IIELDCRSCHE
EN IVIEIIW El I EP EK tl0 U R AIVT.
1878. N°. 37.
Woensdag 27 Maart.
Jaargang36.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
„W ij huldigen
het goed e."
Yerichijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalƒ1.80.
nu franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 103.
Prijs der Adrertentiên: Van 1i regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Dondcrdng vertrekt de mail naar Oost-Indië.
Laatste ligting 's avonds G uur.
De sluiting der mail naar Batavia en Padang, te ver
zenden per Stoomschip Conkad, geschiedt voor drukwerken
den 29 dezer, na aankomst van trein IV (Noordhollandsche
Spoorweg), ten 10.58 des avonds, voor brieven den 30 dezer,
na aankomst van trein I, ten 9.47 des morgens.
HELDER en NIEUWEDIEP, 26 Maart.
Volgens een bij het Departement van Marine ontvangen
telegram, is Zr. Ms. ramtorenschip Koning der Nederlanden,
onder bevel van den kapt. ter zee W. Enslie, den 22 dezer
van Malta vertrokken. Aan boord was alles wel.
Jl. Maandag is door den krijgsraad te Haarlem vonnis
gewezen in de zaak van den facteur alhier, die eenigen
tijd geleden een aangeteekenden brief met geldswaarde bad
verduisterd. Ilij is veroordeeld tot 5 jaren tuchthuisstraf.
Het bij Callantsoog; gestrande stoomschip Frederick
Snowdon, van Newcastle herwaarts (zie vorig noinmer), is
nog digt geblevenna lossing der lading zal men trachten
het af te brengen.
De N. Rott. Crt. verneemt uit Berlijn, dat Z. K.H.
Prins Hendrik der Nederlanden in het huwelijk zal treden
met de dochter van Prins Karei van Pruissen.
Z. K. H. Prins Hendrik is gisteren ochtend, vergezeld
van Jhr. Holmberg de Beckfeldt, kamerheer, en baron van
Hogendorp, adjudant, zoomede begeleid door baron Gericke,
gezant in België, naar Brussel vertrokken ten einde eenige
dagen de gast te zijn van Koning Leopold.
Den G April a. s. zal het voor rekening van de
Noordpool-expeditie gebouwde schip, Willem Barendsz
genaamd, te Amsterdam te water worden gelaten. Twaalf
honden zullen den togt naar de Noordpool medemaken.
Beroepen bij de Chr. Geref. gemeente te Broek op
Langendijk ds. M. Brouwer, te Enumatil.
Men meldt ons uit Callantsoog:
„De bemanning der reddingboot, die de equipage, uit
17 man bestaande, heeft gered van het alhier gestrande stoom
schip Frederick Snowdon, bestond uit: A. J. Vos, schipper
.T. de Boer, P. de Haan, J. Bakker, A. Bakker, J. Prins,
D. Vos, J. Weij, S. Weij, D. de Leeuw, A. Kooger, J.
Hollander en J. Langereis, roeijers."
Jhr. mr. J. W. Ploos van Amstel beschrijft in het
Ilbld. als volgt den indruk, dien hij van onze vestiging
op Atsjin ontving: „Hoe zal ik mijne bewondering be-
5) IN NOODWEER.
N o r e 11 e van E. VELY.
De jonge vrouw begreep, in weerwil van liet stijve ceremonieel
in huis, toch niet wat verschrikkelijks cr iu lag, dat men eens voor
een eukele maal daarvan afweek. Haar opgeruimd gezichtje ge
tuigde alleen van vroolijke nieuwsgierigheid. Zij snelde dus naar
de deur en deed die juist open, toen de beide hecren gereed
stonden om binnen te treden.
„Een onverwacht bezoek moet men met bijzondere attenties ont
vangen," sprak zij schertsend; maar toen haar oog op het gelaat
van haar man viel, verstomde zij.
Hendrik Dorncdden was te rechtschapen van karakter om de
neerslachtigheid, die hem drukte, ganseh en al te kunnen verbergen.
De oude heer Dornedden maakte zijne gewone buiging, die vol
strekt niet vertrouwelijker was geworden in de twee maanden dat
Meta nu reeds als dochter des huizes zich onder zijn dak ophield.
Hendrik drukte haar de hand; het was of hij haar zwijgend om
moed wilde bidden.
„Permitteer me dat ik even ga zitten, mevrouw Dornedden,"
begon de heer des huizes, terwijl hij eerst na die ceremoniëele
beleefdheid een stoel nam. „Ik moet u een kleine medcdecling
doen. Nanne, och wees zoo goed, dat gordijn daar voor het raam
wat verder dicht te schuivenhet licht is zoo schel."
