HELDEUSCI1Ë
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
1877. N". 137.
Vrijdag 16 November.
Jaargang35.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
Binnenland.
„W ij huldigen
het goed e."
Verachijut Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abouuemeutsprija per kwartaalf 1-30-
w franco per post - 1.05.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
«ure au: MOLENPLEIN :V. 163.
Prijs der Advertentien: Van 1—4 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden nanr plaatsrnimte berekend.
Onze abonné's in de gemeente ontvangen bij dit nummer
afzonderlijk „Vervolg: der bewegingen van Zr. Ms. schepen
op de Kust van Atsjin." Abonné's buiten de gemeente
zulleu wij het, op aanvrage, gratis toezenden.
Eiken Donderdng; vertrekt de mail naar
Oost-Indlê. Laatste ligting 'a avonds 6 uur.
HU.DEK en NIEÜWEDIEP, 15 November.
De Rederijkerskamer Olympia gar gisteren avond in
Tivoli hare eerste buitengewone vergadering in dit saizoen.
Het programma bestond uit de volgende nummers: 1. Dc
kleine Savoijaard, van J. J. L. ten Kate, door den heer
A. B. Weber; 2. De vaderlandslievende Edelmogendcvan
P. T. Helvelius van den Berg, door den lieer J. Scliuijt;
3. De gevallenevan door den heer J. C. J. Graat;
4. Hel ouderlijk kuis, van G. H. J. Elliot Boswel 1, door
den heer P. Jonker; en 5. het blijspel Joost Uilenspiegel,
dat werd opgevoerd door de heeren W. G. Jekel, G. M.
de Jongh, D. Dekker Jr., J. C. J. Graat en G. Giltjes.
Aan het departement van Marine is jl. Dingsdag
aanbesteed: het maken van een woongebouw voor de
dienst der verlichting aan de haven te IJmuiden; minste
inschrijvers de heeren Gebx\ Klein, alhier, ad f 23,249.
In het tijdperk van vier weken, 7 Oct.3 Nov. jl.,
zijn, blijkens ingekomen arubtsberigten, door longziekte
aangetast: in Zuidholland 20, in Utrecht 1, in Friesland
16, totaal 37 runderen. In het vorige tijdperk van vier
weken waren 46 runderen door die ziekte aangetast.
Door de Academie Nationale van Parijs is de medaille
van verdiensten 2de kl. (groote zilveren medaille) toege
kend aan den geluidkundige L. J. Lefebre, te 's Ilage,
wegens de voortreffelijkheid van zijn misthoorn, orde- en
signaalhoorn, ten nutte van zeevarenden.
4) Een. idéé fixe.
Novelle van EUDOLPH LINDAÏÏ.
VervolgJ
Thorley-house was een eeuwenoud, uitgestrekt, hoog gebouw, met
een doolhof van nauwe gangen en trappen en een aantal zalen, kamers
en kabinetten, die reeds sedert vele jaren niet meer bewoond werden.
Dc tegenwoordige eigenaar, Thomas Benson-Thorley, had aan de
oostzijde van het kasteel een kleine, gemakkelijke woning voor zich
in orde laten brengen en bekommerde zich bijna of in het geheel
niet om het overige deel van zijn groote huizing.
Het bewoonde gedeelte van het slot bestond uit een salon en
een eetkamer op de benedenverdieping, cn een kleinere salon, een
studeerkamer en drie slaapkamers, welke op de eerste étage gelegen
waren. De eetkamer en de groote salon bevonden zich ter rechter-
en ter linkerzijde van de vestibule. Achter de eetkamer, door een
smallen gang daarvan gescheiden, was nog een derde bewoond ver
trek, waarin een oud, kinderloos echtpaar, dc huisknecht en de
keukenmeid, verblijf hielden.
Het op de eerste verdieping gelegen studeervertrek was een lioek-
kamer met twoc groote ramen, die op het noorden en het oosten
uitzagen. Er was slechts céne deur in, waarmede men in de aan
grenzende kamer, Bensons slaapvertrek, kwam. Dit had twee deuren,
waarvan de ecne op een galerij uitkwam, terwijl de tweede toegang
gaf tot de studeerkamer. Naast de slaapkamer bevond zich dc
kleine salon en daarnaast had men twee logeerkamers, waarvan de
eenc, een lioekkainer, uitziende op het zuiden en het oosten, de ge
zelligste van het geheele huis, altijd „de kamer van mijnheer Beg-
nault" heette. Sedert vele jaren bracht de beroemd geworden schilder
daar eiken zomer een paar weken door, en daar men in Thorley-
house geen gebrek aan ruimte had, bleef de kamer, waarin Beg-
nault alles naar zijn eigen smaak ingericht had, het overige deel
des jaars ongebruikt.
