In de X. Rott. Crt. komt een artikel van den lieer Winkler Prins voor, waarin hij de verdediging des lands ontraadt, op grond, dat hierdoor zooveel nadeel zou wor den toegebragt aan onze welvaart, terwijl het einde toch zou wezen, dat wij overwonnen werden. De heer Prins geeft er de voorkeur aan onze onafhankelijkheid, zonder verzet, af te staan met een bedroefd gemoed, maar met de overtuiging, dat zelfs de geketende slaaf een vrij man kan zijn. Zeer zeker. Even als iemand, die niet eten kan, toch nog zijn maag kan behouden hebben. Maar de vrijheid van den geketenden slaaf staat niet hoog genoteerd en het is niemand euvel te duiden, als hij, zelfs met weinig kans op welslagen, tracht aan die soort van vrijheid te ontsnappen. In den loop van zijn artikel zegt de lieer Prins, dat de oorlog ongerijmd is, want hij eindigt altijd met den vrede. Wij zullen ons wel wachten den lof van den oorlog te verkondigen, maar hem ongerijmd te achten, omdat hij eindigt met den vrede, gaat toch niet aan. Met hetzelfde regt kan men het onweêr ongerijmd noemen, omdat het eindigt met kalmte. Er zijn plaatsen waar men naar welbehagen zonder vrees voor tegenspraak zeggen kan vrat men goedvindt, maar zoodanige plaats is eene courant niet. (Arnli. Crt.) Te Gouda wist men, toen er één predikbeurtenbrief je uitkwam, reeds Vrijdag avond wie er in de verschillende kerken zouden optreden. Thans komen er drie uit en weet men 't Zaturdag middag nog niet. De zaak is, dat ieder briefje zoo laat mogelijk wordt uitgegeven, opdat de inhoud niet op de overigen worde nagedrukt. (G. Ct.) Het geregtshof te 's Hertogenbosch heeft H. N. L., brievengaarder te Alem, wegens het verduisteren van gelden, die hem als ambtenaar der posterijen waren toe vertrouwd, veroordeeld tot eene celstraf van 18 maanden, 2 geldboeten, eene van f 4.50 en eene van f 50, benevens tien jaren ontzetting van de burgerschapsregten. Te Bladel (Noordbrabant) heeft men den zoozeer gevreesden erwtenkever ontdekt. Het voorstel van den heer J. Gijtenbeek om Wage- ningen eene haven te verschaffen is weer nader bij de uitvoering gekomen. De gemeenteraad aldaar heeft een voorstel aangenomen om eene commissie te benoemen, die een plan voor eene haven zal ontwerpen. Het geregtshof te Leeuwarden heeft Margje Bult, huisvrouw van Gelmers, arbeidster te Ruinen, die beschul digd was van opzettelijke brandstichting, bij gebrek aan voldoend bewijs, (ofschoon de beschuldigde volledig bekende en liet huis geheel is afgebrand) vrijgesproken. Een hevige donderbui uit het zuidwesten ontlastte zich jl. Woensdag namiddag over Delfzijl. Te Farnsum trof de bliksem de woning van den heer R. Dijkema, bewoond door .T. P. ten Have. Door den schoorsteen baande hij zich een weg en trof onmiddellijk de vrouw des huizes, die juist eenige bezigheid bij den haard had te verrigten. Bewusteloos werd zij te bed gebragt; zij verkeert niet buiten gevaar. Men meldt uit het Noorden des lands, dat op de hoog gelegen landen het woidevee reeds wordt uitgelaten, terwijl aldaar mede met het poten van aardappelen, het zaaijen .van zomerrogge, enz. wordt aangevangen. De groenten in tuinen en op akkers ontwikkelen zich voor- deelig; het boomgewas komt flink uit en alles belooft een vroegtijdigen bloei. dat liij vroeger nooit bij liaar had opgemerkt. „Ik heb van daag al meer dan eens gewenscht, op zee te kunnen wezen," sprak zij, „de storm heeft toch eene indrukwekkende grootschheid." „Zeker maar een tamelijk onveilige grootschheid, en schoone vrouwen en kinderen doen beter als zij op vasteu grond blijven. Hebt ge