HELDERSCHE
EK VIËl RËDIËPER COURANT.
1877. N°. 106.
Woensdag 5 September.
Jaargang35.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
AANBESTEDING.
Binnenland.
LUCRETIA.
„W IJ huldigen
het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
t i franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 1«J.
Prij der Ad ver tent iën: Van 1i regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letter» of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Klken Donderdag vertrekt de mail naar
Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
Op VRIJDAG den 14 SEPTEMBER 1877, des avonds
ten zeven ure, zal, aan het Raadhuis der gemeente Helder
in het openbaar, alleen bij inschrijving, worden aanbesteed:
De levering van STEElVkOLlülV aan de
Geineente-Inrigtingen, van den 1 October 1877
tot ultimo December 1878.
Het bestek en de voorwaarden liggen ter lezing aan de
Secretarie der gemeente.
Helderden 4 September 1877.
Burgemeester en Wethouders dier gemeente
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
L. VERHEY, Secretaris.
HELDER en NIEUWED1EP, 4 September.
De 37ste verjaardag van Z. K. H. den Prins van Oranje
wordt beden alhier op de gebruikelijke wijze gevierd.
Door het garnizoen is heden middag parade gehouden,
waaraan door de schutterij werd deelgenomen.
De tentoonstelling van Floralia alhier is bepaald op
Zondag a. s. in Tivoli. De inzending der planten geschiedt,
volgens achterstaande annonce, Vrijdag en Zaturdag.
De 13de comp. van het 3de reg. vesting-artillerie is jl.
Zaturdag, onder bevel van den kapt. Romswinckel, weder
van hier naar hare garnizoensplaats Neuzen teruggekeerd.
Gisteren avond geraakte de gasleiding aan een
lantaarnpaal in de Koningstraat alhier in brand. Do felle
vlam bragt spoedig een aantal personen ter plaatse, die
door 't aanwenden van bluschmiddelen er in slaagden,
verder gevaar te keeren.
De kapt. ter zee jhr. II. C. Wichers, chef der 1ste
afdeeling van het departement van Marine, wordt vervan
gen door den kapt. ter zee jhr. A. C. van Haeften en
eerstgenoemde belast met het bevel over het schroefstoom-
schip 1ste kl. Atjeh, dat te Amsterdam in gereedheid
wordt gebragt.
Naar het Italiaansch van CLAUDE VIG-NON.
Als men vroeger van Lucca naar Florence of Pisa reed, dan
hield de diligence vast en zeker voor de ,,Locanda di Loudra" stil.
Deze ligt in een voorstad, waarachter zich niet ver van de
Locanda goed onderhouden vestingwerken uitstrekken, waarbij
een poort, die door soldaten in Toscaansche uniform bewaakt wordt. s)
Deze versterkte plaats heet Pistoja, en is een van die oude Italiaansche
hoofdsteden, welke indertijd het land in Staten verdeelden, die
kleiner waren dan een Fransch arrondissement; Pistoja, dat zijne
tyrannen en zijne geschiedenis heeft gehad en in Dante's tijd door
burgeroorlogen, partijgeschillen en opstanden eene zekere mate van
beroemdheid genoot.
De stad heeft meer dan al hare gcburinnen een karakteristiek
uiterlijk behouden. Terwijl Florence, dat den rijken vreemdeling
een aangenaam, gezellig verblijf biedt, zijne oude eigenaardigheden
een voor een moet prijs geven; terwijl Pisa een soort van dooden-
stad is geworden, die nog alleen dienst doet als een schilderijlijst
voor het Campo Santo; terwijl Pralo, Sarzana en Pietra-Santa racer
en meer tot het peil van gehuchten afdalen, ziet Pistoja met zijn
stevige muren, zijne historische monumenten, zijne met paleizen
prijkende pleinen en straten, zijne rijke kerken en bibliotheken en
zijue aristocratische bevolking er nog altijd als een hoofdstad uit.
Pistoja is namelijk de verblijfplaats van den verarmden Toscaanschen
adel. Oude families, wier inkomen niet toereikend is, om er te
Florence een paleis, benevens paard en rijtuig, op na te houden;
anderen weder, die zich te Pisa verveelden en met de vroeger zoo
veelvuldige wisselingen van regeeringsvorm te Lucca geen vrede
hadden, hebben zich te Pistoja als 't ware in een verschanste leger
plaats teruggetrokken, waar zij evenmin last hadden van buitensporige
weeldezucht als van uitheemsche zeden en gebruiken.
