godsdienstige zamenkomst in het lokaal Concordia (Maison Stroncken) op de Schans; bij de Leidselie barrière. De zaal heeft voldoende ruimte voor 800 personen, terwijl de Vrije Gemeente omstreeks 350 leden en evenveel begunsti gers telt. Voor het publiek was eene afgezonderde ruimte opengelaten, waar omstreeks 200 personen plaats kunnen vinden. Alles was bij deze eerste bijeenkomst meer dan bezet en een groot aantal belangstellenden konden geen toegang erlangen. De voorganger, de heer P. H. Hugenholtz Jr., sprak over de bekende woorden van Jezus: Vrees niet, gij klein huldeke," en hij verklaarde daarbij, dat hij voortaan niet alleen zijne motto's zou kiezen uit den „ouden Bijbel," maar tevens uit den „grooten Bijbel der menschheid," waarin heerlijke spreuken voorkomen als van Budlia, Confusius, Augustinus, Zwingli, Luther en anderen. Hij vermaande de jonge gemeente wier leden en begunstigers op vertoon van een blaauwe kaart de voor hen gereser veerde plaatsen vóór het spreekgestoelte hadden bezet vooral de kleingeestigheid in eigen boezem af te leggen, dewijl deze eene vijand was van de jonge gemeente, veel gro.oter en veel meer te vreezen dan de vrienden die in de kerk waren gebleven en de spotters. Deze eerste bijeen komst werd in naam der heilige liefde besloten. Uit het gesticht voor krankzinnigen Meerenberg is in de vorige maand een lijder ontvlugt. Naar de Landb. Crt. van goederhand verneemt, is niet lang geleden bij Rotterdam eene lading Peru-guano ontscheept, die niet minder dan ruim twee en twintig procent steenen inhield! De heer Marlet hield jl. Donderdag avond te 's Heer- Arendskerke eene landbouwlezing. Voor een goed opge komen gehoor sprak hij over opvoeding en voeding van ons rundvee. Hij wees er de landbouwers op, te trachten de goede soort vee door eene doelmatige behandeling te behouden, ja te verbeteren. Velen meenen, als ze maar eenmaal vee van goed ras hadden, dat dit de goede eigen schappen bleef behouden; zonder goede zorg gebeurt dit niet: voeding, eene goede behandeling bij den dragt, bij het kalven, enz. kon daaraan veel doen. Elke boer is verpligt zich af te vragen welk doel hij met zijn vee heeft; of het voor den emmer of voor den slagter zal dienen, om daarnaar vooral zijn voedsel te rigten. Dat voedsel moet zóó zijn, dat het eene bepaalde hoeveelheid eiwitstoffen heeft en wel: één deel hiervan tegen vijf deelen niet-eiwithoudende stoffen, zoowel voor melk- als vleeschvorming; in 't laatste geval niet zoo streng als in 't eerste. Tijd en duur van aanfokking, behandeling van kalf en moederdier, ook vooral wat de voeding met de moedermelk betreft, en den langzamen overgang op het gebruiken van plantaardig voedsel; hoe dit in den beginne zijn moet; de verkeerde manier van landbou wers, hierbij gewoonlijk gevolgd, enz. waren zooveel punten, die spreker duidelijk uiteenzette. Na de pauze besprak hij de voor- en nadeelen van weigang en stal- voedering en kwam tot het resultaat, dat in de Zeeuw- sehe streken stalvocdering verre de voorkeur boven weigang had. Enkele gunstige verschijnselen deden zich voor, dat men eindelijk ook in Zeeland dien weg opwilde; maar sterk spoorde hij aan, dat dit meer algemeen zou worden. De Zeeuwsclie gronden zijn slecht voor weiland, uitmuntend voor graanbouw. Daarvan moet de boer partijtrekken door stalvoedering te gebruiken boven weigangdaar, of schoon aan het eerste meer moeite en kosten verbonden zijn, de opbrengst, het geldelijk voordeel daarvan (en „Het is maar een bruiloft, Fransje; zij zullen met