HELDERSEHE EiV NIEUWEDIEPER (OIRAVT. 1877. N°. 98. Vrijdag 17 Augustus. Jaargang 35. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. GEMEENTERAAD. Binnenland. „W ij li u 1 tl i g e n het goed e." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zatnrdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.80. t t franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bireio: MOLENPLEIN N°. 163. Prij der Advertentiën: Van 1i regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Onze alionné's in de gemeente ontvangen bij dit nummer afzonderlijk: „Vervolg der bewegingen van Zr. lis. schepen op de Iinst van Atsjin. Abonné's buiten de gemeente zullen wij het, op aanvrage, gratis toezenden. Zitting van Dingsdag den 14 Augustus 1877. Voorzitter de heer Burgemeester. Tegenwoordig 13 leden; afwezig met kennisgeving de heer Boomsma (3 vacaturen.) De aanteekeningen van het verhandelde in de vorige zitting worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter brengt ter tafel de geloofsbrieven, ingezonden dooi de heeren W. J. Manlsteed, P. A. C. Hugenholtz, L. .felgersma, C. Giltjes, A. J. van Kelckhoven, C. J. van Spnll, J. W. Ilnttinga Haven, P. J. Duinker en J. T. Tinkeleuberg, allen bij de onlangs gehouden verkiezingen tot leden van den Gemeenteraad gekozen, de vier laatstgenoemden ter vervanging van de heeren J. S. Janzen, C. Berghuijs, B. Werendlijn Smit en P. C. van der Meuten. Het onderzoek dier geloofsbrieven wordt opgedragen aan eene Commissie, bestaande uit de heeren Braaksina, Janzen en van Veen. Gedurende het onderzoek wordt de zitting opgeheven. Bij de heropening der zitting brengt de Commissie, bij monde van den lieer Braaksma, rapport uit van hare bevinding. De Com missie heeft de stukken nagezien; zij heeft geenc bezwaren tegen de toelating der gekozen leden en stelt mitsdien voor om de boven genoemde heeren als leden van den Gemeenteraad toe te laten. Dienovereenkomstig wordt besloten. Op verzoek van den Voorzitter doet de lieer Braaksma voorlezing van liet rapport, opgemaakt naar aanleiding van het onderzoek, dat in de ufdeelingen heeft plaats gehad omtrent de rekening en verant woording der gemeente over hot dienstjaar 1876. Door c!e afdee- liugen werden tot rapporteurs benoemd de heeren Jelgersmn, Maal- stced en Braaksma; aan laatstgenoemde werd het uitbrengen van :t verslag opgedragen. De rekening werd behoorlijk onderzocht en met de bewijsstukken vergeleken. Dit onderzoek leidde tot geene nan- of opmerkingen: geene onmiauwkeurigheden werden aangetroffen. Tengevolge hiervan wordt voorgesteld de rekening goed te keuren G0RD0N BALDWIH. Novelle van RUDOLPH LINDAU. {Ver volj VIII. Baldwin had aan zijn gesprek met Eorbes eene andere wending gegeven, toen deze eene toespeling op de nieuwe positie vnn den jonggetrouwde gemaakt had. Baldwin wilde daar eigenlijk liever niet over spreken. Zijn huwelijk was wel niet bepaald ongelukkig, maar het gedroomde geluk had hij er toch niet in gevonden. Johanna was al even afgemeten en koel gebleven, als zij tijdens haar engagement geweest was. Zij gedroeg zich volstrekt niet stijf hoofdig of eigenzinnig, zoodat zij hem reden tot klagen zou gegeven hebbenmaar hij hoorde haar ook niet lachen, en zij ging stil haars weegs, alsof een heimelijk leed haar kwelde. Baldwin ergerde zich hierover. Hij had door volkomene openhartigheid, door opmerkzame teederheid, door roerende toewijding haar vertrouwen willen winnen. Zijne pogingen waren vruchteloos gebleven. Na eenigen tijd begon zijn trots zich er tegen te verzetten, om zijn ongeveinsde liefde te betuigen waar hem niets als vormelijke be leefdheid daarvoor teruggegeven werd. Menigmaal voelde hij zijn bloed in toorn opbruischen, als hij het ijzige schepsel aan zijn hart sluiten wilde en duidelijk bespeurde, dat er in haar borst niets voor hem klopte; doch hij trachtte deze hartstochtelijke aandoening meester te worden eu slaakte slechts een diepe zucht, terwijl hij de kleine droge hand weder losliet, die zij hem werktuigelijk had