1IELDERSCHË EN MEI WEDIEPER (OIRAVT. 1878. N°.24. Zondag 24 Februarij. Jaargang36. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. ïjW ij huldigen li e t goed e." Verschijnt Dingsdag, Donderdag c Abonnementsprijs per kwartaal Zaturdag namiddag, franco per post 1.80. - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 103. Prijs der Adrertentiën: Van 1—4 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur. De sluiting der mail naar Batavia en Padang, te ver zenden per Stoomschip Haarlem, geschiedt voor druk werken den 25 dezer, na aankomst van trein IV (Noord- liollandsche Spoorweg), ten 10.58 des avonds, voor brieven den 26 dezer, na aankomst van trein I, ten 9.47 des morgens. Binnenland. HELDER en NIEUWEDIEP, 23 Februarij. Zr. Ms. rttmtorenschip Koning der Nederlanden, kom- mandant kapt. ter zee Enslie, maakt sedert eenige dagen een proeftogt in de Noordzee. Bij het Koli. Instituut voor de Marine alhier kunnen dit jaar, na afgelegd examen, 30 jongelieden als adelborst (waarvan 4 voor de mariniers) geplaatst worden. De Staats courant van gisteren vermeldt de voorwaarden. Aan het „Naamboekje der KoninklijkeNederlandsche Marine voor 18787/ ontleenen wij liet volgende: In het begin dezes jaars bestond de Kon. Ned. Marine o. a. uit: 1 opperbevelhebber der zeemagt (Z. M. de Koning), I luitenant-admiraal (Z. K. H, de Prins van Oranje), 1 admiraal van de vloot (Z. K. H. Prins Frederik), 1 lui tenant-admiraal, opperbevelhebber der vloot (Z. K. H. Prins Hendrik), 1 schout-bij-nacht a la suite (Z. K. H. Prins Alexander), 5 vlag-officieren (waarvan 2 vice-admi- raals), 3 schouten-bij-nacht, 22 kapiteins ter zee, 44 kapi tein-luitenants ter zee, 123 luitenants ter zee 1ste kl., 193 luitenants ter zee 2de kl., 43 adelborsten 1ste kl., 48 idem 2de kl., 59 idem 3de kl., 1 inspecteur van de genees kundige dienst der zeemagt, 6 dirigerende officieren van gezondheid, 33 officieren van gezondheid 1ste kl., 26 idem 2de kl., 2 idem 3de kl. (de officieren van gezondheid van de landmagt, gedetacheerd bij de marine), 3 apothekers 2de kb, 3 inspecteurs van administratie, 24 officieren van administratie 1ste kl., 25 idem 2de kl., 29 idem 3de kl., 26 scheepsklerken, 2 officieren-machinist 1ste kl., 6 idem II HIJAl—!- -B MIL0 VAN HET 15DE KEGIMEXT. (Slot.) /,Morgen zullen we nog een versterkend ontbijt medenemen," heette het. „De broodzakken zullen tot hoven toe gevuld worden dat zal de overste ons wel toestaan." Dat kwam echter anders uit. Op het gejuich van den dag volgde een woelige nacht. De 15-ers hadden hun vermoeide ledematen vroegtijdig op het zachte dons der Fransche kastcelbedden uitgestrekt en smaakten in zoete droomen nog eens de genietingen van dien dag. De Straatsburgerganzelever- pasteitjes hoopten zich uitlokkend voor de snorkende soldaten op; de roode wijn parelde telkens weer in de klinkende glazen; en daartusschen knalden de champagnekurken. Doch was bet droom of werkelijkheid? Milo verhief zijn luide, doordringende stem, en daartusschen knalde ook iets. Dat waren echter niet de ge droomde kurken van den bruischenden wijn dat waren ver in den nacht dreunende geweerschoten, die een alarmsignaal schenen te wezen. De uitgezette voorposten hadden een rondsluipenden troep franctireurs met een geweersalvo verjaagd, en in zulke gevallen is het altijd geraden, voorzichtig te zijn. Met de nachtrust was het uit. Er werd in allerijl opgebroken. Wie zou er nu nog aan gedacht hebben, den broodzak te vullen? Men vond weldra het geheele in den omtrek verstrooid liggende regiment op de been, daar er alle voorteekenen waren van een ophanden zijnd gevecht. Nog eer de. morgen daagde, begon de slag. De Westfalen bevonden zich spoedig midden tusschen het dof dreunend geschut. Dat was een heete dag! En toen de avond met zijn onophoudelijk neêrstroomende regenvlagen aanbrak, toen bad men den overmachtige!) vijand wel teruggedrongen, maar vele der dappere 15-ers