Buitenland.
De lijkkist was met bloem- en immortellenkransen getooid.
Het lijk werd naar bet kerkhof gevolgd door 78 ambte
naren van bet Rijks-telegraafkantoor, waaronder den lijn—
inspecteur en den directeur. In de omgeving van bet
sterfhuis stonden duizende menschen.
Bij het graf werd het woord gevoerd door de heeren
J. W. Schouten, vriend van den overledene en J. W.
Heuvelman, onder-directeur van het Telegraafkantoor, die
in het breede de groote gaven van hoofd en hart van wijlen
Kets bespraken. Laatstgenoemde verklaardezijne vrienden
geloofden in hem.» Namens de familie bedankte de heer
Bloemendaal uit Enschedé.
Omtrent het geval zelf deelt het Hbld. mede, dat de
verhooren worden voortgezet, en dat een belangrijk rapport
door een bevoegd persoon, die kort na de ontdekking van
het gebeurde op de kamer kwam, opgemaakt en bij de
justitie ingeleverd, de aanleiding moet zijn, dat op nieuw
en voortdurend wordt onderzocht.
Gisteren is o. a. op last der politie een onderzoek
ingesteld bij een aantal winkeliers te Amsterdam, om te
weten te komen of bij een hunner ook kort vóórdat het
feit heeft plaats gehad, een mes ingekocht door een persoon
wiens signalement wordt opgegeven. Dit signalement stemt
volgens onze inlichtingen niet overeen met dat van den
heer Kets.
Agneta Machthilda Schrader, geboortig uit Gildehaus,
graafschap Bentheim, mogt in de afgeloopen week het voorregt
genieten haar 40jarig jubileum te vieren. In 1837 bij den
heer Johannes Muller, te Amsterdam, in dienst getreden,
is zij tot heden toe in hetzelfde huis bij zijn zoon met
dezelfde trouw en naauwgezetheid werkzaam. Haar viel bij
deze gelegenheid de hooge eer te beurt, van H. M. de
Keizerin van Duitschland dezelfde onderscheiding te ont
vangen, die H. M. bij zulk een feest aan Duitsche dienst
boden in Duitschland toekent: een keurig bewerkt gouden
kruis met sierlijk diploma.
Men leest in de Ainst. Crt.
«Wel verre dat men door de onheilen der laatste jaren
geleerd zou hebben, gaat men met zwendelen en dobbelen
voort. Dit is nu voor hen, die niets te verliezen hebben,
een ongevaarlijk spelletje, want als de fortuin hun niet
toelacht, verdwijnen zij even spoorloos als zij op even
geheimzinnige wijze verschenen zijn; maar voor hen, die
wel wat en soms veel op 't spel zetten, is het meer dan
gevaarlijk. Met zekeren weemoed herinner ik mij een
mijner buren, een eerzamen komenij-man, die zich aan
rookvleesch en kaas rijk gesneden had, en toen een kansje
in den etfecten-hoek ging wagenhij zit thans arm en
berooid in een besjeshuis! Een bakker, die onder dezelfde
omstandigheden verkeerde, heeft zich, wanhopig over het
verlies van zijn fortuin, opgehangen!
Die beide lui, twee uit honderden, ja misschien uit
duizenden, waren de slagtoffers van de «vampyrs» van den
Amsterdamschen effectenhoek, waarmede geen reëel of
fatsoenlijk handelaar ooit handel drijft en die op onbegrijpe
lijke wijze sedert jaren en dagen, vrijelijk hun walgelijk
bedrijf uitoefenen.
De tegenvoeters der «kaalgeplukten» zijn de snaken,
die geen dubbeltje op zak hebben en toch reusachtige
zaken doenik heb er één gekend, die minstens een halve
„Breng mij nog een flesch Malaga," zeide Benson, „en ook de
koffie en wat sigaren; en dan behoeft ge verder niet op mij te
wachten. Ik zal de couranten hier beneden bij den haard uitlezen.
Mocht ik inslapen, dan kunt ge mij tegen elf uur roepen.
Maltby bracht, zonder een woord te zeggen, het bestelde en ver
wijderde zich zoo snel mogelijk. Benson bleef alleen in de eetzaal
met Tiger, den grooten hond, die hem gedurende het geheele diner
gezelschap had gehouden en hem over 't algemeen slechts zeer
zelden verliet.
