HELDERSCHE ESI NIEITWEDIEPER COURANT. 1877. N°. 135. Zondag 11 November. Jaargang 35. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. „W IJ huldigen het g o e d e." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalƒ1.30. franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: Dl O L E N P L E I t\T K°. 103. P-rijs der Ad ver ten tién: Van 1—1 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. lüilien Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indle. Laatste ligting 's avonds 6 uur. Binnenland. HELDEK en NIEUWEDIEP, 10 November. •Blijkens een bij het departement van Marine ontvangen telegram, is Zr. Ms. schroefstoomschip Macasser, onder bevel van den luit. ter zee 1ste kl. J. C. Commijs, den 7 dezer te Batavia aangekomen. Aan boord is alles wel. De heer J. Borst Wz. en echtgenoot smaakten gisteren, omringd door kinderen en kleinkinderen, het zeldzaam voorregt, den dag te beleven, waarop zij vóór zestig jaren door den band des huwelijks werden vereenigd. Zeker deelen zeer velen onzer plaatsgenooten in de vreugde, aan die algemeen hooggeachte echtelingen bereid, 't Genoegen van zoovele dierbare betrekkingen bij een zoo zeldzaam feest om zich vereenigd te zien, is voorzeker een onwaar deerbaar genot, bij de herinnering aan 't lief en leed, in een zoo belangrijk tijdvak ondervonden. Gisteren avond hield bet plaatselijk departement der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen eene buitengewone vergadering, waarin de heer J. Hermande Ridder van 's Hage als spreker optrad. Naar aanleiding van een reisje naar Duitschland en een bezoek aan Worms, bepaalde spreker zijn gehoor bij de vorsten, geleerden en geloofshelden der 16de eeuw, die in een groep zijn voorgesteld door 't monu ment, dat in genoemde stad is opgerigt. Op kernachtige wijze schetste spreker die groote mannen in hun streven naar verlichting, hervorming en volksbeschaving en deed hij hun kennen als mannen van karakter, die door hun voorbeeld nog krachtig blijven spreken tot hen die leven in de 19de eeuw en nog steeds tot navolging opwekken. Met goedvinden van de plaatselijke sub-commissie voor de ongelukkigen op het zwaar geteisterde Cura^ao, heeft de Burgerkring Harmonie besloten eerlang eenc lief dadigheids-voorstelling te geven. De vermelding van dit plan is voorzeker genoegzaam om de aandacht daarop te vestigen; tot ondersteuning op te wekken, achten we overbodig. Een Novelle van i cl e fixe. RUDOLPH LINDAÜ. (Vervolg). Den volgenden morgen op het bepaalde uur verscheen Benson weder in hel atelier. Hij werd gevolgd door een bediende, die een klein reistaschje droeg. Benson nain het aan de deur van hem over, wenschte vervolgens den schilder goeden morgen, opende het taschje en haalde er een zwart pak uit te voorschijn. „Mijn costuuin sprak hij, in antwoord op den vragenden blik van den schilder. „Vergun mij, van klecding te veranderen." Hij begaf zich achter een kamerschut en vertoonde zich ecnige oogenblikken later in het nieuwe gewaad. Begnault, wien het ondertusschen volkomen duidelijk geworden was, dat hij met een zeer „excentrieken" Engelschman te doen had, en zich stellig had voorgenomen om al de overigens onschuldige grillen vau zijn nieuwen bekende verder zonder bevreemding of tegenspraak te ver dragen, liet het oog over Bensons kleeding gaan. Zij had een eigenaardig fatsoen. Zij was evenmin modern als oudorwetsch en zij had ook volstrekt niets opzichtigs. Benson z.ou er zich gerust mede op straat hebben kunnen \ertoonen; maar deze rok was toch geheel anders dan alle rokken die Begnault van zijn leven gezien had. Hij vond dat Benson er uitzag, zooals dc elegante Parijzenaar zich meestal aan den bewoner vau een klein provinciestadje voor doet: vreemd, gemaakt, maar niet leelijk. Benson was voor het overige zoo ernstig, ja, bijna zoo plechtig gestemd, dat Begnault wel zag dat het hier niet om een maskerade te doen