HELDERSCHE
EN AI1EUWEDIËPËR COUBAKT.
1878. N°. 56.
Vrijdag 10 Mei.
Jaargang36.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
EEN ZONDERLING DOEL,
„W ij h u 1 d i g c u
het goed e."
Verichijnt Dingidag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonueuientaprija per kwartaal1.3
B 00 franco per post - l.G
Bureau: MOLENPLEIN N°. 103.
Prijs der Advertentién: Van 14 regels 00 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
De sluiting der mail naar Batavia en Fading, te ver
zenden per Stoomschip Celebks, geschiedt voor drukwerken
den 10 dezer, na aankomst van trein IV (Noordhollandsche
Spoorweg), ten 10.58 des avonds voor brieven den 11 dezer,
na aankomst van trein I, ten 9.47 des morgens.
HELDER en NIEUWEDIEP, 9 Mei.
Den 15 dezer vangt de zomerdienst op den Hollandschen
Spoorweg aan. De vertrek-uren van hier zijn alsdan bepaald
als volgt: 's morgens 6 u., 9 u. 35 m., 's namiddags 1 u.
15 m. en 's avonds 7 u. 15 m. De uren van aankomst
zijn alsdan: 's morgens 9 u. 27 m., 's namiddags 12 u.
41 m., 7 u. 5 m. en 's avonds 10 u. 45 m.
Gisteren avond werd in Musis Saerum een vrij
talrijk bezochte vergadering gehouden van het district
Helder en Omstreken der Vereeniging Eigen Hulp, onder
presidium van den heer Jhr. Alting von Geusau. Door
den penningmeester, den heer J. C. Jansen, werd eene
begrooting van ontvangsten en uitgaven voor het dienst
jaar 1879 ter tafel gebragt, waaruit bleek, dat voor het
volgend jaar, bij den zoo gunstigen staat der kas, eene
contributie van slechts f 1.van ieder lid zou behoeven
gevorderd te worden. Door den Voorzitter werd mede
gedeeld, dat in de op 8 Junij e. k. te 's Hage te houden
algemeene vergadering zal worden beslist omtrent de op
te rigten Spaar- en Voorschotkassenover de stichting van
een centraal-magazijn van artikelen voor winkels van de
Vereeniging; over borgstelling van ambtenaren; over mid
delen, aan te wenden tegen vervalsching van levens
middelen; en over de oprigting eener onderlinge brand
waarborg-maatschappij, die, daar de leden van Eigen Hulp
in geen geval fabrikanten, bakkers, enz. zijn, alle kans
oplevert voor een zeer laag tarief. Tot afgevaardigde van
dit district ter algemeene vergadering werd gekozen de
heer J. C. Jansen, en tot piaatsvervangend-afgevaardigde
de heer J. Spanjaard.
Door de Commissie, belast met het regelen der con
tracten met neringdoenden, werden mededeelingen gedaan,
waaruit bleek, dat het uitzigt bestaat, dat, met medewer
king van de alhier bestaande Werklieden-Vereeniging,
over korter of langer tijd eene broodbakkerij kan worden
opgerigt; dat, a contant, met korting van 10 pCt., bij den
manufacturier, den heer Govers, inkoopen kunnen worden
gedaan; dat eene gelegenheid wordt geopend om onver-
valschte melk te bekomen; en eindelijk, dat een der stal
houders in deze gemeente de gelegenheid aanbiedt, voor
leden der Vereeniging, om op minkostbare wijze rouw-en
door Friedrich Gerstiicker.
{Vervolg.)
Ralfson was weder naar de eetzaal teruggekeerd en bij het
venster gaan staan doch zijn blik dwaalde doelloos door de ruimte.
En had de vreemdeling niet gelijk? Zou het toch niet beter
zijn, als hij zelf in het uur, dat hem nog restte, aan de zijnen
dacht en een paar regels voor hen achterliet? Er zou dan nog
genoeg tijd overschieten om zijn wapen in orde te maken en op
het vuslgestelde tijdstip op het rendez-vous te verschijnen.
Hij liet zich terstond pen en inkt geven; papier en enveloppes
had hij altijd bij zich in zijn portefeuille. Hij schreef niet veel.
„Mocht ik misschien verhinderd worden om vandaag terug te
komen," zeide hij tot den kellner, „daar het wel mogelijk is dat
ik voor eenigen tijd verder het land in moet, wees dan zoo goed
dezen brief op de post te doen; hier is geld voor ons logies,
ge zult er dus niets bij te kort komen! En misschien ben ik ook
spoedig weer hier."