Benson dronk schielijk achter elkander verscheidene glazen van
den koppigen Malaga uit; vervolgens schoof hij de flesch, die meer
dan half ledig was, ter zijde, stond op en ging naar den haard,
waar de koffie, een brandend licht en een kistje sigaren op een
klein tafeltje voor hem gereed gezet waren. Zijn gezicht was hoog
rood gekleurd en zijn gang, schoon nog niet onvast, had iets pijn
lijks. Hij liet zich in een gemakkelijkeu stoel vallen, stak een
sigaar op en begon te lezen. Een oogeublik later viel de courant
uit zijne hand op den grond. Hij was ingeslapen.
De slaap van den eenzamen drinker was geen verkwikkende. Hij
sloeg verscheidene malen angstig met de armen om zich heen en stiet
daarbij ruwe, onverstaanbare klanken uit.
De hond hief dan den kop op en begon zaehtkens te knorren,
alsof hij het gevaar zocht, waartegen zijn meester zich in den slaap
verweerde.
Eeuige minuten voor elven trad Maltby de kamer weder binnen.
Benson haalde diep en zwaar adetn en bewoog zich niet. De be
diende nam de tafel af; vervolgens ging hij naar zijn heer en
maakte hem wakker door hem zaehtkens op den schouder te kloppen.
Benson rees verschrikt uit zijn stoel op en staarde Maltby met
verwilderde blikken aan. Daarna loosde hij een diepen zucht cu
liet zich kreunend weder in zijn stoel vallen. Hij verkeerde blijk
baar nog onder de werking van den wijn. Nadat hij nog een korte
poos voor het vuur gezeten had, stond hij op en liep, zich met
beide handen aan de leuningen vasthoudend, met loome schreden
den trap op, die naar zijn slaapkamer leidde.
Dit vertrek was, evenals de studeerkamer, helder verlicht. Duis
ternis was voor den eigenaar van Thorley sedert vele jaren bepaald
iets onverdragelijks, en de kamers die hij bewoonde, waren steeds
den geheelen nacht met kaarsen en lampen verlicht.
Benson ontkleedde zich langzaam. Tiger was hem gevolgd en
had zich in de slaapkamer op een vel, dat voor de deur lag, uit
gestrekt. De klok sloeg half twaalf. Benson had zich in nacht
gewaad voor het vuur gezet en staarde onbewegelijk in de gloeiende
kolen. Hij hoorde nog dat de knecht beneden in het huis de
groote, zware deur sloot en grendelde en vervolgens naar zijn kamer
ging. Daarop werd het stil, zoo doodstil, dat Benson angstig naar
eenig gedruisch luisterde, evenals de vreesachtige in donker iets
zichtbaars tracht te ontdekken. Maar er was niets dat zich in huis
bewoogen daarbuiten sliepen land en zee in het zilveren licht der
volle maan.
Benson draaide zijn stoel van het vuur af en staarde slaapdronken
in den nacht, die hem, uit zijn verlichte kamer gezien, donker en
zwart toescheen.
Ziju l#odzware oogleden vielen dicht.
(Wordt vervolgd)
ton te betalen en geen vijf gulden in huis had; dit genre
is in den «hoek» zóó bekend, dat, als ge uwe verbazing
over zijn groote affaires zoudt uiten, men u dadelijk met
Langend ijk zou antwoorden
Hoe, mijnheer, zijt ge daarover verwonderd?
Dat is niet veel, bedenk hij is contramineur.
Wanneer deze laatste soort van handelaars geld ver
dient, wordt er natuurlijk geïncasseerd; verliezen zij, dan
betalen zij eenvoudig niet, wèl wetende dat onze wetgeving
aan hun crediteuren hoegenaamd geen regt toekent om het
verschuldigde in te vorderen.