was. „Ik wensch mijn portret op levensgrootte te hebben," begon Benson, nadat hij tegenover den schilder plaats genomen had. „Hier is een teekening van de studeerkamer, welke in haar geheel tot achtergrond van het portret moet dienen: de bibliotheek, dc schrijftafel, de stoel, twee fauteuils, de spiegel, de klok," hij duidde op de potloodschets, die hij in de hand hield, de onder scheidene door hem genoemde voorwerpen aan. Hier, links van den spiegel, een schilderij met een gordijn er voor," ging hij voort. „Die schilderij is juist even groot als de spiegel; zij heeft, een een voudige, z.warte lijst cn is geheel bedekt met een donker groen laken. Ik zit hier op den stoel aan de schrijftafel, zoodat ik de schilderij voor mij en den spiegel aan mijne rechterzijde zie. Ik houd liet hoofd op de rechterhand geleund; mijn linkerarm hangt over de leuning van den stoel; mijn oogen zijn op de verborgen schilderij gericht. Mijn gelaat is in die vijftien jaar niet bijzonder veel veranderd; mijn haar is aan de slapen uitgevallen of een weinig vergrijsdmijn voorhoofd schijnt hooger en brecder dan het thans is; mijn oogen liggen dieper in mijn hoofd. Om den mond heb ik eenige scherpgeteekende trekken, welke ik u, als wij zoo ver zijn, duidelijk kan aanwijzen; de kin is hoekiger geworden. Over de uitdrukking, die ik aan het gelaat wensch te geven, spreken wij later wel." De minister van Openbare Werken, de heer Tak van Poortvliet, heeft jl. Donderdag, na beëediging door den Koning, zijn ambt aanvaard. Het nieuwe departement is gevestigd in het gebouw van het ministerie van Binnenl. Zaken, waar dientengevolge verschillende mutatiën onder het ambtenaars-personeel hebben plaats gehad. Jl. Zondag werd de heer S. G. Geertsema Beckeringh als predikant der gemeente Hippolitushoef bevestigd door zijnen vriend, den heer W. Winsemius, pred. te Oosterland c. a. De bevestiger had tot tekst Matth. XIII 39, de bevestigde Hand. XXVIII 22, 23a. Beroepen bij de Ev. Luth. gemeente te de Rijp de heer B. A. Evelin, proponent, die met den proponent J. A. Snijders, op het tweetal stond. De veefokkers te Texel hebben op de laatste Alkmaarsche markt weder eene flinken voorraad jong vee voor hunne boerderijen aangekocht. Aan voeding ontbreekt het hun thans niet, zoodat daarvan goede resultaten te wachten zijn. De jl. Woensdag te Alkmaar gehouden collecte ten behoeve van de noodlijdenden op Cura^ao en Bonaire, heeft ongeveer f 260 opgebragt. Dezer dagen is te Ursem met algemeene (36) stemmen tot hoofdingeland van het Ambacht van Westfriesland, genaamd het Geestmer-Ambacht, herkozen de heer Jacob Ruijter, aldaar. De onlangs opgerigte afdeeling der vereenigiDg Eigen Hulp, heeft den 1 dezer het reglement voor het district Hoorn en omstreken vastgesteld. Aan de leden werd medegedeeld, dat contracten voor de levering van vleesch, brandstoffen, petroleum enz. gesloten konden worden tegen vastgestelde prijzen met eene korting van 6 tot 8 pCt., en dat van op de vergadering aanwezige monsters verschillende winkelwaren in 't groot uit Amsterdam konden worden ontboden, waarbij eene winst van 16 tot 22 pCt. zoude worden behaald in vergelijking met den winkelprijs aldaar. Niettegenstaande dit district uit 48 leden bestaat, onder welke ongeveer 42 gehuwde, hebben de pogingen door het bestuur in het werk gesteld, schipbreuk geleden op de weinige deelneming der leden. Jl. Zaturdag avond heeft zich op de hoogte van de Kadijk te Amsterdam een persoon door ophanging van het Begnault had aandachtig toegeluisterd. „Zeer wel," sprak bij, toen Benson zweeg. „Ik geloof u goed te begrijpen. Wij zullen met de algemeene indeeling der schilderij, de dispositie, zooals de schilder zegt, beginnen. Wat dc details betreft, zal ik u iu den loop van het werk oin raad en inlichting vragen." II. Begnault en Benson kenden elkaar reeds sinds een maand eu waren dagelijks bij elkander. Het portret