laten vatten en die zij even werktuigelijk weder langs hare zijde liet neervallen. Waarom was Johanna niet gelukkig? Baldwin deed alles wat hij bedenken kon om haar genoegen te doen. Zij scheen het niet pp te merkeif of er geen prijs op te stellen. Hare trekken werden nooit verlevendigd door een uitdrukking van dankbaarheidgeen hartelijk woord kwam er ooit over de stroeve lippen; en hare ver standige oogen zagen onverschillig neer op alles wat haar omringde. Baldwin was mistroostig, onrustig, verdrietig. ffWat scheelt er aan, mijn lieve Johanna?" vroeg hij eens op een avond, toen hij alleen met haar bij den haard zat. „Zijt ge niet wel?" wMij scheelt niets," antwoordde zij spijtig. z/Gij verbergt mij iets. Wat is er? Ik heb immers maar één grooten wenscli: namelijk u gelukkig te zien." z,Mij scheelt niets," herhaalde zij. Zij staarde onbewegelijk, met wijdgeopende oogen, in het vuur, en Baldwin zag dat er twee groolo tranen in die oogen parelden en langzaam op de bleeke wangen nedervielen. Hij ging naast haar zitten, nam haar in zijne armen en zeide met de teederheid eener moeder die haar lijdend kind tevreden wil stellen: „Spreek dan toch, mijne eenige geliefde!" doch zij weerde hem af en antwoordde slechts «Ik ben wat geagiteerd. Ik weet zelf niet wat mij scheelt. Laat my met rust." Hij zag haar uitvorschend aan. „Ik zal een dokter roepen," zeide hij. „Gij zijt ziek." Zij schudde zwijgend het hoofd. Hare tranen vloeiden sneller; en het besluit daartoe, vast te stellen. Even gunstig luidt het verslag omtrent de mede onderzochte rekeningen van het Burgerlijk Armbestuur, het Algemeen Weeshuis en dc dienstdoende Artillerie- Schutterij, waaromtrent mede tot goedkeuring wordt geadviseerd. Nadat dc Voorzitter had dank gebragt aan de Commissie van rapporteurs, werden de rekeningen achtereenvolgens aan de goed keuring van den Baad onderworpen en allen zonder uitzondering niet algemecuc stemmen goedgekeurd, die van de Schutterij behou dens nadere goedkeuring door HH. Gedeputeerde Staten. In de besluiten, die hieromtrent werden vastgesteld, waren de navolgende totaal-cijfers vermeld Bekening van de gemeente: Ontvangsten f 195545.47 Uitgaven. 173019.65 Goed slot f 22525.82 Bekening van het Algemeen Weeshuis Ontvangsten f 5003G.45 Uitgaven. 47525.54* Goed slot f 2510.906 Bekening van het Burgerlijk Armbestuur: Ontvangsten f 9914.325 Uitgaven. 8155.49 Goed slot f 1758.835 Bekening van de dienstdoende Artillerie-Schutterij Ontvangsten f 1995.5 25 Uitgaven. 1647.35 Goed slot f 348.17s Aon de beslissing over dc rekeningen van hel Weeshuis en van liet Armbestuur werd geen deelgenomen door die leden van don Baad, die tot de besturen dier instellingen behooren. De vergadering ontvangt medcdeeling, dat, ter vervanging van den heer C. Berghuijs, tot lid van liet Collegin van zetters voor 's Bijks belastingen is benoemd de lieer W. C. Al. van Bruggen. Aangenomen voor kennisgeving. Door den Voorzitter wordt medegedeeld, dat; ingekomen is een adres met verzoek om bestrating van bewoners der 2de Molenstraat alhier. Op voorstel des Voorzitters wordt besloten, dit adres in maar geen geluid kwam er over hare lippen. „Wilt gij mij niet antwoorden vroeg hij nog eens, zacht en teeder. „Wat moet ik antwoorden?" riep zij driftig. „Hebt gij mij bet een of ander te verwijten? Berust ik niet gehoorzaam in al uw wenschen? Klaag ik ooit? Wat verlangt ge dan nog meer van mij Plaag mij dus niet Hij zag haar verbaasd aan. Daarna stond hij op en sprak met een diepen zucht: „Ik ben zeer ongelukkig." Daarop verliet hij het vertrek en begaf hij zich naar zijne kamer, die aan het andere einde van het huis gelegen was. Doch ook hier gevoelde hij zich niet op zijn gemak; hij was beangstigd en gejaagd. Hij nam zijn hoed en ging de deur uit, om frissche lucht te scheppen en ziju overspannen zenuwen tot bedaren te brengen. Baldwin was een verstandig, practisch man, die in zijn leven tegen allerlei bezwaren had gestreden en die geleerd had, dat men de hinderpalen op zijn pad niet uit