IIELDEUSdlIE
KV VIEIIWEDIEPER (01 BANT.
1878. N". 45.
Zondag 14 April.
Jaargang 36.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
Pepermeijer tegen een Departement
van Algemeen Bestuur.
„VV ij huldigen
het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zatnrdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 1.80.
0 uw franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Ilureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel moer 15 Cents.
Groote letters of vignetten wordan naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Iudië.
Laatste ligting 's avonds G uur.
De Nederlandsche Staat is arm. Hij kan zelf zijne
ambtenaren niet behoorlijk betalen. Vandaar dat hij van
tijd tot tijd de ingezetenen in de gelegenheid stelt eene
aalmoes uit te reiken aan zijn even hooggeplaatst als
armelijk bezoldigd personeel. Evenwel, ik moet bekennen,
dat die liefdadigheid op liooger bevel mij zeer onaange
naam aandoet, en ik wcnsch dientengevolge in bescheiden
heid in overweging te geven om, nu wij toch eenmaal
schijnen te moeten leenen, er zooveel meer bij te nemen,
dat er een eind komt aan de regerings-collecte ten behoeve
harer ambtenaren, opdat deze voortaan hunne societeits-
contributie en lmn schoenlapper zelf kunnen betalen, en
ik 't niet langer behoef te doen!
Mijnheer de Redacteur! Gij zult bemerken, dat uw
oude .correspondent Pepermeijer boos is! Maar ik zal u
mijn geval vertellen, en dan moogt gij en onze lezers
beslissen, of ik regt heb om knorrig te zijn, of niet.
De kruidenierswaren zijn van mijn jeugd af mijn hoofd
vak geweest en mijne liefhebberij, maar als men in deze
wereld het zoover wil brengen, dat men op zijn ouden
dag rustig zijn pijp kan rooken, dan moet men in zijne
beste jaren alles aanpakken, waaraan een eerlijke stuiver
te verdienen is. Zoo heb ik ook nog eene rijksbetrekking
gehad, ik ben.... nu wat ik geweest ben doet er minder
toe, ik was dan jarenlang Staats-ambtenaar
Nu zeide van den winter mijne vrouw herhaaldelijk:
//Jongen, Pepertje! je hoest zoo; dat laat naar bed gaan
is zoo slecht voor je ik moest voor mijne betrekking
altijd 's avonds laat bezig zijn en dan die koude
nachtlucht! Je moest voor dat baantje maar bedanken;
wij kunnen 't er immers goddank buiten redden!" Nu,
eerst had ik er niet veel zin in, maar mijne vrouw hield,
geholpen door mijne dochter en mijn schoonzoon, zoolang
aan, dat ik er toe besloot om Zijne Excellentie de dienst
op te zeggen, heel fatsoenlijk zes weken vooraf waar
schuwende. Ik kocht een zegeltje van 21 cent, en verzocht
„met den meesten eerbied" mijn eervol ontslag.
Zoowat veertien dagen later kwam mijn buurman
's morgens vroeg nog op pantoffels bij mij met het Nieuws
van den Dag in de hand, om mijne vrouw te vertellen,
dat er man er in stond! Mijn ontslag namelijk.
Nog eenige dagen later, op een Zondag morgen, schelt
er een brievenbesteller bij ons aan. Mijne" vrouw kijkt
door 't spionnetje en zegt: vrouwen kunnen soms zoo
voorbarig oordeelen „Wat zijn die brievenbestellers
toch dom; nu laat je zoo'n mooi brievenbusje aan de deur
maken, en ze schellen toch!"
Mijn idee was, dat de een of andere vlegel mij een
ongefrankeerden brief zond en de besteller het port moest
vragen. Nu, zoo kwam het dan ook uit. Maar, o hemel!
wie, denkt gij, dat die onopgevoede vlegel was,die mij een
ongefrankeerden brief zond, en daardoor dubbel port liet
betalen? Niemand anders dan het Departement van Alge
meen Bestuur!