den bruid schat ginds het bosch rondgaan." „Een bruiloft! Wie trouwt er dan?" „Wie? Ik geloof de dochter van den dorpsschout; maar ik weet het niet. Wat hebben wij er ook meê te maken; wij kennen die menschen toch niet." „Dat's waar." Zij stonden nu beiden voor het raam; hij had zijn arm om haar heen geslagen, zij liet haar hoofd tegen zijn borst rusten. Een paar maal, maar telkens flauwer, woeien nog de tonen tot hen over; daarop werd alles stil, zóó stil, dat hij hoorde hoe zwaar haar ademhaling ging. „Scheelt er wat aan, Fransje?" vroeg hij. „Neen; wat zou er aan schelen?" Hij zweeg; maar zij vleide haar kopje vaster aan zijn borst. „Hoor eens!" sprak zij, alsof zij iets moeilijks te zeggen had. „Wel, Fransje?" „Iloor eens waarom trouwen wij niet?" Het trof hem als een electrische schok; een reeks van pijnlijke herinneringen steeg voor zijn geest opde wereld strekte hare ruwe hand naar zijn geluk uit. „Wij, Fransje?" herhaalde hij, schijnbaar rustig. „Waarom? Wat zou dat voor verandering geven?" „Dat's waarZij dacht een oogenblik na. „Want wij hebben elkaar toch lief!" „Ja, Fransje! Maar" hij zag haar diep in de oogen en zijn stem daalde tot fluisterens toe, als waagde hij het niet zijn woorden klank bij te zetten „er zou wel eens een einde aan kunnen komen plotseling!" Zij staarde hem aan. „Een einde? Dan zou ik zeker van hier moeten „Moeten, Fransje? Wee mij, als dat voor u een „moeten" was Zij zwegen beide. „Hoe oud zijt ge ook, Fransje?" begon hij wéér. „Dat weet ge immers wel; ik word achttien." „Ja, ja, ik weet het, achttienik ben u een menscheuleeftijd vooruit. Over dien afgrond zijt ge tot mij komen vliegen, en moet ge altijd weer tot mij komen. Er kon een oogenblik komen, dat ge er voor terugdeinst." „Wat bedoelt ge met die woorden?" zeidezij. „Ik begrijp dat niet." „Begrijp het nooit, Fransje!" Maar terwijl zij ademloos tot hein opzag, trilde er plotseling iets om haar jongen mondhet was, alsof er iets in haar biunenste terugvlood. Hadden zijne woorden de scherpte van haar blik verlevendigd en zag zij, wat haar tot hiertoe ontgaan was, een zweem van be ginnend verval in zij» gelaat? Doch reeds had zij zijn hoofd tot zich getrokken en verstikte zij hem haast in haar kussen. Daarop rukte zij zicli los en ging ijlings de kamer uit. Wordt vervolgd.) hierom is het toch slechts te doen) nog verre clat van het tweede stelsel zon overtreffen. De betrekkelijk talrijke opkomst bewees dat deze lezingen in den smaak der landbouwers vallen, en zeker nu of later werpen ze practisch voordeel af. (N. Rott. Crt.) Men schrijft uit Oldenzaal aan de Tw. Crt.: „Een man alhier kwam op zekeren avond later dan gewoonlijk te buis. Zijne wederhelft merkte bij zijn binnentreden, dat bij weer te veel aan Bacehus bad geofferd en voer lieftig tegen hem uit. De man wilde zicli nog veront schuldigen, maar zijne vrouw raasde en tierde zoo ver schrikkelijk, dat bij zijn eigene woorden niet kon verstaan. Hierdoor geraakte ook hij in woede, greep een bezemsteel, en hield dien dreigend boven het hoofd zijner ega. Tege lijkertijd sloeg de klok elf. Nu steeg 's mans woede ten top en met een: //wos doe blook nog begunnen"liet hij den bezemsteel met een hevigen slag op de klok neer vallen. Bij bet zien van dezen zonderlingen zet schoot zij in een lach; hij, hierdoor aangemoedigd, lachte insgelijks ende vrede was hersteld maarten koste van de klok, die verbrijzeld op den vloer lag. Een uitsluitend middel zegt Semper Vireris om kool en andere planten tegen rupsen te beveiligen, en een