Buitenland.
Men had nog eene serenade willen brengen, doch dit
werd door tusschenkomst van den burgemeester verhinderd.
Men schrijft uit Borger ("Drenthe) aan de Arnh. Crt.
«De jagt opent op heden 22 dezer. Gewigtige tijding!
Driehonderd zonen Nimrods verbeiden in het landschap
met brandend ongeduld den eersten dag der jagt. Geweer
en weitasch zijn al sinds dagen gereed, de polsdrager loopt
nu en dan al in hooge waterdigte laarzen en de honden
janken van verlangen om het veld in te rukken.
Is er veel wild? Ja, zegt men hier, neen, zegt men
ginds. De poeliers hebben met de jagers, die daartoe
genegen waren, accoord gemaakt, want ook het wild wordt,
even als de aardappelen, bij voorkoop verkocht. Eerst
was Zwolle de plaats der algemeene leverantie; daarna
werd Utrecht dit; vervolgens hadden Amsterdam, 's Hage
en Rotterdam het wild uit Drenthe en verleden jaar was
Luik in België de stapelplaats onzer gesneuvelde hazen en
patrijzen. De Drentsche burger en boer eet geen wild
meer. De laatste mag zijn kool door de hazen ongestraft
laten opeten, en de eerste kan zich verlustigen in het
gezigt der doode langooren en patrijzen, die daar zoo
sierlijk aan den haak hangen voor de deur der geachte
poeliers. Morgen (Zondag) hooren wij wie het meeste, wie
veel schoot, wie tevreden kon zijn en wie platzak tehuis
kwam. Daar wordt wel een weinigje bij gejokt, maar dat
doen Osman-Pacha en de Russische Grootvorst ook wel.»
«Hoe is dat mogelijk!» roepen de Gebr. Koster.
«Hoe kan dat!» zeggen zijne navolgers en inderdaad ver
baast men zich over hunne aanbiedingen van boeken in
de dagbladen.
Maar de aanbiedingen van de Kosters en hunne navol
gers beteekenen niets bij die, welke eene Europesche firma
in «oorlogsbehoeften» aan Griekenland heeft gedaan. Deze
is bereid binnen eene maand te leveren20 batterijen Krupp-
geschut, 4,000,000 Chassepot-geweren, 2 pantserschepen,
1 groot stoomtransportschip, 40,000 uniformen, 4000 paarden
tuigen en al wat verder voor de verschillende wapenen
noodig is. Of daaronder ook de menschen berekend zijn,
durven wij niet beslissen. De firma vraagt niets anders
dan prompte betaling, 't Is niet te ontkennen, dat deze
voorwaarde voor Griekenland een schaduw op het aan
bod werpt. (Arnh. Crt.)
Havas deelt mede, dat de ex-Koningin Isabella van
Spanje thans eindelijk toegestemd heeft in het huwelijk
van haar zoon, Koning Alfonso XII, met diens nicht
Maria de las Mercedes, dochter van den hertog van Montpensier.
Broodnijd na kwitering van zaken is zeldzaam. Een
tot 30jarige tuchthuisstraf veroordeelde te Albany (Veree-
nigde Staten) geeft er nogtans een voorbeeld van. Hij
werd gestraft wegens het maken van valsche papieren
munt en biedt nu aan, het gouvernement den weg te
wijzen om bankpapier te vervaardigen, dat niet na te
maken is. Hij geeft zijn middel zelfs aan de hand en
voegt er bij, dat hij dit niet doet om eenig persoonlijk
voordeel te trekken of uit bijzondere genegenheid voor het
gouvernement, maar opdat anderen, die zich op het vak
toeleggen, dat hem zijne vrijheid gekost heeft, zich niet
rijk zullen maken door gelukkiger toepassing derzelfde
verboden kunst.
Ken school voor Zuivelbereiding.
Onder dezen titel vinden wij in de Purmerender Crt. van West-
Frisio een artikel, dat onze talrijke lezers, die zicb op veeteelt en
zuivelbereiding toeleggen, stellig niet genoegen zullen lezen.
