HELDEBSCHE
EN NIEUWEDIEPEK COURANT.
1878. N°. 26.
Vrijdag 1 Maart.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
Binnenland.
„W ij h u 1 d i e O
het goed e."
Veriehijnt Dingdag, Donderdag en Zatnrdag nan'ldag.
Abonnementiprija per kwartaalƒ1.80.
franco per poit - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertenties: Van 1i regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWEDIEP, 28 Februarij.
Naar men ons berigt, heeft de proeftogt van Zr. Ms.
ram torenschip Koning der Nederlanden uitnemend voldaan.
Wanneer de gelegenheid gunstig is, vertrekt genoemde
bodem Zondag a. s. via Suez naar Oost-Indië.
Het etat-major is zamengesteld als volgt:
Kommandant: kapt. ter zee W. Enslie; luits. ter zee
lste _kl. W. J. A. Nolthenius (1ste officier), F. H. Baron
van Verschuer en J. Dalen; luits. ter zee 2de kl. L. J.
K. A. Jeekel, J. H. L. J. Baron Sweerts de Landas,
C. F. W. K. Happé en W. A. Mouton; off. van gez.
2de kl. J. Bijleveld; off. van adm. lste kl. K. J. Adams;
scheepsklerken C. L. Yernée, A. P. W. Immink, H. J.
Verveen en J. J. Hupscher; lste machinist J. Gout.
Blijkens een bij het departement van Marine ontvangen
telegram, is de oefenings-divisie, onder bevel van den kapt.
ter zee W. K. van Gennep, in den avond van 25 Febr. jl.
van Madeira naar St. Vincent (Kaap-Verdische eilanden)
vertrokken.
Zr. Ms. schroefstoomschip Atjeh, kommandant kapt.-
luit. ter zee K. C. Bunnik, is gisteren alhier van Amsterdam
aangekomen.
De 81ste verjaardag van Z. K. H. Prins Frederik
wordt heden alhier op de gebruikelijke wijze gevierd.
Wij vernemen dat Z. Exc. de vice-admiraal P. A.
van Rees, directeur en kommandant der Marine alhier,
door Z. M. den Keizer van Rusland is benoemd tot korn-
mandeur der orde van den Heiligen Stanislas en dat de
luit. ter zee lste kl. kommandant van Zr. instructie
vaartuig het Loo, G. Kruijs, is begiftigd met de Kruis-
orde van St. Anna.
Naar wij vernemen is benoemd tot klerk bij de
directie der Marine alhier de heer A. F. Sariemijn, en
overgeplaatst van hier naar de directie te Amsterdam de
heer M. H. van Hengelaar.
EEN BEDELAAR TE NEW-YORK.
Dat treft goed, dacht Tetlow, ik zal hem eens vragen of hij
dien man kent.
De agent met zijn breed, hoogrood gelaat en zijn blauwen jas
met koperen knöopen, die zijn ontzagwekkende gestalte omhulde,
wendde bij Tetlows vraag het hoofd om.
Of ik hem ken? hernam hij; dat geloof ik wel; zoo goed
als men dat slag van landloopers en dagdieven maar kennen kan.
Hij komt hier alle dagen, als hij namelijk niet ergens anders rond
zwerft om kwaad uit te voeren.
Zou hijzou hij drinken? vroeg Tetlow, die zekerheid
wilde hebben omtrent iets, waaraan hij was begonnen te twijfelen.
Dat denk ik wel, antwoordde de voortreffelijke beambte
botweg. Ik heb hem nooit anders dan hier gezienHij drinkt
hier niet, maar hij eet er. Dat laatste woord sprak hij met een
zekere walging uit. Ja, mijnheer, ging hij voort, toen hij zag hoe
aandachtig de ander naar hein luisterde, die man drijft de onwel-
voegelijkheid zóóver, dat hij hier durft komen eten. Voedsel voor
den geest, zooals ge ziet (met zijn hand wees hij naar de op rijen
geplaatste lessenaars, waarop stapels gedrukt papier lagen). Welnu,
dat heer schijnt er hier een restauratie vau te willen maken. Ik
heb hem hier, als het koud was, heele dagen zien zitten, zonder
dat hij ooit een blad omsloeg, mijnheer. Hij zoekt een goede
plaats uit,' met zyn oude jas tot onder de kin dichtgeknoopt, en
als het naar twaalven loopt, haalt hij een smerig stuk brood voor
den dag, dat hij dan boven de couranten opknabbelt de vuile
kerel 1 Eens heeft hij vet op liet papier laten vallen. Toen bracht
ik hem aan 't verstand dat hij niet weerom behoefde te komen.