zeer eenvoudig middel tevens, is liet volgende: men zaaije tusschen de genoemde en andere planten Anethum graveolens, en men zal ondervinden, dat men zich op gemakkelijke wijze tegen schade heeft behoed. Hierbij komt nog een ander voordeel, dat namelijk de gemelde plant in eiken bodem voortkomt, zelfs in een schralen zandgrond. Heeft men eenmaal enkele planten, dan behoeft men zicli om de zaak niet meer te bekommeren dan zorgt de natuur voor de verdere nakomelingschap der moederplant, doordien zij haar rijp gewórden zaden naar alle kanten verspreidt, naar gelang zij door den wind in verschillende rigtingen worden voortbewogen. De scherpe geur van Anethum graveolens is de oorzaak dat rupsen haar nabijheid en tevens de omringende planten ontvlieden, welke in een ander geval zeer spoedig een prooi van haar vraatzucht zouden worden. Een nieuw soort van tarwe, Maingtay genoemd, die reeds o. a. in Bolieme door den landhuishoudkundige Ram- buseck, in Zborow (bij Budweis) gekweekt is, schijnt alleszins waard nader onderzocht te worden. Die tarwesoort is van de fijnste kwaliteit en geeft 82 percent zuiver meel. De plant zelf is zeer krachtig, dringt diep in den grond, drijft vele wortels en is bestand tégen de vorst. Tegenover andere soorten van tarwe is deze tot dusver gebleken de beste te zijn, en zelfs bij ongunstig weder lioogere opbrengsten geleverd te hebben dan andere tegelijkertijdgebouwdesoorten. Hoeveel scheurkalenders dit jaar zijn verschenen, durven wij niet zeggen. Niet allen zagen wij ze, maar dezer dagen kwam er ons een onder de oogen, waarvan wij voor de curiositeit een paar fragmenten mededeelen. 1. „Woensdag 23 Januarij. „1536. Jan van Leiden wordt te Munster ter dood gebragt. /,In de geheele natuur is geen vreugd zoo verbeven en „roerend, als de vreugd eener moeder over liet geluk van „haar kind." Wie doet liier niet onwillekeurig de vraag of de moeder van Jan van Leiden toen nog leefde 2. „Vrijdag 25 Januarij. Paulus' bekeering." „1814. Concordaat tusschen Napoleon en Paus Pius VII." „Men scheldt den tijd voor kort, zelfs veel te snel van gang; En elk zoekt tijdverdrijf is dan de tijd niet lang?" Hier rijst de vraag: voor wien was bat concordaat een tijdverdrijf, voor Napoleon of voor Pius? of voor beiden? of ziet bet op Paulus, dat die zicli uit tijdverdrijf bekeerde? 3. Zaturdag 26 Januarij. „De taalgeleerde P. Weiland sterft." „Die een leugen vertelt, gevoelt niet welk een zware „taak hij op zicli neemt; hij zal genoodzaakt zijn er nog „twintig te bedenken om die eene vol te houden." Wie kan hier anders denken, dan dat Weiland een leugenaar was? Waar en door wien dio fraaije scheurkalender is uitge geven doet niet ter zakezoo de verzamelaar geestige ironie beeft willen opdissclien, bad hij bet er bij moeten voegen. (Arnli. Crt.) De Fransclie bladen maken melding van een bal van blinden in een restauratie te Parijs. Twee honderd heeren en dames zouden daaraan hebben deelgenomen. Ver schillende Nederlandsche bladen herhalen liet vertelsel. Vermoedelijk is ook hier eene weddingschap in het spel ons begrip althans gaat het te boven, dat blinden zicli door lotgenooten omringd zullen wagen aan een wals of galop, terwijl een quadrille al even groote moeijelijkheden moet opleveren. Uit New-York wordt getelegrafeerd, dat liet stoomschip Metropolis, van Philadelphia naar Para bestemd, met 250 ingenieurs en werklieden en liet noodige materiaal aan boord ter voltooijing van de Madeira en Mamora spoorweg in Brazilië, met stormweder te Currituck (N.