naderde zijne voltooing en was een meesterstuk geworden. Itegnaults kunstenaarsziel was langzamerhand voor het eigenaardige onderwerp in geestdrift geraakt en de schilder had met ai de kracht en gloed van zijn niet alle- daagseh talent aan het stuk gewerkt. Vcor Benson, die in den beginne allerlei aaumerkingen meende te moeten maken, was het geen geringe voldoening, toen hij iu den luatstcn tijd bespeurde, dat Begnault zich volkomen met hem ver eenzelvigd had en dc kleinste aanwijzing begreep en ten uitvoer bracht. Het stuk vertoonde een ernstigen, schoonen man, wiens voorhoofd door een vreeselijke gedachte verbleekt scheen te zijnin de oogen lag een woesten, onrustigen blik, alsof zij de nadering eener akelige verschijning duchtten; de vastgesloten inond sprak van een onver biddelijk besluit. Dc uitdrukking van liet geheclc gelaat had iets onbeschrijfelijk sombers cn onheilspellends. „Gij ziet er op dat portret uit alsof gij ter dood veroordeeld zijt en morgen opgehangen moet worden," had Begnault op zekeren dag schertsend aangemerkt. „Juist, goed zoo; heel goed!" had Benson haastig geantwoord. Begnault was omstreeks dien tijd ook begonnen iu Benson zelveu belang te stellenen liein een zekere mate van genegenheid te schenken. Het kostte niet veel moeite, den eenvoudigen, bedaarden man lief te krijgen, die in vele takken van kunst en weteuschap ervaren bleek te zijn en bij alles, wat hij sprak of deed, de wellevende, aangename manieren van den echten Engelschen gentleman aan den dag legde. Voor Begnault, die uitsluitend in Fransche kringen, en dan nog hoofdzakelijk met kunstenaars, had omgegaan, was de bedachtzame, rijke, jonge Engelschman eene nieuwe en aantrekkelijke figuur. Het portret bleef wel een onopgelost raadsel en werd zelfs met den dag geheimzinniger, wijl het volstrekt niet passen wilde in de lijst van het alledaagsche leven, waarvoor Begnault het leven van zijn nieuwen vriend meende te moeten houden; maar over alle andere punten uitte Benson zijne gedachten met volkomen ópen- hartigheid. Begnault vernam in den loop der lange gesprekken, avelke de dagelijkschc zittingen verkortten, dat Benson een welgesteld grond eigenaar was, die gedurende hel grootste gedeelte des jaars op zijn goederen, op het eiland Wight, woonde. Zijne ouders had Benson vroeg' verloren; een oom, de broeder zijuer moeder, die tegelijkertijd als Yoogd over hem fungeerde, had zijn opvoeding geregeld en leven beroofd. Hij was vader van drie kinderen, die in de laatste drie jaren door kommer en gebrek zooveel geleden hadden, dat ze meer op lijken dan op levende wezens geleken. Daarenboven waren zij zoo veronachtzaamd en onrein, dat liet afschuwelijk was om aan te zien. De man die een bedelend leven leidde, laat echter ongeveer twaalfduizend gulden na. Hij werd in het bezit bevonden van vier Oosten- rijksche Schuldbrieven van honderd florijnen en van bewijzen van grond-eigendom te Amsterdam en te Zaandam, alsmede van ongeveer f 250 baar geld. De kinderen zijn, nadat zij in het gasthuis gereinigd waren, bij een lid der familie gebragt, die nu voor een goede opvoeding zal zorgen. (Am.C.) Jl. Donderdag had mr. II. G. van Doesburgh, commissaris van politie te Amsterdam, het ongeluk bij bet verlaten van een in beweging zijnden tramwagen te vallen, waarbij hij een arm brak. Prof. Buys heeft den 29 Öct., in de Debating-Society te Leiden de volgende stellingen verdedigd «Alleen die regeringsvormen zijn goed, welke de volken als een natuur-noodzakelijkheid zonder overleg aanvaarden en ook zonder overleg handhaven. Frankrijk is bij zulk een gemis eener natuur-noodzake lijkheid, betrekkelijk vrij in zijne keuze en daarom tot geen goede keuze in staat. Evenmin aangewezen voor de republiek als voor de monarchie, heeft het eene constitutie, welke, te gelijk repu- blikeinsch en monarchaal, de getrouwe uitdrukking is van den halfslachtigen toestand waarin het staatkundig leven van dat volk verkeert. Thiers, de republiek den regeringsvorm noemende, welke de Franschen het minst verdeelt, heeft met die ware uit spraak wel de onbruikbaarheid van de monarchie aangewezen, maar daarom nog niet de bruikbaarheid van de republiek. Het zou een groote zegen zijn voor Frankrijk wanneer liet werkelijk monarchaal konde wezen, want, als de meeste Staten, heeft het, aan dat regeringsstelsel in toenemende mate behoefte.