IIELDERSCIIE
EN NIEEWERIEPElt 01 It tVI.
1878. N°.31.
Woensdag 13 Maart.
Jaargang 36.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
VL f
„Wij huldigen
het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdsg namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalƒ1.30.
n franco per poit - 1.65.
U i t g e v e r AA. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Adrertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië.
Laatste ligting 's avond? 6 uur.
HELDER en NIEUWEDIEP, 12 Maart.
Blijkens een bij het Departement van Marine ontvangen
telegram, is Zr. Ms. ramtorenscliip Koning der Nederlanden,
onder bevel van den kapt. ter zee W. Enslie, den 9 dezer
Kaap Carvoeira gepasseerd, koers zettende naar Gibraltar.
Aan boord is alles wel.
Volgens mededeeling van bet departement van Marine
zal de oefenings-divisie, bestaande uit de schroefstoomschepen
lste klasse van Galen, Zilveren Kruis en Leeuwarden,
onder bevel van den kapt. ter zee W. K. van Gennep,
tegen medio Maart, in stede van medio April, van St.-Vincent
(Kaap-Verdische Eilanden) via Suriname en Barbados naar
Cura^ao stevenen.
Kapitein Wendt, voerende bet als bijlegger hier
binnengekomen schip „Urba," van Drammen naar Belfast
bestemd, rapporteert dat bij bij den lievigen storm in de
afgeloopen 'week, nadat herhaalde stortzeeën zijn dek hadden
schoongeveegd en belangrijke averij aan schip en tuig werd
teweeggebragt, door een stortzee overboord werd geworpen,
maar dat een andere golf hem weer aan boord wierp, zoo
dat hij wonderdadig gered werd. Ook de stuurman bekwam
ernstige kneuzingen. Door het overboord slaan der water
vaten, was zeer groot gebrek aan drinkwater ontstaan.
Het convocatie-billet voor de Nuts vergadering van
Vrijdag a. s. wijst weder een zeer afwisselend programma
aan. Even als in de vergadering van Dec. 11. zullen de
voordragten door muziek, eene solo voor violoncel en twee
solo's zang worden voorafgegaan en gevolgd. We voor
spellen dus, even als bij de vergadering in Dec., een goed
bezette zaal en een genoegelijk avondje.
Het aantal lotelingen voor de Nationale Militie was in
de gemeente Helder dit jaar 198. Door niet minder dan
124 is vrijstelling van dienst gereclameerd, als: wegens
broederdienst 62, eenige zoons 21, wegens eigen dienst 17
en uithoofde van ligehaamsgebreken 24.
6)
EEN BEDELAAR TE NEW-YORK.
(Slot.)
Erne zweeg. Het gewoel van de straat, dat doordrong tot in
den donkeren gang waar de twee mannen stonden te spreken,
geleek een nagalm der herinneringen uit dit akelig verleden.
Mijn verlof werd nutteloos, ging hij voort. Ik maakte er
eveuwel gebruik van om naar huis te gaan; maar ik geloof dat ik
blij was toen mijn tijd weer om was en ik naar het leger terug
moest. Kort daarna werd K gevangen genomen. Ik heb mijn vrouw
niet wedergezien.
Tetlow was door een lievige en zonderlinge aandoening over
meesterd. Tot dusver had hij zich uitsluitend om Erne's tegen-
woordigen toestand bekommerd; de beschermende goedheid, waar
mede hij hem in 't oog hield, gaf heiu een soort van overwicht,
dat zijn eergevoel streelde. Maar op dit oogcublik achtte hij zich
bijna vernederd door eene onthulling van zoo hartroerend en aard
een onthulling die hem den bedelaar in een geliecl ander licht deed
zien. Hij reikte hem welmeenend de hand. Herinnerden zij zich
geen vau beiden dat hunne handen elkaar niet aangeraakt hadden
sedert hunne eerste ontmoeting?
Ge zult mij nog wel eens komen opzoeken, nietwaar? vroeg
Tetlow; daarop voegde hij er bij, hopende Erne van zijn goede
bedoelingen te overtuigenIk ben Zaterdag naar uwe kerk geweest.
l)e kerkeraad heeft beloofd uwe zaak te onderzoeken. T)e vergade
ring heeft eerst over een maand plaats; maar ik zal u vóór dien
tijd toch stellig nog wel eens bij mij zien; daar kan ik op rekenen,
niet waar?