De week, die achter ons ligt, was getuige van een belangrijke ge
beurtenis. Ik bedoel de definitieve opening van de Rijks-land-
bouwschool te Wageningen, thans ingerigt volgens alle eischen die
aan zulk een school mogen gesteld worden, bestemd om een
bron vau licht te zijn voor ieder die in ons vaderland het edele
landbouw-vak uitoefent. Eigenlijk gezegd was die school al sedert
een jaar geopend en in volle werking, maar tot dusver heeft
men zich moeten behelpende toestand was een voorloopige. Dat
er zoo flink is gearbeid, door allen die er in betrokken waren, om
de leemten van het „voorloopige" ten spoedigste aan te vullen, ge
tuigt wel van algemeene belangstelling. In onze verbeelding zien
we dan ook reeds den tijd genaderd, waarin de school te Wageningen
niet bij magte zal zijn om den breeden stroom van dorstenden naar
kennis te laven, want wat tot dusver van haar bekend is geworden
is zeer uitlokkend. Dan zal misschien eenmaal het getal Ttijks-
landbouwscholen minstens zoo groot worden als het aantal Rijks-
academiën, hetgeen op zichzelf zoo onbillijk niet zou wezen, want er
zullen altijd meer boeren dan geleerden noodig zijn
Maar daar hoor ik iemand zeggen:
„GekheidEen boer moet boer wezen en boer blijven. Al die
kennis en al die geleerdheid geven hem net zooveel, als een matroos
er voordeel van heeft, Grieksch geleerd te hebben. Hij behoort op
zijn land, bij zijn vee, in zijn bouwerij te zijn: met boeken heeft
hij niet te maken. Dat is alles heel mooi voor dusgenaamde
heeren-boeren, die met een hoogen hoed op allerlei vergaderingen
bijwonen, maar wij, mannen van de practijk, kunnen al die weten
schap best missen.
Ik heb deze en soortgelijke beweringen dikwijls gehoord. Eerlijk
moet ik bekennen, dat het een zware toer is, ze te wederleggen,
want menschen die ze uitspreken staan in den regel zoo ontzaglijk
stijf op hun stukken als een doodgevroren Russische soldaat op
zijn post: daarbij komt, dat de argumenten van hun bestrijders geen
ingang bij hen vinden, want, dikhuidig als zij zijnMaar laat
ons er niets meer van zeggen. Voor lieden, die waarachtig de over
tuiging bezitten, dat kennis niet alleen overbodig, maar zelfs schadelijk
is, schrijven we van daag niet.
Waar hadden we 't ook alweer over? O ja, de opening vau de
Rijks-landbouwschool. 't Is een indrukwekkende plegtigheid ge
weest: de minister van Binnenl. Zaken, leden van de Tweede Kamer,
en meer verheven personen hebben er aan deelgenomener werden
redevoeringen uitgesproken die klonken als een klokJongens,
wat 'n belangstelling voor den landbouwAls men die heeren
hoorde praten, dan zou men wezenlijk deuken, dat zij dag en nacht
over niets anders peinzen dan over middelen om den bloei van dat
voorname bestaansmiddel te bevorderen.
Z. Exc. de minister van Binnenl. Zaken lieeft ook het woord
gevoerd. Voor een minister is dat trouwens zoo'n kunst niet. Wat
echter in die toespraak mijn aandacht trok is dit: het spijt Z. Exc.
dat, zooals onlangs gebleken is, de zuivelbereiding bij ons in een
achterlijken toestand verkeert. Z. Exc. hoopt te mogen gelooven,
dat dit veischijnsel van tijdelijken en voorbijgaanden aard moge ziju.
Goed gezegd.
De treurige waarheid behoeft niet te worden verborgen gehouden
of verbloemdflink er voor uitkomen is de beste politiek, 't Is
niet de eerste maal dat het wordt verteld, maar, als zoo iemand
als een couranten-schrijver of een voordragten-houder er mee aan
komt, dan behoeft men er nog niet alles van te gelooven: die
lui zien de dingen wel eens meer wat donker in, omdat zij
anders niets zouden te zeggen weten. Doch als het hoofd van ons
ministerie dat zoo in het publiek beweert dan zal er toch wel
iets van aan wezen.
Nu ja, 5t is zoo. De buitenlanders maken, niet allen, maar
toch velen hunner, beter boter en kaas dan wij. Niet, dat wij
°chteruit zijn gegaan, volstrekt niet: we hebben heel eenvoudig stil
gestaan, terwijl de anderen vooruitgingen. De lieden in Amerika
en Denemarken en Finland en waar dan ook, zijn niet zoo bang
voor wetenschap als mijn tweejarige zoon voor een indompeling in
koud water, of als sommige Nederlandschc landbouwers voor de
resultaten van goed onderwijs. Ziet ge, vroeger waren wij haantje-
de-voorste in het boter- en kaasmaken.. Dat was geen wonder,
andere lui bevonden zich in veel ongunstiger omstandigheden. Op
de markten werd ons product met de meeste hoogachting bejegend.
en wij, wij vonden dat heel pleizierig. en namen ons stellig
voor, dien roem te handhaven. Doch elders begon men ons te
benijden: men zocht, met de weteuschup als fakkel in de hand,
eu wie zoo zoekt, moet en zal viuden. Thans is de balans over
gegaan: onze boter is elders geen aankijken waard, en de kaas
wordt in ontvangst genomen voor de hoogste prijzen, na aftrek
van idem zóóveel wegens gebrekkige fabricatie.
