IKLBËKSdt: KV NIEUIVEIHEPËS 0IIIIAT. 1878. N°. 55. Jaargang 36. Woensdag 8 Mei. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. „W ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalƒ1.30. t franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN 1*°. 163. Prijs der Advprtentiën: Van 11 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indie. Laatste ligting 's avonds 6 uur. De sluiting der mail naar Batavia en Pading, te ver zenden per Stoomschip Celebes, geschiedt voor drukwerken den 10 dezer, na aankomst van trein IV (Noordhollandsche Spoorweg), ten 10.58 des avondsvoor brieven den 11 dezer, na aankomst van trein I, ten 9.47 des morgens. HELDER en NIEUWEDIEP, 7 Mei. De heer J. Graat, vóór eenigen tijd gepensioneerd als griffier bij de directie der Marine en die dezer dagen zijne betrekking als raadslid en wethouder heeft neder- gelegd, vertrok jl. Zondag namiddag met den trein naar 's Hage, om daar zijn verder leven rustig door te brengen. De ambtenaren der Marine-werf en tal van betrekkingen en vrienden bevonden zich aan het station om den vertrek kende een hartelijk vaarwel toe ie roepen. Volgens aangifte van den afzender heeft een den 18 April jl. alhier op de hulpbrievenbus bezorgde brief, bevattende een bankbillet groot f 100 en twee ieder groot f 25, het adres te 's Hage niet bereikt. Z. M. do Koning woonde jl. Zondag voormiddag te Amsterdam de prediking van ds. Hoedemaker in de Nieuwe kerk bij, die tot tekst had Colossensen III 3: Want gij zijt gestorven en uw leven is met Christus verborgen in Gode, en bragt ten II ure een bezoek aan Artis, waar Z. M. als gewoonlijk door duizenden nieuwsgierigen omstuwd werd en zich zeer minzaam betoonde. In de directiekamer wenschte Z. M. den heer Westerman en de aanwezige familieleden, zoon en schoonzoon, geluk met het 40jarig jubilé als directeur van Artis, waarna Z. M. zich ten 2| ure weder naar het Paleis begaf. Ten 6 ure was er diner ten hove van 20 couverts. Gisteren voormiddag ten 10 ure is Z. M. met gevolg naar 's Hage vertrokken. (Amsterdamsche Crt.) 8> c^lEN ZONDERLING DUEL, door Eriedrich Gerstücker. S ;u "N. (Vervolg.) V. Het duel. I)e neger bracht de beide reizigers naar een tamelijk deftig, uit baksteen opgetrokken huis, en Ralfson was reeds in zoover de Amerikaansche gebruiken gewoon, dat hij het volstrekt niet be vreemdend vond, geen kellner of anderen bediende te zien, die zich ook maar in het minst om hen bekommerde. Het duurde eenigen tijd eer hij iemand opgespoord had, die hen een paar kamers kon aanwijzen, en daarna bestelde hij een ontbijt voor twee personen. In de gestadige overspanning hadden zij werkelijk nog niet aan eten gedacht; doch nu deed het lichaam zijne rechten gelden. Het was laat geworden en zij hadden behoefte aan eenige verversching. Jenny was nog altijd buitengewoon stil en neerslachtig. Een onverklaarbare onrust scheen zich sedert de laatste uren van haar meester gemaakt te hebben, en zij zag haren geliefde menigmaal met zulke bezorgde, angstige blikken aan, dat deze werkelijk onge rust begon te worden. Slechts wanneer hij tot haar sprak, scheen het dat zij die kwellende gedachten eenigszins afwierpzij vleide zich dan tegen hem aan en fluisterde: „Niet waar, Tom, gij zult mij nooit verlaten?" „Nooit, hart, nooit, zoolang ik leef," riep hij in vervoering uit, „en heb ik u eerst in mijn vaderland, dan zult ge zien, hoe spoedig de mijnen u lief zullen krijgen." „En gelooft ge dat ze goed voor de arme vreemdelinge zullen zijn?" vroeg het meisje met zoo roerende naïeviteit, dat Italfson de tranen in de oogen sprongen. „O, zoo goed!" verzekerde hij, „zij hebben mij zoo lief, en zullen die liefde zeker op u overbrengen. Maar