O, ik zal er nu wel alleen doorkomen, nu ik wat voortge
holpen ben, sprak de vagebond, wiens woorden gelogenstraft wer
den door zijn bedrukt gelaat en zijn weifelende stem.
Nu, kom mij ten minste vertellen als er wat goeds voor u
in 't zieht is.
Dank u, mijnheer, mompelde hij, zijn baud slaande aan de
leuning van de trap, die hij nu langzaam afging.
Dit „dank u" klonk nogmaals als een afscheid. Het deed denken
dat hij, die het uitsprak, zich haastte om weg te komen. Hij .bleef
echter een paar treden lager weer staan en sprak, bijna zonder
zich om te keeren:
Bedank ook die edelmoedige dame voor mij. Gij hebt u
veel moeite voor mij gegeven, mijnheer
Vaarwel, zeide Tetlow op medelijdenden, maar hartelijken
toon; vaarwel, dat wil zeggentot weerziens!
Maar Erne scheen hem niet te hooren; misschien maakten zijn
eigene voetstappen de stem van den jongen man onverstaanbaar
voor hem. Weldra was hij beneden aan de trap gekomen, waarna
hij uit het gezicht was.
Tetlow keerde naar zijn kantoor terug onder den last eener
onverklaarbare bedruktheid. Nauwelijks was hij weder aan zijne
tafel gezeten, of de lust bekroop hem om Erne na te loopen. Een
oogcublik nadenken overtuigde hem, hoe moeielijk het zijn zou,
hem in het straatgewoel terug te vinden. Maar dien geheelen dag
Het contingent, door deze gemeente in de ligting dei-
Nationale Militie te leveren, is bepaald op 65 man.
De minister van Oorlog brengt ter kennis van
belanghebbenden, dat in de maanden Julij en Aug. e. k.
te Breda een examen zal worden gehouden ter toelating
van jongelingen als kadet tot de Iv. M. Academie. De
ouders of voogden, die verlangen dat hunne zonen of
pupillen tot dat examen worden toegelaten, beliooren
daarvan vóór 15 Mei aan het departement van Oorlog
kennis te geven.
Het volgend aantal plaatsen wordt dit jaar opengesteld:
Voor de dienst bier te lande: infanterie 25, kavallerie 2,
artillerie 20, genie 3. Voor de dienst in O.-lndië: inf.
10, art. 25, genie 15. Nadere bijzonderheden behelst
de Staatscourant van gisteren.
De minister van Marine brengt ter kennis van
belanghebbenden, dat in de maand Mei aanstaande bij de
directie der Marine te Hellevoetsluis een vergelijkend
examen zal plaats hebben van jongelingen, die als machinist
leerling 2de klasse wenschen te worden aangenomen. Er
zijn 40 plaatsen. Aangifte vóór 1 April a. s. aan het
departement van Marine. Verdere inlichtingen worden
medegedeeld in de Staatscourant van den 9 dezer.
De heer ~VV. H. ter Meulen, de onvermoeide bewaker
van de Lutine, heeft zijn verslag van de wacht, en de
visscherij op dat vaartuig over het jaar 1877 uitgegeven.
Naar men meldt houdt deze onderneming zich krachtig
staande en trekt zij zelfs in het buitenland eenigszins de
aandacht door de volharding, waarmede zij, dank zij de
oriverflaauwde medewerking der deelhebbers, wordt voort
gezet.
Van meer algemeen belang dan uitsluitend voor de deel
hebbers is eene bij bet verslag gevoegde bijlage (bijlage B),
waarin de soorten van aandeelen in die onderneming worden
opgenoemd, die thans alleen wettig gangbaar zijn en regt
geven op een bepaald bedrag uit ieder millioen waarde,
dat uit de Lutine geborgen wordt. Zij zijn: 1. Renver
salen; zij voeren het opschrift: „Renversaal in zake de
onderneming op the Lutine, gevestigd op Terschelling,
stond de bleeke schim van den vagebond voor zijn oogen, de trap
afgaande zonder zijn laatsten groet te beantwoorden, en daarna
verdwijnende zonder zelfs het hoofd om te wenden. Nu herinnerde
hij zich zijn eigene woorden van Zaterdag-avond „Wie weet wat
er binnen drie dagen van den armen Erne zal worden Toen hij
's avonds, na niloop van zijn werk, in zijn huiskamer zat, sprak
hij met zijne vrouw over de onrust die hem kwelde. Hij verhaalde
haar zijn laatste ontmoeting met Erne, en voegde er bij
„Ik vrees dat ik hem nooit weder zal zien."
