HELDEllSCHE
EV MEI WEIMEPEIt 01IIAT.
1878. N°.38.
Vrijdag 29 Maart.
Jaargang36.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
„W ij li u 1 d i g c n
het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
H franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 C'ents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag ver!rekt de mail naar Oost-Indië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
De sluiting der mail naar Batavia en Padang, te ver
zenden per Stoomschip Conrad, geschiedt voor drukwerken
den 29 dezer, na aankomst van trein IV (Noordliollandsche
Spoorweg), ten 10.58 des avonds, voor brieven den 30 dezer,
na aankomst van trein I, ten 9.47 des morgens.
HELDER en NIEUWEDIEP, 28 Maart.
Naar wij met genoegen vernemen, zal de vice-admiraal
P. A. van Rees met den 1 Mei a. s. niet worden ver
vangen, maar de betrekking van directeur en commandant der
Marine alhier nog één jaar zal blijven vervullen.
Naar aanleiding van Zr. Ms. besluit wordt bet fregat
Evertsen, liggende alhier.' met den 26sten der volgende
maand in dienst gesteld, onder bevel van den kapt.-luit.
ter zee C. II. Bogaert.
De algemeene vergadering van bet Nederlandsch
Onderwijzers-Genootschap zal dit jaar gehouden worden te
Leeuwarden, van 31 Julij tot 2 Aug. Tot de punten van
behandeling behoort een voorstel van de gewestelijke ver-
eeniging Groningen, houdende uitnoodiging aan bet hoofd
bestuur tot bet aanwenden van pogingen om te verkrijgen
een catalogus eener goede schoolbibliotheek. Verder wordt
aangekondigd de behandeling van deze stellingen1. Eene
statistiek van bet betrekkelijk schoolverzuim is niet in het
belang van bet onderwijs. 2. Het is eene behoefte van den
tijd, dat de regel niet velerlei, maar veel bij autoriteiten
en onderwijzers worde in berinnering gebragt. Eindelijk
deze vraagpunten: 1. Wat kan de onderwijzer in de school
doen om zijne leerlingen buiten de school bezigheid te ver
schaffen? 2. Welke VfirEofoi-infjnn 7y» 1.»
toepassing van de wet op den kinderarbeid? Welke uit
breiding behoort nu reeds aan die wet te worden gegeven,
zonder de grenzen van bet bereikbare te buiten te gaan?
3. In boeverre is de tegenwoordige verweekelijking in de
opvoeding schadelijk voor de karakter-vorming?
De jongeling T. Kuijper, leerling aan de school voor
uitgebreid lager onderwijs van den heer L. A. HissinkJr.
alhier, beeft van vijftig candidaten nommer één behaald
op bet examen, dezer dagen afgelegd voor klerk bij de
telegraphie en is met ingang van den 16 April als zoo
danig benoemd.
G) IN NOODWEER.
Novelle van E. VELY.
„Sedert wanneer zijt ge hier, als ik vragen raag?" sprak Meta.
„Ik ben voor een dag of acht hier gekomen, en had nauwelijks
het eiland bereikt, toen er een geweldige storax losbrak. Dit was
een niet zeer hartelijke ontvangst en als ik niet ter rechter tijd
mijn boot op het strand had gezet, enfin, dan zou ik thans waar
schijnlijk niet het genoegen gehad hebben, de dames te kunnen
verwelkomen." Hij wees bij die woorden met zijn hand naar de
zee. „Want ik heb voorloopig nog niet veel lust om daar beneden
de eenzaamheid op te zoeken."
Nanne rilde. Meta klapte vroolijk in de handen. „Gij moet
me eens een tochtje op zee laten doen, mijnheer von Brink."
Hij beantwoordde haar verzoek met een beleefde buiging.
„Mijn liefste lieveling!" jammerde de weduwe, „ik zal het nog
besterven van angst!"
De jonge vrouw hoorde bet niet eens. „Wat doet ge hier den
heelen dag?" vroeg zij den vriend van haar echtgenoot.
„Ik baad mij
„Maar het is nu toch geen tijd om zich te baden!" riep Nanne
Griites verschrikt.
„Wel zeker; ik visch, sla het leven en streven der eilanders
gade en lees. Doch dat gebeurt niet dikwijls; het liefst huldig ik
het niets-doen, dat naar eene geringe bezigheid gelijkt. D' zult,
denk ik, wel hetzelfde gaan doen, mevrouw."