Nanne haastte zich den zonnestraal, die zoo vermetel was om
heimelijk de kamer binnen te dringen, den toegang te ontzeggen.
„Ik kom zelf u die mededeehng doen, omdat ik dit als mijn
plicht beschouw. Ik ben gewoon om na te komen wat ik beloof
en bepaal, en alleen uiterst gewichtige omstandigheden kunnen mij
dwingen een enkele maal van dien regel, om het zoo eens te
noemen, af te wijken. Zulk eene omstandigheid heeft zich voorgedaan."
Meta zuchtte diep toen hij een oogenblik zweeg. Zij zng haar
man aan, het ergerde haar bijna dat hij daar zoo stil bleef
zitten en zulk een weinig mannelijke houding aan den dag legde.
Wat mocht er toch wel met het huis Dornedden gebeurd zijn?
Een verlies kon men dat niet te boven komen?
„U weet, mijnheer Dornedden," het woord Papa was hier
gebannen „dat ik aan alles wilde Meta beginnen, maar
haar schoonvader hield haar met zijn groote, beenderige hand
dadelijk tegen.
„Ik ben er op gesteld dat men mij geheel laat uitspreken. De
zaak betreft een winstgevende operatie daar ginds," hij wees
met zijn vinger over zijn schouder heen, en zoover was de jonge
vrouw wel reeds in de handelstermen ingewijd, dat zij de bedoeling
van dat „daar ginds" terstond kon begrijpen: de operatie betrof
schrijven," roept hij uit, „toen tvij op de reede van
Oeleh-leh ten anker kwamen! Veel had ik vernomen
omtrent de veranderingen en verbeteringen, die hier hadden
plaats gehad, maar die belangrijke openbare werken, die
aanzienlijke gebouwen alles in den korten tijd van
circa vier jaren tot stand gekomen het bedrijf en
vertier, dat rondom mij heerschtc, overtrof mijne stoutste
verwachtingen. Twee steigers, een van hout en een geheel
van ijzer, zijn van het strand in zee gebouwd. Die van ijzer
loopt tamelijk ver in zee en is voorzien van twee bruggen,
die met de deining de beweging der zee volgen, en tevens
van een stoomkraan aan het einde tot het lossen en laden
van goederen uit en in de ligters. Een spoorweg loopt
laugs dezen steiger naar Oeleh-leh en naar Kotta Radja,
waarmede de goederen naar den kraton of Kotta Radja
vervoerd worden, hetgeen het land aanzienlijke kosten van
koelie- of praauwloon uitspaart. Onder de gebouwen van
belang behooren de magazijnen van de regering, van den
aannemer, van de Nederl.-Indische Stoomvaartmaatschappij
en van het praauwenveer. Verder treft men er verschei
dene winkels en inlandsclie restauratiün aan. De kampong
der met ons bevriende Atsjinesche bevolking ligt niet ver
van de landingsplaats; die bevolking bewijst der regering
verschillende diensten in den aanleg van wegen of andere
werken, waarvoor zij een billijk loon ontvangt. Om een
voorbeeld aan te halen van den vooruitgang en de toe
nemende beschaving van die bevolking, mag ik hierbij
voegen, dat cenige werken alhier door Atsjinesche aanne
mers zijn tot stand gekomen."
Als een bewijs van den handelsgeest, die zich op Atsjin
openbaart, voert de schrijver aan, dat de particuliere
handel reeds op 20 pCt. van het totaal bedrag der aan
voeren geschat wordt. Ongetwijfeld, dat de particuliere
handel zijne tegenwoordige opkomst voornamelijk aan de
troepen, die op Atsjin gelegerd zijn, te danken heeft, maar
men vergete niet, dat, behalve de Atsjinesche bevolking,
reeds nu over de 5000 Chinezen, Arabieren, Javanen en
andere vreemdelingen op Atsjin gevestigd zijn, datjiun
aantal iederen dag toeneemt en dat die bevolking zeer
spoedig andere kanalen zal opzoeken tot hare welvaart,
dan het voorzien in de behoeften van onze land- en zee-
magt. Het bestuur komt de bevolking daarin dan ook
zooveel mogelijk tegemoet, en nu de oorlog feitelijk over
is, de verschillende Staten tot rust komen en de inlanders
zich met vernieuwden ijver op den landbouw toeleggen,
mag men met grond verwachten, dat het cijfer van den
uitvoerhandel, dat voor 187G op 4 i\ 5 millioen wordt
geschat, in de aanstaande jaren belangrijk hooger zal zijn.
