IIEIJEIISl'IIE
E\ NIE1IWED1EPER («IRAVT.
1877. N°. 121.
Jaargang 35.
Woensdag 10 October.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
Oorlogsberigten en Vredebonden.
„W ij huldigen
het goed e,"
Verschijnt Dingsdag, Donderdag ca Zaturdag namiddag.
Abouucuieutsprijs per kwartaalf 1.30.
a H franco per post - 1.65.
Ui tg-ever A. A. BAKKEll Cz.
Bureau: MOL l it 1> 1,K1 .V V. 16:J.
Trijs der Ad verten tien: Vnn 1—4 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cent».
Grootc letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
fdlken Oonderdajf vertrekt de mail naar
Oost-lndië. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
Voor eenigen tijd vergaderde in den Haag de «Neder-
landsche Vredebond.» Voor een paar weken werd in
Brussel een congres gehouden, dat de internationale regt-
spraak regelen wil. Heel veel gerucht is er niet van gemaakt.
De tijd is voorbij, dat de «Nederlandsche Vredebond»
zijne adressen rondzond aan keizers en koningende onder
vinding schijnt deze Vereeniging van welwillende Neder
landers nederigheid geleerd te hebben.
Terwijl de Russen over den Donau trokken en de
Turken ons bloedige berigten zenden uit Azië, is het ook
voor den besten president onmogelijk in zijne openingsrede
te wijzen op de heilrijke werking van den «Vredebond,»
en het oogenblik schijnt slecht gekozen om leden te werven
voor eene zaak, wier volslagen magteloosheid door de dage-
lijksche couranten-berigten van het tooneel des oorlogs in
een even helder als treurig licht wordt gesteld.
Toch, het moet erkend worden, doen deze vergaderingen,
in deze krijgszuchtige dagen, niets anders dan de aandacht
vestigen op een verschijnsel, dat in alle beschaafde maat
schappijen voorkomt: het feit, dat ieder den vrede wil en
toch de oorlog gevoerd wordt, dat de leden van de
«Vredebonden» op hunnë beurt het geweer opnemen en
op hun medemensch schieten, als hadden zij nimmer contri
butie betaald aan het bestuur hunner afdeeling.
De oorlog telt onder beschaafde natiën geen voorstanders.
Zelfs de militairen van beroep zien in oorlog slechts eene
verbeterde kans op promotie, en ze zouden, waar 't moge
lijk, nog liever den maarschalkstaf verdienen op 't exer
citieveld.
Zelfs de koningen, die den oorlog verklaren, de legers
in beweging stellen, de menschenslagting bevelen en den
georganiseerden moord voor rekening van hun geweten
moeten nemen, zijn slechts, bij zeer zeldzame uitzonderingen,
vrienden van den oorlog om den oorlog. Napoleon I
3) DE GESCHIEDENIS VAN EEN VIOOL.
{Vervolg,)
Ik liatl beter gedaan, niet over hare schoonheid te sprekendat
deed haar blijkbaar onaangenaam aan. Wij gingen juist voorbij een
lantaarn, en ik bespeurde een spottend en trek oin den schoonen
mond. Eenige schreden verder trok zij een zwarte voile, die aan
haar hoedje vast zat, strak over haar gezicht, zoodat er niets meer
dan de kin zichtbaar bleef. Zij antwoordde niets en scheen te ver
wachten dat ik afscheid zou nemen.
Dat deed ik echter niet, maar ik volgde haar over het glacis naai
de voorstad, waarheen zij nu haren haastigen tred gericht had. Ik
bracht het gesprek voorzichtig weder op den viool, gelukkig een
néutraal onderwerp, roemde den tegelijk zoeten en krachtigen klank
en vroeg, hoe zij aan het schoone instrument gekomen was, dat
voor kenners een groote waarde moest hebben.
Nu ging het beter. „De viool is mijn vaderlijk erfdeel," ant
woordde zij weder vriendelijk, „mijn eenig erfgoed, moet ik er
bijvoegen. Mijn vader was kaïnermusicus bij een der kleine Vorsten,
waarmede ons land gezegend is ons ongelukkig land. Hij zelf
erfde den viool van zijn vader, een zeer vermaard viooluiaker te
Cremona en déze was ziju meesterstuk geweest."
„Gij behoort dus tot eene kunstenaarsfamilie," merkte ik aan;
„niet alleen het instrument, ook de kunst van het spel is erfelijk."
Zij schudde twijfelend het hoofd, „'t Is mogelijk, mijnheer, als
gij onder kunst de aangeboren bekwaamheid verstaan wilt, om zich
in muzikale klanken uit tc sprekengeleerd heb ik, helaasweinig.