„O, neen," antwoordde zij haastig met grappigen ernst; „ik wil
zingen, studeeren, en heel vlijtig zijn; dat heb ik Hendrik beloofd."
Zij zag hem daarbij vlak in zijn gezicht en vond dat hij er hier
in die lichte kiel, met den breedgeranden hoed en zijn reeds sterk
gebruinde gelaatskleur nog beter uitzag dan onlangs in de stad.
Men had ondertusscheij de villa bereikt, een gebouwtje van twee
verdiepingen. Villa Anna luidde het opschrift met vergulde letters.
Zij was van rooden baksteen opgetrokken, met een torentje en een
veranda, en geleek een klein paleisje, dat met zekere voornaamheid
op het armoedige eiland neerzag.
„In die torenkamer daar moet men mijn pianino zetten," zei
Meta op den toon van een gebiedster, „en op de bovenverdieping
ga ik huizen."
„Een prachtig gezicht op de zee," verklaarde von Brink, „ik
kan uit de ramen van mijne woning het torentje zien."
„Wel!" riep zij yroolijk, „als we u dan hier willen hebben, geef
ik er door een rood vlaggetje kennis van."
Hij sloeg zijn armen kruiselings over zijn borst. „En hij die in
't dal is, gehoorzaamt het bevel uit de hoogte!"
Daarop nam hij zijn hoed af en maakte een buiging tot afscheid.
„Tot vrederziens."
Volgens con bij hot Departement van Marine
ontvangen telegram, is Zr. Ms. 'ramtorenschip Koning der
Nederlanden, onder bevel van den kapt. ter zee W. Enslie,
den 27sten dezer te Port-Saïd aangekomen. Aan boord
is alles wel.
De Prinses met wie Prins Hendrik in bet huwelijk
zou treden is, naar men berigt, Maria Louise Anna, dochter
van Prins Karei van Pruissen, geboren 1 Maart 1829,
gehuwd 27 Junij 1854 met Alexis Wilhelm, landgraaf
Hessen-Philipsthal-Borehfeld, gescheiden 6 Maart 1861.
Het Dagblad zegt, dat van de echtverbindtenis van den
bedoelden Prins ter plaatse waar bedoeld voornemen zeker
geen geheim zou gebleven zijn, niets bekend is.
Men meldt uit Avenliorn:
Vanwege het departement der Maatschappij Tot Nut
van 't Algemeen werden dezen winter 6 volksvoordrachten
gehouden, waarin de heeren P. C. Iveesor, van Grosthuizen,
W. Sluis, van de Beemster, J. W. de Vries, van Pnrmerende,
dr. B. Tideman Jz., van Hoorn en J. P. Roozee, van Avenliorn,
als sprekers optraden. Het gemeentebestuur stelde de beide
schoollokalen kosteloos beschikbaar. De volksvoordragten
werden door een talrijk publiek van hier en uit naburige
gemeenten bezocht. liet hoofdbestuur schonk 't departement
eene subsidie van f 200.
De volksleesbibliotheek telt 440 boekdeelen; aan 30 lezers,
meest tot de arbeidende klasse behoorende, werden dezen
winter de boeken kosteloos voor 14 dagen ter lezing gegeven."
In eene jl. Maandag gehouden vergadering te Medem-
blik, die door een bijna honderdtal ingezetenen werd bijge
woond, is eene „Vereeniging tot bevordering van den handel
en nijverheid aldaar" tot stand gekomen.
Belangrijke onderwerpen zijn ter sprake gebragt, o. a.
van eene vaste stoomvaart op Friesland en van eene
spoorwegverbinding met Noordscharwoude. Uit de Ver
eeniging is een bestuur zamengesteld, bestaande uit de bh.
ds. Leenderts, S. Braaff, mr. Dolleman, B. van Dijk en
K. F. Oortgijsen.
Moge de Vereeniging hare pogingen spoedig met een
goeden uitslag bekroond zien.
De politie heeft te Fijnaart onderzoek ingesteld naar
het volgende brutale feit: Een koopman in geitenvellen
trad dezer dagen de woning binnen van een boer in den
Nieuwen Polder, bij wien hij niemand in huis vond dan
de 17jarige doofstomme dochter. Fluks nam hij een schaar
en sneed het ongelukkige meisje het lange hoofdhaar af,
waarop hij zich verwijderde.