Bensons kamerdienaar, een oud man, die master Thomas reeds
als kind gekend en verzorgd had en die gedurende de veelvuldige
afwezigheid van zijn heer de functiën van iutendant op Thorley-
house vervulde, bewoonde twee kleine kamers, eveneens op de eerste
verdiepiug en in de nabijheid van den salon, dicht bij den trap,
gelegen. De oude man droeg den naam van Maltby en ging op
Thorley-house en in den naburigen omtrek voor een ontevreden,
norschen dwingeland door. Aan zijn meester was hij met lichaam
en ziel gehecht, en hij de geringste ongesteldheid, welke Benson
overkwam, verpleegde hij hem als een teedere moeder haar ziek
kind. Het beheer der huiselijke zaken van Thorley was geheel aan
Maltby overgelaten. Bensou zelf bemoeide er zich nooit mede.
Een koetsier, een rijknecht en een tuinman, die buiten het
heerenhuis, maar toch in de onmiddellijke nabijheid, woonden, be
sloten het bevolkings-registcr van Thorley-house en Thorley-park.
In den stal stonden twee goede rijpaarden en een koetspaard. Een
half dozijn honden zwierven op het voorplein ca in de stallen rond.
Deze honden hieven thans een luid geblaf aan, dat echter spoedig
weder verstomde, toen de bekende stem van hun meester hun „stilte*
geboden had. Dadelijk daarop werd de deur van Thorley-house
Beroepen te Rotterdam dr. G. van Goor J.Lzn.,
pred. te Oud-Beijerlandr
Aangenomen liet beroep naar de Evang. Luth. gemeente
te Groningen door ds. II. F. W. Grottendieck, pred. te
Alkmaar.
Bedankt voor bet beroep naar Kampen door Dr. A.
Knyper, emeritus-predikant.
Aan den heer F. Barteling, gewezen hoofdonderwijzer
te Katwoude, is pensioen verleend ten bedrage van f 316
's jaars.
Volgens achterstaande advertentie, zal de heer Car-
pentier Alting, van Dokkum, op Woensdag den 21 dezer
ook te Texel eene lezing voor Volksonderwijs houden. Wij
vertrouwen, dat het Texelsche publiek gretig gebruik zal
maken van deze gelegenheid om den hoogstbegaafden rede
naar over een onderwerp te hooren spreken, dat vooral in
onzen tijd voor ieder Nederlander van zoo groot gewigt
is en aller belangstelling in zoo ruime mate verdient.
Jl. Dingsdag is op het Raadhuis te Alkmaar o. a.
aanbesteed: het bouwen van een ijkkantoor; aannemer de
heer G. van der Burg, te Amsterdam, ad f 9999.
Jl. Maandag heeft te Haringkarspel, in tegenwoor
digheid van het bestuur, van de ingelanden en van vele
belangstellenden, de proefmaling plaats gehad van het
vijzelstoomgemaal voor den polder Waarland. De uitkom
sten waren gunstig en verwierven algemeene tevredenheid.
De machine met ketel en toebehooren, ontworpen, ver
vaardigd en geleverd door de Maatschappij «Ijzergieterij
de Prins van Oranje te 's Hage, werkt uitmuntend. Onder
leiding van bovengenoemde Maatschappij zijn de gebouwen
vervaardigd door den heer D. Kriller, aannemer te Nieuwe
Niedorp.
Ook met de opvoeringen van balletten in het Paleis
voor Volksvlijt te Amsterdam werd jl. Zaturdag een aan
vang gemaakt, zegt de Amst. Crt., en wel met het ballet
Arlequin Beeldhouwer, een van de beste arlequinades. Niet
overladen met reeds voor honderd jaren bekende grappen,
heeft het een frisschen, goeden gang. De muziek van den
geopend cn kwam Maltby zijn meester tegemoet. Hij ontlastte hem
van zijn hoed cn zijn rotting cn overhandigde hein een brandende
kaars, waarmede Benson, door Tiger gevolgd, den trap opging. Hij
had tot nog toe geen woord met zijn bediende gewisseld. Midden
op den trap bleef hij staan en keerde zich om:
„Maltby
„Mijnheer
„Ik wenseh binnen een half uur te eten. Breng mij over tien
minuien mijne brieven en couranten boven."
,,'k Zal er voor zorgen, mijnheer."
