IIELBERSCHE
EK KIEUWEDIEPER EOIIRANT.
1878. N°. 1.
Woensdag 2 Januarij.
JaargangSé!^'
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
De hand op de borst!
Binnenland.
- - 1 J"
177
•F'
„W ij huldigen
het goed e."
rr
Verschijnt Dingsdag. Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.3
n k ii franco per post - 1.6
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 1i regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vigHetten worden naar plaatsruimte berekend. I
Het afgeloopen jaar was voor deze gemeente een jaar
van ernstige zorg. De gevolgen van de opening van het
niéuwe Noordzeekanaal deden zich aan alle zijden gevoelen,
én de verminderde scheep vaartsbeweging in onze haven
was als de thermometer, die ons de vermindering onzer
welvaart, aanwees. Menigeen, die sedert jaren ongeloovig
lachte wanneer er sprake was van het nieuwe vaarwater,
bekent thans onwillig gedwaald te hebben; menigeen, die
steeds geloofd heeft aan het tot stand komen van dit
grootsche werk, ziet met smart zijne voorspelling in ver
vulling gaan. Alle andere gebeurtenissen, hoe gewigtig
op zichzelven, staan voor ons thans op den achtergrond,
want wij hebben met onze eigene zaken de handen vol.
Wij achten den tegen woord igen toestand, hoe vol moeije-
lijkheden ook, niet ontmoedigendwij geven het vertrouwen
n de toekomst dezer plaats niet verloren, maar het zou
kinderachtig zijn te ontveinzen, dat die hoogst ernstig is,
r f 'vr worden zal indien de Maatschappij
200 Bi» /]>ven verlaat, en hare grootsche stoom-
f 0,70 a.
en binnenvallen. Maar zeker is het, dat
Jsker .m en uitzien geen nieuwe bronnen van
Tarwe J~ Jen, noch van de overgeblevenen ruimere
f a't»,\jgen- Het kan onze taak niet zijn hier
Vlaams.Wat er te doen is om voor deze plaats te
f 10,—|" -
ij hebben, en er die middelen van bestaan
vesi?5."'"T~=«-J ons nog ontbreken, ofschoon zij hier kun-
bloeijën. Maar wel kan het geoorloofd schijnen hier
wijzen op wat in onze oogen het bedenkelijke is van
ramp die ons trof.
Wat den vreemdeling, die ten onzent kómt, het meeste
reft, is de wijze, waarop de overgroote meerderheid der
.evolking de zaak opgenomen heeft. Enkelen, betrekkelijk
reinigen, hebben gedaan als de ratten, die 't zinkend
chip verlabn, en hebben zich elders gevestigd. Weinigen,
un zij daaivoor eer gebragt, hebben de handen aan 't
rerk geslagen om te zoeken naar nieuwe inkomsten, bijv.
oor uitbreidiig der vissclierij. Maar de groote meerder-
eid, bijna cfe gelieele bevolking, heeft eene afwachtende
ouding aangnomen. Er zijn er, die nu nog wachten,
>tdat zich vor de haven van IJmuiden een zandbank zal
ormen; die e zich bij neêrleggen, dat er geen werk is,
i troost vinen in de gedachte, dat zij ,,'t niet helpen
innen;" die neenen genoeg gedaan te hebben, wanneer
j zich bereid erklaren om te werken, maar zich buigen
ider 't onvenjdelijke als er geen schepen komen in de
,ven, geen kkten in de winkels, als er geen vertier op
werven, gee.verkeer op straat te vinden is.
Allen, die ineze gemeente belangstellen, en onpartijdig
gioeg tegenoveons staan, om onze goede hoedanigheden
t waardeeren, nder onze gebreken over het hoofd te
zn, bemerken n verdriet, hoe zoo velen van ons specu-
liren op eene p^kere toekomst, redding verwachten van
ie onzekers, iet dat gebeuren kan, iets geheimzinnigs,
wirop men hooj zonder de handen uit te steken naar
aier werk, zona door eigen krachtsinspanning nieuwe
baen in te slaan Nu de tijd der hooge loonen voorbij,
scijnt, doet men -er niets, dan voor lager loon ander
wik aan te vatten;en zet bedrijven voort, ofschoon het
puliek ontbreekt; mklaagt te veel; men handelt te weinig.