Er is dezer dagen, zoo meldt men o. a. uit 's Hage
aan de Arnh. Crt., nog een feit te vermelden, dat van de
gunstigste gevolgen kan zijn voor de moraliteit in den
meest uitgebreiden zinik bedoel de ontdekking van den
phonograaf. Gelijk reeds vermeld is, bestaat er tegen
woordig een instrument dat gesproken woorden opvangt
en bewaart en naderhand napraat. Het verba volant wordt
aldus te schande gemaakt door dezen machinalen verbalisant,
die aan von Münclihausens bevroren hoorn herinnert. En
ge ziet toch wel in van welk een ontzettenden invloed dit
instrumentje op het maatschappelijk leven zal zijn: het zal
de menscheu tot waarheid dwingen! Men zal er zich wel
driemaal op bedenken om een leugen te vertellen, wanneer
liet mogelijk is dat de persoon, aan wien de leugen gede
biteerd zou moeten worden, zoo'n instrumentje in den jas
zak heeft dat uwe onware woorden phonograieert en regis
treert, en later met uwe eigene stem herhaalt, wanneer
uw leugens-cornac maar even aan den slinger draait.
Wat zullen de ministers en commissarissen des Konings
voorzigtig worden tegen sollicitanten; want brengen deze
een phonograaf op de audiëntie mee, dan zal de oude
taktiek om aan allen beloften te doen, $lie aan niemand
gehouden worden, alleen op de beschaming van den belover
uitloopen. En niet alleen de publieke moraliteit, maar ook
de private zal daardoor sterk worden gebaat. Indien het
de eeden, geloften en toezeggingen van verliefden trouw
bewaart, zal dit instrumentje eene uitstekende vertugadin
wezen, deugdelijker dan de hoepelrokken uit den ouden
tijd. dien men dezen naam heeft gegeven. En wanneer men
een zeer beknopten vorm en zoo ver zal de wetenschap
't wel brengen dat de alleen thuis gelaten vrouw hem
ongemerkt in den kraag van clen jas van haren uithuizigen
man kan vastnaaijen, dan zullen de mannen wel tot betere
manieren, tot meer huishoudelijkheid gedwongen zijn. Of
hangt hun niet telkens een eisch tot echtscheiding op grond
van artikel 264 (lo.) van het burgerlijk wetboek boven
het hoofd, waarbij het alles afdoend getuigenis zal bestaan
in het draaijen aan den phonograaf? Wat spreek ik van
artikel 264, zelfs artikel 348 zal door dat werktuigje
worden te niet gedaan! Onder zijne regering zullen er
De jonge vrouw bleef in de kleine vestibule staan en oogde hem
na; tante Nanne begroette de keukenmeid en de oude Christiaan,
die de aangekomenen afgewacht hadden; daarna voegde zij zich
weder bij Meta.
„Een heel aardig mensch! Maar het eiland, niet waar, dat is
een treurig verblijf. Zoo eenzaam en gevaarlijk. Hebt ge wel
gehoord wat die mijnheer von Brink van den storm vertelde,
waarin hij geweest is? Ik werd wezenlijk bang, lieveling; want
ik ben toch verantwoordelijk voor u. Ik heb mevrouw Anna nooit
kunnen begrijpen, zulk een keus!"
Meta schudde ongeduldig het blonde kopje. „Ik vind voor de
eerste maal iets waarvoor ik sympathie kan gevoelen in het karakter
van Hendriks moeder. Het eiland is prachtig en ik geloof dat we
hier veel genoegen kunnen hebben
Met de grootst mogelijke onverschilligheid had mevrouw Meta
Dornedden toegezien, toen tante Nanne Griites, tot ergernis van de
oude Wallus, ijverig in de weer was geweest om eigenhandig de
1'nrijschc toiletten in te pakken. Met de grootste onverschilligheid
want voor wien, zoo dacht ze, zal ik ze dragen? Hendrik gaat
niet met ods mede; en voor tante Nanne? en daarop had ze
zoo driftig een handschoenendoosje op zijde geschoven, dat het
omviel en de geheele inhoud over het smakelooze, bloemrijke tapijt
verstrooid lag.
Geduldig poogde de weduwe de orde weer te herstellen, terwijl
haar schoone nicht toornig de kamer uitging.