Nu zult gij zeggen: Pepermeijer, jo wordt oud! Zooveel
drukte om een stuiver! Nu goed, Mijnheer de Redacteur,
't wordt nog erger. Die besteller lag mij een stukje papier
voor den neus, dat ik moest teekenen, anders kon ik den
brief niet krijgen, en het was slim overlegd ik
mogt niet teekenen of ik moest eerst f 2.89 betalen,
precies negen-en-tachtig, de besteller mogt geen cent
minder aannemen. Daar zat ik mede. Waarvoor moest
ik op Zondag ochtend, omstreeks tien minuten voor twaalf
uur, f 2.89 betalen aan een brievenbesteller? Ik wist het
niet, mijne vrouw niet, en de brievenbesteller ook niet.
De man verklaarde er niets van te weten, maar hij had
zijne instructie, die was: f 2.89 of de brief niet afgeven!
De volkomen kalmte, waarmede die man zich tevreden
stelde met eene instructie, die hij niet begreep, doet mij
vermoeden, dat hij bij het leger gediend moet hebben.
De man was echter zoo welwillend, om als zijn particulier
gevoelen mede te deelen, „dat het wel eene boete kon zijn
voor iets," eene opheldering, die de zaak niet beter maakte.
Wat te doen? Ik wilde den brief teruggeven, maar mijne
vrouw was nieuwsgierig en stelde mij voor, hem maar
aan te nemen, dan zou zij de helft betalen van haar huis-
houdingsgeld.
Zoo heb ik dien brief gekregen, en geopend. Als u dat
stuk eens zien wilt, moet u maar eens bij ons komen,
want het is prachtig gelithographeerd, en er staan zeer
mooije, maar onleesbare handteekeningen op, zoodat hij nu
in een lijstje in de keuken hangt tegenover een prent van
den „Verloren Zoon." De inhoud is niet anders dan: Gij
krijgt op uw verzoek eervol ontslag. Onderaan in een
bescheiden hoekje staat een soort van verklaring van
mijne arme f 2.89. Er staat namelijk Zegel f 0.69, leges
f 2.10, waf met het dubbelde porto juist f 2.89 maakt;
die rekening sluit.
Dat zegel begreep ik dadelijk. Het is zeker kinderachtig,
dat men een ambtenaar voor zijn ontslag belasting laat
betalen, maar als de Staat in nood zit, dan moet er
natuurlijk van alles geld gemaakt worden. Maar de leges?
Wat zijn leges? Ja, Mijnheer de Redacteur, hier hield ons
verstand op. Het zoontje van mijn buurman, dat latijn
leert, zegt: leges is 't meervoud van lex, en lex beteekent
wet. Alzoo voor f 2.10 aan wetten? Begrijpe wie liet kan!
's Avonds kwam mijn schoonzoon, en gaf eene verkla
ring, die.... enfin, Mijnheer de Redacteur! als dat waar is,
dan is 't een schandaal! Mijn schoonzoon zegt: leges
beteekent gedwongen fooi! Schoonvader! gij hebt f 2.10
gedwongen fooi moeten geven aan de ambtenaren van het
Departement van Algemeen Bestuur! Dat is erg en, vol
gens mijn schoonzoon, deelen de heeren ambtenaren die
fooijen met elkaar, de hoogste krijgt het meestsecretaris
generaal, referendarissen, commiezen, ieder moet een deel
hebben van mijne twee gulden en tien cent, en Belgische
centen nemen zij niet aan!
Den geheelen avond hebben wij er over gepraat. Ik
ben zoo wat met de zaak verzoend geraakt, hoewel 't een
schandaal blijft; maar, zooals het. spreekwoord zegt: be
grijpen is vergeven! Mijne vrouw echter heeft het land.
Zij blij ft er bij, dat het geen fatsoenlijke manier van
handelen is om iemand te laten betalen, omdat hij zijn
ontslag krijgt. Zie hier de redeneering van mijn schoon
zoon: „Hebt gij uw ontslag gevraagd, of hebt gij 't niet?"
Dat kan ik niet ontkennen. „En er is op uw verzoek een
antwoord gekomen, er is eene beschikking genomen?" Dat
is ook waar! „En die beschikking is gunstig?" Ja, maar
hoe zou zij anders zijn, men kan mij toch mijn ontslag
niet weigeren? „Dat doet er niet toe. Het antwoord is
gunstig, en gij zijt verpligt voor elk gunstig antwoord
eene fooi te geven, dat is zoo de wet en de profeten in
Nederland!"