Ik dacht toen dat ik van hem af zou zijn, want mijn terechtwijzing
griefde hem; maar ja wel, de drommel hale die lui! Gij kunt er
u geen denkbeeld van maken hoe vasthoudend die rakkers zijn.
Ik had hem gaarne eens kort en goed de laan uitgegooid, hem en
een paar anderen; maar zoover gaan mijn orders niet.
Wat hééft hem bewogen om van daag al zoo vroeg heen te
gaan? vroeg Tetlow beschroomd, want de norsche gestrengheid van
den handhaver der openbare orde maakte zooveel indruk op hem,
dat hij vreesde zelf de deur uit gezet te zullen worden, als hij zich
wat al te nieuwsgierig betoonde.
De zaak is, hernam de agent met een hooge borst, dat die
kerel mij razend maakt en dat miju geduld uitgeput was. Ik ben
naast hem gaan, staan en heb hem gezegd: „Hoor eens, Johnny,
dat gaat zoo niet; ge moet hier van daan, alleen of met mij;
maar voor u is het beter dat wij niet samen heengaan." Dat
weinigje is voldoende geweest om hem zijn biezen te doen pakken,
voegde de gerechtsdienaar der Amerikaansche Republiek met een
ruwen lach er bij; hij is opgestapt en.de deur uit gegaan.... naar
zijn woning.
Waar woont hij dan? vroeg Tetlow.
Buiten.
Gisteren avond sprak ds. Tideman, van Hoorn, in
Musis Sacrum over de Jezuïteu en hunne zedeleer. Spreker
schetste in breede trekken het ontstaan der Orde van
Loyala, vermeldde de geschiedenis en kwam in het bijzonder
neer op de werkzaamheid van pater Curci. Deze toch
wilde, dat het ultramontanisme zich niet meer de verdrukte
betoonde, maar dat het, zich aansluitend bij de tegen
woordige beschaving, op haar schouderen zich verhief om
de maatschappelijke toestanden te beheerschen. Naar aan
leiding van den 27sten druk der Zedeleer van pater Guri,
welk werk o. a. als handleiding te Katwijk gebruikt
wordt, wees de spreker verder op de leer, door de Orde
gepredikt en toonde hare strekking aan voor den toestand
der maatschappij en den afzonderlijken mensch.
Jl. Zaturdag werden reeds de eerste nieuwe aard
appelen van den kouden grond aan Z. M. den Koning
aangeboden door A. J. M. van der Trappen, te Honds-
holredijk (gem. Naaldwijk). Er zijn tot den groei vol
strekt geen kunstmiddelen aangewend.
Uit Nice meldt men, dat dezer dagen aldaar graaf
Gourowski-Wezele, artillerie-officier in Britsche dienst, op
zijn kasteel Montboron een luisterrijk diner gegeven heeft,
ter eere van Z. K. H. den Prins van Oranje. Vele
genoodigden, zoowel van de aanzienlijksten uit Nice als
van elders, waren bijeen. De salons waren schitterend
verlicht en met de zeldzaamste bloemen en gewassen
versierd. De toegangen tot het kasteel werden met ben-
gaalsch vuur verlicht, en gedurende den geheelen avond
deed zich een uitmuntend orchest hooren, dat o. a. de
Nederlandsche volksliederen uitvoerde. Deze partij was
zeker een der opmerkelijkste van het saizoen te Nice.
Graaf Gourowski-Wezele is een der vertrouwdste vrien
den van Z. K. PI. den Prins van Wales en door zijne
echtgenoot, uit een der oudste geslachten gesproten, met
het koninklijk Britsch geslacht verwant.
Ofschoon de heer de Roo van Alderwerelt, minister
van Oorlog, in de laatste dagen zeer pijnlijke operatiën
heeft ondergaan, die hem noodzaakten zijne appartementen
niet te verlaten, heeft hij toch steeds persoonlijk alle
zaken, waaronder eenige van veel gewigt, blijven behan
delen. Zijn toestand verbetert allengs.
Buiten?
Zeker, op straat. Waar zoudt ge hem anders bergen? Achter
slot zetten kunnen wij hem niet.
Neen, dat gaat niet, zei Tetlow bij wijze van instemming.
