mazel en-epidemie; in meer dan 500 gezinnen openbaarde
zich deze ziekte reeds, die in den beginne een geregeld
verloop had, maar later vergezeld ging van gevallen vau
kroep, die dikwijls een doodelijken afloop hadden.
De lieer mr. N. G. Pierson, hoogleeraar aan de
universiteit te Amsterdam, heeft vergunning gevraagd om
naast zijn professoraat de betrekking van directeur der
Nederlandsche Bank te mogen blijven waarnemen, met
bereid-verklaring, om zoolaDg hij laatstgenoemde betrekking
bekleedt, van de geldelijke voordeelen, aan het hoogleeraars-
ambt verbonden, afstand te doen.
B. en W. hebben gunstig geadviseerd.
Het 100jarig bestaan van Felix Meritus, te Amster
dam, werd jl. Vrijdag herdacht, o. a. met een feestrede
van den hoogleeraar Jorissen, die een historisch overzigt
gaf van het werken der Vereeniging en de uitvoering van
een cantate van Frans Coenen op woorden van ds. J. J.
L. ten Kate.
Dezer dagen werd gemeld, dat het bekende Amster-
damsche koffijhuis Krasnapolski was verkocht. Als koopsom
wordt genoemd het bedrag van f 460,000.
De eerste machinist van het stoomschip Urania, is
jl. Zondag avond bij de Velserbrug met eene vlet omge
slagen en vermoedelijk verdronken; zijn lijk is nog niet
gevonden.
Omtrent de nieuwe ministers deelt het Vaderland
een en ander mede, waaraan het volgende ontleend is:
Mr. Kappeyne van de Coppello heeft te Leiden gestu
deerd en zich te 's Hage al dadelijk als advocaat gevestigd.
Zeer spoedig kreeg hij een schitterende praktijk. Eerst te
's Hage en later door Haarlem werd hij tot lid der
Tweede Kamer gekozen. Voor omstreeks twee jaren werd
hij in de Tweede Kamer als leider der liberalen aangewezen.
Baron van Heeckeren van Keil, de nieuwe minister van
Buitenl. Zaken, heeft het eerst van zich doen spieken als
lid van de Gedeputeerde Staten van Gelderland. Door zijn
huwelijk met de dochter van den commissaris des Konings
in dat gewest, moest hij uit dat college treden; zijn heen
gaan werd door zijne ambtgenooten zeer betreurd. Spoedig
daarop werd hij directeur van het Kabinet des Konings.
Mr. H. J. Smidt, de nieuwe minister van Justitie, was
griffier der Prov. Staten van Drenthe, later lid der Kamer
en schrijver van verschillende staathuishoudkundige en
administratieve geschriften.
Mr. J. G. Gleichman, van Amsterdam, heeft zich sedert
zijne promotie meer in het bijzonder aan het financiewezen
gewijd. Op jeugdigen leeftijd was hij chef van eene af-
deeling van het departement van Financiën, later agent
der Nederl. Bank te 's Hage, spoedig daarna secretaris
dier Bank te Amsterdam.
De heer de Roo van Alderwerelt is bekend. Bij keuze
werd hij bevorderd tot majoor, zonder echter weder in
active dienst over te gaan; jaren is hij afgevaardigde van
Leeuwarden geweesthij heeft nu de militaire dienst verlaten.
Jhr. H. O. Wichers staat als zeeofficier bij zijn korps
hoog aangeschreven en heeft groote diensten bewezen als
hoofdambtenaar bij het departement van Marine.
Mr. P. P. van Bosse is de oudste en bekendste van
alle nieuwe ministers. Yoor de tweede maal aanvaardt de
heer v. B. de portefeuille van Koloniën en viermalen was
hij met de portefeuille van Financiën belast. Sinds 6 Julij
1872 nam de heer v. B. aan het politieke leven geen
actief aandeel meer.
Het hoofdbestuur der Maatschappij van Landbouw,
Tuinbouw en Veeteelt in het arrondissement Breda en
omstreken heeft zich thans weder tot de Staten der pro
vincie Noordbrabant gewend, om de aandacht der vertegen
woordiging nogmaals te vestigen op den tegenwoordigen
toestand van het paardenras en den veestapel sedert de
opheffing der vroeger bestaande en tot de veredeling daar
van zoo nuttig gewerkt hebbende verordeningen nopens de
keuring van hengsten en stieren.