Over dat punt wordt nog zeer verschillend gedacht en gesproken.
Daar zijn er, die het maken van goede kaas beschouwen als louter
geluk, 't Zit 'ern in het land, of in de koeijen, of in het weer,
of in het water, 't zit 'em overal, behalve bij den maker. Dat zijn
dingen waaraan niets valt te veranderen en die men dus, als zoo
veel andere wereldsche zaken, in lijdzaamheid moet dragen.
Daar zijn anderen, die wel degelijk mcenen dut het verschil
maakt, wie de kaas heeft vervaardigd. Het is een slag, weetje,
dien men heeft of dien men niet heeft, maar dien men zich niet
eigen kan maken. Evenals men dichter wordt geboren, komt men
ook ter wereld met den aanleg om hoogste-markts-kaas te fabriceeren.
Daar zijn er, die nooit een thermometer gezien of ten minste met
aandacht bekeken hebben, en toch zich nooit vergissen in de tem
peratuur. Zij hebben er eenvoudig de hand in te steken, en klaar.
Ik durf het bestaan dier natuurlijke vaardigheid niet ontkennen.
In vroeger tijd waren er ook barbiers die van de ligging van spieren
en zenuwen in een menscheucorpus net zooveel idee hadden als een
konijn van de bolvormige driehoeksmeting, en toch zoo netjes iemand
een been kouden afzetten als thans de bekwaamste operateur. Toch
geloof ik, dat terzelfder tijd menig „scheerincester-heelkonstenaer"
een zijner natuurgenooten om zeep heeft geholpen (in figuurlijken zin).
Over het algemeen stellen we, en teregt, weinig vertrouwen in de
resultaten van een arbeid, waarvan men zich geen rekenschap kan geven.
Dat is zeker, eu niemand zal het kunnen betwisten, er zijn
geen gevolgen zonder oorzaken. Wanneer A. telkens van de markt
komt met vier of vijf gulden per 50 kilogram kaas minder dan B.,
dan is dit niet, omdat B. onder een ongelukkig gesternte geboren is.
De gebreken ontstaan uit stoffelijke oorzakende wetenschap wijst
ze aan, verhaalt welke voorzorgen moeten worden in acht genomen
om ze te ontgaan, of welke middelen te bezigen zijn om haar kracht
te breken. De wetenschap is het kompas, hetwelk den man van de
practijk voert naar het luud, waar hij goud kan delven uit den grond.
Wie haar een geringe waarde toeschrijft, kent haar niet: wie haar
veracht, handelt even dwaas als de doofgeborene, die een gezelschap
muzikanten, van wier bewegingen hij niets begreep, naar een dolhuis
wilde verwijzen.
Ik zou op dien toon nog lang kunnen voortpratenhet onderwerp
is rijk genoeg. Doch ik wil van het algemeene tot liet meer bepaalde
overgaan, en dan de volgende stelling uitspreken:
Een inrigting, waar de zuivelbereiding, op wetenschappelijke gronden,
theoretisch eu practisch te leeren is, behoort tot de meeste dringende
behoeften van Noordholland.
In afwachting, dat misschien de tweede in Nederland, te vestigen
Kijkslandbouwschool aan ons gewest ten deel moge vallen, moet in
deze behoefte voorzien worden. Zelfs, al waren eerstgenoemde inrig-
tingen ten onzent zoo menigvuldig als we slechts wensehen konden,
dan nog zouden speciale zuivelbereidings-scholen alle reden van
bestaan hebben.
Een inrigting van dien aard kost veel geld, vooral omdat er een
flink georgauiseerde zuivelfabriek aan verbonden moet zijn. Immers,
't gaat niet, tuinlieden aan te kweeken op een turfzolder en fabri
kanten in een modewinkel? Elke theoretische wenk moet telkens
getoetst kunnen worden aan de praktijkkennen en kunnen, leeren
en doen moeten onafscheidelijk zameagaan. Maar die fabriek
mag niet worden beschouwd als een lastpost op de rekening:
integendeel, is zij eenmaal in werking, dan zal zij ruime winsten
opleveren, zóó ruim, dat zij in een deel van de kosten van onderwijs
kunnen voorzien, behoudens behoorlijke uitkccring aan de aandeel
houders. Wat het overige van de uitgaven voor de school betreft,
als eenmaal door de belanghebbende particulieren een flink initiatief
is genomen, dan verwed ik mijn Zondagschen hoed tegen eene
blaauwe wollen slaapmuts met een kwast er aan, dat Rijks-,
provinciale- en gemeentelijke autoriteiten ook wel over de brug
zullen komen.