Alleen begrijp ik nu nog maar niet, waarom eene rege
ring, die voor hare moeite om te regeren behoorlijk betaald
wordt, niet alleen de bedelende hand om een fooitje uit
steekt, maar zelfs het bedrag van de fooi bepaalt?
Hoe komt liet, dat ik dat niet begrijp? Mijn schoonzoon
zegt: ik hang te veel aan het tegenwoordige; als ik dat
niet veranderen wil, zal ik nog veel verdriet in mijn
leven hebben, want er bestaan in iwdere maatschappij, ook
in ons land, allerlei onregelmatigheden, onbillijkheden,
onregtvaardige instellingen en zelfs schreeuwende misbrui
ken, waarover men zich ergeren moet, tenzij men de
historische methode toepast.
De historische methode, Mijnheer de Redacteur, kent
gij het is die van de moderne theologie. Gij gaat bij uw
onderzoek terug, altijd maar terug, totdat gij den oorsprong
eener instelling vindt; de groote kunst is maar op het
juiste oogenblik op te houden, want anders, dat begrijpt
gij, komt gij teruggaande tot aan de schepping en nog
verder tot de chaos. Dan helpt u de methode niets, want
juist om de chaos te ontloopen, hebt gij haar ter hand
genomen.
Met die methode dan ontdekt men in den regel, altijd
als men den slag bezit om op 't juiste oogenblik op te
houden, dat allerlei leelijke dingen van heden, in vroeger
tijd zeer verklaarbaar, ja zelfs mooi en nuttig geweest zijn.
Beschouw misbruik en onregt in een historisch licht, en
in plaats van ergernis gevoelt gij sympathie, voor wat u
eerst afstootte.
Volgens die methode is het alleraardigst, zulke eervolle
en edele dingen die leges zijn; eervol om de fooijen aan
te nemen, edel om ze te geven. Want wat leert de
historische methode, volgens mijn schoonzoon? In een
vroeger tijdvak onzer geschiedenis, ongeveer gelegen tus-
schen den inval der Romeinen in het land der Batavieren
en de grondwetsherziening van 1848, was de regering in
dit land omkoopbaar. Gunsten en regt waren voor geld
te koop; ook voor onregt was een tarief. Er was verband
tusschen eene benoeming, en een geschenk, den vorigen
dag door den benoemde aan de vrouw van den benoemer
gedaan. Egyptische vleesclipotten hadden invloed op reg-
terlijke uitspraken, en eene gunstige beschikking op een
verzoek werd verkregen door een op de juiste plaats
verloren beurs. Het moet een ellendige tijd geweest zijn.
Die iets wilde van de regering, liep met geopende hand
door de rijen der ambtenaren, overal uitdeeling houdende,
en met de noodzakelijkheid om te geven nam de hebzucht
toe. Toen beschikte een goedgunstig noodlot, dat er een
zedelijk gouvernement optrad, dat wil zeggen zedelijk in
de lijst van dien tijd, niet in onzen zin moreel; zulk eene
regering zoude het stelsel afschaffen. De moreele rege
ringsmannen uit dien tijd waren ten diepste getroffen door
de misbruiken, die zich voordeden; door de hebzucht dei-
lagere ambtenaren gebeurde het, dat sollicitanten met leêge
handen, geheel uitgeplunderd, voor de lioogeren kwamen,
wat én verkeerdelijk influenceerde op de discipline der
lagere ambtenaren, die meer ontvingen dan de hoogere,
én tengevolge had, dat de verzoeker nul oj) 't rekwest
kreeg en alzoo vruchteloos de eerste serie fooijen had
uitgedeeld. Het is waar, op de gedachte om de geheele
omkooperij af te schaffen kwamen de wetgevers dier ver
wijderde dagen niet, of, indien zij er al toe kwamen,
waren ze te veel practische staatslieden om een misbruik
anders dan van ter zijde aan te tasten. Zij besloten, het
misbruik aan regels te binden, gelijk men een kwaden hond
niet onmiddellijk dood maakt, maar eerst probeert hem
aan den ketting te temmen. Toen werd vastgesteld, dat
ieder zijn deel moest hebben, en dat de lagere ambtenaren
niet zooveel mogt en vragen, dat er voor de hoogste niets
overbleef; toen werd bepaald welk deel van ieder kwartje
voor den secretaris-generaal, welk deel voor den kamer
bewaarder zoude zijn; toen werd tevens bepaald, dat er
alleen betaald zoude behoeven te worden voor „gunstige"
beschikkingen. Men zoude zich niet meer laten betalen
voor diensten en gunsten, die men niet bewees! Ziet gij,
Mijnheer de Redacteur! uit dit oogpunt ben ik vrij wel
met de zaak verzoend; men moet niet negentiende-eeuwsch
vragen: zijn die leges geene onwaardige heffing ten nadeele
van de burgerij, in geen enkele rijkskas verantwoord,
tegen den geest en de letter der grondwet onttrokken aan
de contróle der Wetgevende Magt? Maar men moet
historisch vragen: was 't vroeger nog niet erger?
