HELICltSCIE EN N1EUWED1EPER COURANT, 1878. N°. 12. Zondag 27 Januarij. Jaargang36. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. Binnenland. Op „BQSCHHOEK." Q t „W lj huldigen het goed e." Verschijnt Diugsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per pust - 1.65. Ui tg-ever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 103. i regels 60 Cents, Trijs der Advertentiën; X elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Donderdag: vertrekt Laatste ligting 's avonds 6 uur de mail uaar Oost-Indië. HELDER en N1EUWEDIEP, 26 Januarij. De tvinter-collecte, door diakenen der Herv. gemeente alhier dezer dagen gehouden, heeft opgebragt de som van f 663.95. Met 15 Febr. a. s. zal de bronzen pasmunt van 2.1 eent in omloop gebragt, worden. Bij ministeriëele beschikking van den 19 dezer is de lste luit. J. L. F. K. Rollin Couquerque, van bet 1ste regiment vesting-artillerie, thans in garnizoen alhier, bij liet 3de regiment vesting-artillerie, in garnizoen te Neuzen, overgeplaatst. Volgens aanschrijving van bet Ministerie van Oorlog zullen de bataillons vau bet wapen der infanterie voortaan te velde 10 pikbouweelen meevoeren, welke, over de compagniën verdeeld, door de soldaten gedragen worden. Ds. A. Jentink, van Driebuizen, vervulde gisteren avond in Tivoli de spreekbeurt in de buitengewone ver gadering van bet Nut. De leden waren bijzonder schaars opgekomen, betgeen te verwachten was met bet oog op bet ongunstige weer. „De Doofpot" was sprekers onderwerp. In 't eerste ge deelte deed bij uitkomen bet verderfelijke om in den doofpot gestopt te worden of er vrijwillig in te gaan. In 't tweede deel sprak bij over bet heilzame om door den doofpot ge conserveerd te worden. De Willem Barendz. (bet vaartuig voor de expeditie naar de Noordpool bestemd), is, naar men verneemt, 24 meter lang, wijd 6 en hol 3 meter. De voorsteven wordt voorzien van ijzeren banden en stootplaat. Het vaartuig zal, met tuig, zeilen en inventaris, ongeveer f 30,000 kosten. 3) Novelle van THEODOB STORM. {Vervolg.) Het eerst kwamen zij op een schaduwrijk, met steenen bevloerd pleintje, waar de poedel met blijde sprongen zijn meester verwel komde. Links van den ingang van een steenen welpomp, waar bij een blijkbaar pas opgeschilderde emmer met water stond; tegen den muur van het huis, die nu langzamerhand in de schaduw kwam, groeiden hooge, met knoppen bezaaide rozenstruiken; de aan weerszijden van de huisdeur op het plein uitziende vensters lagen er bijna geheel achter verscholen. „De oude heer," zei de inspec teur, „heeft ze nog met zijn eigen handen geplant. Toen gingen zij, een paar trappen op, het huis binnen. Aan de linkerzijde van den gang was de keuken; rechts een kamer met één raam, wier ameublement reeds de aanstaande bewoonster liet gissen. Wel was het hooge ledikant nog zonder beddegoed en gordijnen, maar in den hoek stonden spinnewiel en haspel en boven de ouderwetsche latafel hing een even ouderwetsch spiegeltje, waar achter alleen nog de kruiselings vastgestoken pauwenveêren ont braken. „En dus, dat is niet uwe kamer, juffie!" zeide-de oude, nogmaals een aardigheid wagende. Toen hij geen antwoord kreeg, wees hij naar zijn poedel, die vroolijk kwispelend de trap naar de bovenverdieping optrippelde. „We moeten hem maar volgen," sprak hij; daar aan den achter kant zijn alleen nog de provisiekamers!" Toen hij boven gekomen was, deed hij de deur van een tamelijk groot vertrek open, dat met inbegrip van gordijuen en al geheel „aan kant" scheen te zijn. De beide vensters, waarmede het op het dennenbosch uitzag, waren de twee middelsten van de vier, die zij buiten reeds gezien hadden. Voor het raam links stond een zacht bekleede leunstoel; tegen den muur bij het andere raam stoud een schrijftafel met een menigte vakjes enlaadjes; daarnaast, zijn slinger reeds in een vroolijk tik—tak schommelend, hing