lagen dood of verminkt op het slagveld. De ochtend na dien dag leverde een treurig tafreel van verwoes ting op. Milo's compagnie was, aan de spits strijdend, in het dichtst van het slaggewoel geweest, en wie er van de geheel door nat geregenden ongedeerd afgekomen was, dien waren toch zeker de ledematen stijfgevroren van koude en vochtigheid. Waar in die verwarring Milo gebleven was, dat wist geen van de allengs terug- keerende overgebleven manschappen der eerste compagnie te zeggen. Het arme dier zal ei ook wel mee heengegaan zijn, gelijk helaas zoo velen onzer kameraden, dacht men, anders had hij ons stellig wel weer opgezocht. Beeds had men bevel ontvaugen om onmiddellijk verder te marcheeren en was er dus geen tijd te ver liezen. Verdrietig en neerslachtig marcheerde de compagnie in lange geforceerde marschen zonder haren trouwen compagnieliond verder. Eerst te Dole, een Fransch stadje, gunde men den lieden weder eenige rust. Het 60ste regiment had hier reeds kwartier genomen, en bij de algemecne volte moesten de 15-ers, zoo goed en zoo kwaad als het ging, kwartier zoeken. «Kameraden, ik heb onzen Milo gezien," klonk het in eens uit den mond van den trompetter; „daar in dat witte huis bevindt hij zich, bij de 60-ers," 2de kl., 43 machinisten 1ste kl. in bet vaste korps, 251 dek- en onderofficieren in bet vaste korps, 12 ingenieurs. Het aantal studenten, bestemd om opgeleid te worden tot officier van gezondheid bij de zeemagt, bedraagt 74, met inbegrip van de studenten aan de universiteiten aan wie vergund is hunne studiën in de medicijnen voort te zetten, ten einde later als officier van gezondheid in dienst te treden. Het aantal officieren, niet onder de organieke getalsterkte der rangen begrepen, is 9. Het aantal schepen tot verdediging van kusten, zeegaten en stroomen bedraagt 22 gepantserde en 23 niet gepant serde; er zijn voor algemeene dienst 2 gepantserde en 19 niet gepantserde schepen; 10 wacht- of kostschepen; 11 instructie- en exercitie-vaartuigen33 schepen der Indische militaire marine. De sterkte van bet korps mariniers op 1 .Tanuarij 1878 was: aan wal 38 officieren en 952 onderofficieren en min deren; aan boord 6 officieren en 1056 ondei'officieren en minderen. De gezamenlijke sterkte was alzoo 44 officieren en 2008 onderofficieren en minderen, te zamen 2052. Daar de bepaalde sterkte 52 officieren en 2121 minderen, dus te zamen 2173 bedraagt, ontbreken derhalve 121. De militaire manoeuvres zullen dit jaar tussclien Alkmaar en Haarlem gehouden worden. Naar men verneemt, zal niet meer worden toegestaan aan officieren der artillerie om te worden gedetacheerd hij het leger in Oost-Indië. Te Leiden is overleden de opperschipper van de kanon neerboot der Leidsclie kweekschool voor de zeevaart J. de Bruijn; de inrigting lijdt hierdoor een bijna onherstel baar verlies. Aangenomen het beroep naar Hiaure (class. Doklcum) door ds. J. H. Themmes de Lang, pred. te Oosterend op Texel. Men schrijft ons van Texel, dd. 22 dezer: ,/Als een zeldzaam voorbeeld van den zachten winter verdient vermelding, dat op de huismanswoning van den heer W. C. Bakker, aan den Hoorn, eene spi*eeuw haar Weg was alle bezorgdheid en alle vermoeienis; men dacht er niet meer aan, het langgewenschte kwartier te zoeken; het kwam er nu maar op aan, zich er van te overtuigen of de trompetter goed gezien had. Het aangeduide witte huis werd bijna bestormd, en nauwelijks hadden de 15-ers zich er voor vertoond, of zij ver namen het welbekende geblaf van hun Milo. Maar hij kwam niet vroolijk naar hen toegesprongen, gelijk zij het anders gewoon waren; de kermende geluiden van het trouwe dier weergalmden achter de gesloten huisdeur. De Westfalen bemerkten spoedig, dat hun ccmpagniehond tegen zijn wil vastgehouden werd. De 60-ers hadden het trouwe dier op het slagveld vinden zwerven. Door honger, vochtigheid en koude gansch en al uitgeput, had de hond desniettemin trouw de wacht