>it heeft eene bijdere en eene algemeene oorzaak.
>e bijzondere lign den aard van het werk, dat in
zeaavens te verrig valt. Meer dan in eenige andere
plats moeten de ing«enen ruimte laten voor het toeval.
Of 2i' schepen komen\len 0f niet} moeten zij afwachten.
Zee goede jaren vai.ujc verkeer wisselen af met zeer
sleate van stagnatie.'n daaraan is niets te doen. De
cargtdoor, de convooiUrj de sjouwerman, de tapper, de
winielier, al die honde personen, wier bestaan afhangt
van do binnenkomende epen, en daardoor weer van den
algeneenen toestand va;n overzeeschen handel, kunnen
sleclts werken, slechts -.oopen, als er schepen zijn. Zij
kunnen hunnen ijver, arbeidslust en arbeidskracht
toonen in den strijd. mei,currenten, er wat te doen
is; maar, even als t we10Udt ook de concurrentie op,
als de haven ledig is, enjcaajinuren v0[ wachtend volk
staan. Zoo is veelal heven van den ondernemer en
den handwerksman op eeeepiaatS) eene afwisseling van
hard werken onder scher{,ncurrentje_dwang, maar des
niettegenstaande tegen groverdiensten en hooge loonen,
en volkomen ledigheid. die 's morgens opstaat,
weet niet, of hij dien dag.]^en 0f ]uijeren zal, en één
stormachtige nacht jaagt u;t een tijdvak van rustig
nietsdoen in levensgevaar,; kans op groote winsten.
Leven van de zee, is altijs onzekers geweest, grillig
als het element zelve, dat één schatten toevoert, en
de duurgekochte welvaart van dc,ri ander verslindt met
gelijke onverschilligheid. Dit bestaan gewent de bevolking
aan eene zekere zorgeloosheid, een naïf en gevaarlijk ver
trouwen op de toekomst, een soort van leliëngeloof, dat
ze wel gevoed en gekleed zal worden. Al verwacht zij
niet, er zonder arbeiden en spinnen te zullen komen, ze
rekent er op, dat een gunstige wind en goed fortuin haar
den arbeid zullen toevoeren.
Den opmerkzamen toeschouwer ontgaat dit verschil in
karakter tusschen zeehavens en andere handelsplaatsen dan
ook niet. Terwijl elders de koopman, de ondernemer, de
handwerksman en de daglooner een groot deel van hun
beste krachten wijden aan het zoeken van arbeid, aan het
opsporen van gunstige ondernemingen, aan het vinden van
loonend werk, wacht men op zeeplaatsen de toekomst af;
men weet, dat men er niets aan doen kan, en de hooge
loonen, in gunstige omstandigheden verdiend, maken dat
stelsel van afwacïiting mogelijk, ontslaat de ingezetenen
van de noodzakelijkheid om, door het opsporen van andere
middelen van bestaan, hun inkomen aan te vullen. Maar
dun spreekt het ook van zelf, dat bij onvoorziene rampen
een zeehaven veel minder hulpmiddelen heeft om het
dreigend gevaar te keeren, dan een ander centrum van
handel of fabrieksnijverheid. Men heeft voorbeelden gezien
van steden, die 111 den loop der geschiedenis hunne geheele
nijverheid naar gelang der omstandigheden hebben gewij
zigd; men ziet voorbeelden in Amerika, waar de ingeze
tenen, zich regelende naar de veranderde behoeften, telkens
weer de werktuigen der nijverheid, die geen voordeel meer
gaf. wegwierpen, en nieuwe bronnen van volksbestaan
openden. Steden als Chicago begonnen met den handel
in huiden en vai'kensvleesch, zich daarna werpende op den
graanhandel en de houtzagerijen, ©ui na korten tijd weer
met. kracht zich toe te leggen op de fabrieksnijverheid en
de organisatie van het eredietwezen, achtereenvolgens een
stad van veehandelaars en slagers, van graankoopers en
schippers, van fabrikanten en stoombootreeders, van ban
kiers en spoorweg-ondernemers, staan niet alleen in Amerika.