Toen Maltby kort daarna met een groot pak couranten Bensons
studeerkamer biunentrad, was deze reeds aan zijn schrijftafel gezeten.
Hij had andere kleederen aangetrokkenhij droeg een eenvoudige,
zwarte kleeding en staarde, blijkbaar in diep gepeins verzonken,
door het venster naar buiten.
Het vertrek lag aan alle kanten vol boeken en papieren. De
stoelen, de tafel, een groot gedeelte van den grond zelfs, waren er
mede overdekt. Het was een kamer waaraan men zien kon dat ze
veel gebruikt was en dat er niet bijzonder dikwijls „schoongemaakt"
werd. De schrijftafel stond midden in de kamer, met de achterzijde
naar het zuidelijk venster gekeerd, terwijl zij door het raam aan de
westzijde voldoende licht ontving. Tegenover die tafel, naast de
deur, hing een schilderij niet een gordijn er voor, en aan den
vierden muur eeu grooten spiegel, die aan den eencu kant een
weinig van den muur verwijderd was,-z«odat men, als men aan de
schrijftafel zat, de verborgen schilderij er ten volle in zien kon.
„Hier zijn de couranten en een brief," zeide Maltby. Benson
greep het eerst naar den brief en las dien, terwijl zijn bediende in
de aangrenzende slaapkamer het een en ander verrichtte. Hij werd
spoedig weder door zijn meester binnengeroepen.
„De kamer van den heer Begnault moet in orde gemaakt wor
den, zeide Benson; „ik wacht hem morgen of overmorgen hier."
„Die kamer is geheel in orde," antwoordde Maltby, „en mijnheer
Begnault kan er ieder uur van den dag in ontvangen worden."
Er volgde een korte stilte. De bediende scheen te wachten tot
zijn meester hem een wenk zou geven om heen te gaan.
„Wat hebt ge van daag voor het diner?" vroeg deze.
„Yisch, gevogelte, groente, pudding. Welken wijn verkiest ge
te drinken?"
Die laatste vraag bracht hij zeer langzaam, half onwillig uit.
„Bourgonje bij het vleesch eu bij den pudding een glas
goede, koude Champagne."
„Halve flosschen?"
„Maltby!" riep hij, „als gij in mijn dienst wilt blijven, laat dan
die dwaasheden varen. Sedert zes maanden ergert ge mij eiken
avond met uwe vragen. Ik geloof dat ik oud genoeg hen geworden
om mijn eigen heer en meester te zijn. In ieder geval wil ik het
in mijn huis blijven."
„Mijnheer!" sprak de oude knecht smeekend, terwijl hij Benson
met roerende teederheid aanzag.
„Het is goed, het is goed!" viel deze hem in de rede, niet lan
ger onvriendelijk, maar toch niet met zijne gewone zachtmoedigheid.
„Zorg dat ge een andermaal doet wat ik u zeg, en doe mij geen
overbodige vragen meer."
lieer Joli. M. Coenen heeft iets levendigs, is rijk aan
fraaije motieven en, wat haar grootste lof is, komt vol-
j maakt overeen met het arrangement van den heer E. do
Witt. Het decoratief is voortreffelijk, een nieuwe
1 triomf voor den heer Grootveld. Alles is even schoon van
compositie en lichteffect. Prijken in de werkplaats meester
lijk gevormde beelden, de prachtige tuin met marmeren
groep van Neptunus, geschoren bcrceaux, enz. verplaatst
ons als het ware in een van de fraaiste lustoorden der vorige
eeuw. Een prachtstuk in den meesten luister is het slot
tafereel, met eeu optogt, waarbij men onder de miniatuur-
beelden van gekroonde hoofden de vorsten van Rusland en
Turkije bras dessus bras dessous ziet wandelen. Ook de
colorado-kever is niet vergeten. Het einddecoratief is
j schier oogverblindend en van een fantastisch effect. De
nieuwe danseressen en dansers hebben tevens gelukkig
gedebuteerd.
Tegen één der personen, die in hechtenis zijn genomen
op vermoeden, dat zij de hand zouden hebben gehad in de
vergiftiging van den gepensioneerden kapt. de Geer Boers,
te Amsterdam, en wel den halfbroeder van de vrouw,
schijnen geen voldoende termen tot in hechtenis houding
te bestaan. Tot zijne invrijheidstelling moet dan ook reeds
besloten zijn.