Evenwel, die instemming was niet onverdeeld, verre van dien.
De verlegenheid, de onrust, het medelijden, waardoor hij eenige
nachten geleden gekweld werd bij de gedachte aan den toestand
van den armen verschoppeling, deden zich nu met vernieuwde
kracht bij hem gelden. Hij ging de straat op, in de hoop dat hij
hem tegen zou komenmaar de zwijgende en berooide figuur van
het slachtoffer vertoonde zich niet op zijn weg.
Tetlow kwam misnoegd terug op zijn bureau, iu het lage ge
deelte van Chatham Street gevestigd.
„Wij kunnen hem niet achter slot zetten," dacht hij, de
woorden van den politie-agent herhalende; dat is ontegenzeggelijk
waar.... Maar dan te zeggen dat hij „buiten" woont! Buiten;
waar? Op straat? Dan blijft er nog maar één stap te doen om
hem nog verder buiten te brengen, buiten alles.... O, hoe verstan
dig van een volk om een „straat" te makenWant wat zouden
we zonder die straat met de menschelijke wezens aanvangen, die
nergens toe deugen? Men zou ze achter de tralies moeten zetten,
of ze ophangen. En dan, wonen we niet allen op straat; waarom
niet? Waarom woont die of die man er wel, en een ander niet?
Het klinkt misschien wel wat zonderling, dat Tetlow eensklaps
zoo gevoelig was geworden voor het lijden van een zijner onterfde
broeders. Iedereen gaat naar een concert en ontmoet ongelukkigen,
zonder zich daarom van hun ongeluk iets aan te trekken. Maar
voor dc meeste menschen die in meer of minder gelukkige omstan
digheden leven, breekt er een oogenblik aan, waarop zij een helderen
blik slaan in de donkere'' afgronden des levens, waarop zij hunne
illusiën in rook zien opgaan. Dat tijdstip was voor Tetlow gekomen.
Onze wereldbol was altijd in zijn oog een plaats geweest, waar de
dingen uitmuntend geregeld waren; maar in den laatsten tijd had
de gedachte aan de kinderen die hij zou kunnen krijgen, hem het
heelal uit een ander oogpunt doen beschouwen. Toen de reactie
eenmaal begon, was zij geweldig.
Niettemin lag er een zekere voldoening, schoon vermengd met
een zweem van leedgevoel, in den toon waarop hij dien avond tot
mevrouw TetlowSporling zeide:
Ik zal dien armen man denkelijk niet weer zien. Het toeval
heeft hem mij tweemaal doen ontmoeten; het zal niet voor de
derde maal gebeuren.
En toch had Tetlow het mis.
Te New-York zijt ge, misschien meer dan in iedere andere
groote stad, wanneer een bepaalde figuur eenmaal uwe aandacht
heeft getrokken, er als het ware toe veroordeeld, haar nogmaals en
nog dikwijls te ontmoeten. De strooming der menigte beweegt
zich in ellipsvormige lijnen door de lange Avenuen, en het is
volstrekt niet vreemd dat die stroopiing u plaatst tegenover deze
of gene persoonlijkheid, die gij reeds meer opgemerkt hebt. Gij
verliest haar uit het oog en ziet haar herhaalde malen terug,
Als gouverneur der Koninklijke Militaire Academie
wordt genoemd de kolonel Pfeiffer.
Uitslag der verkiezingen voor de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Te Rotterdam zijn uitgebragt op den heer van Stolk 838
en op den heer Kerdijk 815 stemmen, zoodat eene her
stemming moet plaats hebben.
Te Amsterdam zijn, van de 1965 geldige stemmen, op
den heer van Tienhoven uitgebragt 760, op den heer van
Nierop 744 en op den heer van Lennep 449 stemmen,
zoodat tusschen beide eerstgenoemden eene herstemming
moet plaats hebben.
Te Winschoten zijn uitgebragt 1330 geldige stemmen.
De heer D. Mulder verkreeg er 465 en de heer de Vos
van Steenwijk 447, zoodat eene herstemming tusschen die
heeren moet plaats hebben. De heer Brocx bekwam 203
stemmen.
Te Hilversum zijn uitgebragt 1296 stemmen. Hiervan
verkregen de heeren Verwer 471, Schimmelpenninck 454,
Greeve 203, van Tienen 95, Hartsen 50 en van Goltstein
21; zoodat eene herstemming tusschen de beide eerstge
noemden moet plaats hebben.