Van de onderwerpen, die de gezellige kringen in die kleine
Italiaansche steden prikkelen en bezighouden, kan men zich moeielijk
een denkbeeld vormen. De overheersching der vreemdelingen - heeft
er alle eerzucht gedoodde zucht tot het uitdenken en het verbreiden
van de gewone stadspraatjes wordt er nauwelijks gevonden; over
politiek spreekt men bijna in het geheel niet, en om de belangen
der nijverheid bekommert men zich al even weinig, want de goud
koorts, de zucht om rijk te worden, is nog niet tot over de bergen
doorgedrongen.
De liefde echter speelt in Italië een rol, waarvan men in andere
landen geen begrip heeft. Zij vormt het groote draaipunt, waarom
heen het leven zich beweegt doch zij is met dat al niet van
In het licht is verschenen eene brochure van den
heer J. F. Berk, getiteld: De Pandschdb-Kolonie vun het
Oera Linda-Bök. In dit geschrift wordt door den schrijver
op wetenschappelijke gronden aangetoond: dat de berigten
over het verblijf der Friezen aan den Indus niet af komstig
zijn uit den tijd, door 't O. L. B. genoemd; dat die be
rigten voor 't meerendeel onwaar zijnen dat ze afkomstig
zijn van een schrijver, die met den maatschappelijken en
godsdienstigen toestand der Hindu's niet bekend is, en die
zich om plaats- en tijdbepaling niet bekommert. Hieruit
trekt de schrijver de besluiten: 1. Het Oera Linda-Bók
is onechten in verband met de twee brochures door den
heer Beckering Yinckers betrekkelijk het bewuste handschrift
uitgegeven: 2. De heer Cornelis over de Linden voldeed
aan alle vereischten, om vervaardiger van genoemd hand
schrift te zijn.
In het laatste gedeelte der brochure beantwoordt de
schrijver den heer D. Dekker, die in het tijdschrift «Euphonia»
eene beoordeel ing heeft geleverd van de tweede brochure
des heeren Beckering Vinckers; verder den heer G. Jansen,
die in een geschrift heeft getracht aan te toonen, dat de
heer C. over de L. niet is geweest de vervaardiger van
het handschrift; en eindelijk den heer L. F. over de
Linden, naar aanleiding van diens brochure, getiteld:
■■Beweerd, maar niet bewezen.»
De minister van Oorlog heeft het in het belang van
het leger hier te lande noodig geoordeeld, de verzoeken van
lste luitenants, om voor vijf jaren bij het leger in Oost-
Indië te worden gedetacheerd, voortaan af te wijzen.
Ds. A. E. van Eerde, te Hoorn op Texel, komt voor
op het zestal te Akkerwoude.
Bedankt voor het beroep naar Meppel door ds. J.
Kraijenbelt, pred. te Alkmaar.
Het honorair lidmaatschap van 't Nederl. Onderwijzers-
Genootschap is opgedragen aan den heer J. Daalwijk Jr.,
vroeger hoofdonderwijzer te Oudendijk, thans burgemeester
dier gemeente.
Men schrijft ons van Texel, dd. 4 dezer
«Voor de aanstaande landbouwtentoonstelling op morgen,
5 Sept., bij gelegenheid der viering van het 25jarig bestaan
der afdeeling, worden groote toebereidselen gemaakt. Bij
gunstig weder zal des avonds het Park aan den Burg
De lezer verplaatse zich in de dageu vóór den Italiaanschen
oorlog.
gelijke beteekenis voor elke trap van leeftijd en kan ook niet uit
sluitend aan de eisclien van liet geestelijk leven voldoen. Dan blijft
er verder niets over als om zich met dc kunsten en vooral met de
muziek bezig te houden. Doch zelfs de invloed van deze laatste
is in een kleine stad van veel geringer beteekenis dan in de hoofd
steden. Het theater La Fenice bevindt zich te Yenetic; dat van
San Carlo te Napels; de schouwburg La Scala is te Milaan en om
de Pergola te Florence te bezoeken, moesten de liefhebbers uit
Pistoja een dagreis ver gaan.