Mogt iemand soms mcenen, dat ik hier bloot aan 't fantaiseeren
ben geweest, dan is men niet geheel op den goeden weg. Zonder
mij aan eenige onbescheidenheid schuldig te maken, mag ik wel
verzekeren, dat er plannen aau het groeijen zijn, in de hierboven
aangegeven rigting. Men wil, en ik vertrouw dat zeer velen
dat denkbeeld zullen toejuichen, iii onze nabijheid, in deBeemster,
een inrigting in het leven roepen, die er op uit is het „tijdelijk
en voorbijgaand" in de bovenaangehaalde klagt van den minister
tot waarheid te maken. Yeel meer kan daarvan nog niet worden
gezegd: alleen heb ik willen vertellen, dat het uitzigt bestaat ons
gewest te verrijken met de eerste theoretische en practische zuivel-
hereidings-school in Nederland. Altijd op voorwaarde, dat zij,
in wier belang de nieuw te scheppen inrigting tot stand zou komen,
bereid werden bevonden hun ondersteuning te verleenen: niet
in dier voege, dat zij een aanzienlijk geldelijk offer zullen te brengen
hebben, doch zij zullen eenig geld moeten wagen, evenwel op
solider waarborgen van winst, dan eenig effect tusschen Noord- en
Zuidpool kan geven.
Wordt straks de medewerking gevraagd, dan zal het blijken of
de Noordhollandsche landbouwer er genoegen in vindt, dat ver
gelijkingen met zijn buitenlandschen collega steeds in zijn nadeel
uitvallen, 't Zal blijken, of de vooruitgang ook hier zijn tenten
mag komen opslaan.
Benoemingen, enz.
De kapt.-luit. ter zee jhr. J. H. P. von Schmidt auf Altenstadt,
de luit. ter zee 2de kl. jhr. W. Laman Trip en de scheepsklerk
C. C. Hammacher, laatst behoord hebbende tot het escader in Oost-
Indië en van daar, eerstgenoemde den 7den en de beide laatsten
den 6 dezer teruggekeerd, zijn met die datums op non-activiteit gesteld.
STATEA'-GEiVERAAL.
Eerste Kamer.
Zitting van Donderdag 20 September. Het concept-adres van
autwoord op de troonrede, is zonder algemeene of bijzondere be
raadslaging, in al zijn paragrafen met algemeene stemmen aangenomen
en zal den Koning woorden aangeboden. Daarna is met eenparigheid tot
griffier der Kamer benoemd de commies-griffier jhr. de Jonge, tot
wien de voorzitter een hartelijke toespraak rigtte als een waardig
opvolger van een waardig voorganger. Later zal een commies
griffier benoemd worden. De Kamer is gescheiden.
Tweede Kamer.
Zitting van Vrijdag 21 September. Ingekomen een koninklijk
besluit, waarbij mr. W. II. Dullcrt wordt benoemd tot voorzitter.
Nadat deze door den tijdelijken voorzitter is gelukgewenscht, neemt
hij het voorzitterschap over met een rede, waarin hij den leden
zijn dank betuigt voor de hoogst eervolle wijze, waarop zij hem
gekozen hebben, vervolgens op de gewigtige veranderingen tenge
volge der verkiezingen in de zamenstelling der Kamer wijst en den
leden opwekte om hunne taak met moed en ijver te aanvaarden
en bij de vervulling daarvan steeds de behartiging der belangen
van het Vaderland in het oog te houden.
Verschillende wetsontwerpen zijn ingekomen, waaronder een tot
wijziging van het crimineel wetboek, van het reglement van krijgs
tucht voor het krijgsvolk te land en te water, een tot herziening
van de belastbare opbrengst der ongebouwde eigendommen, tot
wijziging der wet op de nationale militie, tot regeling der schut
terijen, tot afschafiing van den accijns en wijziging van het invoerregt
op de zeep enz. Maandag a. s. zal de minister van Financiëu de
staatsbegrooting voor 1S7S iudicuen. De voordragt voor de ver
vulling van de betrekking van raadsheer in den Hoogen llaad in
plaats van wijlen mr. Ijantsheer, bestaat uit de heerenJ. Pols te
Rotterdam, mr. A. R. van Bell te Amsterdam, jhr. mr. C. de Jonge
en mr. J. J. Loke, beiden te !s Hage, mr. H. C. A. Thieme te
Groningen en mr. P. lt. Feith te Amsterdam. Ten slotte is de
Kamer overgegaan tot het trekken der afdeelingen, waarna ze tot
Maandag ten een ure is gescheiden.