den weg ruimt als men de handen rustig in de schoot legt en Gods water maar over Gods akker laat loopen. Een groote ramp, een dreigend gevaar vermeerderde in zekeren zin zijn moreele krachten. Hij zag en waagde dan in een kort oogenblik eiken mogelijken uitweg uit den noodmaar tegen het verdriet dat thans zijn hart vervulde, was hij niet op gewassen. Hij liep een geruimen tijd radeloos in de spaarzaam verlichte Avenue op en neder, zich telkens en telkens weder af vragend, hoe hij de gedwongen en onbevredigende verhouding, die tusschen hem en zijne vrouw ontstaan was, tot eene gewenschte oplossing zou kunnen brengen. Johanna was intusschcn onbewegelijk op dezelfde plaats blijven zitten. Zij had de trauen van hare wangen weggewischt eu staarde onafgebroken in het vroolijk vlammende haardvuur. Zij had gedurende een korten tijd, onmiddellijk na haar huwelijk, haar best gedaan om Baldwin lief te krijgen. Dit was haar niet terstond gelukt, en zij had haar voornemen toen spoedig weder opgegeven. Thans mishaagde Baldwin haar. Zij vond hem onontwikkeld en onbeschaafd. Zijn zware voetstap in de kamer joeg haar schrik aanzijn stem klonk haar te luid; zijne liefkozingen, die zij niet durfde afwijzen, maar ook niet kon beantwoorden; wareu haar onuitstaanbaar." Waarom laat hij mij niet met rust?" vroeg zij met verbeten ergernis. „Waarom plaagt hij mij met zijn liefde?" Zij had haar gansche leven nooit aan iets anders dan aan haar eigen geluk gedachtook toen zij een zwakke poging deed om Baldwin lief te krijgen, had zij daarbij uitsluitend hare eigene belangen op het oog gehad. Zij had bij zich zelve overlegd, dat het aangenamer voor haar wezen zou, met een man samen te leveu, dien zij lief kon hebben, dan met een die haar onverschillig was. Om het welzijn van vreemde menschén bekommerde zij zich niet. Baldwin was voor haar een vreemd mensch. Hij was haar echtgenoot. Jammer genoeg. Zij verwenschte het oogenblik, waarop zij hem in een vlaag van ergernis, van neerslachtigheid, van zwakheid, veroorloofd had, haar in zijne armen te nemen. Hij was kortzichtig genoeg geweest, toen zij weenend op zijn schouder leunde, aan hare liefde tegelooven. Hare liefde Hij had er niet het minste besef van, hoe zij beminnen kon Baldwin begon haar met den dag meer afkeer in te boezemen. Zij moest hare lippen met geweld op elkander persen, om haar wrok niet luidkeels onder woorden te brengen, als hij met onstuimig geraas de deur openrukte en zijn voetstap in den gang zich hooren handen te stellen van de Commissie voor de Gemeentewerken, Jeu einde daaromtrent later eene beslissing te nemen. Aan het einde der werkzaamheden gekomen, vraagt eu bekomt, de lieer Janzen het woord. Bij het klimmen zijner jaren heeft hij zich gedrongen gezien, voor 't lidmaatschap van den Baad te bedanken, de vervulling dier betrekking aan jeugdiger krachten overlatende. Thans is het de laatste zitting, die hij bijwoont, en hij rigt dus een woord van afscheid tot zijne medeleden. Hij dankt voor de welwillendheid en vriendschap, gedurende zoovele jaren waarin hij zitting had, ondervonden. Hij drukt verder de beste wenschen uit, voor den bloei der gemeente en voor de werkzaam heid van den Baad, om dien bloei zooveel mogelijk te bevorderen. In hartelijke bewoordingen wordt hierop de lieer Janzen door den Voorzitter toegesproken. Spreker brengt daarbij hulde aan de onmiskenbaar groote verdiensten van den heer Janzen, die de ont wikkeling der gemeente niet slechts belangstellend heeft gadegeslagen, maar daarop ook zoo grooten invloed heeft uitgeoefend. Namens alle leden betuigt de Voorzitter deu heer Janzen dank voor het vele goede, door hem ook als lid van deu Gemeenteraad bevorderd. Persoonlijk ziet spreker den lieer Janzen met zeer groot leedwezen afscheid nemen. Het is 24 jaren geleden, dat de' Voorzitter Lier ter plaatse werd geïnstalleerd, en de lieer Janzen was tot nog toe het eenige lid van den Gemeenteraad, dat van die installatie getuige was. Hij hoopt, dat, is ook eenmaal voor hem de tijd