-Carolina) gestrand en geheel wrak is. 158 der opvarenden zijn gered en men vreest, dat de overige verdronken zijn. De Times of India deelt den dood meê van een der levende afgoden van Siam. De oudste witte olifant, die in 1770 geboren was, is overleden in zijn tempel te Bangkok in November jl. Men weet dat die witte godheid, waar voor geheel bet volk neerknielt, liet emblema is -van het koningrijk Siam. Men vereert hein met de schoonste ge schenken, want de Indiërs, die bet begrip der zielsver huizing zijn toegedaan, gelooven thans nog dat in een zoo statig dier niet anders dan de ziel van een God of een Keizer kan huizen. Elke witte olifant bezit zijn eigen paleis, zijn gouden vaatwerk dat schittert door edelgesteenten. Verscheidene mandarijnen zijn in zijn dienst en voeden hem met koek en suikerriet. De koning van Siam is liet eenige personaadje waarvoor bij de knie buigt; die groet wordt door den monarch beantwoord. Men heeft aan den overledene een prachtige begrafenis bereid. Een honderd budhistische priesters hebben bij de lijkplegtigbeid dienst gedaan. De drie nog levende witte olifanten hebben, voorafgegaan door trompetten en gevolgd door een ontzettende menigte, den wagen begeleid tot de oevers van den Menam, waar de Koning en zijn groot- waardiglieidsbokleeders gekomen zijn om liet stoftelijk over schot, dat naar den tegenovergestelden oever is gebragt om er begraven te worden, te ontvangen. Een optogt van 30 met vlaggen en wimpels getooide vaartuigen was bij die merkwaardige plegtigheid tegen woordig. Al de drijvende huizen, die in een dubbele rij op den Menam liggen, ten getale van meer dan 60,000, waren versierd met vlaggen van allerlei kleur en zinne beeldige attributen. In Urua (Midden-Afrika) is de dood van den heerscher tevens liet sterfuur voor vele van zijne vrouwen en slaven. Om liet vorstelijk lijk waardig te begraven, wordt de loop van een rivier afgeleid en in de drooge bedding een groote kuil gegraven, welks bodem met levende vrouwen wordt bedekt. Aan het einde legt een vrouw zich op den buik en op haren rug plaatst men den dooden koning, die, met al zijn sieraden omhangen, door twee andere vrouwen wordt vastgehouden. Aan zijne voeten zit zijn tweede vrouw, de eenige, die gedood wordt, voordat de kuil weder met aarde gevuld wordt; de overigen worden levend begraven. Wanneer dit is volbragt, wordt een aantal mannelijke slaven geslagt, menigmaal 40 a 50, hun bloed wordt over 't graf gegoten en dan de stroom weer in zijne oude bedding geleid. Minder aanzienlijke hoofden moeten zich met het offer van slechts een paar vrouwen en slaven tevreden stellen, terwijl de mindere man geheel alleen in zittende houding begraven wordt, terwijl hij den regter wijsvinger omhoog steekt, zóó dat deze juist tot den top van den grafheuvel reikt. Benoemingen, enz. Aan den heer mr. F. de Klopper, is, op zijn daartoe gedaan verzoek, eervol ontslag verleend uit zijne betrekking van hoofd commissaris van politie te Amsterdam, niet dankbetuiging voor de door hem in verschillende betrekkingen bewezen diensten. De luit. ter zee 1ste G. van Ileerwaarden, belast met het bevel over de stoomknnonncerboot Hydra, wordt op non-activiteit gesteld en vervangen door den luit. ter zee 1ste kl. L. A. Dittlof Tjassens. De ott'. van gez. 1ste kl. F. H. L. Roessingh van Iterson, gedetacheerd bij het hospitaal der Marine alhier, wordt met den 15 dezer op non-activiteit gesteld. V iscliberig'ten. Binnen 2 Februarij. Etndragtschipper J. v. d. Steen, 280 levende kabeljaauwen, 7 