tijding van mijn vriend Hendrik?" Er was een donkere blos op haar gelaat gekomen, als ergerde het haar dat hij haar op één lijn met de kinderen stelde; haar lippen beefden een weinig toen zij hem antwoordde: „Telegrammen, altijd telegrammen." „En de inhoud?" Met een onverschillig gebaar stak zij de hand uit naar een gedreven zilveren blad, dat op een tafeltje naast haar stond; tus- schen den stapel papieren nam zij er een uit. „Altijd hetzelfde: zakep, winst en goede gezondheid." „Eene aangename herhaling, mevrouw." „.Ta!" sprak zij met een zucht, terwijl zij de oogen neersloeg. „De oude heer Dornedden vertelde mij onlangs," vervolgde Detlev, „dat het nog wel een geruimen tijd duren kon, eer Hen drik terugkwam. Weet ge dat?" Toen Meta dit slechts met. een werktuigelijke beweging toestemmend beantwoordde, voegde hij er hij: „Ik zal hem waarschijnlijk niet meer hier op het eiland ontmoeten." „Wilt ge dan vertrekken? Waarheen?" vroeg de jonge vrouw haastig, „Waarheen? Dat weet ik eigenlijk zelf nog niet. Gij weet dat ik leef zonder een levensdoel. Het is onverschillig waarheen ik mijn schreden wend." Zij dwong zich met inspanning van al hare krachten, zoo onver schillig mogelijk te schijnen. „Ik begrijp maar al te wel dat gij verlangt heen te gaan: gij verveelt u hier, mijnheer von Brink." „O," hernam hij met een gedwongen terughouding, „het is geheel iets anders wat inij voortjaagt. Een gevaar." Nauw merkbaar trilden hare lippen eer zij antwoordde: „Gij houdt immers van gevaren?" „Voor mij alleen ja!" Hare blauwe oogen zagen hem uitvorschend aan. „Dan begrijp ik u niet!" „Het zou mij ook ellendig maken, als dat het geval was. Als ik Hendrik niet meer zien mocht, dan verzoek ik u, hein te willen zeggen dat ik zijn vriend ben, zooals ik het vroeger was, ja, dat ik nog veel meer zijn vriend hen dan ooit te voren. Dat dit misschien eenmaal, als wij oud geworden zijn, gij, Hendrik en ik, zonneklaar blijken zal dan kan ik misschien spreken." Hij was opgestaan en leunde tegen den schoorsteen, terwijl hij dat alles met ecnigen nadruk tot haar zeide. De roode vuurgloed bestraalde zijn bleek, edel gelaat. „Ik zal het goed onthouden, woord voor woord, mijnheer von Brink," antwoordde de heldere stem der jonge vrouw. In een artikel over de Nederlandsche expeditie naar de Noordpool, doet de Arnli. Crt. uitkomen op hoe ondoor dachte wijze het plan voor dien togt. is op touw gezet. In de laatste tijden, zegt genoemd blad, is er een edele wedstrijd onder de Nederlandsche leveranciers ontstaan om de expeditie te steunen door bijdragen in natureen toe zending van allerlei winkelwaren en snuisterijen, die men nu natuurlijk niet behoeft aan te koopen; een vermogend Engelschman zal medegaan om gratis photographiëen van de aanstaande ontdekkingen der expeditie te geven, en zoo, hoopt men, zal dan toch ten slotte, ook met behulp der cntréeguldens bij liet afloopen van het schip, het laatste dubbeltje en de laatste halve cent geïnd worden, die noodig zijn om werkelijk met het bemand en uitgerust schip in zee te kunnen gaan en werkelijk met deze nood lijdende expeditie de Noordpoolstreken te bereiken. Wij hebben, zoo vervolgt de Arnli. Crt., met de expeditie nooit opgehad. Het nut er van is ons nooit helder gewor den. Wij hebben van den beginne a,f gevreesd dat zij zijn zon, wat wij meenen dat zij thans meer dan over vloedig gebleken is te zijn, een bluf. Ons togtje naar Spitsbergen zal de wetenschap niet meer verrijken dan zij verrijkt wordt door de grootere expeditiën der groote natiën. Nieuwe doorgangen en handelswegen