Als rniju vader mijn leermeester had kunnen wezen
„Kon hij dat niet?"
„Ik verloor hem vroeg, zeer vroeg. O, hij is een voortreffelijk
violist geweest, een echt kunstenaar, en er is een tijd geweest, dat
hij nooit op een concert aan 't Hof mocht ontbreken en dikwijls
de eenige genoodigde uit de geheele kapel was. Destijds was ik
nog niet geboren. Ik herinner mij hem als een ziekelijke, vroegoude
man, wiens hand beefde als zij den strijkstok voerde.
Hij was niet ouder dan 30 jaar toen hij stierf, en hij stierf
als bedelend muzikant."
„Maar hoe kon zoo iets gebeuren?" vroeg ik deelnemend.
Zij keerde mij een oogenblik haar gelaat toe, en ik zag door de
voile heen hare oogen gloeien. Zij antwoordde echter niet, maar
trok het dunne gaas tusschen hare lippen en hield het zoo vast,
als wilde zij zich zoo den mond sluiten. De oude zuchtte.
„En uwe moeder?" vroeg ik verder.
Angelina schudde het hoofd en zweeg.
Wij waren dc lange straat ten einde geloopen; de huizen werden
allengs kleiner en landelijker van bouw. Op een punt waar ter
rechter- en linkerzij dwarsstraten liepen, bleef zij staan. „Verder
moogt ge mij niet volgen," sprak zij op beslisten toon.
„Waarom niet tot aan uwe woning?"
„Ik wil het zoo, mijnheer, en ik heb er mijn reden voor."
scbijnt zulk eene uitzondering te zijn geweest. Maar van
den tegenwoordigen Moedigen oorlog, die duizende menschen-
levens zal verslinden door gebrek en ellende, door moeras
koorts en vermoeijenis, door ziekten en besmetting, meer
nog dan door kruid en lood, kan men niet beweren, dat
hij ontstaan is door den vrijen wil van Alexander II of
Abdul-Hamid II. Van den eerste is het bekend, dat hij
een vredelievend man is, en gaarne zijne handen rein
zou gehouden hebben van menschenbloed; de tweede
heeft den oorlog niet verklaard, hij is tot 't wreede krijgs-
spel gedwongen geworden.
Indien men Franschen en Duitschers vóór den oorlog
van 1870 had kunnen doen stemmen, of op eenige andere
wijze den volkswil had kunnen vernemen, dan lijdt het
geen twijfel, of slechts enkelen, eene niet noemenswaardige
minderheid, tientallen tegenover millioenen, zouden de
wapenen gekozen hebben. Oneindig liever ware de «Land-
wehrmann» lid geworden van den Nederlandschen Vredebond,
dan dat hij de arme vesting Straatsburg had helpen plat
schieten, of onder de muren van Parijs gekampeerd had
in sneeuw en ijs, in modder en vocht. En de Fransche
«Moblot» had gaarne de genoegens van het kamp van
Chfflons en den winterveldtogt bij Orleans, had gaarne
zijn kleurige uniform en nieuwe schoenen gegeven voor
zijne gewone plaats aan den haard en zijn gewoon werk
in den winkel of in den stal.
Niemand wordt gaarne doodgeschoten, niemand loopt
zelfs gaarne de kans van die operatie.
Indien al sommige veldheeren, die daarvoor ridderkruisen
krijgen, dweepen met een mooije charge en warm worden
bij de gedachte aan een glansrijk stormloopen, of met
ingenomenheid van eene belegering volgens de regels van
de kunst spreken, de massa der vechtenden deelt die ge
voelens niet, ze verkiezen de werken des vredes.
Vredebonden genieten in zooverre de algemeene sym
pathie. Behalve negervolken en piraten, voor wie vechten
en krijgvoeren het gewone middel van bestaan is, is er
niemand, die om zijne beginselen voor het lidmaatschap van
eenige vredekweekende vereeniging zoude moeten bedanken.
Vredelievend zijn wij allen. Wij dragen, hoewel on-
„Mnar als ik u verzeker
„Ik bid u, mijnheer, keer terug. Of anders noodzaakt ge
mij, weer naar de stad terug te gaan en ik ben zeer moede." Zij
licliLte haar voile op en zag mij vriendelijk, doch smeekend aan.
Ik gaf haar de hand en zij liet dc toppen harer vingers er een
oogenblik op rusten. „Nu moet ge ook heengaan," zeide zij,
waarna zij de oude vrouw bij zich riep. „Kom Barbara!"