De Maatschappij dringt, met het oog op de nadeelige
gevolgen van bedoelde ontijdige opheffing en den daaruit
geboren ongunstigen toestand, andermaal aan op wederin
voering van verordeningen en de uitloving van premiën
voor de best gekeurde fokdieren, zoowel hengsten, merriën
en veulens, als stieren en zoo mogelijk ook koeijen en
vaarzen, met gelijktijdig verbod en strafbepaling om afge
keurde mannelijke dieren aan te wenden en onder opleg
ging der verpligting aan de gemeentebesturen ten platte
lande tot het stationeren vooral van stieren.
In den nacht van jl. Vrijdag sloeg een sloep van
het Nederl. loodswezen, die een schip op de reede van
Vlissingen had aangedaan, door het overslaan van het zeil,
geheel op zijde. De opvarenden, een loods en twee roeijers,
vielen in den feilen stroom en zouden zeker in den donkeren
nacht hun graf in de golven gevonden hebben zonder de
besluitvaardigheid en tegenwoordigheid van geest van een
viertal sloeproeijers van het Belgische loodswezen, die de
drenkelingen, die zich aan de omgeslagen boot vastgeklampt
hadden, uit hun gevaarlijken toestand redden. Te zwakke
bemanning der sloepen van het Nederl. loodswezen wordt
als reden van dit ongeval opgegeven.
Jl. Donderdag stonden voor het geregtshof te Arnhem
twee mannen teregt, beschuldigd van deel te hebben
genomen aan gewapend verzet tegen de politie, gepleegd
door eene bende van meer dan 20 personen, bij welke
gelegenheid twee politie-agenten waren gewond. Beiden
waren den 26 Augustus, den eersten kermisavond, gearres
teerd ter hoogte van het Nieuwe Weeshuis en beiden werd
ten laste gelegd, dat zij de politie-agenten met steenen
hadden geworpen en hun daardoor wonden hadden toe-
gebragt, nadat zij alvorens naar een lantaarn met steenen
hadden geworpen. Uitdrukkelijk hielden beiden hunne
onschuld volmaar de agenten waren zeer pertinent in
hunne verklaringen, zoowel wat betreft de feiten, alsook
de personen der beschuldigden.
Jhr. mr. Sandberg, advocaat-generaal, achtte de feiten,
den beschuldigden ten laste gelegd, wettig en overtuigend
bewezen door de pertinente verklaringen der politie-agenten.
liet schaamtegevoel der beschuldigden en de omstandigheid
dat zij zeker geene belhamers waren geweest, konden als
verzachtende omstandigheden in aanmerking komen, wes
halve spreker tegen ieder der beschuldigden eene cellulaire
gevangenisstraf van 2 jaren rekwireerde.
De verdediger, mr. C. M. G. de Meijer, erkende, dat
er bewijzen voor de schuld der beschuldigden waren ge
leverd. Hij twijfelde echter, of het hof bij de pertinente
ontkentenis hunnerzijds van hunne schuld overtuigd zou
zijn, en hij concludeerde tot vrijspraak bij gemis van over
tuigend bewijs. Donderdag a. s. zal het hof uitspraak
doen.
Uit Beesd berigt men thans, dat de vermeerdering
der jaarwedde van den onderwijzer met f 8 geschiedde
niet om haar te verbeteren, maar om een ronde som er
van te maken.
Door het optreden van de heeren Kappeyne, Smidt
en de Roo als ministers, treden zij af als leden der Tweede
Kamer; er moeten derhalve binnen weinige weken in de
districten Haarlem, Assen en Leeuwarden verkiezingen
plaats hebben.
Blijkens het verslag over de spoorwegbegrooting voor
1878, werd door zeer vele leden geklaagd, dat de werk
zaamheden aan de nieuwe lijnen der wet van November
1875 nog niet verder gevorderd zijn, inzonderheid, wat
betreft de lijnen ZaanstreekEukhuizen en Leeuwarden
Stavoren.
Volgens den Bataviaschen correspondent van de
Locomotief wordt generaal Diemont door de soldaten te
Atsjin «generaal in blik» genoemd, naar aanleiding van
zijn uitdrukking, dat hij aan boord bleef om een «generalen
blik» op het terrein te hebben.