Gaarne zou hij Jenny nog eens gezien hebben, maar het was
beter zoo. Vreemd dat zij den man, voor wiens komst ze zóó
beducht was geweest, in haar armen sloot en om zijn hals hing.
Hij klemde de tanden op elkaar en nam zijn trouwe buks ter hand.
Dat ging niet langer een van hen moest het veld ruimen, en
hoe eer de beslissing viel, des te beter. Hij kon dezen toestand
niet langer verdragen.
Zijne bagage liet hij achter hij nam niets mede als zijn buks
en ziju kogelzak, en ging toen, daar er nog nauwelijks een half
uur verstreken was, naar den buitensten rand van den bluff, om
daar zijn geweer boven de rivier af te schieten en het dan op
nieuw, te laden. Hetr schot zat er reeds een dag of wat op, en
hij was er niet volkomen zeker van dat het af zou gaan. Toen dit
in orde was gebracht, waarbij hij ditmaal het kruit bijzonder zorg
vuldig had afgepast, keerde hij naar de stad terug, om zich lang
zamerhand naar de afgesproken plaats te begeven. Naar Bentley's
calin behoefde hij inderdaad niet lang te vragende oude man
scheen in de geheele stad bekend te zijn, en men beduidde hem
dat hij slechts den breeden rijweg, waarop hij zich thans bevond,
had te volgen, totdat een ander pad, waarbij een uitgebrand blok
huis stond, links af voerde. Dit liep regelrecht op Bentley's hutje
uit, en hij behoefde dus nog slechts een minuut of tien te loopen.
Hij had nu ruimschoots den tijd. Langzaam drentelde hij den
volgkoetsen ten gebruike te erlangen bij gelegenheid van
begrafenissen. De president der Commissie verzuimde niet,
den wenscli te uiten, dat de leden van Eigen Hulp in
lang niet van laatstgenoemde goedkoope gelegenheid mogten
profiteeren.
In verband met de bij Zr. Ms. besluit van 27 Febr.jl.
vastgestelde indeeling van het Rijk in acht verdedigings
stellingen, is door den minister van Oorlog benoemd tot
genie-kommandant in de 6de stelling, standplaats Helder,
de luitenant-kolonel J. T. van Hanswijk en tot eerstaan
wezend ingenieur van Helder, Hoorn en Medemblik de
kapt. P. C. W. Mossel, van het korps ingenieurs, mineurs
en sappeurs.
Na gehouden vergelijkend examen ter vervulling der
vacature tls hoofdonderwijzer der openbare school voor
uitgebreid lager onderwijs te Lonneker, is het volgend
drietal geformeerd: 1. J. M. Keen, te Wieringerwaard;
2. W. van Ruyver, te Schiedam; 3. Iv. Smit, te Ouderkerk.
In tegenspraak met het berigt, waarin gemeld werd,
dat Z. K. H. de Prins van Oranje bij de opening der
tentoonstelling officieel was tegenwoordig geweest, wordt
uit Parijs geschreven
,/Van Z. K. H. den Prins van Oranje hoort of ziet
men niets; zooveel is zeker, dat hij bij geene enkele
plegtigheid tegenwoordig was."
Het Staatsblad No. 28 behelst de wet van 5 dezer,
houdende toestemming tot de huwelijksverbindtcnis van
Z. K. H. Prins Willem Frederik Hendrik der Nederlanden.
Op verschillende plaatsen in Nederland Amsterdam,
's Gravcnhage, Rotterdam enz. zijn of worden com-
missiën gevormd om bijdragen in te zamelen, ten einde
Z. K. IJ. Prins Hendrik bij zijn ophanden zijnd huwelijk
een hetzij nationaal, hetzij plaatselijk blijk van hulde en
aandenken aan te bieden.
Z. K. II. Prins Hendrik wordt heden met gevolg
uit Parijs te Berlijn verwacht.
De 68ste verjaardag van IJ. K. H. Prinses Wilhelmina
Frederika Louisa Oharlotte Marianne, tante des Konings,
wordt heden alhier op de gebruikelijke wijze gevierd.
In de Staatscourant van „jl. Maandag komt een sta
tistiek voor van het aantal landverhuizers, in de laatste
10 jaren te New-York aangekomen. In de jaren 18681873
was het laagste cijfer 211,359, het hoogste 292,406. Van
1873 af echter is dit aantal aanhoudend afgenomen en is
zelfs in het afgeloopcn jaar gedaald tot slechts 54,536.