Van zijne komst in den kraton zegt de schrijver: „Was
ik nu werkelijk in den kraton, in die versterking, het
I tooneel van die schitterende heldenfeiten, wier overmees-
tering zulke talrijke offers van m,enschenlevens geëischt
heeft, waar Nederland op nieuw het bewijs leverde, hoe
zijne zonen den roem en den naam hunner onvergetelijke
voorouders kunnen handhavenIk kon het naauwelijks
begrijpen; schoone en zeer doelmatige kazernes, door breede
en goede wegen van elkander gescheiden, waarvan eenige
voltooid, andere nog in aanbouw waren; hier en daar nog
eenige bamboezen woningen, overblijfselen van vroegere
tijden; een klein maar net station verraste het eerst mijn
oog. Daar het reeds laat was, besloot ik mijne aan-
bevelings-brieven aan den militairen en civielen bevelhebber
eerst den volgenden morgen af te geven, en begaf mij
naar het Atsjin-hötel, niet ver van den kraton nabij de
Atsjin-rivier gelegen, alwaar ik voor dien nacht een zeer
goed logies vond tegen billijke prijzen. De huizen alhier
zijn meest allen op palen van 4 a 7 voet hoogte gebouwd
daar men nu en dan last heeft van het overstroomen der
rivier de Atsjin, en daar het bouwen van huizen vlak met
den grond, tengevolge der sterke uitdamping voor
de gezondheid zeer nadeelig is. Den volgenden morgen
bragt ik mijn bezoek aan den militairen en civielen bevel
hebber, kolonel van der Heyden, en had het genoegen dien
uitstekenden veldheer, aan wien het vaderland zulke
gewigtige diensten verschuldigd is, in goede gezondheid te
ontmoeten en van zijne pijnlijke wonden genoegzaam geheel
hersteld. Geen hartelijker gastheer had ik kunnen aan
treffen. Het gouvernementshuis werd mij tot woning aan
geboden, en gedurende mijn verblijf op Atsjin had ik het
voorregt zijn gast te mogen zijn.
„Vele veranderingen hebben in den kraton plaats gevonden
sedert hij in onze handen viel. De woning van den sultan
alsmede de muur, die den kraton verdeelde, bestaat niet
meer. De graven van de sultans en sultana's hebben
natuurlijk door ons vuur zwaar geleden, maar door de
regering worden die zoo veel mogelijk hersteld. Vele dier
monumenten geven bewijzen van vroegere beschaving; ze
waren in steen uitgehouwen of wel van brons gegoten, en
daar zij allen met Atsjineesch letterschrift of andere karakters
beschreven zijn, bieden zij den oudheidkundige een ruim
veld voor studie aan. Niet zelden wordt door de Atsjinezen
verlof aangevraagd, hij eene of andere plegtigheid die
Amerika. „Een zeer winstgevende zaak, maar wij moeten er een
helderen kop heen zenden. De geschiktste persoon, ik constateer
dit met bijzonder genoegen, omdat ik het niet verwacht had na
sommige vroegere gebeurtenissen, is mijn zoon."
„Hendrik," sprak MeLa; die loftuiging deed haar goed. Daarop
bleef zij steken en vouwde angstig hare blanke kinderhandjes.
„Mijnheer Dornedden, u wil toch niet zeggen dat Hendrik plotse
ling naar
„Plotseling naar ginds moet dat wil ik inderdaad zeggen," viel
de heldere, koude stem haar iu de rede. „Nu heb ik echter vroeger
verlof gegeren, omdat mijn zoon beweerde dat het stadsleven u
bleek gemaakt heeft, mevrouw Dornedden, en u behoefte hebt aan
ontspanning. De jeugd heeft tegenwoordig meer ontspanning noodig
dan in vroeger dagen. Enfin, dal is een andere zaak, ik wil
er mij in schikkenMaar dat verlof dan, dat bezwaarde mijn zoon
Hendrik. Daarom ben ik hier gekomen. Ik hoop, mevrouw Dor
nedden, dat u in dit geval, waarbij duizenden voor ous op 't spel
staan, persoonlijke wenschen op zult geven. U is de vrouw van
een koopman geworden; u hebt Hendrik niet, zoo als anders ge
bruikelijk is, eenig fortuin aangebracht, hij had het trouwens
niet bepaald noodig, maar ik beschouw het des te meer als uw
plicht, hem in zijne zaken geen hinderpalen in den weg te leggen.