En dan.... er staat geschreven: dwingt ze om in te gaan.
Indien wij niet gedwongen werden om wel te doen, hoe
zelden zouden wij uit eigen vrijen wil het goede doen?
Laat er vreugde heerschen in de ambtenaarswereld bij
bet Departement van Algemeen Bestuur bij de verdeeling
van mijne f 2.10, en die van andere menschen! Misschien
draag ik onwetend bij tot het geschenk, waarmede de
jongste commies zijn eerste liefje tracht te vermurwen; in
dezen vorm neemt de referendaris, die mij anders kennen
noch groeten zoude, een grogje van mij aan; op deze
manier zegent mij de commies, wiens groote huishouding
voor gevlekte handschoenen en gesteven mousselientjes
afhankelijk is van de verdeeling van den legespot! Och,
Mijnheer de Redacteur! het is zoet een weldoener te zijn!
Het is zoet te weten, dat de leges, historisch gesproken,
eene hoogst moreele inrigting zijn. Maar mogt gij of uwe
lezers ooit van iets en door iemand eervol ontslag krijgen,
dan raad ik u toch, weiger den brief als ongefrankeerd,
wat, als zijne vrouw niet nieuwsgierig ware geweest, ook
gedaan zoude hebben uw oude vriend
J. PEPERMEIJER,
gewezen kruidenier en officier bij de
rustende schutterij.
HELDER en NIEUWEDIEP, 13 April.
De oefeningsdivisie, onder bevel van den kapt. ter zee
W. K. van Gennep, is, blijkens 'een bij het departement
van Marine ontvangen telegram, den 10 dezer van Barbados
naar Cura<;ao vertrokken en het ramtorenschip Koning
der Nederlanden, onder bevel van den kapt. ter zee W.
Enslie, is den 11 dezer van Aden vertrokken. Aan boord
is alles wel.
Met ingang van 1 Mei is o. a. benoemd tot surnu
merair bij de posterijen de jongeling D. Mentz, te Texel.
Door den minister van Oorlog is aan de commissie
uit de Kon. Militaire Academie, voor de feestviering ter
gelegenheid van het 50jarig bestaan, een som van f 4000
ter beschikking gesteld, zoomede f 4000 aan den kom-
mandant der genie te Breda, beide sommen om te dienen
tot waardige viering en opluistering van het feest.
Met het oog op het naderend driehonderdjarig
geboortefeest van Hugo de Groot heeft zich eene commissie
vereenigd, die een beroep op de Nederlandsche natie doet,
om voor hem, een van de grootste weldoeners der mensch-
heid, den vader van het volkenregt, wiens naam, over de
geheele wereld bekend, met diepe vereering wordt uit
gesproken door ieder die niet ongevoelig is voor wetenschap,
waarheid en regt, een huldeblijk van dankbare vereering
te doen verrijzen. Z. K. II. Prins Alexandei is eerevoorzitter
der commissie. Leden van het uitvoerend comité zijn o. a.
prof. nn\ J. T. Buys en prof. mr. J. E. Goudsmit. In de