Leest men aan den voorgevel van een der oude paleizenAdelijke
club," dan vraagt men zich onwillekeurig af, waarmede deze edel
lieden, die geen raspaarden op stal hebben en geen actrices onder
houden die altijd met een zeer matigen inzet spelen en geen zaken
op de beurs doen, hun ledigen tijd zoek brengen. Het antwoord
luidt: het is de studeerkamer, het zijn de wetenschappen, die, be
halve liefde en muziek, aan de Italiaansche gezelschappen het ver-
eischte geestelijke voedsel en de noodige stof voor liet gesprek leveren.
In Italië en hoofdzakelijk in die doodsche steden, die, als monumen
ten van haren voormaligen rijkdom, museums en bibliotheken bezitten,
bestaat een soort van wereldlijke Benedictyners, die hun leven gewijd
hebben aan de taak om documenten over de geschiedenis van hun
land uit het stof der eeuwen op te delvenoude manuscripten te
ontcijferen en nieuwe te schrijven; duistere plaatsen uit Dante's
Dicina Comedia van punt tot punt toe te lichten en daarover diep
zinnige disputen met andere taalvorschers te voeren. Er zijn in
die kringen geleerden, die werkelijk veel verdiensten bezitten, schoon
de roep daarvan niet over de grenzen hunner provincie heenklinkt
hoogst begaafde mannen, die de bronnenstudie van een bijna honderd
jarig leven in zich opgezameld hebben en wier kundigheden de
beroemdste medeleden van de Academie der Wetenschappen in ver
bazing zou brengen.
Tot die klasse van menschcn rekende men den canonicus Forte-
guerri, die in het jaar 1815 overleed, kort nadat Toscane opge
houden had een Fransch departement te zijn en weder aan Oostenrijk
was vervallen.
Agnolo Forteguerri behoorde tot den hoogen adel van Pistoja.
Hij was een achterneef van den beroemden kardinaal Forteguerri,
en beschouwde het als eene bijzondere eer, in een rechte lijn af te
staramen van Scipio Forteguerri, bijgenaamd Carteromaco, den ge
leerden Hellenist uit de vijftiende eeuw, die bijna al de handschriften van
de eerste uitgaven der Grieksche auteurs drukken liet. Agnolo Forte
guerri zelf kon, als blijvende herinnering aan zijn aardsch bestaan,
niets als eenige lijvige manuscripten van psyehologischen, philoso-
phischen en lingui'stischen aard nalaten, doch hij werd door zijne
medeburgers betreurd eu nam de hoogachting van al de Hellenisten
uit Italië met zich in het graf.
Twaalf jaar vroeger was de Canonicus door het overlijden van
zijn broeder en zijn beide neven voogd geworden over zijne nicht
Lucretia Forteguerri.
a giorno worden verlicht, terwijl een prachtige fontein
tusschen de boomen en bloemen wordt opgerigt.
Het harmonie-korps «Sempre Crescendo,» onder directie
van den heer Polak, zal des middags en des avonds muziek
uitvoeringen geven.
De Raad heeft het Park aan de commissie van Landbouw ten
gebruike afgestaan en wij verheugen ons te kunnen melden, dat
des avonds aan het publiek vrije toegang wordt verleend.
Bij A. de Ruiter wordt des namiddags harddraverij
gehouden.
Tot sluiting van het feest zal des avonds in de lokalen
en tuinen van W. Moojen een gezellige bijeenkomst plaats
hebben, uitsluitend voor de leden der Maatschappij.
Moge een liefelijke zonneschijn, na al de stormen en
regenbuijen der laatste dagen, medewerken om het feestte
doen gelukken!»
Jl. Zaturdag ochtend, omstreeks half vier uur, sloeg
de bliksem in de woning van den heer van den Berg,
hoofdonderwijzer te Anna Paulowna. Zonder brand te ver
oorzaken, was de verwoesting in een enkel oogenblik toch
groot, daar een schoorsteen werd verbrijzeld, een gat in
een zijmuur geslagen, een balk vernield, ruiten werden
stuk geslagen enz.