zoeken wij er niet, en om pleiziertogtjes te maken gaat men niet naai de Poolstreken. Wat dan trekt ons, in 's Hemelsnaam, naar deze onherbergzame oorden? welke ernstige bedoeling ligt aan deze onderneming te gronde? Is liet alleen om nog eens, na verloop van driehonderd jaren, dezelfde streken te bezoeken, waar Barendsz en Heemskerk over winterd hebben? Is dit een ernstig doel? En, zoo neen, wat gaan wij er dan eigenlijk zoeken of uitvoeren? Of is het uit kinderlijke eerzucht om ook eens, heel in het klein, na te doen, wat de grooten in het groot voordeden? Voor hen die de expeditie, medemaken hebben wij alle achting. De daad op zich zelve bewijst dat zij flinke lieden zijn. Maar voor de expeditie hebben wij, vooral na hare duidelijk gebleken ondoordachtheid, geenerlei sympathie. Haar prestige, als zij er ooit eene kon gehad hebben, is nu zekerlijk voor goed verdwenen. liet is eene mislukte expeditie geworden, al gaat zij, door het bijeenkrabbelen der laatste nog ontbrekende guldens, door. De grootste Protestantsche kerk der aarde is de St. Pauluskerk te Londen, die plaats beeft voor 25000 menschen. Alleen de Pieterskerk te Rome en de dom van Milaan zijn nog grooterzij bevatten ruimte voor 54000 en 37000 kerkgangers. De Sophiakerk van Konstan- tinopel is voor 23000, de Parijsche Nötre-Dame voor 21000 en de Stephanuskerk te Weenen voor 12000 menschen ingerigt. De eerste proeve oin levend rundvee uit Noord- Amerika naar Duitschland in te voeren zal over een paar weken bewerkstelligd zijn. De verceniging voor den uitvoer van vee te Tonningen nl. heeft een zaakgelastigde naar Chicago gezonden om in loco na te gaan of 't zaak zou zijn van daar jong vee over te brengen. Blijkens een telegram van dien zaakgelastigde heeft hij 400 stuks jong vee aangekocht, en daarop is de stoomboot der vereeniging, die te Hamburg in de haven ligt, dadelijk naar New-York vertrokken om het vee af te halen. Uit een schapen-statistiek blijkt, dat Rusland het rijkst is aan dit vee. Wel geteld vindt men er niet minder dan 63.070.000 schapen. Australië telt er slechts een paar millioen minder; daarop volgt de Argentijnsche republiek met 50 millioen. Nedei-land komt in die opgaaf bijna onderaan met een getal van 901.515. Klaagt men wel eens over nuttelooze adviezen in een Parlement uitgebragt, liet volgende Amerikaansche advies overtreft in nutteloosheid alle bekende, maar karak teristiek is het tot kenschetsing van den volksgeest in de Nieuwe Wereld. De heer James, een vertegenwoordiger van Oneinda County, hield dezer dagen, in de Staatswetgeving van New-York, eene redevoering, waarin hij eene korte levens beschrijving omtrent zichzelven mededeelde. O. a. zeide hij: hij werd geboren in eene herberg; spoedig na zijne geboorte begon hij bier te drinken; gedurende zijn geheele leven heeft hij whiskey, brandewijn, rum, jenever en bier gedronken; hij drinkt die nog, ofschoon zijne haren grijs zijn en hij reeds den ouderdom van 70 jaren bereikt heeft. De dranken zijn goed; zij doen hem goed, en hij weet dit. Hij is de vader van elf kinderen, heeft een leger kleinkinderen en achter-kleinkinderen, en hoopt sterke dranken te drinken, totdat hij de kinderen zijner achter kleinkinderen opgegroeid mag zien. School-hyoikne. In zijn geschrift over de functioneele stoornissen van het menschen-oog, zamenge- steld naar aanleiding van het onderzoek der leerlingen op de scholen in de Zwitsersche kantons Bern, Solothuni en Neufchatel, Bern 1877, komt dr. E. Emmert, ten slotte tot de volgende conclusie: „De bijziendheid zal, overeen komstig