denkbeeldig blijken te zijn. En bovendien, dat coöperatie
in andere landen, als Engeland, Duitscliland en Oostenrijk
zeer bloeide, was nog geen bewijs, dat zulks bier het
geval zou zijn, daar de maatschappelijke toestanden op
verre na niet overal gelijk zijn. Wegens het vergevor
derde uur werd de verdere bespreking van dit onderwerp
echter uitgesteld tot eene volgende vergadering.
,/Uit de toespraken-fabriek'' is de titel van een schets,
die door een onzer kleine bladen wordt gegeven, en die,
niet onaardig, zeker menig onzer lezers een glimlach zal
ontlokken.
Laat de secretaris eens hier komen
De secretaris Asjeblieft, burgemeester.
En laat hem pen, inkt en papier meebrengen
Pen, inkort en pampier? Asjeblieft, burgemeester.
(De secretaris komt binnen met een half vel „pro patria"
en 't vorige bestelde.)
Zeg-es kereltje, we moeten haast is denken om de
speech, die ik bij de laatste vergadering van den raad in
dit jaar zal afsteken.
Dat's waar ookmaar kunnen we die van voor vier
jaren of van voor drie niet nog eens gebruiken?
Die van voor vier jaar was zoo mooi, dat nog geen
mensch ze vergeten beeft; als ik daar weer mee begin,
dan herinnert zich ieder, dat het oude kost is, en voor
drie jaar heb ik geen slotwoord gesproken, omdat de Nieuwe
Krant al 14 dagen te voren 'n paar modellen klaar gemaakt
bad, en toen verkoos ik niet te spreken. Als de Nieuwe
Krant 't wensclit, zal ik 't juist niet doen. En nu maar
gaauw 'n conseptje klaar gemaakt. Op de secretarie kunnen
ze 't wel in 't net overschrijven.
Ik heb gedacht, van 't jaar geen knaleffect, omdat
we er nog al wat aandoenlijke passages in moeten laten
voorkomen.
Ga je gooi: kort, krachtig en aandoenlijk, maar zoo,
dat ze me niet beginnen te huilen, anders laat je die aan
doenlijke passages er maar uitik wil 't vloerkleed niet
door tranen bedorven hebben.
Als ik nu eens zoo begon: „Alvorens de laatste ver
gadering des jaars 1877 te sluiten, wensch ik nog een enkel
woord ten slotte tot u te spreken...."
Dat is alle jaar 't zelfcle begin, en dan dat „sluiten"
en ten „slotte" valt zoo misselijk op elkander.
O, wat zou dat, ze hebben ons wel in de kranten
geplaagd over liet woord „daarstellen," maar daar zijn we
boven verheven, 't Is toch een slotrede tot besluit van
het jaar.
En dan heb ik dat begin van je al zoo dikwijls
geboord, dat het geen effect meer kan doen. En dan zeg-je,
dat ik nog 'n enkel woord zal spreken. Dat lioeft er niet
in; want ieder weet wel, dat ik 't niet zal voorzingen.
Kort, zakelijk en net of 't uit het hart komt, zoo moet
het wezen.
Nu dan: „Mijne lieeren! Wederom ligt een jaar
achter ons met zijn lief en leed."
Allemaal ouwe koek. Wat je daar zegt, is met ieder
jaar 't geval. En dan bevalt me dat achterliggen ook niet.
Verdwijnen vind ik zoo aandoenlijk: „Wederom is een
jaar verdwenen," b.v., „en 't nieuwe jaar ligt in 't ver
schiet." Ik kan dan daarbij met m'n vinger eerst naar
achteren en dan naar voren wijzen.
„Wederom is een jaar verdwenen en 't nieuwe jaar
ligt in 't verschiet. Wat het geven zal weten we niet."
't Is net, of je daar 'n ratel mans versje klaar maakt.
niets kon begrijpen, wercl een verwoede krijg op leven of dood
gestreden tusschen Bernard en Yilma, die nooit had durven denken
dat haar liefde slechts zóó kort beantwoord zou worden, en hard
nekkig weigerde zich daarin te schikken. Bernard onttrok zich niet
alleen aan elke verklaring, maar bovendien moest zij nog het grie
vend leed verduren van telkens duidelijker te bespeuren dat zijn
gehcele hart zich allengs weder ontsloot voor Angelique, die gevoe
liger was voor het zoete der reine genegenheden, voor de zekerheid
der wettige huwelijksvreugd, dan voor de koortsige genietingen en
de heftige vervoeringen van een misdndigen hartstocht. Hare ver
bittering nam met het oogenblik toe: wèlbezien meende zij het
toch niet verdiend te hebben, met zoo groote gestrengheid behan
deld te worden.