Te Amsterdam is overleden ds. F. C. A. Pantekoek,
zeer geliefd en algemeen geacht predikant bij de Ned.
Herv. gemeente aldaar, in den ouderdom van 45 jaren;
weg op, die hem weldra bij bet uitgebrande blokhuis bracht, en
eerst toen hij dit in het oog had gekregen, ging hij aan den weg
onder een boom liggen. Hij mocht ook niet te vroeg present zijn
en liet inmiddels zijn gedachten den vrijen loop.
En zóóver was het dus nu met hem gekomen; dut zou nu
het einde van zijn vroolijke Amerikaansche jacht-avonturen worden
een tweegevecht op leven of dood in een Amerikaansch woud
een eenzaam, vergeten graf, misschien wel onder een van die reus
achtige boomen, die hij zoo vurig verlangd had te zien. En zijne
moeder thuis zijne zustersMaar de teerling was nu eenmaal
geworpen. En Jenny? wat zou er van haar worden als hij kwam
te vallen? Arme Jenny! Maar hij zette dan toch zelfs zijn leven
op het spel om haar te redden en te bezitten, meer kon hij niet
doen, en als hij viel dan zou zij ten minste zijne erfgenaam zijn.
Bij die gedachte sprong hij weder op de tijd was verstreken,
en er ontbraken nog ter nauwernood tien minuten aan het bepaalde
uur. Maar de hut van Bentley was ook niet ver meer af; reeds
bij de volgende kromming van den straatweg, die hier merkbaar
naar het dal afliep, kreeg hij het huisje in 't oog, en vreedzaam
kronkelde de blauwe rook uit den schoorsteen omhoog naar de
breede toppen der katoenboomen, die de plek omringden en reeds
aan het begin van eene nederzetting deden denken. Maar er
was nog geen menschelijk wezen te zien; zou de vreemdeling hem
laten wachten, of misschien wel in het geheel niet komen? Ha!
als het eenvoudig eens een list geweest was om hem buiten
Memphis te lokken, en de Amerikaan inmiddels met Jenny, die hij
toch geheel in zijn macht scheen te hebben, de stad verliet?!
Maar neen hij had hem onrecht gedaan. Daar kwam hij juist
tusschen de boomen door te voorschijn, met de lange buks nog op
den schouder, den kogelzak op zijde; en toen hij Ralfson in het
oog kreeg, wenkte hij hem toe, en stapte daarna langzaam op het
huisje aan.
„Ge zijt prompt op uw tijd, vreemdeling," begon hij, toen zij
bij elkander waren, „de zon wijst precies den middag aan en
wij kunnen nu bedaard en rustig aan 't werk gaan."
„Hebben wij getuigen?" vroeg Ralfson.
„Getuigen? Waarvoor?" sprak de Amerikaan; „wat wij met
elkander hebben af te doen, gaat verder niemand anders aan.
Eerlijk spel! meer verlangen wij beiden niet, en om daar op te
letten, zijn wc waarlijk zelf mans genoeg! Gij zijt toch niet bang
voor een hinderlaag?"
„Ik ben voor niets bang," zei Ralfson bits, „maak er een
eind aan; dat we nu toch ons doel bereiken."
hij leed reeds geruimen tijd aan eene kwaal, die een vroeg
tijdig sterven deed verwachten.
Beroepen te Heerhugowaard ds. J. IJeenlc, pred. te
Wervershoof.
Dezer dagen zijn te Terschelling gearriveerd de
heeren Buys en Papen, uit Bremen, om op nieuw te be
proeven het Amerikaansche barkschip Galverstone, dat op
de noordoostkust van dit eiland hoog tegen de duinen zit,
in vlot water te brengen; er zijn 40 personen aan het
werk en tot heden toe werkt men met goed succès; hun
doel is, om vooreerst het schip zoo hoog te ligten, dat
men daaronder een vlot kan maken. Thans is het reeds
ongeveer 3 voet geligt.
Even voor het vertrek van de Willem Barendsz,
zoo meldt men o. a. van jl. Maandag uit IJmuiden aan
het Illd., werd het schip gedoopt door mej. Fransen van
de Putte, die een paar hartelijke woorden sprak, terwijl
ze het champagneglas tegen het schip verbrijzelde. De
kommandant de Bruijne antwoordde haar, en vervolgens
nam een matroos uit Zeeland het woord, die luide toe
juichingen verwekte.
Het was een indrijkwekkencl oogenblik, toen ten 2 uur
de Willem Barendsz, door de boot. Simson op sleeptouw
genomen, de nieuwe haven van Amsterdam verliet.