gehouden bij het lijk van een gevallen 15-er. Slechts met geweld konden zij hem van de plek verwijderen, waar ook hij zeker den dood zou gevonden hebben. Om die reden meenden de 60-ers een welgegronde aanspraak op den vondeling te kunnen maken en waren zij er niet toe te bewegen om hem aan zijn oude compagnie uit te leveren. De zaak kwam zelfs voor den generaal-opperbevclhebber (Vrijheer v. d. G.); zoozeer waren de beide betrokken partijen op het bezit van den hond gesteld. Eerst toen van die zijde eene bepaalde lastgeving uitging, kregen de Westfalen hun ouden compagniehond terug. De nadeelige gevolgen van deze laatste avonturen bleven echter bij Milo niet uit. Hij werd ernstig ziek. Men moest hem ter behandeling toevertrouwen aan een Eranschen veearts, wijl er op dat oogenblik geen Duitsche in den omtrek aanwezig was. Onder diens zorgvuldige verpleging, waarover de 15-ers den vijandelijken arts nog altijd lof toezwaaien, begon Milo wel langzamerhand weder te herstellen, maar zijne bij Kissingen bekomen wond aan den kop was weder opengegaan en bleef tot het eind van zijn leven open. Bij langdurige marschen moest de hond uithoofde van zijne zwak heid, dikwijls gereden worden. Dit geschiedde ook, na deu gelukkig geëiudigden veldtocht, op deu terugmarsch naar Bar-le-Duc. In wollen dekens gewikkeld, bevond de herstellende zieke zich op den victualie-wagen. De onderofficier, die met het toezicht over dezen wagen belast was, werd persoonlijk voor den hond verantwoordelijk gesteld. In weerwil daarvan gebeurde liet op een ochtend, bij een zeer overhaast opbreken, dat de door zijne zwakte veel slapende bond het vertrek zijner compagnie niet bemerkt had en in het kwartier was achtergelaten. Eerst 's avonds miste men het. dier, toen de overste vroeg hoe het er mee ging. De onderofficier stamelde eenige onverstaanbare woorden van verontschuldiging; doch hij werd door zijn superieur gestreng berispt: „Sergeant, ik heb u persoonlijk voor onzen Milo verantwoordelijk gesteld; zoo ge hem mij morgen ochtend vroeg, nog vóór wij verder marcheeren, niet terugbrengt, geef ik u drie dagen arrest." Die strafbedreiging was zoo góed als overbodig. Verscheidene manschappen boden zich vrijwillig aan om den vergeten lieveling nog dien eigen nacht te gaan zoeken. In gestrekten draf reed de onderofficier, vergezeld van eenige manschappen, den weg weder laugs, dien men gekomen was. Zij smaakten de voldoening, reeds onder weg den vermiste te vinden. Milo bevond zich op een nest gebouwd en daarin reeds eijeren beeft gelegen. Een prettige tijding voor liefhebbers van kievitseijeren." De bulponderwijzerés aan een openbare school te Franeker, die beweerde door den burgemeester, lid der schoolcommissie, onheuscli te zijn behandeld, wat de burge- meester later tegensprak, geeft thans in liet Schoolblad No. 11 een uitvoerig verbaal van hetgeen op die school is voorgevallen. Wie dat verbaal leest, zegt bet Illd., zal den indruk erlangen dat de burgemeester een zonderlinge opvatting schijnt te hebben omtrent de wijze waarop een lid der schoolcommissie aan een onderwijzer gegronde of vermeende grieven behoort kenbaar te maken. Als de commissaris des Konings den burgemeester in zijn kwaliteit ten aanhoore van leden van den Raad, over gebreken in den toestand van Franeker die toch wel evenals elders zullen bestaan, met of zonder schuld van den burgemeester bejegende, zooals bij de liulponderwijzeres, volgen haar verhaal in tegenwoordigheid der leerlingen toesprak, dan zou de burgervader zich stellig niet minder gebelgd toonen dan met mej. B. het geval was. Het Hbl. deelt het volgende mede: „Ware de parade doorgegaan, dan zou aan een Amster dammer o]j plegtige wijze voor het front der troepen een eereblijk zijn uitgereikt voor het heldhaftig gedrag, door hem nu 45 jaren geleden betoond. De lieer P. N. Wolf namelijk, thans makelaar te Amsterdam, was toen als milicien onder de bezetting van