zet dan ook nu weder een lief gezicht!" ging hij lachend voort; „zijt gc met uw ontbijt klaar?" „Ja ik kan niet meer eten; mijn hart is zoo vol!" „Goed, dan zullen we de stad eens ingaan en alles voor u koopen, wat ge zoo al in de eerste dagen kunt noodig hebben. Is dat gedaan, dan gaan wij naar den hier gevestigden vrederechter om te trouwen; want slechts als mijne brave vrouw zult gij de stad weder met mij verlaten, en de volgende boot voert ons dan stroomopwaarts ons vaderland te gemoet." „Ons vaderland," herhaalde Jenny zacht; „o, hoe schoon hoe héérlijk klinkt dat! ons vaderland! en ik zal dan nooit dien versclirikkelijken, woesten Mississippi wederzien!" „En zoudt ge dan uw vader uw zusters later niet weer eens willen bezoeken Jenny beefde plotseling van schrik: er werd buiten aan de deur geklopt. „Het is niets, mijn kind," lachte Italfson, „de kellner zal onze bordjes en kopjes komen halen. Binnen!" De deur ging open en op den drempel stond de gestalte van een vreemden man, in het gewone costuum der baokwoodslieden gekleed; ja, zelfs met de buks over den schouder en de oude bruinleêren kogelzak op zijde. Jenny echter had nauwelijks een Z. IC. IT. Prins Friedrich Ivarl van Pruissen heeft, naar men verneemt, het voornemen met zijne dochter, Prinses Marie, op liet einde dezer maand 's Hage te bezoeken en de aanstaande gemalin van Prins Hendrik aan het Nederlnndsche Hof voor te stellen. Het buiten paleis Buitenrust aan den Scheveningschen weg zal ter beschikking der vorstelijke personen, en van hun gevolg worden gesteld. Beroepen te Edam ds. Wieland, pred. te Akersloot. Aangenomen het beroep naar Gouda door ds. B. J. Swaan, predikant te Breda. Zaturdag a. s. wordt de spoorweglijn Zaandam- - Amsterdam feestelijk en den 15 dezer voor het publiek geopend. Artis te Amsterdam is weder twee wilde dieren rijker geworden. Mevrouw de Leeuwin Noble senior namelijk is verleden week bevallen van twee welgeschapen welpen, die trouw en liefderijk worden verzorgd, en opgekweekt. Die jonge jufvrouw Noble wil nog maar niet van een echtverbindtenis met Leo-Scliuver weten. Naar aanleiding van de eerste steenlegging aan de kweekschool voorde zeevaart te Amsterdam op jl. Zaturdag geven eenige Amsterdamsche bladen een uitvoerig overzigt van de geschiedenis en den toestand dezer school. Wij ontleenen daaraan het volgende Nadat reeds in 177G het plan tot oprigting eener derge lijke kweekschool was geopperd, kwam zij eerst 9 jaren later tot stand, door dat beheerders van het fonds voor verminkte zeelieden en weezen van gesneuvelden in 'slands dienst, een aanzienlijke bijdrage voor de kosten van oprig ting hadden geschonken. Door aanzienlijke schenkingen en jaarlijksche bijdragen werd het ontbrekende aan gevuld. Gedurende de Fransche overlieersching sleepte de school, tengevolge van den achteruitgang in handel en scheepvaart, een kwijnend bestaan voort, totdat zij in 1811, kort na de herdenking van haar 25jai'ig bestaan, door Napoleon opgeheven en de fondsen in beslag ge blik op den man geworpen of zij stiet een doordringenden gil uit en vloog doodsbloek van haar stoel op. „William!" stamelde zij in doodsangst, terwijl zij met een gebaar van afschrik de handen naar hem uitstrekte. De vreemdeling sprak nog geen woordalleen had hij de buks van zijn schouder genomen, en de kolf op den grond zettend, leunde hij op den loop, terwijl zijn ernstige blik nu op den een dan op de andere der beide vluchtelingen rustte. Ralfson had in een seconde den toestand begrepen. Dat moest de verloofde zijn, van wien Jenny gesproken had, voor wiens komst ze zoozeer had gevreesden hoewel hij voor het oogeublik nog niet begreep, hoe deze hen zoo spoedig