Tocli zou, om baar tevreden te stellen en een uitbarsting te
voorkomen, een geringe mate van behoedzaam overleg voldoende
geweest zijn. Wie met dergelijke toestanden cenigszins vertrouwd
was, zou geveinsd hebben bet beklagenswaardige meisje tc beminnen.
Hij zou haar niet getergd hebben door met een beleedigende vol
harding elke ontmoeting met haar te ontwijken. Hij zou door
middel van welbedachte voorwendsels eene tijdelijke scheiding voor
gesteld en ongetwijfeld verkregen hebben. Hij zóu op die wijze
het oogenblik afgewacht hebben, dat Vilma's opbruischende harts
tocht, nu niet langer aangevuurd door den onoverwinnelijken
wederstand, van zelf in aanraking zou gekomen zijn met de sterke
verzoekingen, welke haar den volgenden winter te Parijs zouden
wachten.
Maar ongelukkig voor hein, was de graaf d'Argennes in deze
hoogst moeielijke omstandigheden gekomen zonder dat hij zich
daarbij eenigszins op zijne ervaring verlaten kon. Het noodlot wilde
dat hij, in zijn haast om den knoop te ontwarren, juist die middelen
aanwendde, die de bestaande verwikkeling slechts konden vergrooteu.
Aan zich zeiven overgelaten, beducht bovenal dat zijne vrouw de
waarheid zou ontdekken, beging hij de eene onvoorzichtigheid na
de andere, in de meening dat hij de verdwaasde Yilma gemakkelijk
tot rede zou brengen. Hij besefte niet dat onze hartstochten, ten
volle bevredigd zijnde, verdooven en langzaam wegsterven; maar
dat zij integendeel hoe langer hoe sterker, ja onbedwingbaar worden
tegenover de hinderpalen, die men opwerpt om ze te bestrijden.
Zijn onkunde was zijn verontschuldiging, gelijk zijne jeugd de
oorzaak van zijn val was geweest.
Toen Angelique ten volle hare vorige gezondheid had herkregen
en haar leven weder zijn gewonen loop had genomen, geraakte
Yilma ten prooi aan nog wreeder beproevingen. Angelique, die
wist dat haar man haar aanbad, poogde niet haar geluk te ver
bergen. Even als vroeger kon iedereen in hare nabijheid er ten
allen tijde zich van overtuigen. Bij iedere gelegenheid sprak hare
liefde voor Bernard uit den toon waarop zij sprak, uit haar blik,
uit den invloed dien zij op hem uitoefende.
De ondankbare! de laaghartige! sprak Yilma bij zich zelf,
als ze de zwijgende getuige van dit geluk washaar alleen bemint
hij en mij vergeet hij! Ik wek zelfs zijn medelijden niet meer op.
„Verschiet" en „niet." En dan schrijf je ook letterlijk
op, wat ik maar als model aangaf.
Ja, maar als dat er nifffc inkomt, waar blijf-je dan
met je vingers naar achteren en naar voren?
Die passage kun-je in 't midden van de toespraak
gebruiken. Als ik dan met m'n vinger als 'n bliksemstraal
vooruitschiet, na een lange kalmte, kan 't effect nietuitblij ven.
Zal ik dan beginnen met den dood van de Koningin?
Dat is midden in 't jaar gebeurd, dus hoe kun-je
daar dan mee beginnen? Je hebt stellig geen mathesis
geleerd, anders zou je wel meer geregeld denken. De
toespraak moet ook logisch wezen. 't. Hoeft niet met heel
veel lawaai gepaard te gaan. Kort, krachtig, zakelijk, uit
het hart eno ja, en aandoenlijk!
Als we dan eens zoo begonnen „Mijne lieeren, een
laatste groet aan 't wegstervend jaar straks zal Saturnus.."
Wie? Saturnus? Laat die maar rusten. Ons raadslid
Gerrit zou me nog vragen, waar die Saturnus woont, en
dan heb ik er nog last van ook. Maar al die ouwelui
komen ook niet meer in onze kraam te pas. Voor 100 jaar
had iedereen en hadden bijna alle dichters 't druk met de
godenleer. Laten wij ons maar bij 't nieuwe houden, en
laat Saturnus er maar buiten, 't Eerste gedeelte is prachtig:
„een laatsten groet aan 't wegstervend jaar..." Prachtig!