de tot dusver opgedane ondervinding en op grond van alle theoretische gevolgtrekkingen, zeldzamer worden en minder hooge graden bereiken dan thans, als in de toekomst schoolgebouwen, schoolkamers, tafels en banken naar de (in zijn werk omschreven) eischen ingerigt zullen zijn, en bij het onderwijs op de eveneens uiteengezette omstandigheden gelet zal worden, als: op goeden druk, zwarte inkt, goed licht, minder huiswerk, grootere afwis seling in de opvolgende uren van 't onderwijs, zoodat met name vaak gelegenheid wordt gegeven, om in de verte te zien." Een der bladen deelt de naams-afleiding mede van het woord „tramway." In 1730 werd zoodanige weg het eerst aangelegd door Benjamin Outram in een steenkolen mijn van Northuinbcrland. Naar hem worden die wegen Outramsways genoemd en later, bij verkorting, tratnways. De eerste vraag, die Sauvages, een beroemde arts der 18de eeuw, behandelde, toen hij als professor optrad, was deze: „Kan de liefde door middelen uit het planten rijk genezen worden?" V isonuerlgten. Hinken 6 April. Maasvindtng, schipper J. Boon, 55 levende kabeljaauwen, 36 levende lengen, 3 heilbotten, 300 sehelvisschen, 5 bennen vleet en 2 bennen rog a f 2.45, 43 tloode kabeljaauwen en lengen ii, 55 cents. Eersteling, schipper J. v. d. Hoeven, met 60 levende kabeljaauwen, 14 levende lengen, 9 botten, 120 sehelvisschen, 5 bennen vleet en 3 punten rog a f 3, 97 doode kabeljaauwen 20 a 60 cents. 7 April. Jacob, schipper v. Dorp, met 40 levende kabeljaauwen, .20 levende lengen, S levende vleeten, 4 stuks rog, 300 sehelvisschen, 3 heilbotten a f 4.15, 26 doode kabeljaauwen a 45 cents. 8 April. Volharding, schipper J. Put, met 100 levende kabel jaauwen, 12 botten, 36 lengen, 500 sehelvisschen, 5 punten rog en 2 bennen vleet a f 2.20, 25 doode kabeljaauwen 40 cents. Nijverheid, schipper .T. v. d. lloelc, met. S0 levende kabeljaauwen, 38 levende, lengen, 2 heilbotten, 2£ honderd sehelvisschen, 21 ben vleet en 2 bennen rog a f 1.95, 20 doode kabeljaauwen a 50 cents. Een Yarmouther smak bragt hier 40 kisten schol en eenige tongen aan. De haringvangst is zeer gering. De beugers vingen van 30 tot 200 sehelvisschen, de prijs was f 22 si f 27 per honderd, terwijl de vangst van rog 20 tot 200 beliep, de prijs was 47 a 53 cents per stuk. Benoemingen, enz. Aan den heer F. Fontein Hz. is, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend uit zijne betrekking van kantonr.-plaatsverv. alhier. Aan den kapt.—luit. ter zee jlir. J. A. Böell, adjudant van Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden, is vergunning verleend lot het aan nemen en dragen der versierselen van ridder 2de kl. der Koninkl. Pruissische Kroonorde, en ridder der 1ste afdeeling van de Groot- Hertogelijk Saksische orde van den Witten Yalk of der Waakzaamheid, hem respectivelijk door Z. M. den Keizer van Duitschland, Koning van Pruissen, en door Z. D. II. den Grool-IIertog van Saksen- Weimar geschonken. Met ingang van den 1 Mei a. s. wordt de kapt.-luit. ter zee K O. van der Veen, op zijn verzoek, ter zake van in en door de dienst ontstane ligchaamsgebreken, op pensioen gesteld, onder toe kenning van een jaarlijksch pensioen van f 1 500 en eene verhoogiug van f G75 's janrs, voor werkelijk verblijf in militaire dienst in 's llijks overzeesehe bezittingen en koloniën en tusschcn de keer kringen; en wordt bevorderd tot kapt.