tengevolge, dat de jon ge jufvrouw naar haar slaapkamer
ging toen pa met mama en de overige familie de vigelante
lieten voorkomen, om met lmnne iijkc costumes het hal
op te luisteren. Dit tot inleiding; en nu het volgende
gesprek: „Is de freule niet meegekomen„Pardon,
zij had een weinig hoofdpijn en wilde maar liever tehuis
blijven." „Ik heb anders eene jonge dame zien dansen,
die veel van haar heeft; zie, daar gaat ze juist, precies
hetzelfde figuurtje." „Ja, ik moet zeggen, er is wel
eenige gelijkenis; deze jonge dame is echter aanmerkelijk
kleiner dan mijne dochter." Toch was zij het zelf.
Een half uur na het vertrek van papa en mama zat ze
reeds met haar broer den student in een vigelante, om
incognito de pret mede te maken. De andere familie lag
reeds lang weer te bed, toen zij in stilte door de trouwe
dienstmaagd werd binnengelaten. En nu het mooiste van
alles. Den volgenden morgen ontving de jongejufvrouw
van papa een prachtig cadeau, omdat alle andere liuisge-
nooten zooveel pret hadden gehad en zij alleen op de
kleintjes de wacht had moeten houden!
Uit Zwolle meldt men dd. 10 dezer:
„De prijzen der aardappelen zijn dalende. Men koopt
thans zeer goed soort voor f 2.25 a f 3. Het overvloedige
product van 1877 en schier geen kwaad of ziekte zijn hiervan
de oorzaak. De prijzen der varkens zijn door veel vraag
voor Frankrijk en België in de laatste dagen p. m. 2 ct.
per l kilo gestegen. - In de laatste drie maanden zijn uit
het Noorden van deze streek p. m. 20,000 stuks fokbeesten
naar België vervoerd, die hoofdzakelijk strekken tot bevor
dering van den veestapel van Frankrijk en Duitscliland.
Of de Duitsche grenzen wel strikt worden bewaakt, om
allen invoer van vee te beletten, wordt in België en ook
hier zeer betwijfeld."
De handel in vette varken sstaat, naar uit Emmen
gemeld wordt, geheel stil. In geen jaren was de omzet
zoo gering en de voorraad zoo groot als thans. Meer dan
5000 stuks worden in Drenthe aangetroffen, die men gaarne
van de hand zou doen, bijaldien er koopers voor te
vinden waren.
Bij de herstemming voor een lid van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal in het hoofdkiesdistrict Assen zijn
uitgebragt 12 24 geldige stemmen. Gekozen werd de heer
van der Felts met 825 stemmen. De heer de Vos van
Steenwijk bekwam 699 stemmen.
In een feuilleton der Amst. Crt. is „de verachtelijke
klasse der woekeraars" onder handen genomen. Wij lezen
daarin o. a. het volgende:
„In een groote werkplaats in onze stad had op zekeren
dag een der knechts het geluk, een drie-honderd gulden
uit de loterij te trekkenhij zeide onmiddellijk zijne
dienst op, en gaf op de vraag van zijn baas: „wat hij dacht
te gaan uitvoeren?" ten antwoord: „ik gaan van mijn
renten leven!" Bij de opmerking dat hij „dan niet vet
soppen zou," gaf hij een ontwijkend autwoord, glimlachte
veelbeteekenend en verdween.
Een poosje later kwam zijn baas hem tegen. „Wel,
Jan! hoe gaat het; leef je nog altijd van je renten?"
„Zeker, baas! en wat goed!" „Maar, kerel! hoe leg je
dat dan aan?" „Hoor eens, baas! ik zal je de zaak nu
maar vertellen, maar praat er niet verder over: 's ochtends
in de vroegte ga ik met een partijtje geld de deur uit en
zijn liuit van tlat aanvallige schepsel, wier schitterende en tergende
schoonheid zich iederen dag met een nieuwe-begoocheling verrijkte,
zich te verzetten tegen een invloed waaraan hij van zijn kant niets
toegaf, en die hem tegen wil en dank overmeesterde, maar hem
te\ens folterde als de voorbode van een geduchte ramp.