® De graaf of zoogenaamde graaf von Keudall, die verleden week door de politie te 's Hage onder verdenking van een «hoogstgevaarlijk persoon» te zijn, werd gear resteerd, is, naar men verneemt, dezer dagen als vreemdeling zonder geld of middelen van bestaan, uit het land verwijderd. toezicht over hem gehouden. Deze oom was een paar jaar geleden gestorven en Bensons naaste familieleden waren lieren en nichten, die buiten het eiland Wight, in een ander gedeelte van Engeland', woonden en van welke hij slechts zelden iets hoorde of za». Benson had te Oxford gestudeerd en was eerst van plan geweest, de diplomatieke loopbaan te kiezen. Hij was te dien einde ook reeds twee jaar lang aan het Ministerie van Buitenlandsche Zaken werkzaam geweest, toen een zware ziekte, die hem gedurende een verloftijd op zijn buitenplaats overviel, hem noodzaakte voor het oogenblik allen ingespannen arbeid te laten varen. Hij was die ziekte een zware zenuwkoorts eerst een paar weken geleden te boven gekomen, en hij had zich nu voorgenomen, voor goed den Staatsdienst te verlaten. „Mijn ii nancicele omstandigheden veroorloven mij, als een onaf hankelijk man te leven," zeide hij, „eu ik geloof dat ik op die wijze het verstandigst zal handelen. Ik schep behagen in reizen, lezen, rijden en jagen, en kan die onschuldige neigingen het best bevredigen als ik mij zeiven eene volkomene vrijheid verzeker. Gij ziet, ik koester weinig eerzucht en schijn in mijn leven niet bijzonder veel voor het algemeen welzijn te willen en te zullen doen. Ik tracht mij zeiven echter vrij te pleiten met de overweging, dat de inenschheid hoogst waarschijnlijk niet veel aan mij verliezen zal. Ik voel trouwens volstrekt geen roeping om als hervormer op te tredende groote vraagstukken dezer eeuw schijnen voor mijne zwakke krachten onoplcsbanr; goedkoopc roem'; titels en onder scheidingen, hebben niets aanlokkelijks voor mij. Ik geloof niet dat ik het, zelfs in de gunstigste omstandigheden, heel ver breuken zou en ik zie niet in, waarom ik mij zou lateu bewegen, het ondankbare, alledaagsche sleurwerk dezes levens te verrichten. Voor dat werk zijn er meer candidaten dan men gebruiken kan. Ik zou een plaats bezetten, welker bezoldiging dezen of geuen armen drommel misschien gelukkig kan maken, terwijl mijn levensgenot er niet veel grooter om zou zijn. De Engelschc toestanden zullen door mijn vroegtijdig terugtreden in het burgerlijke leveu evenmin verbeterd als verergerd worden. Ik kan voor het overige toch ook als landheer iu mijn kleinen kring veel goeds doen, en het is mijn ernstig voornemen om in die richting ijverig werkzaam te zijn." Begnault, die een flegmatiek philosooph was en op de kleine ijdelheilen, de titel- en ordezucht zijner landgenooten, steeds met een zekere minachting neerzag, zou wel gewenscht hebben even onafhankelijk te zijn als Benson. „Gij zijt een gelukkig inensch, omdat gij uw eigen meester kunt wezen," sprak hij, „eu het zon wel zeer dwaas van u zijn, in iemands dienst te treden, vooral in den dienst van het publiek, den ondankbaarsten, onverschilligsten en tyranieksten gebieder die er op deze wereld te vinden is. Ik maak den Minister van Schoone Kunsten, mijn hooge beschermer, het leven zoo zuur mogelijk, maar ik dank God dat ik niet in zijn schoen sta. Het verkieselijkste op deze wereld is de onaf hankelijkheid cn ik werk voor niets anders." Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1877 | | pagina 1