Maar zeer zelden ziet men, dat zeehavens zonder eigen
groothandel het geval waarin deze gemeente .verkeert
tijdig de bakens wisten te verzetten toen het getij verliep,
en voor de winst-aaubrengende scheepvaart, visscheiij,
handel, scheepswerven, industrie in een woord wisten in
plaats te stellen. Gemakkelijk is die taak ook niet. Zij
eischt niet alleen mannen van moed, van ondervinding,
van kapitaal, met ijzeren volharding en sterken wil,
dezen ontbreken nimmer geheel waar de andere voorwaar
den van welslagen vereenigd zijn, zij eischt tevens van
de geheele bevolking zelfverloochening en een juist begrip
van den toestand, medewerking om de eerste moeijelijke
tijden van elke nieuwe nijverheid door te komen, den moed
en den wil om ander werk, meestal voor lager loon, aan
te pakken. Welnu, die moed ontbreekt veelal daar, waar
de toevallige kansen van de scheepvaart de bevolking
hebben gewend de behoefte van arbeidskrachten te zien
aanvoeren door wind en weêr, uit verre gewesten, op last
en voor rekening van kooplieden van elders.
Wij gewaagden tevens van een algemeene reden. Wij
vinden haar in de geheele levensopvatting, die zich ten
gevolge van de stijgende welvaart van de moderne maat
schappij heeft meester gemaakt. Wij zijn gemakzuchtig
en genotzuchtig geworden; wij hebben het te goed gehad,
en zijn daardoor te veel waarde gaan hechten aan de
gemakkelijk verkregen genietingen des levens. Onze vaderen
verrigtten meer werk voor minder genot. Ze waren er
niet ongelukkiger door. Het epicurisme is voor velen de
levensregel geworden; de innige daadwerkelijke overtuiging,
dat ieder aansprakelijk is voor zijn eigen lot, en dat niet-
eten op niet-werken behoort te volgen, is verloren gegaan.
Alen laat liet toe, wanneer iemand in de kracht van zijn
leven verklaart niet te kunnen werken; men vindt het
begrijpelijk, dat een man leeg blijft loopen, omdat hij geen
lust heeft, of zich niet in staat acht ander werk te leeren
en met minder verdiensten tevreden te zijn. Alen klaagt,
en beklaagt den man, die geen werk heeft, wiens zaken
vverloopen, maar die geen vinger uitsteekt om ander werk
meester te worden, of zichzelven de bekwaamheid voor
anderen arbeid eigen te maken. Verloopt het tij, men zit
laf en klagend te wachten, of de vloed weêr terug zal
komen; men betreurt de klanten, die wegblijven, en doet
niets om anderen te winnende moed is er uit, en degenen,
die zeggen: „ik kan niet," worden met medelijden, in plaats
van met de minachting, die zij verdienen, overladen. Zoo
lang alles goed gaat, is die algemeene verslapping van het
volkskarakter geen dadelijk gevaar; de zooveel mindere
mate van energie als noodig is om de zaken aan den gang
te houden, is, waar de gewoonte te hulp komt, gebleven.
Maar voor iets nieuws, voor eene magtige openbaring van
volksgeest en volkskarakter, als de nood aan den man is,
daarvoor zijn wij te gemakkelijk, te verslapt van zin, te
veel vervreemd van de heerschappij, die pligtgevoel tegen
over ons zelf en onze naasten over ons behoorde uit te
oefenen.
Misschien zien wij de zaken te donker in. Gelukkig
zoo wij ons bedriegen! Alaar mogt thans.eene algemeene
ramp onze natie bedreigen, hare stijgende welvaart breken,
dan vreezen wij, dat het ons aan kracht, aan wil en aan
volhardenden moed zou ontbreken, om nieuwe banen int»
slaan en den slag te bóven te komen.
Alaar men zegt: rampen stalen! Het ongeluk, de nood
zakelijkheid schudt krachten wakker in liet volk, wi»
bestaan niemand vermoedde. Niet allen zijn zoo ing
sluimerd, dat ook het noodlot ze niet vermag te wekke
Wij hopen het.