Ik had den moed niet haar te wederstaau of haar mijn gezelschap
met geweld op te dringen. Dc beide vrouwen waren weldra in de
duisternis van het straatje verdwenen, en ik keerde langzaam en
peinzend terug langs den weg dien wij gekomen waren, zeer tevreden
over dit eerste succes.
Natuurlijk was ik den volgenden avond weder de ijverigste be
wonderaar der schoone vioolspeelster, en even natuurlijk weder haar
geleider op den terugweg. Zij had mij uit de zaal zien verdwijnen
en mijne bedoeling begrepen. Wel een kwartier lang moest ik
ditmaal aan de kleine deur op haar wachten. Doch met al haar
talmen was het haar niet gelukt mij ongeduldig te maken, en zij
scheen er ook niet misnoegd over. Zij gaf mij weder op dezelfde
plaats mijn afscheid cn dit ging alle volgende avonden zoo; al
mijne smeekingen konden haar niet bewegen, mijn geleide tot aan
hare woning aan te nemen.
Maar ik wist het toch weldra gedaan tc krijgen dat ik de viool
kast voor haar dragen mocht en dat zij mij bij ons afscheid vrien
delijk de hand drukte. Dikwijls onder haar spel, als zij een van
die weemoedige volksliederen voordroeg, die zij wist dat ik bijzonder
gaarne hoorde, trof mij ook wel een vluchtige blik, die ik geneigd
was als eene uitdrukking van teedere gevoelens te beschouwen, en
toen het eens 's avonds regende, liet zij zich overhalen om onder
mijn parapluie te komen en mijn arm te nemen; zij gedoogde zelfs
dat ik mijne hand op de hare legde, hetgeen overigens, daar ik
met de vioolkast belast was, zijne eigenaardige bezwaren had.
Jammer genoeg regende het niet alle dagen, doch mettertijd stond
zij ook bij mooi weer zulke bescheidene vertrouwelijkheden toe.
Zij deelde mij nu ook op mijn verzoek iets meer betreffende haar
levensloop mede, die treurig genoeg geweest was. Haar vader, een
zeer schoon man, had genade gevonden in de oogen van eene
„Prinzipessa,'. een bloedverwante van de vorstelijke familie, bij
welke hij als kamermusiens in dienst was. Hij beminde haar met
al den gloed eener hartstochtelijk ontroerde kunstenaarsziel, en zij
gaf zich aan hem over met de niet minder hartstochtelijke genegen
heid der Italiaansche vrouw. Er werd een priester gevonden, die
voor een goede belooning den zegen over het paar uitsprak, doch
er zullen wel niet alle voorgeschreven formaliteiten bij in acht ge
nomen zijn. De betrekking bleef een tijd lang geheim, totdat de
gevolgen het nemen van een wanhopig besluit noodzakelijk maakten.
Aan de toestemming der familie was niet te denken: dus werden
er maatregelen genomen om te vluchten. Reeds waven de paarden
besteld en de juweelen der adellijke dame in dc naden van haar
reisgewaad genaaid, toen het geheele plan door een ongelukkig
toeval in duigen geworpen werd. De Vorst vernam wat er gebeurd
gaarne, dc geldelijke lasten, die de mogelijkheid van oorlog
reeds in de dagen des vredes op onze schouders legt; wij
betreuren het kapitaal, en meer nog de werkkrachten, die
daardoor onttrokken worden aan nijverheid, aan wetenschap
en kunst, maar hoe ook, wij betalendeze of gene van
ons vindt daardoor ook eene betrekking voor zoon of pupil.
Wij bewonderen concerten van stafmuziekkorpsen: sommi
gen onzer metamorphoseeren zich «'s zomers eenmaal in
de veertien dagen» in officieren, en die krijgstoerustingen
in vollen vrede vinden, om allerlei redenen, vrienden.
Maar de oorlog zelf, wie begeert hem? wie durfc hem
anders noemen dan een gruwelijk kwaad, een raensch-
onteerende vlek op onze beschaving?
Niemand.
Maar hoe verklaart gij dan, dat beschaafde natiën
elkander telkens weer den oorlog verklarendat het zwaard
niet tot rust komt in Europa; dat wat niemand wil, wat
iedereen verafschuwt, telkens weer gebeurt; dat wij allen
spotten met de magteloosheid der «Vredebonden,» wier
beginselen toch eigenlijk de onze zijn?
Is het genoeg te zeggen, dat het volk gedreven en
gedwongen wordt door de magtigen der aarde, om te doen
wat het niet wil?