De chef van de geneeskundige dienst op Atsjin,
kolonel A. L. C. Stödtke, is bijna het slagtoffer geworden
van een paar kettingjongens, 's Avonds in zijne slaapkamer
komende, ontdekte hij onder zijn bed een dwangarbeider,
dien hij terstond met zijnen degen eenigszins onschade
lijk trachtte te maken. Het bleek echter weldra, dat
deze booswicht niet voor eigene rekening alleen op
misdaad uit was, want op het geschreeuw, dat hij liet
hooren, klom onmiddellijk een zijner kameraden het
venster in en bragt haastig met zijn mes den heer Stödtke
een houw op het achterhoofd toe, waarop de boosdoeners
zich verwijderden. Gelukkig is de houw niet doodelijk
geweest en zijn de berigten omtrent den toestand des ver
wonden gunstig. (A. D.j
Ten einde de inzending van vee op de wereldtentoon
stelling in 1878 te Parijs, waartoe op de vergadering van
belangstellenden, op 16 September jl. te Alkmaar gehouden,
is besloten, zoo belangrijk mogelijk te doen zijn, en vooral
ook om de inzending van vee, dat in het Nederlandsche
Rundvee-Stamboek is ingeschreven, door inzenders op
hunnen eigen naam, te bevorderen, heeft het bestuur van
de Vereeniging «Het Nederlandsche Rundvee-Stamboek»
besloten, behalve het kapitaal, dat tot aankoop van vee en
uitvoering der inzending met aandeelen van f 100 is
bijeengebragt, een waarborgfonds met aandeelen van f 10
op te rigten. Hierdoor meent het op eene algemeene
medewerking van allen, die in den roem van den Neder-
landschen rundveestapel belang stellen, te mogen rekenen.
Inschrijvingsbilletten zijn rondgezonden en worden door
den secretaris der Vereeniging, den heer P. F. L. Waldeck,
te Loosduinen, vóór 15 Nov. a. s. ingevuld terug verwacht.
In een artikel over Australië, in de Revue des deux
Mondes, maakt Emile Montégut melding van een zonder-
linge gewoonte van de Maori's, de oorspronkelijke bewoners
van Nieuw-Zeeland, die aan de Engelsche kolonisten zooveel
te doen hebben gegeven. Die gewoonte, muru. genoemd,
bestaat hierin, dat de Maori, die door een ongeluk of door
een ramp getroffen is, onmiddellijk vereerd wordt met het
bezoek van zijne bloedverwanten, buren, vrienden en
kennissen, die, in groote troepen vereenigd, hem voor zijn
ongeluk komen straffen, alsof hij 't zich zelf te wijten
had, door zijn huis te plunderen en zijn voorraad van
levensmiddelen te verorberen. Soms wordt daaraan een
gevoelig pak slaag toegevoegd; maar daar de patiënt zich
tegen het slaan verdedigen mag, hangt dit toevoegsel van
zijne meerdere of mindere weerbaarheid af. Talloos zijn
de gevallen waarin de muru wordt toegepast. Een kind,
dat in t water valt of zich brandt, een kano, die omslaat,
alles is aanleiding voor het bezoek der roovende vrienden.
Ook kan hetzelfde ongeval reden zijn voor het opvolgend
bezoek van verschillende benden; zoo heeft de Maori,
wiens vrouw met een ander doorgegaan is, niet alleen de
zekerheid van een condoleantie door zijn betrekkingen,
maar ook kans op de condoleantiën van de betrekkingen
zijner vrouw en welligt van die van baren vriend, die
nog meenemen wat draagbaars de eersten mogten achter
gelaten hebben, 't Vreemdst van de zaak is, dat deze
bezoeken, die een gewoon mensch zou houden voor den
oorsprong van het spreekwoord: «een ongeluk komt zelden
alleen,» of in elk geval voor een nieuwe bezoeking, dat
niet zijn in de oogen van den Maori. Integendeel, de
muru wordt beschouwd als eene eerbewijzing; daarmee
voorbijgegaan te worden zou als schande gelden, en er is
geen voorbeeld van verzet tegen de stelselmatige plunde
ring. Waarom ook zou men zich verzetten? Heden uit
geplunderd, plundert men morgen bij zijne buren weer meê;
ieder menschenleven staat op zijne beurt aan groote of
kleine ongevallen bloot en daardoor blijft voor iedereen,
wien een ramp trof, de kans geopend om zich weldra
weer in een behoorlijk meubelair te steken.
Bij de tentoonstelling van zuivel, op 28 Oct. jl. te
Portici geopend, werd een gouden medaille toegekend aan
Adrianus van Vliet te Bergambacht, voor Hollandsche kaas
en boter. De vijf andere gouden medailles aan niet Itali-
aansche inzenders verleend, werden aan Zwitsers toegekend.