Op twee-en-twiutigjarigen leeftijd in het huwelijk te treden, zonder
ooit de lippen gezet te hebben aan den bitteren kelk der hartstocht;
zonder uit de luimen der vrouwen lessen van levenswijsheid geleerd
te hebben; zonder zijn ervaring verrijkt te hebben met de liefde
die voorbijgaat, om te beter de waarde te kenuen van de liefde
die blijft; liet huwelijk aan te vangen met een maagdelijke ziel en
met al zijne illusiën, is iets zeldzaams en als een onderpand van
geluk te beschouwen; op écne voonvaaide nochthans: dat er geen
enkele verzoeking komc aankloppen aan de deur van dit hart, dat
nooit den strijd des levens heeft medegemaakt en zich heeft over
gegeven aan de geneugten der wettige liefde, zonder de folteringen
en den onstuimigen gloed eencr andere te kennen. Bernard beminde
zijne vrouw; maar terwijl hij nauwelijks oui zijn leeftijd een man
kon lieeten, was bij een kind in de kennis van de stroomingen die
het arme menschenhart beroeren. Om zijn hart tegen gevaren van
buiten af te beschermen, bezat Bernard niets dan zijn liefde, zijn
liefde en zijn rechtschapenheid, machtige wapenen ter versterking
en bevestiging van een geluk dat door niets bedreigd wordt, maar
onvoldoende om het te bcsehutlen wanneer het wordt aangevallen.
In Parijs zou het gevaar niet zoo groot zijn geweest. De ver
zoekingen waaraan in het gewoel eener groote stad een jong en
onervaren man is blootgesteld, zijn zoo talrijk en menigvuldig, dat
ze juist daardoor minder vat op hem hebben. In den maalstroom
van het leven der wereldstad zou Bernard de heilzame afleiding
gevonden hebben, die hem niet ter zijde stond toen hij, op zijn
landgoedereu wonend, juist door den dagelijkschen omgang in
voortdurende aanraking gebracht werd met de oorzaak van zijn
kwellingen.
De eenzaamheid, (1e kalmte 'van het. buitenleven, zijn geduchte
prikkels voor den hartstocht. De natuur is maar al te zeer geneigd
om de medeplichtige onzer zwakheden te worden; zij geeft aan de
begeerten der ziel en der zinnen een oneindige kracht. Zij spreekt
ze toe, ontketent ze en versterkt ze door hare duizende stemmen.
Zij biedt ze de verleidelijkste omgeving, de bedriegelijkste bekoring
aan, en begunstigt, ze in hare ontwikkeling. De tooverachtige ver
gezichten in het verschiet, de zoele lenteluchtjes, de schoone aanblik
van het luchtruim, de zonnige morgenuren, de dichterlijk weemoedige
avondstonden, de diepe stilte der nachten, dat alles bevordert onze
hartstochten en is meer dan iets anders in staat om ze sterk en
overheerschend te maken.
Eu dat alles vereenigde zich tegen Bernard en kwam Vilma uit
nemend te stade. Hij zag haar alle dagen, alle uren. Zonder dat zij
nieuwe bevalligheden behoefde te ontleenen aan de kunstmiddelen
van haar toilet, of onder den rijkdom van haar kapsel de soberheid
liarer rouwkleeding te verbergen, bezat zij in zich zelve een onweer
staanbare bekoring, waarin bij als in de strikken van een net verward
geraakte. De aangeboren coquetterie der vrouw, bij haar nog aan
gevuld door deu inaagdelijken tint, door hare jeugd en hare ver
wonderlijke schoonheid, was voldoende om Bernard te overwinnen.
{Wordt verooh/d.)
knijer naar de Groenmarkt; ik kijk daar eens rond en sla
nu en dan eens op mijn broekzak, dat de schijven ram
melen. an alle kanten komen dan de kleine kooplieden,
die graag in willen slaan en geen geld hebben; den een
leen ik vijf, den ander tien, een derde twintig galden, op
voorwaarde, dat ze mij 's avonds vijf-vijftig, elf en twee-
en twintig gulden teruggeven." „En doen ze dat?"
„Zeker!" „Maar heb je dan nooit een bankroet?"
„Zeer zelden, want lieden, daar ik aan te kort kom, leen
ik nooit meer." „Dan verdien je dus tien percent per
dag?" „Ja, baas!" „Dat is verscheidene duizenden
percenten in bet jaar!" „Precies, baas!" „Maar,
Jan! dat is gemeene woeker." „Och, baas! als ik bet
niet doe, dan doet een ander bet, en in ieder geval heb
ik er een gemakkelijk en prettig leventje door."