Men leest in de Amst. Crt.:
«Mej. Mina Krüseman zal aan boord van de Prinses
Amalia van Napels naar Indië vertrekken, waar zij ver
klaard heeft 10 jaren te zullen blijven. Hoewel zij dus nog
op ettelijke jaren levens meent te mogen rekenen, heeft zij
toch reeds een boek het licht doen zien, getiteld: Mijn
leven.» Dit begint in 1858, eindigt 1876 en is opgedragen
aan haar «trouwen vriend Publiek-, Ndie alleen haar steeds
gesteund heeft tegen hare vijanden,» en die zeker ook nu
dwaas genoeg zal zijn een kleine tien gulden te offeren
voor drie lijvige deelen vol onbeteekenendheid, onbescheiden
heid, aanmatiging, pedanterie en liefde voor humbug van
de dame, die zich voor de spil schijnt te houden, waarom
Nederland draait. Arme vrouw!
Uit Nizza wordt aan de Amst. Crt. gemeld, dat het
daar in geen honderd dagen geregend heeft. Het gebrek
aan water openbaart zich daar op allerlei wijzen.
Met 1 Jan. 1878 treedt te Rotterdam eene Maat
schappij ter verhuring van stoomkracht in werking. Elk
Lucretia was zeven of acht jaar oud, toen haar vader stierf en
haar een huis te Florence, een paleis te Pistoja een vigne of wijnberg
in den omtrek, in één woord een zeer aanzieulijk vermogen naliet.
Dit erfdeel- werd aan den canonicus toevertrouwd, die liet tot de
meerderjarigheid van het meisje beheeren zou en Lucretia nam
met hare gouvernante haar intrek in het huis van den ouden priester.
De dood zijns broeders en het uitsterven van zijn geslacht ver
oorzaakten Agnolo Forteguerri veel verdriet. Hij was zeer gehecht
aan zijn naam, die in de geschiedenis van Toscane meermalen met
onderscheiding genoemd werd. Vooral stelde hij hoogen prijs op
den wetenschappelijken roem, welke sedert verscheidene eeuwen aan
zijn huis verbonden was, en als zijn broeder een zoon had nagelaten,
dan zou hij, hoezeer hij aan stillen avbeicl en afzondering aewoon
was, zonder twijfel het overige deel zijns levens besteed hebben om
van hem een man te maken, die den naam zijns vaders waardig
was. Doch het kleine meisje, ter nauwernood aan de eerste kindsch-
heid ontwassen, boezemde hem weinig of geen belang in. Hij nam
haar slechts tot zich omdat het noodzakelijk was, en vatte het be
paalde voornemen op, haar zoo spoedig mogelijk uit te huwelijken.
Het huis van den canonicus, dat van boven tot beneden met
boeken, schilderijen, perkamenten, zeldzame steenen en oude inscripties
was opgevuld, was docr een corridor met de stadsbibliotheek ver
bonden, en de grijze geleerde, die zonder eenige weelde, ja bijna
armoedig leefde, verdeelde zijnen tijd tusschen de bibliotheek-zalen
en zijn studie-kabinet, 's Avonds ontving hij de geleerden der
stad, die bij hem als bij hunnen leermeester samenkwamen. Ook
bisschop Eospigliosi, zijn leerling en vriend, vereerde deze bijna
beroemde vergaderingen niet zelden met zijne tegenwoordigheid.
Men bracht in deze avonduren den tijd door met zich aan zeld
zame manuscripten en elzevier-uitgaven te vergasten, alle intellec-
tueele gebeurtenissen en bewegingen uit heel Europa de revue te
laten passeeren, en de tegenstrijdigste meeningen met warmte over
en weêr te verdedigen. Niemand van al deze ernstige mannen
echter sloeg acht op het kleine schuwe, in 't zwart gekleede en
slecht verzorgde kind, dat in een hoekje op een stapel folianten
zat, de stijdenden met hare groote, donkere oogen aanzag en in
Plutarchus leerde lezen.
Toen Lucretia tien jaar oud geworden was, gaf haar oom haar
een onderwijzer in de Frausche taal en liet hij haar muziekles nemen,
want een jonge dame van edelen bloede behoorde in die vakken
onderwezen te zijn, doch hij vroeg verder nooit naar hare
vorderingen, en belette haar ook niet, de boeken in beslag te nemen,
die het toeval haar in handen speelde. Integendeel: hij was zeer
tevreden dat het kind geen gedruiscli maakte en niet verlangde dat
hij zich- met haar bezig hield.
Eens op een dag, toen hij met den bisschop door den corridor
ging, die naav de bibliotheek liep, bemerkte hij Lucretia alleen in
een der groote zalen vol bustes en antieke fragmenten op de onderste
verdieping. Het kleine meisje stond in bewondering verdiept voor