„Hoe herinnert het ons aan al 't vergankelijke."
Geen orthodoxie, as-jeblieft! liberaal, heel liberaal.
Kort, krachtig en aandoenlijk, maar liberaal.
Nou, dan begin ik zoo„Mijnekeeren, een laatsten groet
aan 't wegstervend jaar! Maar al is liet straksheengesueld,
wij vergeten hen niet, die onze vergadering tellen moet
onder degenen, die heengingen...."
Mooi, aandoenlijk mooi.
Neen, wij vergeten ze niet. II.... is dood; T....
is dood...."
Daar bederf-je den boel weer mee; 't is precies, zoo
als de jongens zingen: Lot is dood. 't Ileele opgewekte
aandoenlijk gevoel is naar de maan.
„Neen, wij vergeten ze niet, die we nog zoo gaarne
in onzen kring behouden hadden, om mede te werken tot
welzijn der gemeente, die ons allen zoo na aan 't hart ligt."
Dat 's precies dezelfde manier van spreken als bij
de installatie van afgetreden en herkozen raadsleden. Denk
er om, 't is 'n oudejaarsspeech. „Na aan 't hart," ligt
de gemeente iedereen, dat spreekt van zelf, en dan is die
uitdrukking alweer zoo'n afgezaagde. Als je nou is schroeft:
„der gemeente, die we zoo innig liefhebben;" dat is wat
nieuws en overeenkomstig met de eisclien des tijds. Een
paar mispunten uitgezonderd, maar anders moet je alle
menscben in de gemeente dus de gemeente liefhebben.
Want 'n toren in 'n straat heb je niet lief.
Weet je wat 't best is, dat ik op m'n dooje gemak
'n paar conceptjes klaar maak, dan kurinen we die zamen
nazien en verder re.djgeeren.
Ga-je gang, kereltje!
Uit Parijs meldt men o. a.:
„Een bezoek aan het graf van Thiers is wel een togtje
naar Père Lachaise waard. Honderden immortellenkransen
liggen er manshoogten op elkander gestapeld. In de kapel
zelfs, waarvan de deur altijd openstaat, is er al geen plaats
meer voor, zoodat men begonnen is, ze er aan de buiten
zijde tegenaan te hangen. Behalve door den krans der leer
lingen van de polytechnische school, wordt de aandacht-
bijzonder getrokken door een van de stad Parijs, door een
van Belfort de vesting met zooveel moeite door Thiers
Zij bedroog zich. Bernard was bang. Vol schaamte over zich
zelf, zou hij wel gewenscht hebbeu die koortsige uren, zoo vrucht
baar in gevaren en iu wroeging, uit zijn leven te kunnen weg-
wisschen. Hij beproefde alles om ze te velgelen; hij zocht iu de
hartelijke liefde van Angelique een schild tegen zijne herinneringen.
Hij waakte met de grootste zorg dat er ook geen zweem van arg
waan oprees in die schuldelooze ziel, wier geluk in zijne handen
berustte. Maar dat maakte hem wanhopend, dat hij zich niet bij
machte gevoelde om Vilma die vertroostingen te bieden, welke
verzachting in haar leed konden aanbrengen; en bovenal dat hij
genoodzaakt was voor zijne vrouw, ten einde deze zijn verdriet niet
bespeuren zou, zijn onrust en zijn wroeging te verbergen.
Gedurende drie dagen nochtans, kon hij zich in de oorzaak van
Vilma's stilzwijgen vergissen en denken dat zij zich in haar lot
wilde schikken. Maar 's avonds van den derden dag, tegen elf uur,
terwijl hij zich naar de kamer zijner vrouw begaf, trad Vilma hem
in den weg.
Ik heb het niet verdiend dat ge mij dus verstoot, sprak r.ij
zacht en zonder eenig bewijs van toorn in houding of gebaar; ik
heb niets gedaan dat uwe gestrengheid rechtvaardigt: want zoo
ik aan iets schuldig ben, dan is het alleen aan liefde jegens u te
koestereu. Het is eene waarheid dat ik niet zonder de bewijzen
uwer genegenheid leven kan. Ik zal mij met weinig tevreden stellen,
maar ga niet langer voort ze mij geheel te onthoudengij zoudt
mij krankzinnig maken en ik zou in staat wezen een onherstelbaar
kwaad aan te richten.