Te Zevenbergen zijn uitgebragt 1519 stemmen. De heer
van Diepen bekwam 703, de heer van de Werk 361, de
heer Wijnmalen 337, de heer Armand Sassen 102 en de
heer Martine van Geffen 4 stemmen. Herstemming tus
schen de beide eerstgenoemden.
Bedankt voor het beroep naar de Herv. gemeente te
Eenigenburg door J. F. L. Boonacker, pred. te Waal en Koog.
Bedankt voor het beroep naar de Doopsg. gemeente
teBaard(Friesland)door ds. P. S. Bakels,pred. teWaal op Texel.
Op de Alkmaarsche markten mogen de nuchtere
kalveren niet meer met de vier pooten aan elkander ge
bonden worden verkocht; alleen als de koopers voornemens
zijn kalveren te vervoeren, is het binden geoorloofd.
Men verneemt, dat een deskundig onderzoek is bevolen
nopens den staat der geestvermogens van mevrouw P., die
te 's Hage als verdacht van poging tot vergiftiging is in
hechtenis genomen.
Eenige personen uit hare dagelijksche omgeving meenden
totdat zij u eindelijk ontsnapt, en gij ziet haar niet weder, al
bleeft ge ook een vol jaar zoeken. Tetlow was nog maar in den
aanvang van die periode der ontmoetingen.
Eenige dagen later heerschte er een buitengewoon felle vorst,
vergezeld van hagelbuien, die het bloed in de aderen deed stollen.
Ditmaal liep Tetlow, terwijl hij een afgelegen straat doorging,
rakelings voorbij een schamel gekleed en doornat man, die in zijue
hand het een of andere onzichtbare voorwerp verbergde. Nadat
de annonccn-agent hem van ter zijde eens goed had opgenomen,
herkende hij in hem zijn arme, juist toen deze zijn gesloten hand
ophief en daardoor een zuren appel te zien gaf, waarin hij met
graagte scheen te bijten. De zwerveling liet niet blijken dat hij
zijn weldoener herkende; hij vervolgde zijn weg, zonder acht te
slaan op de dingen om hem heen, alleen denkende aan zijn appel,
die voor hem op dit oogenblik het eenige scheen te wezen wat hem in
dit leveu boeide. Tetlow liep nog een paar stappen voort, doch
toen eensklaps van besluit veranderende, keerde hij zich om en
wachtte tot de man bij hem was.
Waar gaat gij heen? vroeg hij.
De man zonder naam sloeg langzaam zijn oogen naar Philip
op en vroeg of hij nog altijd welvarend was. Stem noch gelaat
verrieden eenige aandoening.
Ge herkent mij dus?
Zeker; ik heb u niet vergeten.
Maar waarom hebt ge mij dan niet aangesproken?
Het paste mij niet, de kennismaking te hernieuwen, sprak de
zwerver met een bescheiden nederigheid, waarin echter geen zweem
van kruiperigheid lag.
Waarom zijt ge in dit barre weder op straat? vroeg Tetlow
op bestraffenden toon. Waar gaat ge heen?
Nergens.
Het voorkomen van dien man teekende een zoo diepe verslagen
heid; het getuigde van zooveel moedeloosheid, dat Tetlow's harter
van dreigde te breken. Hij begreep dat de rampzalige verscheidene
sporten op de ladder der hoop gedaald was sedert dien gedenk-
waardigen nacht van het concert in Steinway-Hall.
Maar ge hadt me toen ter tijd om een aalmoes gevraagd,
hernam hij; waarom hebt ge dat nu ook niet gedaan?
Toen was het nacht; ik bedel nooit over dag. Bovendien.
voegde hij er bij, alsof hij nog een andere reden had willen aan
voeren; maar bij dit laatste woord bleef hij steken.
Tetlow begreep die terughouding. Zijn noodlijdende vriend was
te hoogmoedig om zich iets te laten voorstaan op een toevallige
ontmoeting, welke reeds lang tot het verledene behoorde. Hij had
te hoogen prijs gesteld op de weldaad die men hem de eerste maal
wel had willen bewijzen, om zich bloot te stellen aan een weigering,
door een tweede poging te wageu.
Zou men u niet op eene andere wijze dan door een aalmoes
te hulp kunnen komen? vroeg Tetlow, na eenigen tijd te hebben
nagedacht.
Niet dat ik weet. Ik heb rnija best gedaan om werk te