aangebroken om afscheid te nemen, hij dan met evenveel satisfactie mag terug zien op 't geen door hein werd verrigt. l)e leden beluigen hunne instemming met het gesprokene door den Voorzitter, die hierop de zitting voor gesloten verklaart. HELDER en NIEUWEDIEP, 16 Augustus. Zr. Ms. schroefstoomschip Macassar is gisteren van hier via Suez naar Batavia vertrokken. Het état-major is zamengesteld als volgt: J. C. Commijs, luit. ter zee lste kl., kommandantH. C. Achenbach, luit, ter zee 2de kl., lste officierL. Dupper en A. C. van der Sande Lacoste, luits. ter zee 2de kl.; B. H. L. van Holst, off. van gez. 2de kl. en J. A. Sonnenberg, off. van adm. 3de kl. liet. Zij huiverde van vrees als hij zich iu een stoel wierp. Zij gevoelde zich zwak, vermoeid, ellendig. Hij was gezond en sterk. Zij ergerde zich ook zelfs daarover. „Eorbes heeft hem een goeden naam gegeven," dacht zij: „het is een wildeman; hij had met een wilde moeten trouwen. Welk een hemelsbreed onderscheid tusschen hem eu EorbesMaar dezen laatste wilde zij haten. Hij was de eenige oorzaak van haar ongeluk. Eéu troost had zij: zij zag duidelijk dat Eorbes óók ongelukkig was. Zij zou hem wel een tooverdrank willen ingeven; zij wenschte hem dezelfde sprakelooze, drukkende ellende, die haar hart beklemde. En toch herkende zij zijn lichten, nauw hoorbaren tred zoodra hij haar naderdeeu zijne gedempte, bedaarde toon van spreken klonk haar als muziek in de ooren. Zij deed zich zelve bittere verwijtingenwel niet omdat zij in haar hart trouweloos, was; maar daarover, dat haar trots haar niet van hare liefde genezen kon. „Ik zou wel willen dal hij dood was, en ik ook, en dat alles voorbij ware!" sprak zij inbare eenzaamheid. Plotseling hoorde zij dat er aan de huisdeur gescheld werd, het geen haar uit haar sombere droomcrijen deed ontwaken. Het was reeds negen uur. Wie kon er om dezen lijd nog komen? Zij had Baldwin hooren uitgaan, maar, zij wist dat hij gewoon was een sleutel van het huis bij zich te dragen„George Eorbes," fluisterde zij. Hij was de eenige bekende, die haar sedert den dood haars vaders des avonds bezocht; zij was echter nooit met hem alleen geweest; zij wilde niet mcl hem alleen zijn. Zij stond op, om de vlucht te nemen. Tn hetzelfde oogenbiik deed dc kuecht de deur open om den heer Eorbes aan te melden. Op een tafel midden in de groote kamer brandde een lamp, Wier schijnsel door een scherm getemperd werd en het vertrek in den omtrek der tafel helder verlichtte. Buiten dien engen lichtkring heerschte in het salon een huiselijk, gezellig half-donker. Eorbes naderde Johanna oogenschijulijk zoo ongedwongen mogelijk eu zette zich op een stoel naa3t haar neder. Hij vroeg naar Baldwin. Zij antwoordde dat hij uitgegaan was. En daarop bleef het gesprek steken. De pause werd terstond pijnlijk. Johanna zocht te vergeefs naar een woord om de stilte te verbreken. Eindelijk liet Eorbes door een kuchje bemerken dat hij iets wilde zeggen. Zijne stem klonk weifelend toen hij begon tc spreken. „Het is mij zeer aangenaam, mevrouw," zeide hij, „dat ik u nog eens, als in vroeger dagen, ongestoord alleen spreken kan. Ik wenscli u om eene opheldering te verzoeken." Zij gaf geen antwoord en hield de oogen onafgewend op den grond gevestigd. „Mevrouw," ging Forbes langzaam en nadenkend voort, „zoudt ge mij wel willen zeggen door welken misslag ik mij uwe ongenade op den hals gehaald heb?" Zij richtte het hoofd niet op, maar zij zag hem ongemerkt van ter zijde aan. Hij kon haar gelaat, dat in de schaduw geplaatst was, niet onderscheiden. Hij wachtte eenige oogenblikkendoch daar zij niet sprak, nam hij nogmaals het woord: „Wij zijn jaren lang goede vrienden geweest, althans ik heb mij dat steeds verbeeld. Waardoor heb ik uw genegenheid ver beurd? Gij behandelt mij sedert uw huwelijk als een vreemde, ja erger dan een vreemde. Ik heb mijn best gedaan, uwe gunst te behouden of op nieuw te herwinnen; doch ik weet maar al te goed

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1877 | | pagina 1