een kleiu koekkoeksklokje, zooals men die zoo flink en netjes in het Schwarzwald weet te maken. Een gebruikt, maar goed onderhouden tapijt, met rood en paars bloeiende papavers op een donkerbruinen grond, bekleedde de wanden. Zwijgend maar met groote opmerkzaamheid sloeg Franciska alles gade, terwijl zij den grijsaard de ramen hielp openzetten. Aan beide zijden van deze bloemenkamer, en door eene deur daarmede verbonden, lag een kleinere; ieder slechts met één venster op het dennenbosch uitziende. In het vertrek aan de linkerzijde bevonden zich, behalve eenige stoelen, nog niets dan een ijzeren kiib en een paar groote reiskoffers. Frauciska sloeg er slechts vluchtig een blik in, terwijl haar geleider reeds de deur van de kamer aan den anderen kant geopeud had. „En nu krijgen we wat te lezen!" riep deze. „Mijnheer de dokter is zelf hier buiten geweest en heeft daar een heelen dag zitten lezen." En inderdaad, het was een keurige huisbibliotheek, die hier in nette banden op open rekken langs de wanden was opgesteld. Maar terwijl het meisje een deel vau Okens Isis er uit nam, waarmede Men schrijft ons uit Schagerbrug, tld. 20 dezer: „In de voormiddag-godsdienstoefening van heden werden diakenen der Hervormde gemeente aangenaam verrast door eene gift van f 60, hun door een onbekende geschonken. Terwijl zij met ingenomenheid en dankbaarheid melding maken van dit geschenk, spreken zij den wensch uit, dat de Heer den wilden gever of geefster moge beloonen en velen zich mogen voelen opgewekt dit voorbeeld van Christelijke mededeelzaamheid na te volgen." Ji. Woensdag is op het buitenverblijf Soeka Brentie onder Heemstede gearresteerd en per rijtuig naar Amsterdam gebragt, waar hij cellulair werd opgesloten, H. M., voor malig directeur der failliet verklaarde Nederlandsehe Suiker raffinaderij, beschuldigd dat hij zich even voor de failliet verklaring heeft doen uitbetalen eene schuldvordering, waarvoor- hij in de failliete massa had moeten opkomen en waarvoor hij zich als borg aansprakelijk had gesteld. De correctipneele kamer der arrondissements-regtbank te Amsterdam heeft jl. Woensdag M. Z. V. schuldig verklaard aan de haar ten laste gelegde verstoring dei- openbare godsdienstoefening in de Roomsch-Catholieke kerk te Laren, op Zondag 11 Nov. jl., en aan bespotting van een voorwerp van eeredienst en van een dienstdoend lloomsch-Catholiek geestelijke. De regtbank heeft in den hoogen leeftijd en den zenuwachtigen toestand van de beklaagde, tijdens het in die kerk ontstane rumoer, aan leiding gevonden tot toepassing van verzachtende omstan digheden en haar veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie dagen. Dezelfde regtbank heeft vervolgens uitspraak gedaan in de bij verstek behandelde zaken tegen 7 beklaagden, wegens de poging tot wederregtelijke overbrenging van het lijk van J. M. van het Roomsch-Catholiek kerkhof te Laren naar de gemeente-begraafplaats aldaar, op den avond van 9 Nov. jl., en tegen 4 beklaagden, wegens de werkelijke overbrenging van gemeld lijk naar laatstgenoemde begraaf plaats op Zondag 11 Nov. jl. De regtbank heeft in.de eerste zaak overwogen, dat het zij op de kostschool van den candidaat kennis had gemaakt, had de oude man tegenover liet raam op nieuw een deur ontsloten. De kamer, waarin zij nu kwamen, lag op het westen, en in tegen stelling met de zonnige vertrekken aan den voorkant heerschte hier, in de schaduw van het aangrenzende boscli, een zachte schemering. „Ge moet niet schrikken, juffertje," zeide de oude, terwijl hij op de ijzeren tralies wees, waarmede hier het eenige venster aan de buitenzijde voorzien was. „Het is geen gevangenis, maar ook alweer zoo'n liefhebberij van den ouden heer in zijn tijd." „Ik verschrik zoo gauw niet," zeide het meisje, terwijl zij, achter hem, over den drempel trad. „Nu, dan zullen we den jongen uw goed binnen laten