60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Sombei' dreunend Klept de doodsklok, En de Natie Gaat in rouwe. O, door 't hart van Neêrlands Vorsten Trilt een klacht van naamloos wee, En het hart van Neêrlands zonen Lijdt dat zielelijden mee. Bat was steeds Uw roem, Oranje, Leende Uw luister hooger gloed, Dal de polsslag van Uw leven Saamsloeg met ons hartebloed. Nederland in zijn Oranje En Oranje in Neêrland groot, Op denzelfden grond, die beiden 't Keurgesteent der Vrijheid bood. En nu d'aêm des Doods Uw Stamhuis Van zijn schoonste sieraad rooft, Zij de rouw Uws volks de balsem, Die Uw felste smarten dooft! Somber dreunend Klept de doodsklok, - En haar galmen Spellen rouwe. Zij ontviel ons: d'eêlste paerel Aan Oranje's gloriekroon Zij, de rijkbegaafde Vrouwe, Pronkjuweel van Neêrlands troon. Zij ontviel ons! Volk en Vorsten Trof éénzelfde zware slag, Toen de wreedgeknakte rooze Zielloos van haar stengel lag. Hoorde doodsklok roept het luide Neêrlands derde Koningin Lei het moede hoofd ter ruste, Ging tot hooger leven in. En de straalkrans harer deugden, Om haar slapen dubbel schoon, Siert met onverwelkbren luister, Haar, gezaligd, voor Gods troon. Somber dreunend Klept de doodsklok, Profetes van Smart en rouwe. En nu wordt hier aan de tombe, Die haar stofflijk hulsel beidt, Door oud-Hollands dankbaar nakroost Haar een bloem krans toegewijd. Haar een bloemkrans! Saamgevloehtcn Uit het goede dat zij deed, Uit den dank van al de harten, Die zij troostte in druk én leed. Haar een krans voor elke laafnis, Die zij den verdrukte bracht: Met haar goud den arme steunend En hem schragend met haar>kracht. Haar een krans: als priesteresse Bei van Wetenschap en Kunst, Bloeiend onder haar bescherming En zich koestrend in haar gunst. Haar een krans: als vrouw, als moeder, Vorstendochter, Vorstenga, Is zij gansch een volk ten voorbeeld, Zien wij haar bewondrend na. Haar een krans meest als Christinne: Die, liet brekend oog op 't Kruis, Nu de lichtgewiekte ziele Juichend rept naar 't Vaderhuis. Somber dreunend Klept de doodsklok, En wij heffen 't Oog omhoog! 7) K I A N A. Eens herinnering aan do Sandwichs-eilanilen. (Vervolg.) Kimo brak ons onderhoud af door da mededeeling dat liet tijd werd om ons op weg te begeven. Onze paarden waren gezadeld, de goederen opgeladen, de karavaan zette zich op nieuw in beweging, en bij het vallen van den avond kwamen wij te Olaa. Onze Vagueros 'waren vooruitgegaan. Twee hutten van boom takken, even gezwind als smaakvol opgericht, verbeidden ous reeds. Een er van was bestemd voor Jane en hare vrouwende andere was onze verblijfplaats. Met die zwijgende bedrijvigheid, die Kimo eigen was, had hij ons in een oogwenk in onze nieuwe woningen gehuisvest. In den loop van den avond opperde Frank het denkbeeld dat Jane eens met hem de omstreken onzer legerplaats zou gaan zien. Zij verzochten mij met hen mede te gaan, hetgeen ik wel aannam, doch om hen spoedig alleen te laten, wat zij niet eens schenen te bemerken, verdiept als zij waren in een gesprek, dat over de her inneringen uit huiine kinderjaren liep. Zij schenen met voorliefde op dat onderwerp terug te komen, en ik wachtte mij wel om er hen af te brengen. Was dat verledene niet een band tusschen deze 'twee; had de toekomst er een betere voor hen beschoren? Ik hoopte het van ganscher harte en bleef er nog een tijd lang over nadenken. Toen zij terugkwamen, sloeg ik hen opmerkzaam gade: Frank was bleek, maar zich zei ven volkomen meester; Jane groette mij met een ondeugenden blik en, na een kort gesprek, wendde zij vermoeienis voor en nam afscheid van ons. Ik bleef met Frank alleen. Wel, vroeg ik, wjt gij gelukkiger? Verliefder, ja; gelukkiger niet. Ik weet niet wat ik er van moet denkensoms komen er oogenblikken dat zij mijn bedoeling schijnt te begrijpen, doch die oogenblikken zijn zeer schaarsch. Dan neemt zij echter terstond weder haar trotsche houding aan en begint zij te -spreken over alledaagsche dingen. Zij is er uitmuntend in geslaagd, tusschen haar en mij een onzichtbaren scheidsmuur op te trekken, dien ik niet durf overschrijden. Ik begin nu te beseffen hoe naijverig zij op hare onafhankelijkheid is. Omdat zij den man nog niet ontmoet heeft, die bij haar de begeerte heeft weten op te wekken om die onafhankelijkheid prijs te geven. Ik Yoor mij geloof dat gij die man zult wezen. Gij zijt blijven voortleven in de herinneringen harer kiridschheid, gij hebt hare verbeelding gaande gehouden toen zij een jong meisje was geworden. Van daar tot haar bart is de'afstand niet zoo groot als gij denkt. Mocht het waar zijn wat ge daar zegt! Ik beef ondanks mij zei ven, en ik gevoel dut de partij, welke nu tusschen haar en mij gespeeld wordt, beslissend is. Dat zal zij wezen, ik heb er wel hoop op. Ik reken op onze reis, dat deze de ontknooping zal bespoedigen. De gelegenheid zal zich'weldra voordoen, aarzel dan niet er gebruik van temaken en bepleit uwe zaak met