-luit. ter zee, de luit. ter zee lste kl. E. B. Bonn; tot luit. ter zee 1ste kl., die der 2de kl. H. Bernelot Moens. Oost-Isdië. Gedetacheerd bij het departement der Marine de luit. Ier zee lste kl. 11. Wijmnns, behoorende tot de rol van het fregat Zeeland, ten einde werkzaam te zijn als chef van het 2de bureau der 1ste afd. van genoemd departement. Benoemd tot kom man deur voor scheepsbouw bij het Marine-etablissement te Soerabaija de vice-kommandeur J. F. J. van den Berg. Staten-Greneraal. Tweede kamer. Zitting van Maandag 8 April. Na verdere verdediging door den minister zijn de algemeene discussiën over het ontwerp van wet op de bedelarij gesloten. De vier amendementen op bet eenig artikel werden nader toegelicht. Morgen voortzetting. De Kamer zal, naar men verneemt, in het einde dezer week uit eengaan. Eerst zal nog het wetsontwerp op het hooger onderwijs worden behandeld. In de memorie van antwoord nopens liet ontwerp tot onteigening voor den spoorweg StavorenLeeuwarden verzekert de regering, dat haar streven zal zijn een goede doorloopende gemeenschap langs de Noordhollandsche-Friesche spoorweglijn in het leven te roepen, 't Was onjuist te beweren, dat het hier twee locale lijntjes gold. Thans reeds uit te maken dat die verbinding alleen te verkrijgen is door aanleg eeuer haven aan de Ven, was voorbarig. Het onderzoek daaromtrent is nog niet afgeloopen. Binnenkort kan de onteigeningswet ZaandamHoorn worden tegemoet gezien en die voor het baanvak voorbij Hoorn zal volgen als het bedoelde onderzoek is afgeloopen. Omtrent de exploitatie der lijn iu Noord holland is nog geen beslissing genomen. FranKrij li. Jl. Dingsdag heeft te Grasse (Alpes maritimes) de verkoop plaats gehad van een zeker aantal voorwerpen, die als bewijsstukken, enz. voor de regtbank waren gebragt. Daaronder bevonden zich: de tooneelkijker die de maar schalk Bazaine in staat stelde het vaartuig te onderkennen, dat hem aan den voet van de verschansing bij 't eiland St. Marguerite moest opnemenopbrengst 45 fr.de ijzeren haak, die aan de rots was vastgemaakt en waaraan het touw vastzat, langs 't welk de maarschalk ontvlugtte: 16 fr. Het touw zelf haalde 255 frs. DultsoLilana. Niemand kan 't beter weten dan de Russische rege ring, schrijft de Kölln. Zeit., in welken moeijelijken toestand zij, ondanks liarc zegepralen, zoowel op het jongste toaneel des oorlogs, als in 't Rijk zeil verkeert. De sterfte onder de troepen in Rumelië neemt op schrikbarende wijze toe de kracht van het leger wordt echter niet slechts door verlies van menschen verminderd, maar ook door de ont zettende moeijelijkheden welke het onderhoud der paarden ontmoet, tengevolge waarvan een groot deel der artillerie reeds zonder bespanning is en een aantal regimenten caval- lerie naar Ilumenië verplaatst moesten worden. De verliezen der Russische legers in den oorlog worden op 120,000 a 150,000 man geschat, d. i. in verhouding twee- a driemaal meer dan de verliezen der Duitschers in Frankrijk. Slechte verpleging en ziekten veroorzaakten voor 't meerendeel deze verliezen. Nu zijn de ziekten door do Turksche krijgsgevangenen en door de ziekten van het eigen leger ook over Rusland verspreid en de sterftecijfers te St. Pe tersburg en te Moskou hebben eene buitengewone hoogte bereikt. In het buitenland maakt men zich bovendien moeijelijk een juist denkbeeld van den binnenlandschen toestand van Rusland. Handel en nijverheid staan reeds maanden lang stil; o. a. wordt omtrent eene der omvang rijkste takken der industrie, de fabricatie van beetwortel- suiker, door vertrouwbare bescheiden geconstateerd, dat van 400 fabrieken in den loop van den afgeloopen winter niet minder dan 142 ten gronde gingen. Bedelaars, een

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 2