heilbotten, 38 lengen, honderd schelvissehen a f 3.30, 263 doode kabeljaauwen en lengen f 0.80 a 1.65. Saturnus (van Neptunus), schipper L. v. Veeïen, 200 leveude kabeljaauwen, 21 heilbotten, 50 lengen, 7\ honderd schelvissehen, 2J ben vleet a f 4.25, 502 doode kabeljaauwen en lengen f 0.90 a f 1.75. Dankbaarheid, schipper S. Visser, 300 levende kabeljaauwen, 16 lengen, 7 heilbotten, 700 schelvissehen a f 2.80, 32L doode kabeljaauwen en lengen f 0.90 a f 1.40. Willem Schoon, schipper P. v, d. Hoeven, 180 levende kabcl- jaauwen, 20 lengen, 3 heilbotten, 700 schelvissehen a f 3.25, 120 doode kabeljaauwen en lengen f 1.15 a 1.35. Volharding, schipper J. Put, 280 levende kabeljaauwen, 36 lengen, 2 heilbotten, 1200 schelvissehen a f 3.30, 172 doode kabeljaauwen f 1.25 n f 1.45, 500 repelaars a f 17.50. schipper A. Zwartveld, 220 levende kabeljaauwen, 45 lengen, 3 heilbotten, 400 schelvissehen a f 2.85, 122 doode kabel jaauwen en lengen f 1.55 ;i f 1.85. Lichtstraal, schipper C. Noördzij, 150 levende kabeljaauwen, 110 lengen, 1 bot,, 5£ honderd schelvissehen a f 3.20, 154 doode kabeljaauwen en lengen f 1.35 a f 1.45, Castor (van Neptunus), schipper J. Versteegh, 320 levende kabel jaauwen, 23 lengen, 9 heilbotten, 7\ honderd schelvissehen f3.10, 245 doode kabeljaauwen en lengen f 1.30 a f 1.55. B u ite n I a n d. Frankrijk. Dezer dagen werd op liet arbeiders-congres te Lyon de vrouwenarbeid behandeld. Mlle Finet, uit Lyon, opende de discussie met eene rede over den toestand der vrouwen. In plaats van het huisgezin te verzorgen, het familieleven aan te kweeken, of binnen hare woning zicli té wijden aan werk, dat met den natuurlijken aanleg der vrouw over eenkomt zeide zij, is de vrouw maar al te zeer genoopt werk te doen, dat haar niet past, waarvoor ze minder geschikt is, in de werkplaatsen en fabrieken, waar het jeugdige meisje aan gevaren is blootgesteld. Hierop werd geantwoord, dat de jeugdige meisjes veel minder aan ver leiding zouden blootstaan, indien hare opvoeding minder verwaarloosd werd. Goed onderwijs is een dam tegen ver leiding. Een andere spreekster klaagde over de mede dinging van den vrouwenarbeid in de gevangenissen en kloosters. In de gevangenissen leeft men op kosten van het algemeenin de kloosters leeft men van bezittingen en van bijdragen. Hoe kan de vrouw, die niet alleen inbaar eigen onderhoud maar veeltijds ook in dat harer betrek kingen heeft te voorzien, hiermede de mededinging vol houden? Op die wijze doemt men haar tot ellende. Aan dien toestand behoort een einde te komen. Eene vrouw uit Parijs, André genaamd, verklaarde, dat alle vrouwelijke arbeid te laag betaald wordt. Verbetering is te verwachten van een bond tusschen arbeiders en arbeideressen, van de inwerking van syndikale kamers en van de vrijheid van vereeniging. Op het voorbeeld van de Temps trekt John Lcmoinne in bet Journal des Débats partij voor de Marseillaise. Hij erkent, dat Frankrijk geen enkel lied heeft, waarin het algemeen gevoel der natie uitdrukking vindt. In een nati- onalen zang is het godsdienstig element een eerste en onmisbaar vereischte. De volken hebben evenals de indi viduen, behoefte aan een ideaal. En op dit punt overtreft de Marseillaise alle andere liederen; zij is de uitdrukking van den godsdienst des vaderlands. De Marseillaise was oorspronkelijk liet lied der revolutie; maar zij is niet een revolutionair lied. De Marseillaise zal altijd bij groote nationale beroeringen gehoord worden. Ongelukkig werd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 2