Een merkwaardigheid der Faroër-eilanden in den
Atlantischen Oceaan vormt de kloof bij Westmans, zijnde
een 25tal vogelklippen in een door 1000 voet hooge rotsen
omsloten inham. In deze rotsen nestelen voornamelijk de
stormvogels. In den broeitijd, wanneer zij op het land
komen, zijn zij zeer vet en tranig. Zij worden deswege op
menig eiland gevangen om tot verlichting te dienen. Men
steekt den gedooden vogel een dikken draad lampenkatoen
door het lijf, steekt dien aan, en de lamp is gereed. Bij
zulk licht zit de bewoner der Faroër-eilanden in zijn lange
winteravonden te spinnen en te vertellen.
Een Franschman die in Sept. ons land en o. a. Haarlem
bezocht, beweert dat daar geen tulpen meer zijn. Wanneer
hij in Junij of Julij onze visschersdorpen bezocht, zou hij
met hetzelfde regt kunnen beweren, dat de Noordzee geen
kabeljaauw of schelvisch meer oplevert.
Te Glachau ontving men dezer dagen eene vrij
belangrijke bezending monsters per post uit Milaan, met
het volgende in 't Duitsch geschreven adres: «Den Heer
Voornattebewaren te Glachau.»
Brieven uit Henncmerland.
Alkmaar, 4 November 1877.
Eenige maanden geloden meende de Kerkelijke Courant aanleiding
te hebben om op te komen tegen den stijl, waarin de gebouwen
worden opgetrokken, voor welke de ontwerpen door» de Rijks
adviseurs of onder hunnen invloed geleverd worden. Enkele andere
bladen stemden met de geuite klachten in, die hierop neerkwamen,
dat, inzonderheid door de heeren Cuypers en de Stuers, een bouwstijl
werd ingevoerd, die in vroegere eeuwen te huis behoorde en voor
onzen tijd ongeschikt was, en eigenlijk //kloosterstijl" behoorde te
heeten; men dacht hierin te zien een ijveren in roomschen zin, ja,
hier en daar werd de beschuldiging niet achterwege gehouden, dat
men door dergelijke gebouwen de menigte trachtte te gewennen
aan roomsche vormen, of, nog erger, dat men de gebouwen al vast
een kloosterlijk aanzien gaf om ze, .nis eenmaal het catholicisme
mocht zegevieren, tot roomsck-kerkelijke doeleinden te gebruiken.
Wat achterdocht of roomschenvrees toch ver gaan kanMen vond
reden zich te ergeren aan vormen, die men eenigermate christelijk-
middeneeuwsch zou kunnen noemen, al huldigen zij ook onze
moderne eischcn van overvloed van licht en luchten men meende
partij te moeten trekken voor de bestendiging der aan het heidensche
Griekenland of Italië ontleende vormen, hetzij in volkorneu strijd
met de behoeften van ons koud en regenachtig klimaat, hetzij
daarmede eenigszins in overeenstemming gebracht, zooals onder den
duur der Renaissance het geval was. Men spreekt van „kloosterstijl,"
zonder dat men zich eenigszins rekenschap geeft wat onder die
uitdrukking te verstaan is. De bouwtrant der kloosters verschilt
in de verschillende landen niet minder dan de bouwtrant der
woningen, en wat het eigenaardige uitmaakt van een aantal vroeger
in het buitenland gebouwde en bewaard gebleven kloosters, de
zuilengangen om binnenplaatsen of tuinen, is, voor zoo ver ik weet,
nog in geen bouwwerk hier te lande door de adviseurs nagebootst.