gevolgd kon zijn hij was er, en hun beider lot stond thans beslist te worden. Bliksemsnel vloog hem echter ook de gedachte door 't hoofd: Welk recht kon die vreemdeling doen gelden, waar Jenny zelve hem hart en hand vrijwillig geschonken had Haar dwingen om terug te keeren? Dat in der eeuwigheid niet, zoolang hij nog een wapen zou kunnen hanteeren; en toen hij eenmaal dit besluit genomen had, beantwoordde bij den gestrengen blik van den indringer ook met koele hooghartigheid. De vreemde scheen echter minder hem dan wel zijne reisgenoote gade te slaan; zijn oog rustte thans alleen op haar, doch meer met medelijden en liefde, dan met toorn, en op overredenden toon zeide hij „Jenny mijne arme Jenny, wat hebt ge gedaan? Kon ik denken dat ge in de weinige dagen van mijne afwezigheid uwen Bill (verkorting van William) zóó geheel zoudt vergeten?" „O mijn God! o mijn God!" kermde de ongelukkige. „Wie geeft u het recht, hier bij ons binnen te treden?" riep Italfson nu, daar hij zijn woede niet langer bedwingen kon. „Wie zijt ge en wat zoekt ge hier?" „Met u spreek ik later," antwoordde de vreemdeling bedaard; „gij schurk, die dat arme, hulpelooze schepsel uit haar vaderland hebt meegetroond! Hier," ging hij voort, terwijl hij een handvol goudstukken voor Ralfsons voeten op den grond smeet, „hier is het zondeloon dat gij voor haren armen vader op tafel hebt achter gelaten." „Wanneer ge geen laffe melkmuil zijt, geeft ge mij rekenschap van die beleedigingbrulde Italfson met heesche stem, schier waanzinnig van woede. „Wij beiden zijn te veel op deze wereld. Een van ons moet zijn plaats ruimen!" „Daar zal ik u gelegenheid toe geven," sprak de vreemdeling koel en afgemeten„voor het oogenblik echter heb ik eerst een woord met deze vrouw te spreken." „Niet voordat ge mij te woord gestaan hebt!" riep Ralfson. „Zij mag zelve beslissen," antwoordde de ander, op wiens gelaat niet bet minste spoor te zien was van de aandoeningen die zijn hart bestormden. Zijne trekken waren als uit staal gegoten, cn alleen om zijne lippen trilde een zweem van wrok en verachting jegens zijn medeminnuar. „Wilt ge met mij gaan, Jenny?" „Bill! Bill!" sprak Jenny, haar hoofd met beide handen vast houdend, „is het wel mogelijk! is liet denkbaar zou ik hem dan kunnen vergeten?" „Wilt ge met mij gaan, Jenny?" vroeg de vreemdeling nu nog maals, op nog zachter en liefdevoller toon dan te voren; „maar nomen werden. Een van de eerste daden van den Sou- vereinen Vorst was echter de school weder in haar ouden luister te herstellen: want niet alleen werd reeds bij be sluit van 22 December 1813 de teruggave der in 1811 overgeschreven kapitalen gelast, maar nog bovendien een ruime gift voor eens en een jaarlijksche toelage geschonken. Sedert dien tijd verkeerde de kweekschool steeds in bloei- jenden toestand, en tal van ervaren, kloeke zeelieden zijn reeds door haar gevormd. Op het oogenblik telt zij 47 kweekelingen, en een tiental, op reis naar Indië, als stuurmansleerling. In het nieuwe gebouw zal een zeventigtal gehuisvest kunnen worden. Het Nederlandsch Gymnastiek-Verbond, gevestigd te Amsterdam, opgeiigt 15 Maart 1868, telt thans 38 afdee- lingen met 2593 leden, die te zamen f 14,192.50 aan contributiën opbrengen. Op de Elandsgracht te Amsterdam hadden dezer dagen honderden menschen hunne blikkep gevestigd op het dak eener woning, waarop zich bevond een.... aapje, dat zijn hok ten huize van een bakker ontvlugt was en nu een wandeling over de daken maakte. Niemand kon liet diertje bereiken, dan een groote kraai, die met den aap een woedend gevecht aanving, daar 't zwartje bevreesd was, dat Sim zijn nest zou verstoren. De aap moest het onderspit delven, nam de