Die woorden roerden Bernard tot in het diepst zijner ziel; zij
brachten zijn besluit aan 't wankelen. Toen hij Vilma aanzag,
bespeurde hij dat zij bleek, ontdaan en afgemat was, en dat haar
gelaat de onmiskenbare sporen droeg van hare innerlijke ontroering.
Hij had de kracht niet. om de wreede rol vol te houden, die hij
zich opgelegd had, en hij antwoordde vriendelijk:
Als mij de middelen ten dienste stonden om u de genegen
heid te bewijzen waarop gij aanspraak maakt, zonder de heiligste
verplichtingen te schenden, zonder ons onvermijdelijk in opspraak
te brengen, zou ik u ten volle bevredigen. Maar wat kan ik doen,
Vilma, wat kan ik doen
Als ge mij lief hadt, antwoordde zij met bitterheid, zoudt ge
mij niet die vraag doen!
Helaas, ik wenschte dat ik het recht had om u nog eens te
zeggen dat ik u lief heb.
Toen ge mij dat zoo luttel dagen geleden zeidet, dacht ge er
niet aan u af te vragen of ge er wel het recht toe hadt.
Toen was ik schuldig!
Welnu, wat beteckent dat? De ware liefde kent zulke be
denkingen niet!
Hij bleef zwijgend, verlegen, zwak, tegenover de onweerstaanbare
bekoring die hein op nieuw overmeesterde, hem geheel bedwelmde.
Vilma vervolgde:
Laat mij niet ten prooi worden aan de eenzaamheid en de
wanhoop, ik bezweer het u! Spaar mij; spaar u zclven; drijf mij
voor Frankrijk behouden en vooral door die, welke
Havre heeft gezonden.
Het was een heerlijke dag, om die zoo hooggelegen
stad der dooden te bezoeken, van waar men zulk een
prachtig uitzigt geniet over de zooveel lager gelegen stad
der levenden. Hoog en droog liggen de dooden hier
zeker, en het Zntpliensclie raadslid, dat zich in der tijd
tegen den aanleg eener tamelijk laag gelegen nieuwe
begraafplaats verklaarde „omdat de ligging er zoo ongezond
was," zou hier, geloof ik, niet te klagen hebben.
Een bezoek van Père Lachaise kan ik iedereen aan
bevelen; men krijgt er veel meer vrede door met de
wereld en de menschen. Zóó ten minste gaat het mij
steeds. Al die prachtige graven, die fraaije gedenkteekens,
die de dooden als om strijd verheerlijkende grafschriften,
doen u schier gelooven, dat ge hier op den doodenakker
van een Paradijs zijt, waar niet anders dan brave, edele
menschen hunne brave, edele dooden begraven. Hier rust
„de edelste burger," daar „de trouwste gade," ginds „de
opregtste vriend," in één woord, ge vindt slechts toon
beelden van deugd. Drie volle uren lang lieb ik te vergeefs
gezocht naar liet graf van één enkel slecht mensch!
En dan die nablijvendeuHier is het een troostelooze
echtgenoot, die een marmeren, prachtig gebeeldhouwden
gedenkzuil niet te kostbaar heeft geacht om het nageslacht
te toonen hoeveel hij wel over had om de nagedachtenis
zijner gade te eeren; daar is het een kind, dat reeds jaren
lang dagelijks versche bloemen strooit op het graf zijner
ouders. Waarlijk, ge wordt hier zóó optimistisch gestemd,
clat ge u schaamt over uwe eigen „slechtigheid," als een
oogenblik het „ijdelheid der ijdelheden" of die banale
heidensche uitdrukking, van de dooden niets dan „goeds,"
bij u opkomt.
Als ge die „stille rustplaats", waarvan de stilte door een
dagelijksclx bezoek van honderden en honderden evenwel
tamelijk getemperd wordt, verlaat, is hijkans de eerste
straat waar gij aankomt de Folies Regnault. Verbeeld u.
Folies hij een kerkhof! 't Is waarlijk niet om tot ernst
te stemmen! Om zulke contrasten te vinden, moet men toch
maar in Parijs wezen. En die naam klinkt nog vreemder,
als men weet dat het juist in deze straat is, dat het gereed
schap van Rocli bewaard wordt. Wie die Roch is, vraagt
ge? Wel, niemand anders dan de scherpregter, voor
wiens guillotine met ap- en dependentie een plaatsje is in
geruimd in een er heel naargeestig uitziend en tamelijk
vervallen gebouwtje in de Folies Regnault en niet ver van
de Place de la Roquette, waar zicli de bekende gevangenis
van dien naam bevindt, o. a. de laatste verblijfplaats der
patiënten met wien de vreeselijke Roch heeft af te rekenen.