Van alle zijden klonken de hoerahs! het afscheidsschot
dreunde en de Barendsz salueerde de vaderlandsche kust.
De sleepboot bragt de Barendsz een kwart mijl buiten
gaats, onder het spelen van het Wilhelmus" en ^Wien
Neêrlandsch bloed" en herhaalde hoerahs.
Het waait een fiksche bries uit het noordoosten. De
Barendsz gooit de touwen los en zeilt met gereefd zeil
naar het noordwesten, prachtig afstekend tegen de donker
groene zee en den liclitblaauwen hemel. De kommandant
staat aan het roer; de officieren en de doctor trekken
mede aan de touwen. Sailor, de prachtige hond van den
heer Speelman, steekt nieuwsgierig den kop over boord en
krijgt een cheer.
De sleepboot stoomt naast de Barendsz, die heerlijk
zeilt. Een luid hoerah wordt aangeheven voor den bouw
meester, den heer Huijgens. Men ziet hoe de kommandant
de manschappen toespreekt. Blootshoofds heffen zij aan:
Leve de officieren! en schudden allen de hand. De sleep
boot keert onder geestdriftige hoerahs en het spelen van
het Wilhelmus" weder naar IJmuiden. Ook de loods-
kottor wendt thans den steven, met de vlag salueerend.
z/God zegen de jongens!" zeide de overste Meijer bij
het afscheid nemen, ,/Ze zijn ware mannen en zullen er
uithalen wat er uit te halen is." Dit is het juiste woord.
"g—jg
„Wordt ge nu al ongeduldig?" lachte de Amerikaan; „ik heb
nooit kunnen denken dat een Engelschman zooveel drift in 't lijf
had! Enfin, ik zal u niet lang laten wachten; alles in orde,
Bentley?" riep hij naar den kant van de hut, waar nu een oude
grijze backwoodsman in de deur verscheen, die, met zijn kort eindje
pijp in den mond, op den dorpel staan bleef.
„Hallo boys V riep deze, terwijl hij het tweetal vriendelijk toe
knikte, „gaat het er op los? Ja, Bill, alles in orde en netjes
ingericht; ge zult er schik in hebben! Maar het is toch eigenlijk
een vervloekte geschiedenis
„Maar er zit niets anders op, Bentley."
„Nu, ik voor mij heb cr vrede meÊ; maar vóór dat ge aan den
gang gaat, hoe zoudt ge over een slokje whiskey denken, zeg?
Whiskey kan men nooit beter gebruiken dan in zulke omstandigheden
„Hebt ge dat goedje bij de hand, Bentley?" vroeg de Amerikaan.
„Altijd, mijn jongen, altijd," lachte de oude grijskop; „zoudt ge
denken dat ik hier in dat akelige bosch als een uil in doodsnood
zonder whiskey wil zitten? Kan niets van komen! Daar, neem een
fermen slok, dat zal u beiden goed doen, en als de historie afge-
loopen is ik kan het binnen hooren dan kom ik hier om u
nog wat te brengen."
Tegelijkertijd nam hij een bij de deur staande kruik en een
tinnen beker op, schonk deu laatste half vol en reikte hem het
eerst den Engelschman over.
„Dank u," sprak Ralfson, „ik houd'niet van sterken drank!"
„Ik ook niet," spotte de oude man .schalksch „ik kan hem
ook niet goed in den beker zien daarom sla ik hem altijd
dadelijk naar binnen, want men moet het zijn vijand zoo benauwd
mogelijk makendus talm nu niet langer, vreemdeling, geloof me,
het zal u goed doen. Wie weet of ge wel ooit van uw leven weer
zulk een buitenkansje hebt: het is echte Monongahela!"
De drank werd hem zoo hartelijk aapgeboden, dat Ralfson niet
langer duifde weigeren; hij nam dus den beker aan en dronk er
een slokje uit, doch gaf de rest terug. De oude Bentley lachte.
„Hij likt er net aan als een jongejuffrouw," riep hij, in den
beker ziende, „een musch zou er nog meer schade in aangericht
hebben. Nu, Bill, hoe zit het? Gij zult dit hemelsche vocht toch
niet versmaden?"
„Neen, Bentley," antwoordde de Amerikaan, den beker nemend
en in één teug ledigend, „wel, dat is inderdaad uitstekend en
verslaat de hitte een weinig, want de zon brandt geducht;
maar nu moeten we ook vooruit, anders zou mijn kameraad wer
kelijk ongeduldig worden; dus good bye, oude jongen als ik