vlugt en is nog niet teruggevonden. De Haarlemsche Brood- en Meelfabriek heeft over het afgeloopen jaar een 'dividend van 14 pOt. aan de aandeelhouders betaald. De ingenieur Jac. Enschedé Johz., te Brussel, schrijft in de Haarl. Crt., dat hij nog nooit iets goeds heeft gezien van stoomtoepassing op tramway-vervoer en waar schuwt, dat in Nederland geene foutieve ingenieurszaken worden ingevoerd, die in het buitenland zijn afgekeurd. Utrecht heeft aan geheel Nederland een navolgens waardig voorbeeld gegevende melkinrigting is er geopend en daarmede een krachtige poging aangewend om het ver- valschen of althans liet verdunnen der melk afdoende te in een andere kamer, Jenny, opdat ik ongestoord met u kan spreken en u de boodschap overbrengen kan, die uw vader mij voor u medegegeven heeft!" Ralfson yiel hem niet in de rede. In eene spanning, die zijn polsen bijna stil. deed staan, verbeidde hij het antwoord zijner geliefde, zocht hij haren blik. Maar zij zag hem zelfs niet aan. Als door tooverniaclit getrokken, trad zij op den vreemdeling toe, strekte de hand naar hem uit en zeide zacht: „Kom, ik zal met u medegaan ik moet wel." De vreemde man nam haar bij dé hand, en zich langzaam om- keerend, ging hij, R,alfson als in een droom achterlatend, met haai de deiir uit en den gang door naar eene openstaande zaal, de eetkamer, waar bij zich met haar bij een der vensters plaatste, die het uitzicht gaven op den daarlangs stroomenden geweldigen „vader der wateren," den Mississippi, en ver in het verschiet op de buschrijke oevers van Arkansas. Daar spraken zij lang en breed voerig met elkander, en Ralfson, die niet geneigd scheen den vreemdeling uit het oog te verliezen, liep iutusschen, met de armen over elkaar, in den gang voor de deur heen en weder. Doch eene onuitsprekelijke smart maakte zich van hem meester, toen hij door de openstaande deur, waardoor hij in het voorbijkomen nu en dan een blik naar binnen sloeg, Jenny zijne Jenny zag, die hare armen om den hals van den vreemdeling geslagen had en bitter weende. Zijne hand greep schier onwillekeurig naar het mes, dat hij aan zijne zijde droeg: maar geen moord zou het bevlekken. Welke macht die vreemde man ook op zijne geliefde uitoefende welke rampzalige macht: zij had zelve en vrijwillig het onderhoud begeerd, dat hij anders nooit gedoogd zou hebben, en daarin wilde hij haar niet storen. Later zou hij den kerel onderhanden nemen en God in den hemel! een van hun beiden zou de kamp plaats niet levend weer verlaten! Zij hadden beiden hunne buksen bij zich, en dat hij miste als hij schoot er vloog een minach tend glimlachje om zijn lippen als hij aan de mogelijkheid van zoo iets ook slechts dacht. Eindelijk had de vreemdeling Jenny weder opgericht en maakte hij zich gereed met haar de zaal te verlaten. Hij moest wel den Engelschman gezien hebben, die hem daar wachtte. Juist kwam er een kellner de zaal binnen. „Vriendlief," zei de onbekende, „is de directrice van het hotel te spreken?" „Zeker, Sir; wat verlangt ge van haar?" „Is zij hier in de nabijheid?" „Zij is in haar kamer, hier vlak bij." „Zoudt ge zoo goed willen zijn, haar eens te roepen? liet betreft deze dame." „Waarom niet," sprak de bediende, terwijl hij dadelijk aan een nabijzijnde kamerdeur klopte. „En wat moet die dame?" vroeg Ralfson norsch, terwijl hij thans eveneens in de deur trad. „Ik geloof toch, gij zult het niet ongepast vinden," luidde het bedaarde antwoord van den vreemdeling, „dat wij deze lady onder de hoede eener vrouw achterlaten, totdat wij elkaar nader gesproken hebben." „Inderdaad," sprak Ralfson met een trotsch knikje, „dat zal het beste zijn."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 1