Hoe zijn toch oudtijds de kloosters in Nederland ontstaan? Niet
anders dan nog tegenwoordig. Eenige personen, die zich tot een
gemeenschappelijk leven verbonden of reeds verbonden hadden en
van elders verhuisden, kochten eenig bestaand gebouw, veranderden
of vergrootten het naar hunne behoeften en zonderden een gedeelte
nf voor het houden hunner godsdienstoefeningen, totdat zij de
middelen verworven hadden tot stichting eener afzonderlijke kapel
of kerk, waarvan ecu boogvenster of spits eerst aan het geheel het
cachet gaf van eene geestelijke instelling. Men zie slechts op de
oude kaart van Amsterdam door CorneliAnthoniszoonof de
talrijke kloosters zich anders dan door hunne kerkjes van dc overige
gebouwen onderscheiden. Wat praat men dan vau „kloostcrstijl
Dc adviseurs trachten blijkbaar te komen tot een eigenaardigen
vorm, tot een Hollandschen stijl, die in vele opzichten herinnert
aan den trant, waarin iu vele onzer steden zoovele openbare en
bijzondere gebouwen zijn opgetrokken, welke door lijnen en kleur
de aandacht, de bewondering wekken van den kunstlievenden
vreemdeling, die onze bouwwerken van de laatste 150 jaren, vooral
die van onze eeuw, met onverschilligheid, vaak met minachting
voorbijgaat. Wij zijn waarlijk door onze waterstaats-ambtenaren
uitstekende mannen op hun gebied door onze quasi-
architecten, door ónze timmerlieden-huizenontwerpers niet zoozeer
verwend, dat wij niet met ingenomenheid zouden begroeten elke
poging om tot wat anders te komen, dat alle kansen aanbiedt iets
beters te zijn, immers zijne verwantschap toont aan datgeen, wat
na een beslaan van eeuwen nog als eigenaardig, als schilderachtig
wordt erkend. Er vormt zich onder de leiding van den heer Cuypers
hier te lande eene school van architecten, die zich onderscheidt
door ijverige bestudeering onzer antieke gebouwen en die er, naar
ik hoop, toe komen mag, om, door het ontwikkelen van een natio-
nalen bouwstijl, ons te verlossen vau allerlei wansmakelijke proef
nemingen met gegevens, die met ons klimaat, met onze zeden zelfs
in strijd zijn.
Gij vraagt wellicht, wat uw Kennemer briefschrijver tot deze
uitwijding op bouwkundig gebied brengt? Het is omdat wij dezer
dagen te Alkmaar druk olferen zoo aan den ouden als aan den.
oud-nicuwen of wilt gij adviseurs-bouwtrant, en ieder in staat is
zich over het daarin al of niet aanbevelenswaardige een oordeel te
vormen. Nabij de r. c. St. Laurenskerk bouwt de architect Cuypers
eene llinke pastorie, aan de Gedempte Nieuwesloot verrijst het door
zijnen leerling Peters, den architect van het departement van
Financiën, ontworpen post- en hypotheekkantoor en de zorgvuldige
restauratie van kapellen, balustrade en dak van het stadshuis nadert
hare voltooiing. Schoon het laatste werk niet is meegevallen en
de geraamde f 4500 met bijna f 900 overschreden worden, is men
algemeen ingenomen met de verrichte herstelling, en doen zich reeds
stemmen hooren voor de wenschelijkheid om het gedeelte van het
stadshuis, dat in het laatst der 17de eeuw in basterd-dorischen
stijl herbouwd werd, den ouden gothieken vorm terug te geven en
het aldus met het overige van het gebouw weder tot eenheid te
brengen. Men begint te gevoelen, dat de platte lijst het aflegt
tegenover de spitsboogjes der balustrade, de fleurons en pinakels
der kapellen, en dat de afwisseling van gehouwen en gebakken
steen vroolijker is dan de baksteen alleen. Zoo vindt men ook het
vlechtwerk vau metselsteen in de toogen boven de vensters der met
leien gedekte pastorie fraaijer dan de gebruikelijke waaiers; en de
mengeling van gehouwen eu gelen en rooden gebakken steen in de
niet 2 geveltoppen eindigende voorzijde van het postkantoor, de
verscheidenheid der lijuen en sprongen boeit zeer de aandacht der
voorbijgangers. Hier vooral kan inen den aangevallen kloosterstdjl
op de rechte waarde schatten! Verbeeldt u een gevel met 26 flinke
deur- en raamopeningen, waaronder de brcede hoofdingang, gekroond
door o gruwel! een ruim balcon! Echt domperig, raidden-
eeuwsch, kloosterlijk, niet waar? Mocht de heer Kits van Hei-
niuyen, die nu van zijn redacteurschap der Kerkelijke Courant
uitrust, het eens komen zien, misschien wordt zijne ineeniug
gewijzigd, wat mij om dien in vele opzichten verdienstelijken man
genoegen zou doen.
Mijn brief is te zeer van bouwkundigen aard geworden om nu
nog tot onderwerpen van anderen aard over te gaan. Daarom wil
ik hier nog bijvoegen, dat op het terrein der vóór p. m. 20 jaren