Mevr. Tetlow stelde hem zooveel mogelijk gerust; maar ook zij
zelve zag de zaak donker in.
Er verliepen verscheidene dagen en de advertentie-makelaar
hoorde of zag niets meer van Erne. In dien tusschentijd ontving
hij van dc Marine en van het Legerbestuur antwoorden, waaruit
de volkomen juistheid bleek van alles wat de brave man omtrent
zijn vader en zich zclven gezegd had.
Op een Zondag, toen Tcllow uit de kerk kwam, vroeg de
predikants-vrouw hoe het met zijn beschermeling ging:
Weet ge wel hoe moeilijk het scheen, iets te vinden dat
voor hem paste? Zijt ge toch eindelijk geslaagd? Waar is de goede
man tegenwoordig?
Tetlow dreigde bij die vraag van schaamte te bezwijken. De
verantwoordelijkheid, die hij van zich had willen afwerpen, viel in
al haar zwaarte op hem terug, en de woorden van Jezus kwamen
hein voor den geest. „Kunt ge dan niet eón uur met mij waken?"
Weinige weken te voren had hij voor dien man hulp gezocht, en
nu reeds had hij hem aan zijn lot overgelaten; hij kon zelfs niet
zeggen of hij nog leefde. Voor iemand te bedelen, geld voor hem
aan te nemen, en dan niet eens te weten wat er van hem ge
worden is! Al had men Tetlow op deugdelijke gronden beschul
digd van de ontvreemding der kleine geldsom, welke hem ter hand
gesteld was, hij had niet meer verlegen en beschaamd kunnen
staan.
Ik ben gedeeltelijk geslaagd, antwoordde hij bedremmeld;
maar ik kan niet met zekerheid zeggen wat er van mijn armen
vriend geworden is. Ik heb hem uit het oog verloren.
Zoo spoedig reeds? vroeg de dame met een zweem van min
zaam verwijt.
Zij had met die vraag slechts uitgesproken wat Tetlow reeds
herhaaldelijk tol zich zeiven gezegd had. Overigens scheen zij de
zauk nog al niet ernstig op te nemen, en als Tetlow iemand van
minder strenge begrippen geweest was, had hij zich achter die
toegevendheid kunnen verschuilen. Maar dat was hem niet mogelijk,
met de wroeging in 't hart keerde hij huiswaarts.
Toen er een maand verloopen was sedert zijn bezoek bij den
heer Bumpus, maakte Tetlow nogmaals zijne opwachting bij dezen
eerwaarden vertegenwoordiger der kleine kerk welke wij den lezer
beschreven hebben, in de hoop daór iets van zijn vriend te zullen
hooren. Hij vernam dat de kerkeraad de registers geraadpleegd en
daarin den naam van Erne gevonden had, zoodat men bereid was
hem werk te verschaffen, als hij zich daartoe aanmeldde.
Nos. 1142." 2. Vijf-duizendste aandeelen; zij voeren
liet opschrift: „Aandeel in de opbrengst uit de Lutine,
Nos. 170." 3. Vijf-en-zestigers; zij voeren bet opschrift:
„Bewijs van aandeel in de opbrengst uit de Lutine."
4. Recepissen en obligatiën der geldleening ten behoeve
der „wacht en visscherij op de Lutine."
Aangenomen het beroep naar Groningen door
ds. Vliegenthart, pred. te Enschedé.
Bedankt voor bet beroep naar Dordrecht door ds. P.
Barstra, pred. te Klundert.
De Doopsgezinde gemeente te Knijpe beeft met groote
meerderheid van stemmen liet. voorstel verworpen, om den
tweeden Paascli,- Pinkster- en Kerstdag, alsmede den Hemel
vaartsdag, als christelijke feestdagen af te schaffen.
Tot onderwijzeres aan de departementale school voor
nuttige en fraaije handwerken te Winkel is benoemd mejufvr.
van Vreeswijk, te Ilpendam.
Men schrijft ons van Texel, dd. 11 dezer:
„Jl. Vrijdag avond is, bij lievig stormweer uit bet
zuidwesten, in de Eijerlandsche gronden gestrand het
Noorsche schoenerscliip Volo, kapt. Jensen, met eene lading
doelen van Kagero naar Leuven bestemd.
In de vreesdij ke branding der gronden, ieder oogenblik
met den dood voor oogen, besloot de bemanning, als
laatste redmiddel, de masten te kappen, tengevolge waar
van liet schip door de branding lieen op de zoogenaamde
Steenrug, tusschen Texel en de Vliehors, werd geslagen
en daar bleef vastzitten.