de Citadel van Antwerpen. Hij natn deel aan een uitval van 60 man, onder leiding van drie officieren, tegen de Fransclie belegeraars. Weldra moest de kleine troep onder een zee van kogels terug trekken en daarbij werd de kapitein Morre doodelijk gewond. De heer Wolf schoot toe en niettegenstaande bet moord- dadig vuur, gelukte het hem zijn officier binnen den bedekten weg te brengen. Hoe groot bet gevaar was blijkt daaruit, dat slechts 30 man en 1 officier binnen de Citadel terugkeerden. Wegens zijn heldhaftig gedrag werd de heer Wolf voor de Militaire Willemsorde voorgedragen, doch verder vernam hij in meer dan 45 jaren niets van de zaak. Voor eenige dagen echter werd hij opgeroepen, om liet brevet te ontvangen patroonkist der voortrekkende batterij „Sclireiber." Hij had zich, toen bij uit zijn buitengewoon langen slaap ontwaakte, en bemerkte dat zijne compagnie vertrokken was, ondanks zijne zwakte op weg begeven en liaar spoor met de grootste nauwkeurigheid gevolgd. Onderweg ontmoette hij de in diezelfde richting marcheerendc batterij. „Het is Milo van de 1ste compagnie der 15-ers," riep men „het arme dier zoekt zijn volkwij zullen hem meenemen men ziet duidelijk dat hij hanst niet verder kan." Milo, die deze overleggingen scheen begrepen te hebben, toonde zich zeer inschik kelijk toen men een zachte rustplaats op de prtroonkist voor hem in gereedheid bracht. Nu was hij echter niet meer tc houden. Met een luidruchtig geblaf nam hij bij de verschijning van den welbekenden proviandwagen afscheid van de vriendelijke artilleristen en betrok hij als van ouds zijne gewone plaats, onder blijde be groeting der in hetzelfde snelle tempo ierugkeerende 15-ers. Van dien tijd af beschouwde ieder man der compagnie zich als persoonlijk verantwoordelijk voov de verpleging van den lijdenden compagniehond. Op weg naar de garnizoenstad Minden had men uit bijeengeraapte Eransche kogels een „IJzeren Kruis" voor hein gegoten. Versierd met dit welverdiende eereteeken, trok hij te midden van de weinige overgeblevenen der eerste compagnie, die een jaar geleden met frisschen, vroolijken moed tegelijk met hem ten strijde getogen waren, de oude vesting weder binnen. Milo bekwam langzamerhand weer van de veelvuldig doorgestane vermoeienissen bij dezen roemrijken maar bloedigeu veldtocht. Even als in vroeger dagen, nam hij weer zijn dienst waar in het rustige garnizoensleven. Hij trok ineé op wacht; hield het toezicht op de werklieden in de kazerne, en liet bovenal een oog gaan over de menage, opdat de afval der vleeschportiën niet in verkeerde magen terecht kwam. Op post voor de kazerne staande, vergunde hij alleen aan militaire personen den toegang; de gehate burgers liet de oudgediende soldatenhond nooit ongemoeid passeeren. In den zomer van 1S73 woonde Milo voor de laatste maal een langdurige militaire exercitie op de naburige heide bij. Van toeu af beschouwde hij zich als gepensioneerd. De twaalfjarige militaire diensttijd was met eere beëindigd; een briefje van goed zedelijk gedrag was bij hem niet. noodig. De eerzame huisbewaarster der kazerne nam zijne verzorging en verpleging op zich. Onder hare trouwe hoede sleet onze gepensioneerde zijn overige levensdagen tot in het begin van 1876. Op het laatst smaakten hem zelfs de voorgezette lekkerste beteu, zelfs dc met Westfaalsche ham belegde „Pumpernickel," niet meer. Iu den ochtend van 2 Januari vond men in een der zalen van de kazerne den trouwen compagniehond Milo morsdood. Onder groote deelneming werd de „oud-gediende" heel dicht bij de kazerne met alle militaire eer begraven. Een treurwilg hebben de kameraden op zijn graf geplant. Een openlijk gedenkteeken voor dit trouwe dier op te richten, is het doel van den oud-soldaat, die Milo's levens- en lijdensgeschiedenis ook door middel van de Heldersche en Nieuicedieper Courant in wijden kring wil helpen verbreiden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 1