En verder:
Het zij mij vergund ten slotte een opmerking te maken,
bij wij'ze van vraag, namelijk deze: Wordt het niet meer
dan tijd, dat de «Augiasstal,» dien men op het oogenblik
«Amsterdamsche effectenbeurs» noemt, eens ferm gereinigd
worde van al het vuil dat er zich van lieverlede in ver
zameld heeft? Mij dunkt dat dit werkje niet bepaald de
krachten van een Hercules vordert. Geen halfgod is er
juist toe noodig. Enkele gewone fatsoenlijke menschen zijn
er best toe in staat. Maar dit wil ik zeggen, dat het mij
volkomen onbegrijpelijk is hoe het achtenswaardig gedeelte
van het publiek, dat gelukkig een niet geringe plaats in
den «hoek» inneemt, er stilzwijgend, sedert jaren, in berust
of genoegen mede neemt, dat de fondsenhandel en al wat
er aan annex is, in kwaden reuk wordt gebragt ter wille
van een hoopje «schuim!» Zouden er geene reglementaire
bepalingen gemaakt kunnen worden, volgens welke niemand
tot het doen van zaken werd toegelaten, dan die behoorlijk
gepatenteerd en te goeder naam en faam bekend was? Zou
er, in het kort, geen middel zijn om te voorkomen, dat
Jan en Alleman in «effecten» handelen?
Blijft de toestand, gelijk hij in den laatsten tijd meer en
meer geworden is, dan voorzie ik, dat men weldra op ons
beursgebouw zal kunnen zettenQuincampoix nummer twee.»
Te Delft is jl. Zondag op 68jarigen leeftijd overleden
de gepens. luit.-kolonel der artillerie J. J. Stieltjes.
Als een staaltje van de Haagsche deftigheid deelt
de berigtgever der Gron. Crt. uit 's Hage mede, dat de
heer Paulez, 1ste luitenant der schutterij, zijn ontslag heeft
genomen, omdat men hem gepasseerd heeft voor den kapi
teinsrang, waarop hij aanspraak had. Men maakte bezwaar
den zoon van een hotelhouder de persoon in kwestie
is de zoon van den bekenden hotelier te 's Hage tot
den kapiteinsrang te bevorderen, niettegenstaande hij uit
muntend met de dienst bekend en bij zijne mede-officieren
geacht en geëeid was.
Bij het onlangs te Hellevoetsluis gehouden onderzoek
naar de meest gevorderden der machinist-leerlingen is de
eerste prijs (een prachtige passerdoos) en de tweede (een
boekwerk: «Bernouilli's Vademecum) ten deel gevallen aan
de leerlingen D. Blanson Henkemans en J. de Witte.
Met den 18 dezer worden 29 jongelieden bevorderd tot
machinist-leerling 1ste kl., en op de verschillende schepen
geplaatst.
De Midd. Crt. bevat een opstel over wilde ganzen.
De schrijver noemt die dieren een plaag voor den land
bouwer; hij beweert, dat 50 wilde ganzen eene weide,
waar ze het naar haar zin hebben, in weinige dagen zoo
kaal vreten, als de sprinkhanen indertijd het oude Egypte.
Die het niet gelooft, neme een kijkje als de ganzen eene
weide beu zijn, en haar bedrijf op een naburige gaan
voortzetten. Wanneer we nu weten, dat de ganzen reeds
vroeg in t najaar haar huishouden naar hier overbrengen
niet voor de lente in 't land is verhuizen; en zich al dien
tijd spijzen ten koste van den boer, dan is het zeker, dat
ze hem veel schade toebrengen. «Maar laat hij deze
vraten dan^ verjagen of doodschieten,» zegt gij. Maar
ganzen verjagen en ganzen doodschieten, zijn dingen, die
gemakkelijker gezegd dan gedaan worden. Ze te schieten,
gaat met zooveel belemmeringen gepaard, dat er
jaarlijks maar een luttel getal door het «moordend lood»
getroffen wordt. el zijn ze officieel onder het schadelijk
gedierte gerangschikt, doch dit beduidt volgens onze zieke
jagtwet alleen, dat men van den commissaris des Konings
toestemming in hedendaagsch Nederlandsch concent
kan krijgen om wilde ganzen te schieten. Met zulk een
toestemming op zak en een ganzenroer op zij, moogt ge
dan^ langs de openbare wegen en voetpaden wandelen en
trachten een gans onder schot te krijgen, dat echter om
bovenvermelde reden eene zeldzaamheid is.