Engeland.
Een ontrustend verhaal werd gedaan bij de officiëele
Coroner-lijkschouwing over een jongsko te Darthmouth-
park 11. Dingsdag. Het 3jarig manneke was overleden onder
de volgende omstandigheden. Het speelde met andere
kinderen «belleblazertje.» Tot dit doel vroeg en kreeg hij
een aarden pijpje van zijn vader. Dit was aldra gebroken
en het kind kwam bij zijn vader om een ander. Toen gat'
vader hem een oude houten pijp, die een jaar lang op
eene plank had gelegen. De man nam echter nog de voor
zorg ze af te wasschen, voor hij ze aan het kind gaf. Tot
dat oogenblik was het kind volmaakt wel, maar na het
gebruik van de pijp werd het ongesteld, en stierf drie dagen
later. Volgens medikale verklaring werd de dood veroorzaakt
ontwijfelbaar door de nicotine, aanwezig in de oude houten
pijp, welke het kind zou ingezogen hebben, terwijl het
daarmede de zeepbellen blies. De jury gaf haar verdikt
in dien geest, en de Britsche anti-tabak-verbruik-vereeniging
is volkomen geregtvaardigd als zij van dit melancholiek
geval den grondtoon maakt van een traktaatje. Het is
echter billijk op te merken, dat het kind slechts drie jaar
oud was, en dat een mengsel van zeepsop en oude nicotine
of oud pijpensap wel in staat kon zijn om een gerouti-
neerden rooker van hoogeren leeftijd ziek te maken.
Daitschlaod.
Te Berlijn is verleden week een geweldige drijfjagt
gehouden op een os. Het was een schoon, groot en sterk
gebouwd dier. Daar de slag om hem te dollen niet met
voldoende kracht en juistheid toegebragt werd, rukte hij
zich los en rende in dolle vaart de stad in. Hij stiet een
paard, dat hem in den weg kwam, woedend de hoornen
in het lijf, zoodat het met opengescheurden buik, doodelijk
getroffen, nederstortte. Verderop wierp hij een man en
vervolgens nog twee kinderen ter aarde, doch zonder ze
te verwonden. Alle pogingen om hem te stuiten mislukten,
deels door gebrek aan den noodigen moed, waarvan zeker
wel niemand een verwijt te maken was, deels omdat men
in de ontsteltenis de juiste middelen niet wist aan te
wenden. En zoo ging het al verder en verder. Zelfs werd
beproefd hem neer te schieten, doch ook dit mislukte, en
het knallen der schoten, en enkele schrampen die hij
ontving, maakten hem slechts nog doller. Eindelijk gelukte
het om hem een groot paardendek over den kop te werpen,
en terwijl hij zich daarvan zocht te ontslaan, hem te over
meesteren en te dooden.
INGEZONDEN.
Mijnheer de Redacteur!
In de Ileldersche en Nieuicedieper Courant van 21 dezer komt
een herigt voor. omtrent de reis eener torpedo-boot van Engeland
over Vlissingen naar hier.
Uit dat berigt blijkt, dat men u gemeld heeft, dat de loods, die
het vaartuig van Vlissingen naar hier zou brengen, zwarigheid
maakte om buitenom te gaan.
Beleefd verzoek ik u in het eerstvolgend nommer te melden, dat
men u verkeerd heeft ingelicht en dat het niet de loods maar de
gezagvoerder is geweest, die bezwaar maakte buitenom te gaan en
besloot de reis verder binnendoor te doen.
Met, getuigen kan ondergeteekende bewijzen, dat hij volkomen
bereid was het torpedo-vaartuig van Vlissingen buitenom naar hier
te brengen.
Achtend, Uw Dienstw. Dienaar,
J. KRIJNEN,
Zeelooda.
BURGERLIJKE STAND. GEMEENTE HELDER.
Opgave van Donderdag middag tot Zaturdag middag.
ONDERTROUWD: J. A. Emons, zeeman en J. C. Kools. G,
Heepke, zeeman en M. D. Hagartij.
GETROUWDGeene.
BEVALLEN: J. den Duik, geb. van der Harst, D. en Z. A.
de Boer, geb. Bakker, Z. S. Wouters, geb. Krijuen, D.
OVERLEDEN: N. Bak, 12 dagen.