Hoewel bier geen direct levensgevaar bestond, durfdo
de bemanning, tengevolge van de woeste over bet schip
heenslaande zeeën, niet aan boord blijven en besloot
men met eigen boot liet schip te verlaten.
Op bijna wonderdadige wijze is die boot 's avonds ten
ongeveer 10| ure achter Oost alhier met de schipbreuke
lingen aangekomen, na bijna drie uren in den vreeselijksten
angst en in de hevigste koude te hebben rondgezworven.
Bij aankomst aldaar werden zij door de bewoners op de
liefderijkste wijze verpleegd en zooveel mogelijk van het
noodigste voorzien.
Gij hebt hein dus niet gezien? vroeg Tetlow.
Neen, sprak de heer Bumpus; maar gij zult zeker zijn adres
wel hebben, en nu behoeft ge hem slechts te waarschuwen.
Kom over een maand nog eens bij mij, antwoordde Tetlow
met bitteren spot, dan zal ik er u misschien wel aan kunnen lielpeu.
Ongelukkigerwijs was er geen spoor van den zwerveling meer te
vinden. De zonderlinge wet der beweging, die deze beide mannen
herhaaldelijk met elkander in aanraking had gebracht, werkte van
nu af slechts om hen gescheiden te houden. Drie of vier maal
hadden zij tegenover elkander gestaan; er was een baud tusschen
hen gevormd; maar thans was die band verbroken. Tetlow zocht
troost bij zijne vrienden. Een hunner antwoordde, toen hij klaagde
dat hij den man niet terug kon vinden: „Maar, beste jongen,
waarom zoudt ge hem terug willen hebben?" Een ander bracht
hem onder het oog, dat men met de ondersteuning van zoo'n bede
laar toch maar de onmatigheid en de luiheid aanmoedigde.
Wat heb ik aan al uw theoriën? sprak Tetlow. Ik weet
slechts dit eene: die man was door een soort van voorbeschikking
op mijn levensweg geplaatst; zijn lot is gedurende eenige dagen
van mij afhankelijk gesteld. Ik had hem zijne plaats in de wereld
kunnen teruggeven en hem ten minste den zwakken steun mijner
vriendschap kunnen geven, ter vergoeding van al wat hij verloren
heeft. Maar nu heb ik, nadat hij halverwege door mij gered was,
hem zijns weegs laten gaan. Door hem zou ik in een verheven
betrekking met de verdrukten en ongelukkigen geplaatst zijn. Wie
weet
Dergelijke gedachten, met al de herinneringen die cr zioh aan
vastknoopten, bezwaarden Tetlow als een drukkende last. Erne
weer te zien, hem te helpen, voor hem te zorgen als een broeder,
dat was dag aan dag zijn vurigste begeerte. Hij liet in de dag-
bladen een aantal advertentiën plaatsen, die er op berekend waren
om de aandacht van den ouden soldaat te trekken als hij ze ouder
de oogen kreeg. Maar alles te vergeefs.
Als ik maar hoorde dat hij dood was! riep hij ten laatste
uit, dat zou nog beter zijn dan deze onzekerheidwant dan zou ik
weteu dat hij eeu plaats heeft ingenomen in het algemeene stelsel
der dingen en dat hij eindelijk een woning heeft.
Toen hij kort daarop in de couranten las dat cr een drenkeling
uit de Hudson opgehaald was, ging hij het lijk bezien; maar het
was Erne niet.
Het zonderlingste van de zaak was zijne nieuwsgierigheid ten
opzichte van dit onbeteekenende leven, waarvan hij zoo weinig
wist, en dat hij in zijn geheelen omvang had willen kennen.
De laatste maal dat hij Erne gezien had, was Tetlow bevreesd
geweest dat de bedelaar hem overal zou volgen. Helaas! de bede
laar achtervolgt hem nu maar al te zeer. En niet alleen in den
slaap ziet hij hem. Somtijds, als er een oogenblik rust komt in
de dagelijksche drukte, daagt dc kinderlooze vader plotseling op,
om een verwijtenden blik op zijn trouweloozen vriend te vestigen;
een andermaal treedt hij op in zijne droomen, als in lange wintpr-
nachten de scherpe wind door de straten giert.
En zijn beeld verschijnt altijd als de wroeging over een onver
vulden plicht. (Uit „the Atlantic Montly.)"