Maar nu, op den heerlijken morgen van den volgenden dag,
toen Meta op weg was naar de kamer harer tante, bedacht ze hoe
goed het toch was, dat deze zooveel geduld had gehadzij droeg
reeds een der 1'arijsche costumes, een blauwgrijs toilet om aan
't strand te dragen, als een matrozenkleed gemaakt; hare loshan
gende haren kwamen onder een hoedje met wit lint te voorschijn.
Nanne Griites kon haar oogen haast niet gelooven, toen zij Meta
zag binnenkomen.
„Gij maakt mij beschaamd, mijn liefste lieveling!" sprak zij,
blozend bij de gedachte dat aan haar eigen toilet nog de kanten
sluier en de witte kraag ontbrak. „Zoo vroeg had ik u niet
verwacht. En gij zijt reeds gekleed om uit te gaan, en zoo keurig
en zij liep om haar schoone nicht heen, alsof zij haar van alle
kanten wilde bewonderen.
„Ge bederft mij; beste tante Nanne," sprak de jonge vrouw
lachend, „ge vindt alles even mooi aan mij. Maar ik geloof toch
ook dat het een smaakvol costuum is 1" Er lag een zweem van
ijdelheid in die woorden. Daarop streek zij hare handschoenen glad
en maakte een sierlijke buiging. „Tot weerziens, over een paar
uurtjes
„Wilt ge alleen uitgaan?" vroeg de weduwe bijna verschrikt.
„Natuurlijk," lachte de andere, „Hier zal men zoo licht niet
verdwalen en dus behoeft ge niet bevreesd te zijn. Ik ga geogra-
phische en ethnographischc stadiën maken op het eiland. Adieu!"
Nog een vluchtige gioet en zij was verdwenen.
„Zij is wel wat eigenzinnig, maar het staat haar toch goed,"
dacht de oude vrouw hij zich zelf, „en hier, neen, hier kan het
geen kwaad."
Het grasperk om de villa zag frisch groen en iedere halm droeg
een als zilver fonkelenden droppel; de morgenlucht woei van de
zee herwaarts; bezielend, zacht en vreedzaam zongen de golven.
„O, hoe heerlijk(luisterde de jonge vrouw toen zij de lage
stoep afging, die uit de veranda naar buiten voerde.
Zij geraakte in een plechtige stemming. De stilte en dc onaf
zienbare uitgestrektheid, de onmetelijke watermassa, de in een
lichten nevel gehulde kust, het was in haar oog een eigenaardig,
een opwekkend tafereel.
Zij begaf zich naar het strand, besteeg de naastbijgelegen duin
en liet nu hare blauwe oogen overal rondgaan, terwijl de frissche
wind oubelemmerd met haar blonde lokken speelde en haar wangen
roet een zachten blos kleurde.
Het was de bekoring der nieuwheid, die haar belangstelling
wekte; doch slechts voor een oogenblik; weldra werd haar gelaat
ernstig.
„Ik geloof dat het iemand droefgeestig kan maken, dat eeuwige
staren op de golven," sprak zij weder bij zich zelf; „Hendrik
moest toch hier zijn; of tante Nanne; iemand die iets vertelde
of," zij verbeeldde zich een licht geritsel gehoord te hebben;
zij keerde zich bliksemsnel om en zag Detlev von Brink op korten
afstand voor haar staan.
„Stuurt ge mij weg?" riep hij haar lachend toe, terwijl hij
smeekend zijn handen samenvouwde.
Zij schudde het hoofd, lachte eveneens en zeide toen met neder-
buigende goedheid: „Neen, gij moogt komen!"
Met een paar geweldig groote stappen stond hij naast haar.
„Vergeef mij!" sprak hij; „het is mijn gewone morgenwandeling
en ik bemerkte u niet eer, dan toen ik op die plek stond. In het
vervolg zal ik deze richting mijden."
Zij merkte ondertussehen op, welk mooi zwart haar hij had en
hoe goed hel stond toen bij zijn hoed even afnam en de wind om
zijn hoofd liet spelen; maar zij had toch ook gehoord wat hij zeide.
„Wat wilt ge daarmede zeggen, mijnheer von Brink?"
„Dat ik u in het vervolg op uwe morgenwandelingen niet meer
storen zal."
„O," lachte zij, „gij zult u toch niet in uwe hut opsluiten?
Want of ik steeds dezen kant uit zal gaan, is nog zoo zeker niet
en ge zoudt mij dus overal kunnen ontmoeten. Bovendien dacht
ik zoo even dat het wel aardig zou zijn, als ik hier iemand had
met wien ik wat kon praten."
Hij boog.