brengen want dat bedje daar en dat snoeperige spiegeltje hier op de latafel, zullen toch wel voor u bestemd zijn." Toen Frauciska haar bag ige in ontvangst genomen en den jongen betaald had, zeide de oude „Eu nu, jongejuffrouw, zal ik u naar het dorp terugbrengenhet is wel een uurtje loopen, maar Caspers Annemie zal van middag wel een stevigen eierkoek voor u bakken, en tegen den avond zal mijnheer de dokter daar met zijn rijtuig stilhouden, om den sleutel van mij over te nemen." Maar het meisje schudde het hoofd. „Ik ben nu eenmaal hiel en in mijn valiesje heb ik nog wel wat te eten.-/' De oude streek met de hand langs zijn gebaarde kin. „Maar dan zou ik u moeten opsluiten; ik inoet den dokier zelf den sleutel overhandigen." „Sluit mij maar op, mijnheer de inspecteur!" „Hm! Wil ik Phylnx hier bij u laten blijven?" „Phylax? Waar zou dat voor dienen? Dat zou ten slotte nog wel op een hongersnood kunnen uitloopen." „Nu, nu, ik dacht maar, hij is zoo onderhoudend." „Maar ik zal mij wezenlijk niet vervelen." „Ja, ja, dat is ook zoo." „Dus, mijnheer de inspecteur?" „Dus, juffertje, moet ik sluiten?" Zij knikte toestemmend; en daarop langzaam mot hein de stoep afgaande, vergezelde zij den ouden man tot op het pleintje. Toen deze echter buiten den ringmuur gekomen en de zware deur voor haar oo^en gesloten was, vloog zij bevende in huis terug. Met het hoofd tegen de raamroeden leunend, keek zij boven uit de woonkamer den vertrekkende na, die juist tussTien de struiken door den tegenoverliggenden heuvel besteeg. Toen hij met zijn hond in de verte achter de hoornen verdwenen was, trad zij naar het midden der kamer terug; zij hief hare kleine gestalte-op de teenen omhoog, haalde diep adem, en langzaam naar alle kanten rondziende, drukte zij hare beide handen tegen haar hart. Een tevreden glimlachje vloog over haar gelaat, dat in deze oogenblikken bijzonder scherp geteekend was. Terstond begaf zij zich nu door de bibliotheek naar hare kamer, waarheen nu ook de zonneschijn zijn weg gevonden had. Voor den spiegel staande, maakte zij haar zware vlechten los, zoodat het donkerblonde haar vrijuit over haar rug golfde. Z)o ging ze half knielend voor haar koffer zitten, sorteerde haar kleinen inventaris en gaf alles een plaatsje in de ledige laden der commode. Een kistje met stukjes waterverf, penseelen en potlooden, eenige vellen bewijs was geleverd, dat de lste, 6de en 7de beklaagde, J. J. Schaapherder. II. van den Brink en Symon Majoor, zich hebben schuldig gemaakt aan het zonder de daartoe vex-eischte magtiging en vergunning opgraven van een lijk. De regtbank heeft hen deswege veroordeeld tot een celstraf van 2 maanden. De 2de, 3de, 4de en 5de beklaagde werden wegens gebrek aan bewijs vrijgesproken. In de tweede zaak oordeelde de regtbank, dat de schuld - van geen der beklaagden wettig was gebleken. Zij werden dus allen vrijgesproken. Jl. Maandagnacht is dezelfde Amsterdamsche nacht wacht, die verleden jaar haast in zijn hnisje is gestikt, wederom, tengevolge van den kolendamp, in halfbewuste- loozen toestand in zijn huisie gevonden. In het belang van 's mans gezondhetd en in dat van een zorgvuldiger bewaking van het aan zijne zorgen toevertrouwde kwartier is hij uit de dienst ontslagen. Dezer dagen wandelde een zeeofficier met een mooijen hond, dien hij onlangs van een hondenkoopman had ge kocht, door Amsterdam, toen hij onverhoeds aangehouden werd door een razenden schoenmaker, die uit het pothuis kwam schieten, waar de officier juist was voorbijgegaan. Tex-wijl de nieuwgekoclite hond, door zijn meester stevig aan een touw vastgehouden, vriendelijk tegen den woedenden schoenlapper opsprong, schold deze den officier uit vcor al wat leelijk was en presenteerde den krijgsman een pak slaag bovendien. De mooije hond was op een goeden dag het pothuis uitgewipt en niet weer teruggekomen, en de woede van