Sinds den jare 1795 heeft men wel den mond vol van
vrijheid, gelijkheid en broederschap, doch tot op den hui-
digen dag mag de eigenaar, pachter of gebruiker, die
genoemde toestemming heeft, op zijn eigen grond de wilde
ganzen niet schieten, die dagelijks zijn gras en zijne tarwe
opvreten. Voor deze natuurlijke handeling heeft hij de
onnatuurlijke vergunning noodig van den eigenaar van het
jagtregt. Buiten dezen wordt hij vervolgd en gestraft als
«jagend bevonden in eens anders jagtveld, zonder voorzien
te zijn van eene schriftelijke vergunning van den eigenaar
of regthebbende en eene daartoe betrekkelijke acte.» Daar
vele jagers in eiken boer een strooper zien, worden zulke
vergunningen uiterst zelden afgegeven, uit vrees, dat men
bij het jagen op ganzen ook het geweer op hazen en
patrijzen zal rigten, die ook wel ten koste van den boer
leven, doch die hij niettemin als heiligen vereeren moet.
Daarbij komt nog, dat ganzen raoeijelijk op voldoenden
afstand te naderen zijn. Haar getal wordt dan ook jaarlijks
grooter en dreigt eene ware plaag voor den landbouwer te
worden, indien zij zich, volgens art. 26 der jagtwet, wegens
deze groote vermenigvuldiging van schadelijk gedierte, niet
in tijds wenden tot den minister «belast met de zaken der
jagt en visscherij,» met verzoek daartegen maatregelen te
verordenen en buitengewone magtigingen te verleenen of
te laten verleenen, tot het schieten of op andere wijze
bemeesteren van wilde ganzen in besloten of open jagttijd.
Een ganzenbond zou waarschijnlijk meer werk hebben en
meer nut doen dan een weerbaarheidsbond.
De ganzen hebben wel eens het Kapitool gered, doch
dat is voor ons geen reden om haar steeds talrijker wor
dende nazaten hier gratis den kost te geven. Aan menigen
boerenarbeider, die nu nooit vleesch eet, zou een wilde
ganzenregen even welkom zijn als de vallende kwartelen
aan de kinderen Israëls in de woestijn. Wilde ganzen zijn
in een beschaafd land even onnnoodig als heeren. De
schrijver stelt daarom voor ze ten nutte van den landbouw
uit te roeijen, of', wat fatsoenlijker is, haar het leven zoo
onaangenaam te maken, dat ze een nieuw winterkwartier
opzoeken.
Jl. Zaturdag was het 300 jaren geleden, dat de
volksdichter Jacob Cats te Brouwershaven werd geboren.
Uit de meeste woningen aldaar waren vlaggen uitgestoken,
terwijl het standbeeld van den dichter, dat op het Markt
plein prijkt, aan de hoeken met vlaggen was afgezet.
Vrijdag avond had er eene buitengewone vergadering der
afdeeling van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen
ter herdenking van dien dag plaats. De heer Oosterman,
van Zierikzee, trad als feestredenaar op en schetste het
leven van Oats, en de heer Sevenhuijsen, secretaris der
gemeente, droeg daarna in een gedicht, in de eigenaardige
dichtmaat van Cats, diens levensgeschiedenis voor. Na den
afloop begaven zich eenige leden naar het standbeeld en
hingen een lauwerkrans om de slapen van den eens zoo
gevierden man. De voorgenomen feestviering op grooter
schaal is tot den aanstaanden zomer uitgesteld.
Een landbouwersknecht te Arnhem is, terwijl hij in
het land werkzaam was, door een ezel aangevallen en zoo-
dunig gebeten, dat men voor zijn leven vreest. Niet dan
met de grootste moeite gelukte het, het woedende dier,
dat op het ligchaam van zijnen vijand was gaan staan,
daar af te trekken.
In Semper Virens komt eene beschrijving voor van
een eik, «die grosse Eiche» genoemd, welke te Leipzig
prijkt als een reus uit de plantenwereld. Hij is twaalf eeuwen
oud en de stam van dien veteraan is zoo vast, zuiver,
frisch en glad als van een jongen boom en toch heeft hij
globaal gemeten een omvang van 9 meter; de hoogte van
den stam, tot waar de takken beginnen, bedraagt 7 meter.