Ter loops doe ik bier mijn lezer, die het zich niet
berinneren mogt, opmerken, dat in ons land de woeker-
wet sedert jaren is afgeschaft.
Aan bet einde van zijn stuk zegt de schrijver:
ie helpt er een bandje mee om woekeraars en helers
achter de vodden te zitten? Hij bewijst een weldaad aan
de zamenleving; bij helpt veel kwaad Aoorkomen, en dat
is wel zoo nuttig als bedreven kwaad te straffen of ge
straften tot bet goede terug te brengen."
Het Algem. Dagbl. v. N.-Indië van 30 Oct. 11.
brengt in de volgende woorden hulde aan de mariniers:
„Een detachement mariniers, sterk 100 man, onder bevel
van eeü officier, is per Madura uit Nederland alhier aan
gekomen en op bet wachtschip geplaatst. Een detachement
van ongeveer gelijke sterkte is gereed, om in den loop
van Nov. Indië te verlaten en naar Nederland terug te
keeren. Van 1873 tot op lieden nam dat detachement
een werkzaam deel aan de verschillende krijgsverrigtingen,
zoowel te water als te land, tegen liet voormalig Kijk
van Atsjin. Met bet bewustzijn, naar eer en pligt voor
Koniug en vaderland gestreden en hun korpsgeschiedenis
met menige schoone en roemrijke bladzijde verrijkt te
hebben, keeren de mariniers mét sterk gedunde gelederen
naar bet vaderland terug
Bij den grooten missigit, den kraton, Pedir, Merbouw,
Samalangan, doch meer bepaald bij Lemboe, Kota-
Alarn, Longbatta, Pongey-Blang-Tjoet, Lampriet, Lamara-
Oleyloc, Lohong, Getjiel, Mi bouw, Djempit, Ardjocan,
Lamhassan Pakanbadak, bergpas van Blangkalloe, Daroe,
Lampernev, enz. hebben de mariniers, naast hunne dappere
strijdmakkers van bet O.-I. leger, door stipte pligtsbe-
traebtiug en schoone daden bun alouden rocin gehandhaafd.
Zij mogen alzoo op de algemeenc achting aanspraak maken
en kunnen met regtmatigen trots zeggen: „Wij hebben te
Atsjin als brave Hollanders onzen pligt betracht."
Van verschillende zijden zijn Iiollandsche woorden aan
gegeven voor Telephon. Verrespreker, verspreker, spraak-
geleider, toongeleider, enz. Het zou ons verwonderen als
een van hen, die de Hollandsche woorden aangeven, zelven
geloofde, dat ze in onze taal opgenomen werden. Telephon
zal wel telephon blijven, evenals telegraaf en microscoop
en telescoop en photografie cu zoo vele andere basterd
woorden meer. Men herinnere zich slechts hoe zelfs een
taal- en letterkundig congres bijna eene geheele zitting
wijdde aan gedachtenwisseling over de wijze, waarop velo-
cipède zou worden vertaald en hoe op dit oogenblik, tien
jaren later, meeuen we, geen verstandig mensch er aan
denkt om met een van die woorden de velocipède aan te
duiden.
Het volk laat zich geen woorden opdringen en verbastert
ze liever dan ze te vertalen. Zoo hoort men in den
minderen stand de Trinkhalle, die dezen zomer te Arnhem
werd opgerigt, vaak ter goeder trouw het „drankhelletjc"
noemen, niettegenstaande, op doodstraffe voor die instelling,
verboden was er iets te schenken wat naar geestrijken
drank zweemde en de naam van „hel" dus geheel onver
diend is. (Arah. Crt.)
Naar aanleiding van het verbod van uitvoer van
paarden uit Duitschland, doet de Berlijnsche Volkszeitung
opmerken, dat deze handelstak, die Duitscliland daardoor
voor zich zelven afsnijdt, in naburige Staten sterk bloeit,
en deelt ten bewijze daarvan mede, dat sedert een maand
ongeveer een paardenkooper uit Parijs zich te Hadersleben
in Sleeswijk bevindt, en aangenomen heeft 2000 paarden
voor de omnibussen en fiacres te Parijs te leveren. Zijne
agenten reizen tot den opkoop geheel Jutland af.