Omtrent het gebeurde op de Brouwersgracht te
Amsterdam deelt het Hbld. nog mede, dat het ontbrekende
knipmes (de overledene had er vier) in den zak van een
broek is teruggevonden. De daad schijnt dus te zijn geschied
met een ander mes, dat niet behoorde aan den hoer Kets.
In de aangifte van overlijden wordt zijn dood toegeschreven
aan verbloeding, ten gevolge van een lialswonde, welke,
ofschoon het vermoeden van zelfmoord niet is uitgesloten,
ook door moord kan zijn veroorzaakt.
Justitie en politie blijven in deze zaak voortdurend onder
zoeken. Er heeft weder een langdurig verhoor aan het politie
bureau plaats gehad.
Op de Wester-begraafplaats is gisteren, in tegenwoor
digheid eener talrijke menigte het lijk ter aarde besteld.
Maltby verwijderde zich. Toen bij buiten in den gang liep,
slaakte hij cea diepen, smartelijken zucht; daarna ging hij, droevi»
het grijze hoofd schuddend, den trap af. „Hij is verloren," moin°
pelde de oude man, „als mijnheer Begnault hem niet redt. Ik kan
er niets meer aan doen. Ik heb alles beproefd wat in mijn ver
mogen was. I-lij wil zich le gronde richten, 's Menschen zin is
's menschen leven."
Benson had, nadat Maltby hein verlaten had, nog een paar maal
onrustig de kamer op cn neder geloopcn; daarna luid hij zich een
oogenblik voor liet venster geplaatst, om naar het landschap en den
helderen maneschijn te zien, vervolgens grendelde hij de deur
dicht, haalde een klein sleuteltje uit zijn zak, plaatste zich daar
mede voor liet omsluierde portret, opende de sluiting en schoof het
groene gordijn, dat de schilderij bedekte, ter zijde. Daarop ging
hij voor zijn schrijftafel zitten cn verdiepte zicli in de beschouwing
van zijne beeldtenis.
De gelijkenis tusschen den man cn het portret was inderdaad
huiveringwekkend juist. Benson zag te gelijkertijd in den spiegel,
terwijl hij de schilderij beschouwde. Iedere trek van zijn zwaar
moedig, door hartzeer gerimpeld gelaat was er met de grootste
naauwkcurigheid op weer gegeven. Ook de kleeding was dezelfde.
Het vuur vlamde in den haard; de groote hangklok liet haar luid,
eentonig tik—luk hooren; overigens heersehte er eene doodschestilte
in de helder verlichte kamer. De sombere, doordringende blik van
liet portret rustte onafgebroken op den ongelukkigen man. De
flikkerende kaarsen gaven er leven aan, en het scheen soms of het
uit de lijst wilde komen. Benson wendde zich huiverend er van
af. Daarop nam hij een kleinen handspiegel uit een der laden van
zijn schrijftafel en bezag daarin opmerkzaam zijn gelaat.
„Er ontbreekt niet veel meer aan," sprak hij met een bittoren
lach. „Over weinige maanden zal er wel niets meer aan ontbreken.
O, dat die tijd reeds verstreken en alles voorbij ware!"
De groote hangklok sloeg acht uur. Beneden in den gang liet
zich het luide geklep van een bel hooren, die, volgens eeu oude
gewoonte, meldde dat het diner opgediend was. Benson ontwaakte
uit zijne droomerijen. Hij nam ecu lleschje welriekende essence, dat
naast hem stond, eu bevochtigde daarmede zijn bleek voorhoofd.
Vervolgens stond hij haastig op, trok het gordijn weder over het
portret, deed het venster open en boog zich, de scherpe nachtlucht
met lange teugen inademend, ver naar buiten. Een oogenblik later
verliet hij zijn studeerkamer, ging den trap af eu trad de eetzaal
binnen, waar Maltby hem reeds wachtte.
„Ik heb vergeten de couranten mede van boven te brengen,"
zeide Benson zoodra liij plaats genomen had. „Ga ze even voor
mij halen." Zijn stem was vriendelijk, en Maltby bespeurde daaraan,
dat ziju heer hem reeds weder vergeven had. Maar de twee flesschen
wijn stonden op tafel, en dat maakte den ouden bediende het meest
bezorgd.
De maaltijd duurde lang; Benson at niet veel en sclicen er zich
ook niet bijzonder om te bekommeren, wat hij at. Doch hij sloeg
de eene courant na de andere open en ledigde onder het lezen glas
op glas. De flesch Bourgonje was reeds ledig en het gebraad stond
nog op tafel. De flesch Champagne" verdween even snel als de roode
wijn; liet dessert werd opgedragen.