den vorigen meester, wien het dier ontstolen werd, en van den tegenwoordigen, die het voor f 60 kocht, is eenigszins begrijpelijk. De politie is van de zaak in kennis gesteld, maar de luitenant heeft zijn hond niet willen afstaan. (N.v.d.D.) Jl YToensdag avond, bij het vertrek van den laatsten trein naar Rotterdam, gebeurde te Leiden een treurig ongeluk. Een conducteur viel, men zegt door mis te stappen, onder de loopplank van den vertrekken den trein, papier met niet onaardige bloemstukken waren bij deze gelegenheid ook te voorschijn gekomen. Toen alles geordend was, strengelde ze hare vlechten op nieuw en klee Ide zich vervolgens zoo netjes, als met behulp van den medegebrachten voorraad maar mogelijk was. Zoo ter loops h.id zij ondertusschen een paar boterhammetjes uit haar reistasch opgepeuzeld; ea nu, als moest zij binnen deze mureu tot het kleinste plekje toe leeren kennen, sloop zij heel stil nog eens het gansche huis door; in alle kamers, naar de keuken, naar den daarin uitkomenden kelder; vervolgens beklom zij eene spoedig door haar ontdekte trap naar den zolder, waarboven zich het hooge en donkere dak verhief. Er dwarrelde iets langs haar heen; mogelijk was het een uil of een sperwer geweestzij sloeg er geen acht op, maar zocht op den tast een der gesloten luiken en werkte zoolang aan de knippen totdat het open ging. Zij was nu aan den achter kant van het dak, en beneden haar strekte zich onafzienbaar ver de heide uit, waarop hier en daar de loome tred vau ecu eenzaam voetganger het stof in lichte wolkjes deed oprijzen. Hier, in het geopende venster, met de donkere ruimte achter zich, zette zij zich neder en bleef zij een tijd lang in dezelfde houding zittenslechts hare grijze valkenoogen zweefden rusteloos naar rechts en links; nu eens over de uitgestrekte bosschen, sluimerende in den gloed der middagzondan weer langs de diepgegroefde wagen sporen, die over de heide liepen naar de bewoonde wereld welke zij pas had vaarwel gezegd. In den tijd, die nu volgde, bespeurde het wild in de omgeviug van het „Gekkenhuisje" een zeer ongewone opschudding in de stilte van het zomerleven. Uit het struikgewas tusschen de jonge denuen springt plotseling het hert op en rent, zonder zijn brcedgetakt gewei te ontzien, hals over kop het woud inverderop, in het veen, vliegen twee paarlgrijze korhoenders verschrikt omhoog, zonder de oorzaak van die dagelijksche stoornissen te begrijpen; zelfs het looze reintje blijft niet ongehinderd. In een ouden, hoogen heuvel heeft hij zijn kwartier opgeslagen en thans zit hij in de warme middagzon voor een der uitgangen, eerst op zijn gemak naar de dansende muggen op de heide glurend, later zich vermeldend iu den aanblik zijner veelbelovende jongskens, die om hem heen over den grond buitelen. Daar steekt hij eens klaps den kop vooruit en spitst opmerkzaam zijn coren; aan den zoom van het beukenboschje daar schijnt het niet pluis te zijn. Een oogenblik later stapt een niet meer jong maar krachtig man over de heide; een groote, roodbruine hond springt voor hem uit eu steekt den neus in den ingang vau het kippengraf, waardoor zoo even de vos en zijn jongen verdwenen zijn, doch zijn meester roept hem terug en hij gehoorzaamt oogenblikkelijk. Zij komen pas uit het woud; thans gaan zij verder de hei over; straks zullen zij samen het moeras doorwaden. Zij zijn onafscheidelijk en doen dat alle dagen; maar de diereu behoeven niet bang voor hen te zijn; want de hond heeft slechts oogen voor zijn meester en deze slechts voor de stille wereld der planten, die, eenmaal onder schat, zijn hand niet ineer ontkomen kunnen: van daag zijn het vooral de mossoorten en eenige dwergachtige exemplaren van het biczengewas die hij ou- barmhartig iu zijn groenen koker sluit. Somwijlen loopt er wel eens een meisje met hem mede; maar

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 1