Hij heeft zijn gereedschap dus tamelijk hij de hand.
De Fransclie statisticus Gartiaux bewijst hoe belag-
clielijk en onjuist de volksineening is, dat sedert de uit
vinding der stoom het reizen gevaarlijker geworden is dan
vroeger. Ten tijde van de diligences en postwagens kwam
er in Frankrijk op 800,000 reizigers één doode en op
30,000 één gekwetste voor. In de eerste 20 jaar van de
spoorwegen en stoombooten, van 1835 tot 1855, kwam er
van 2,000,000 één om het leven en werd er van 500,000
één gewond. Van 1855 tot 1875 zijn deze verhoudingen
nog veel gunstiger geworden en kwam er op 6,000,000
reizigers één doode en op 600,000 één gewonde voor.
Thans, zegt Gartiaux, mag men aannemen, dat er naauwe-
lijks van de 45,000,000 reizigers één om het leven komt
en er van de 1,000,000 een gekwetst wordt,fmet uitzon-
niet tot het uiterste!
Hij sloot de oogen, overwonnen, neergeveld door zijne herlevende
genegenheid, door eene onverbiddelijke verzoeking, misschien ook
door het medelijden. Hij had de kracht verloren om weerstand te
bieden en gevoelde dat hij medegesleept werd naar den afgrond,
Vilma begreep zijne weifeling. Bij vernienwing liet zij hare smee-
kende en hartstochtelijke taal hooren, waarmede zij zijne nederlaag
voltooide.
Beveel, sprak hij nauw hoorbaar, ik zal gehoorzamen.
Scheuk mij eiken dag eenige oogcnblikken; geen uren, voegde
zij er geruststellend bij, maar minuten. Een woord uit uw hart,
een vurige omhelzing, is al wat ik verlang.
Dus begeert ge een samenkomst? Waar? Wanneer?
Morgen, te vier ure, bij „de verschroeide woestijn."
Ik zal er komen, antwoordde hij haastig, daar hij voetstappen
achter zich hoorde.
Zij sc.heidden.
Ditmaal heb ik hem herwonnen! juichte Vilma, terwijl zij in
verrukking naar hare kamer terugkeerde.
De mensch bestaat uit tegenstrijdigheden. Dat is zijn ongeluk en
het onuitwischbare merk zijner zwakheid. Toen Bernard weder
alleen was, speet het hem dat hij aan Vilma's smeekingen gehoor
had gegeven en zich had laten overhalen om de verbroken banden
weder aan te knoopen.
Welk ecu ellendeling ben ik! dacht hij; op nieuw heb ik
mij aan de schande prijsgegeven. Ben ik dan gedoemd om in alle
eeuwigheid haar slaaf te wezen? Als het voldoende is geweest dat
zij mij toesprak, om mijne plannen omver te werpen en al mijn
pogingen ijdel en vruchteloos te inaken, wat staat inij dau niet in
het vervolg te wachten? Morgen zal ik mij in hare tegen
woordigheid bevindenals ik mij laat vermurwen, is het met mij
gedaan. Welnu, ik zal aan die afspraak geen gevolg geven! Maar,
als ik er niet heenga, bedacht hij verder, zal zij dan niet het
recht hebbeu mij te verwijten dat ik haar bedrogen, haar bespot
heb? En dan zal haar toorn, gewettigd door mijne niet nagekomen
belofte, haar tot een of ander wanhopig besluit brengen. Neen,
ik kan mij aan haar verlangen niet onttrekken. Ik kan en ik mag
het niet meer doen. Om de ramp af te weren, waarmede zij ons
bedreigt, zal ik haar nog éénmaal gehoorzamen. Maar het onder
houd, dat zij nu van mij verlangd heeft, zal het laatste zijn»
Onmiddellijk daarna zal ik mij voor een geruimen tijd op reis
begeven. In mijn afwezigheid zal zij tot kalmte komenbij mijn
terugkomst zal zij meer geneigd zijn om naar rede te hooren, om
te doen wat liet gezond versland gebiedt.
Een tijdlang blever. zijne gedachten zich met zeker welbehagen
bepalen bij dit reisplan, dat hij beschouwde als liet meest afdoende
middel om een einde te maken aan den onhoudbaren toestand.
Door zijn besluit om dat plan terstond te verwezenlijken, meende
hij als een rechtschapen man te handelen en zijn misdrijf zooveel
te herstellen als in zijn vermogen was.
(Slot volgt.)