En, wat ons aangaat, wij vertrouwen het voor d z
gemeente. De crisis, dien wij doorleven, is ernstig; zij
kan den Helder bedreigen met het. lot van Enkhuizen.
Of het zoo worden zal, hangt van ons af. Als wij dat
begrijpen, zijn wij gered. Als wij steunen op mogelijke
wonderen, op zandbanken voor IJmuiden, speculeren op
domheden van anderen, hooge havenregten in Amsterdam;,
als wij leunen op het toeval, zijn wij verloren. Het toeval
verraadt altijd de ongelukkigen, die het vertrouwen. Het
geluk is eene ijverzuchtige geliefde, die met werken get.
diend wil zijn!
Aloge het ons een volgend jaar gegeven zijn, juich»
en. dankbaar te vei-kondigen, dat in 1878 de gronden z-
gelegd voor een nieuwen bloei dezer gemeente, die
hebben zien groot worden eu liefhebben.
]-
HELDER on NIEUWEDIEP, 1 Januari,^^"^0""
liet feuilleton MRC FAMIME JOIiüOSE, wiantiaren
wij spoedig een aanvang zullen maken, is ontleei p
den nieuwen, nu reeds beroemden roman Li? AT. Ulo-
van Alplionse Daudet, dezer dagen te Parijs versch
Het gezin der Joyeuses vormt een der schoonste paien aan-
van dit merkwaardige boek, waarin de auteur op tond na
bladzijde op nieuw de bewijzen geeft van zijn weerga
menschenkennis en van den juisten blik waarmede hi—
leven zijner tijdgenooten weet weer te geven. Het
ment dat wij uit den NABAB mededeelen, geeft
een aanspraak te moer op den eerenaam van „de Fi
Dickens." ?r"l
Kapitein van Dorp, voerende de logger Villem
Beukelszoon, 28 December van Valencia te Maassluis
binnengekomen, rapporteert, in de Spaansche-zee opgevischt
te hebben eene witte reddingboei, waarop „Friesland-
Rotterdam", een baal tabak en eenig beschotwerk, ,ver
moedelijk afkomstig van de stoomboot Friesland.
Door den kerkeraad der Doopsgezinde gemeente
Burg, Waal en Oosterend op Texel is in zijne vergader;
van 27 Dec. besloten de tweede Christelijke feest'©
benevens den Hemelvaartsdag af te schaften en daarvoo,gen
in de plaats te stellen eene godsdienst oefening, op oude-^»®
jaarsavond te houden. Dit besluit, dat met algemeene
stemmen is genomen, zal aan de goedkeuring der gemeente
onderworpen worden.
Alen meldt ons uit Wieringerwaard
„Jl. Dingsdag avond had alhier in de zaal van den heer
A. Heijn Sz. eene soiree plaats, ten voordeele der naai
en breischool.
Het groot getal aanwezigen getuigde van belangstelling
in het bestaan dezer nuttige inrigting, die uitgaat van ons
departement Tot Nut van 't Algemeen.
De heeren, op het programma voorkomende, allen leden
van ons departement, hadden zich, evenals de dames, vrij
willig aangeboden.
De verschillende nummers werden met grooten bijval
aangehoord, waaronder „Anna Bolein," dramatisch gedicht
van H. J. Schimmel, en t Muist wat van katten komt,"
gedicht van A. J. de Buil, uitmuntten.
Het is gebleken dat, als de leden van ons departement
zamenwerken, de krachten sterk genoeg zijn om een genot
vollen avond te doen plaats hebben."
In eene vergadering van de leden van „De Vrije
Gemeente", jl. Vrijdag avond onder voorzitterschap van
prof. W. Ai. Gunning in het Odéon te Amsterdam gehouden,
werd een algemeen reglement in hoofdtrekken aangenomen,
Tot voorganger der gemeente is met nagenoeg algemeene
stemmen verkozen de heer P. H. Hugenholtz Jr.. die zich
bereid verklaarde die benoeming aan te nemen. Voorts
werd medegedeeld, dat de godsdienstoefeningen der Vrije
Gemeente,, te beginnen met 3 Februarij e. k., v-'-eJijks