Hendriks afwezigheid zal ongeveer een groote maand duren."
Hij stond op en plaatste zich in zijne volle lengte voor de
schoone vrouw. Nu?"
In Meta's oogen fonkelde weer die zonderlinge gloed; zij zag
haar man aan, doch deze staarde sprakeloos naar den grond.
Daarop antwoordde zij:
„Mijnheer Dornedden, het was niet noodig geweest, mij zoo
gestreng aan mijn plicht te herinneren, ik zal mij wel wachten
het huis Dornedden een verlies te berokkenen."
Zij had dit op vasten toon gezegd, maar men hoorde toch hoe
veel kracht zij bezigen moest om zich te beheerschen.
„Ik had het zoo verwacht," hernam de oude heer Dornedden.
„Hendrik zal van daag nog op reis gaan
„Van daag nog!" Dat trof haar toch.
„Dit brengt echter niet mede, dat u van Wallhafen moet afzien.
Alles is daar gereed voor uwe komst. Zuster Nanne Griites mag
u vergezellen."
„Ik dank u, mijnheer Dornedden. Tante Nanne, ik geloof dat
wij morgen wel reeds heen kunnen gaan," sprak Meta tot de
goedhartige weduwe.
„Wel zeker, liefste lieveling!"
De heer Daniël Dornedden groette en ging naar de deur.
„Hendrik, ik heb nog een uur met u over zaken te spreken en
binnen een paar uur vertrekt de trein." Daarop was hij verdwenen.
De ander sloot zijn jonge vrouw in zijne armen. „Grijp moed,
Meta het is de eerste scheiding en ik kan u niet zeggen hoe
veel verdriet ik cr van heb!"
Zij zag hem aan; nog altijd speelde die vreemde glans in hare oogen.
„Verdriet, ja, maar de winst
Hij sloot haar mond met een kus. ;,Kent ge mij niet beter,
ondeugend kind? Maar bedenk, dat mijn vader billijke wenschen
heeft en dat ik plichten heb en de vredede tevredenheid
„Ja, ja!" knikte zij.
„En ik haast mij wat ik k-m en dan, dan leven wij in zalige
vergetenhcid op Wallhafen en niets zal ons scheiden: in lang niet!"
Zij leunde in gedachten verzonken op zijn arm; hij klemde haar
inniger aan zich vast. „Meta, iu later jaren schud ik al die zaken
vau mij af om eenig eu alleen voor u te leven 1"
„Later later; wie weet of er ooit een later voor ons komt
fluisterde de schoone vrouw met bevende lippen.
Hij had het niet gehoord. „De pianino is gelukkig in orde op
Wallhafen aangekomen. Als ik op zee ben, stel ik mij voor hoe
gij dan uwe roerende liederen zingt. Mijne nachtegaal was hier
zoo lang stom."
„Zie ik u nog? -O, Hendrik, waarom is mijn hart zio vol?
Neem hu nog geen afscheid!" smeekte zij.
„Mijn vader," sprak hij, „zal mij tot de laatste minuut houden."
„Maar ik wil de allerlaatste!" riep zij iu een plotselinge vlaag
van eigenzinnigheid.
„Eu die zult ge hebben."
Zij plaatste zich, toen hij de kamer verlaten had, voor haar
schrijftafel en voltooide haar brief. Juist toen zij daarmede gereed
was, werd er geklopt. De heer Daniël Dornedden stond nogmaals
voor de jonge vrouw.
„Ik kom zelf, om Hendrik te excusecren, mevrouw Dornedden;
hij moest nog per rijtuig een dringende commissie in de stad doen
en dan direct naar het station: er viel geen oogenblik te verliezen.
Hij heeft mij opgedragen, u zijne hartelijke groeten over te brengen
„Dank u!" Zij zeide dat werktuigelijk; een akelig, kil gevoel
beklemde hare borst, er kwam een nevel voor hare oogen en zij
greep bevend naar een stoel. Zij was niet in staat, den heer des
huizes uit te noodigen om te gaan zitten; maar Nanne bood hem
haastig een stoel aan, uit vrees dat hij beleedigd zou wezen over
zulk een zonderlinge ontvangst. En dat was hij ook, want hij
beschouwde zijn gang naar die jonge vrouw als een groote helden
daad hij was de chef van het huis Dornedden, en zij, die hem
staan liet als een knecht, was in zijn oog niets anders en niets
meer dan een ongeroepen indringster.