Immers neen, wanneer blijkt, dat ook vorsten en rege-
ringslieden in beginsel «Vredemannen» zijn; maar boven
dien, zóó magteloos is de wil, de welbewuste overtuiging
van het volk niet, dat de regeringen straffeloos de burgers
bij duizenden zouden vermogen te zenden in ellende en
dood; indien niet in de borst dier mannen, die gezonden
worden om te sterven of dood te slaan, eene onduidelijke,
maar toch verstaanbare stem sprak van noodzakelijkheid
en pligt.
De oorlog is onvermijdelijk.
In den aanvang was alle regt: vuistregt, regt van den
sterkste, en nog in onze tegenwoordige maatschappij is het
wezen der zaa, niet veranderd. De Staat schaart zich
met zijne magt aan de zijde van hem, die bij regterlijke
uitspraak in het gelijk is gesteld, en maakt alleen daardoor
het regt tot iets werkelijks, iets uitvoerbaars.
Regt is ondenkbaar zonder eene magt, in staat om het
was, eu brak in woede los tegen zijn eervergeten bloedverwante en
zijn roekeloozen dienaar. De geliefden werden met geweld gescheiden.
Men sleepte de arme Princes naar een afgelegen klooster nooit
is_ de muziekant^er den naam van te weten gekomen. Daar bracht
zij een kind tct wereld. Men scheidde het gruwzaam van de
moeder, maar bracht liet toch bij den ongelukkigen, smadelijk uit
den dienst verjaagden vader, nadat deze zich met een eed voor het
altaar verbonden had, nooit weer in het land terug te keeren.
Verdriet en smart knaagde aan zijn trouwe hart, zijn kracht was
gebroken, de canblik van het kincl herinnerde hem telkens weder
aan de schoone vrouw, die voor hare opofferende liefde in een een
zame cel moest boeten. Hij verviel eindelijk tot een toestand van
aanhoudend peinzen en droumeu, wat bij sommige menschen vaak
een voorbode van krankzinnigheid is, zoodat het nog als een geluk
was te beschouwen, dat de dood hem in den bloei der jaren van
zijn lijden verloste.
Het kind van dien ongelukkigen man en die ongelukkige vrouw
was Angelina. Na baars vaders dood trok de geestelijkheid zicli
haar lot aan. Zij ontving in een klooster de noodige verpleging
en een soort van kerkelijke opvoeding. Toen zij grooter werd,
trachtte men haar over te halen om non te worden en door haar
eigen godzalig leven de zonden harer ouders in het Hemelsch
gedenkboek uit te delgen. Doch zij deinsde huiverend terug voor
het graf, waarin zij zich levend zou moeten laten opsluiten; hare
eenige liefde was de riool van haar vader, die zij medegenomen
had en waarop zij volgens liet gebrekkige onderricht van eeu
vrieudelijken monnik had leeren spelen. Diezelfde monnik, die zich
eveneens niet best in zijn lot schikken kou, zeide haar ook dat zij
veel muzikaal talent bezat en door haar vioolspel mettertijd wel
haar brood zou kunnen verdienen. Daarom weigerde zij dan ook
hardnekkig, de gelofte af te leggen en den sluier aan te nemen.
Men moest haar uit het klooster ontslaan en zij ging vol moed de
wijde wereld in.
Aau het Hof had men haar echter niet geheel uit het oog ver
loren. Er leefde nog eene zuster van haar moeder, een goedhartige
dame, die van tijd tot tijd heimelijk door haar bedienden inlich
tingen inwon over het meisje en haar op die wijze ook een onder
steuning liet aanbieden. Angelina was te trotsch om dat aan te nemen.
Ook ontbrak het niet aan herhaalde pogingen om van haren nood
druft partij te trekken en haar tot het aannemen van den sluier
te bewegen. Men beloofde haar stellig dat zij muziek zou mogen
maken. Zij dacht er toen over dat liet haar misschien vergund zou
wordeu, door haar spel de treurige levensdagen hurer moeder op te
vroolijken, eu dus stelde zij als voorwaarde, dat men haar zou toe
staan met haar het klooster en de cel te deelen. Daar wilde men
echter niets van welen en Angelina verliet nu haar geboorteland
om verdere nasporingen te ontgaan en haar brood in den vreemde
te zoeken. De oude dienstmaagd harer moeder, die bij hare vlucht
de behulpzame hand had willen leenen en daardoor hare betrekking
aan 't Hof verloren had, waa met haar gegaan.
Wordt vervolgd.)