Aldaar verdeelt de stam zich als het ware in 16 groote,
dikke armen; ook deze zijn frisch, krachtig en regt, en
elk zou op zich zelf hier te lande reeds een zwaren boom
genoemd worden. Hoe ontzagwekkend deze woudvorst ook
is, toch valt hij daar ter plaatse niet zoo sterk in het oog,
want om hem te bereiken wordt een wandeling van een
klein uur vereisckt, altijd te midden van zware oude booraen,
die zoo schoon en belangwekkend zijn, dat men telkeus
waant «die grosse Eiche» gevonden te hebben. Eindelijk
staat men tegenover dien kolossus der middeleeuwen; nu
is geen verwisseling meer mogelijk. Men staat geheel opge
togen, en men gevoelt zich zeer klein tegenover zulk een
indrukwekkende massa. Allerlei gedachten doorwoelen het
brein. Wat tal van vragen zou men tot dien boom wiilen-
rigten. Hoevele geslachten zag hij voorbijgaan; lioevele
koningrijken gingen ten onder; hoevele troonen stortten in
want volgens het gevoelen van deskundigen, in overeen
stemming met de overlevering, zou hij den ouderdom van
twaalfhonderd jaren bereikt hebben. Aldus zag hij voor
bijgaan twaalf eeuwen van worsteling tusschen duisternis
en licht, van barbaarschheid tegen beschaving en vooruitgang.
Op eenige banken, die rondom den stam zijn geplaatst, kan
de vermoeide wandelaar gemakkelijk uitrusten en naar
hartelust mijmeren. Ook treft men aldaar aan een steenen
gedenkteeken, door een ijzeren hek omringd, herkomstig
uit de 17de eeuw, ter herinnering aan Angust den Sterke,
Keurvorst van Saksen en Koning van Polen, die, van de
jagt terugkeerende, daar ter plaatse uitrustte.
De grootste en breedste golf van de wereld is die van
Galveston in Texas, Vereenigde Staten; zeis 25 Engelsche
mijlen lang.
In een te Bern uitkomend blad vindt men de volgende
opgave van onze ministers: Vanheickeren Vankell, Smidt,
Kappeijne, Michers, Eschligmann, Deroo, Vanbosse, Tak
Vanpoortulich.
«Het doet mij genoegen, dat ik van daag zelf mijn
proeven heb gecorrigeerd van la Surprise de l'Amour
vertelt Ch. Monselet in 1'Evènement.
«In mijn manuscript had ik geschreven: «Het tooneel
verbeeldt een park (pare) in den stijl van Watteau.» De
zetters hadden er van gemaakt: «Het tooneel verbeeldt
een varken (porc)» enz. Wat zouden de schouwburg
directeuren in de provincie raar hebben opgezien N
Benoeming-en, enz.
Met ingang van 26 Nov. e. k. is herbenoemd tot burgemeester
en secretaris van Vlieland de heer L. Zunderdorp.
De luit. ter zee 2de kl. C. R. A. van Osenbruggen wordt, op
zijn verzoek, met den 30 dezer eervol uit de zeedienst ontslagen.
De luit. ter zee 2de kl. A. E. J. W. Juta, dienende aan boord
van het wachtschip alhier, wordt met den laatsten dezer op non
activiteit gesteld.
België.
De Kamers zijn jl. Dingsdag geopend met eene troon
rede, waarin de goede verstandhouding met alle buiten-
landsche mogendheden vermeld en de hoop uitgesproken
wordt, dat de Kamers in deze zitting over de organisatie
der burgerwacht beraadslagen zullen. De regering zal den
bouw voorstellen van twee forten bij Antwerpen op den
linkeroever van de Nethe. De in andere landen inge
voerde verbeteringen zullen België dwingen de artillerie
te reorganiseren.
Frankrijk.
Een der oudste beambten van het huis Rothschild te
Parijs is met de noorderzon vertrokken, een tekort van
1,800,000 francs in zijne kas achterlatende; een tekort,
dat het gevolg is van gewaagde speculatie.
De Nationale Vergadering telt tegenwoordig 36
geneesheeren.