Neem mij asjeblieft gevangen, zeide een Berlijnscli
werkman een poosje geleden tot een politie-agent, die met
hem voor het venster van een koffijhuis stond. Waarom
zou ik je gevangen uemen? merkte de beambte op; je hebt
immers nog niets gedaan! Wat, heb ik nog niets gedaan?
antwoordde de man, dan zal ik wat doen, kijk eens!
en pats! daar lag de groote spiegelruit van liet café in
scherven. Natuurlijk maakte de agent nu geen zwarigheid
meer, om aan 't verhingen van den man te voldoen;
hij werd verleden week door de regtbank wegens moed
willige vernieling van eens anders eigendom tot negen
maanden gevangenisstraf veroordeeld.
Als een bewijs hoezeer dan ook liunne diensten bij het Oost-
Indische leger gewaardeerd werden, dient, dat de mariniers bij den
zegevierenden togt door het Atsjiuecsche gebergte, onder den dapperen
en onvergetelijken Pel, door dien generaal dikwerf tot eerewacht
werden, gekozen.
Benoemingen, enz.
De luit. ter zee 2de kl. II. J. E. van Gogh wordt, op zijn
verzoek, met den 31 dezer eervol uit de zeedienst ontslagen.
Met ingang van 1 Jan. a. s. ziju benoemd tot leden van den
geneeskundigen raad voor Noordholland de heerendr. A. II. J.
de Bordes, te Hoorn; dr. C. J. de Lange, te Alkmaar; P. II.
Vorstman, heel- en vroedmeesfer te Amsterdam; W. Stoeder,
apotheker te Amsterdam; mr. A. de Vries, te Amsterdam; en tot
plaatsvervangende leden de heerendr. P. van Reijsen, te Haarlem;
dr. L. Scheltema Beduin, te Amsterdam; J. Hanou, heel-en vroed-
meester te St. MaartenG. J. van Hoolwerff, apotheker te Hoorn
dr. J. W. Gunning, hoogleeraar te Amsterdam; dr. J. Haremaker,
te Helder; mr. A. van Eyk Bijleveld, te Amsterdam.
STATEN-GENERAAL.
Eerste Kamer.
Zitting van Dingsdngll December. Algemeenc beraadslagingen
zijn gevoerd over de ontwerpen, uitmakende de Indische begrooting
voor 187S. De minister van Koloniën betuigde zijn dank voor de
welwillendheid, bij deze Kanier ondervonden. De vier Hoofdstukken
der begrooting werden met algemeene stemmen aangenomen, even
zoo eenige ontwerpen van kolonialen aard. Bij dat lot bekrachtiging
van verleende credieten gaf do minister te kennen, dat hij reeds
vroeger als minister de overschrijding der begrooting door credieten
had afgekeurd; dat die in den laat'sten tijd waren verminderd, en
dat hij in het vervolg zooveel mogelijk daartegen zou waken
Tweed** Kamer.
Zitting van Diugsdag 11 December. Het Hoofdstuk Oorlog
gat aanleiding tot breedvoerig debat. De minister verklaarde, dat
bij de regering de levende strijdkrachten hoofdzaak is en wel de
intensieve verbetering tegen het minimum van persoonlijke en
financiële kracht. Afschaffing der plaatsvervanging zou bij de nieuwe
militiewet ter sprake komen. Over verhoogiug vau het militie-
contingent dacht de minister nog als in Augustus. De algemeene
beraadslaging is gesloten.
Zitting van Woensdag 12 December. De discussie over hoofd
stuk Oorlog is voortgezet. De minister heeft eene spoedige regeling
van de geneeskundige dienst toegezegd. Eeu amendement van den
lieer Stieltjes, om het vestinggeschut met 13 ton te verminderen om
den minister gelegenheid te geven dc kwestie over het geschut nader
te overwegen, is na uitvoerige discussie verworpen met 55 tegen
17 stemmen. Het hoofdstuk Oorlog werd aangenomen met 61 tegen
'2 stemmen. De vestingbegrooting werd aangenomen met 66 tegen
2 stemmen, nadat de minister verklaard had geen termijn te kunnen
bepalen voor dc uitvoering van de vestingwet. Heden i3 het hoofd
stuk Waterstaat aan de orde.
Buitenland.
Frankrijk.