al de welsprekendheid van uw hart. Binnen weinige dagen zal ik alles gewonnen of alles verloren hebben. Al pratende, waren wij tot aan het kamp genaderd. Twee Kanaken, die om het uur afgelost werden, hielden het toezicht over onze beesten. Onbewegelijk als standbeelden tegen den stain van een boom leunend, lieten zij van tijd tot tijd een zacht gefluit hooreu, dat voldoende was om enkele paarden terug te brengen, die van de overigen dreigden af te dwalen. Hunne makkers lagen,-met hun zadel onder het hoofd, in een wijden cirkel op het gras te slapen, en vormden daardoor rondom de hutten een levenden slag boom. Ik stond juist gereed dien over te gaan, toen ik eensklaps eene zonderlinge gewaarwording bespeurde. Ik verbeeldde mij dat de grond onder mijne voeten wegzakte en dat er eene geweldigen schok plaats had in de richting van het Oosten naar het Westen. Het was niet te loochenen dat deze schok het gevolg van eene aardbeving geweest was. Zulke voorvallen is men echter op het eiland Havaï zoo gewoon, dat er bijna nooit bijzonder op gelet wordt. De bovenste hikken der boomen werden heen ;en weder geslingerd en sloegen tegen elkander aan-alsof ze'plotseling door een rukwind in beweging waren gebracht; daarop werd alles weder stil. De slapenden bespeurden er zelfs niets van. Onze beide wakers hadden er niets dan een zwijgenden glimlach voor over. Alleen onze dieren schenen er door verschrikt te zijnmet gestrekte achterpooten, als om beter hun evenwicht te bewaren, stonden zij geweldig te blazen en te snuiven en onrustig om zich heen te zien. Wij ziju in de nabijheid van Pélé, de Godin der vulkanen, zeide Frankzij verwittigt ons van hare tegenwoordigheid. Bonsoir tot morgen Eenige minuten later sliep alles in het kamp, uitgezonderd de wachters, die elkander om de beurt vervingen, zonder zich daarbij door het minste gedruisch te verraden. Ik was het gebeurde reeds volkomen vergeten toen ik den volgenden ochtend wakker werd. Frank was al op; ik zag hem met Kimo staan praten. Hij wenkte mij dat ik bij hen zou komen. Jane en hare vrouwen sliepen nog. Wat is er, Frank vroeg ikgij ziet er bedrukt uit. Een weinig misschien, antwoordde hij, maar tot nog toe hebben we geen reden om ons bijzonder ongerust te maken. Kimo heeft mij verslag gegeven omtrent de gebeurtenissen van den afgeloopen nacht. Uit de verklaringen onzer lieden blykt dat de schok, dien wij gisteren avond waargenomen hebben, niet de eenige gebleven is; tegen den ochtend hééft men tweemaal een nieuwe-schudding gevoeld. Ik heb er niets van bemerkt. Ik ook niet; maar Kimo, die vroeger dan wij is opgestaan, verzekert-dat de laatste schok van beneden naar boven gingen niet meer in horizontale richting. Welnu? Zulke schokken komen niet dikwijls voor en wijzen op eene aanstaande uitbarsting. Hot zal de eerste niet wezen en de lèatète evenmin, en wij zullen er een prachtig schouwspel aan te danken hebben. Denkt ge dat? Een uitbarsting van Kilanéa is inderdaad een prachtig gezicht, en ik ben er dikwijls getuige van-geweest; maar waar zal deze plaats hebben Uit den vulkaan, zooals altijd. Kimo twijfelt er aan en ik ook. Wanneer de schokken horizontaal loopeu, dan volgt de uitbarsting onveranderlijk op die plaats, en dan konden we zonder het minste gevaar onzen weg voortzetten. Als wij dan zijwaarts van den vulkaan gelegérd waren, zoüden wij de lava zien overstroomen en haar gewonen weg vólgen, doch niet meer in dunne draden, maar in een stroom'van vuur. De rijzing van den grond kondigt echter een heviger uitbarsting aanie op een ander punt kan plaats hebben. Waar zal dit'Wezen? Dat nu is mij onbekend, en wij kunnen'dus'misschieneen vreeselijk-gevaar te gemoet gaan. Loopen wij niet hetzelfde gevaar als wij hier blijven? Ja. En wat zegt Kimo er van? Hij gelooft dat wij het best zullen doen, ons zooveel mogelijk te haasten öm 'den vulkaan te bereiken; vólgens'hem zullen wij daar nog het meest beschut zijn. Hij heeft misschien gelijk, in ieder geval kranen #ij niet beter doen dan ons te verlaten op zijne ondervinding en-de uwe. Kimo gaf daarop een wenk aan de Kanaken, die zich op een afstand hielden, in afwachting van den uitslag onzer beraadslaging. Dit stilzwijgende bevel werd onmiddelijk begrepen; men.ging de paarden halen en bespoedigde zooveel mogelijk de toebereidselen voor ons eenvoudig ontbijt. Jane, die men gewekt had, .kwam tot ons, verwonderd over de haast waarmede wij het kamp gingen opbreken. Een paar woorden waren voldoende om hair in te lichten aangaande onze kwade vermoedenshérh&alde nïalen had zij reeds zulke vulkanische verschijnselen bijgewoond, die 'op Havaï aan de orde van den dag zijn. Frank verzweeg haar eöhter de waarnemingen die Kimogedaan had,-en zij véirkeerde dus in den waan dat wy slechts verlangend waren om ten spoedigste Kilanéa te bereiken, en eene daar verwachte uitbarsting bij te wonen. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1877 | | pagina 1