Welk een vernederend en schandelijk schouwspel, zegt
het Journal des Débats, bieden wij Europa en der wereld
aan: Trouweloosheid, veinzerij en verraad zijn op zoo
gewelddadige wijze in 's lands bestuur ingevoerd, dat men
slechts niet geschreven nota's in overleg durft treden en
dat men geen woord van eer meer uitwisselen kan anders
dan men geld wisselt, op handteekening namelijk of door
loketten. Het vertrouwen i§ verwoest. Men slaat geen
geloof aan iets of iemand meer.... Het is nutteloos, van
den maarschalk iets anders te verwachten dan de uitvoe
ring van zijn consigne en van wat hij voor zijn pligt
houdt. Het is duidelijk, dat er tusschen hem en het land
een ontzaggelijk misverstand besraat en dat voor beiden
niets anders overschiet dan van elkander te scheiden. Er
zijn noodlottige tegenstrijdigheden, voor welke slechts eene
enkele oplossing mogelijk is.... Wanneer in eene monarchie
een minister het niet eens is met den souverein, die hem
benoemd heeft, en zijn geweten hem verbiedt zijne bevelen
te gehoorzamen, gehoorzaamt hij aan zijn geweten door
zich terug te trekken. Hij brengt zijn meester niet ten
\al, liij weigert hem te dienen; hij stelt de magt, aa-elke
hij slechts als toevertrouAvd pand bezat, weder in de han
den, Avaaruit hij die ontA-ing. Indien de avü van Frankrijk,
duidelijk uitgesproken, nadrukkelijk kenbaar gemaakt, het
geluk niet heeft van overeen te komen met dien \-an zijn
eersten minister, dan bestaat er voor den maarschalk eene
in het oog a'allende solutie, eene aftreding, Avaarbij de
eerbiedige dankbetuigingen van de groote meerderheid der
Franschen hem zouden volgen.
The Academy zegt, dat G.usta\*e Doré, het voorbeeld
volgende a-an verscheidene hedendaagsche schilders, thans
bezig is aan het modelleren Aan een groote groep, voor
stellende: „De Dood, Genie verstikkende met Palmbladeren."
Deze groep is bestemd A'oor de Wereldtentoonstelling
van 1878.
Een der voornaamste takken van Engelands handel
en nijverheid verkeert nog altijd in zeer gedrukten toestand.
In de meeste kolenmijnen Aan Wales namelijk wordt
maar tAvee dagen per week geAverkt. Daar de meeste mijn
werkers talrijke gezinnen hebben en bitter Aveinig spaar
penningen, is de ellende, die alom lieerscht, groot. Niemand
echter is nog op het dwaze denkbeeld gekomen om petitiën
aan Koningin Victoria te zenden, met verzoek, daarom van
ministerie te veranderen. Deze bijtende zinspeling op
Frankrijk, door een der dagbladen aan dit berigt toe
gevoegd, is evenmin on\-erdiend als ongepast.
GlasgoAv is sinds lang vermaard geweest om zijne
„stuivers-diners," als een groot geluk voor de a\*erkende
klassen en personen Aan zeer beperkte middelen. Indien
echter eene getuigenis, jl. Vrijdag afgelegd voor het
centrale polifie-bureau, waarheid bevat, dan is het maal
voor cén stuiver in sommige eethuizen althans toch niet
overgoedkoop. Een dienstmeisje in de instelling Averd
beschuldigd van een oproerig standje te hebben gemaakt
en van onwettig verzet. Hare lezing der zaak Avas, dat
zij ruzie had gehad met den baas, omdat hij er op stond,
dat zij aan de klanten zou afleveren koolsoep, Avaarin een
rat Avas gevallen en mede verkookt, en waartoe bovendien
een groote hoeveelheid rotte kool was gebezigd. Op hare
eerste aanmaning om dit kooksel Aveg te werpen, had de
baas geantwoord, dat het goed genoeg was voor het a'olk
en voor een stuiver, en dus gegeven moest worden. Van
daar de kijvagie, die steeds hooger liep en tot de aanklagt
leidde. Toen zij haar geld vroeg en de dienst Avilde ver
laten, had de baas de politie geroepen, waarom zij nu
Avegens standjes maken teregt stond. Zij werd veroordeeld
tot eene boete van 10 sh. 6 d. of subsidiair 10 dagen ge
vangenisstraf. Den baas zal het nu zeker in het vervolg
vrij staan zooveel ratten en ongedierte in zijn ratjetoe te
verorberen als hij avü en zijn stuiversklanten dus op extra
ordinair wildbraad te tracteeren.
D uitschild.
De Peruaansche regering heeft volgens officiëele te
Berlijn ontA-angen berigten een voormalig Hanoveraan,
thans Peruaansch burger, zekeren Wilh. v. ltönn, naar