HELDCRSC7HE EN MEI WEIIEPEI COURANT. 1878. N°. 57. Zondag 12 Mei. Jaargang36. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. i") EEN ZONDERLING DUEL, Uitgever A. A. BAKKER Cz. „W ij hnldigeu het goede." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. nu franco per post - 1.65. HELDER en NIEUWEDIEP, 11 Mei. Blijkens een bij het Departement van Marine ontvangen telegram is de oefeningsdivisie, onder bevel van den kapt. ter zee W. K. van Gennep, den 14 April jl. te Cura^ao aangekomen. Donderdag avond is een knaapje van elf jaren, die met eenige andere jongens //deurtje bel" deed, tegen een kar geloopen, met het treurig gevolg, dat hij dood neerviel. De justitie heeft zich deze zaak aangetrokken. Wij herinneren, dat op Dingsdag a. s. de verkiezing zal plaats hebben voor een.lid van den Gemeenteraad, in de plaats van den heer Graat. De stoomkanonneerbooten, bij de koninklijke fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam en bij de fabriek van Christie, Nolet en de Ivuijper te Delfshaven in aanbouw gegeven door het departement van Marine, zullen de namen voeren van VidarValt, Heimdall en Bdlder. Beroepen te Edam ds. P. Ph. Wieland, te Akersloot. Aangenomen het beroep naar Oosterdijk (classis Hoorn) door den lieer A. de Joode, pred. te Oallantsoog. Bij het jl. Donderdag te Haarlem gehouden examen hebben o. a. acte bekomen: voor nuttige en fraaije hand werken mejufvr. M. A. Rietberg, van Alkmaar; voor nuttige mejufvr. H. P. van Aken, van Hoornvoor fraaije de dames H. C. Rentmeester, van Alkmaar en J. C. Krug, van hier. - Door het Prov. bestuur van Noordholland is jl. Don derdag aanbesteed: 1. het onderhoud van de beide lei- dammen van het Krabbegat bij Enkhuizenminste inschrijver de heer T. C. Mantel, te Enkhuizen, ad f 4943. 2. Het doen van duinbeplantingen, het stellen van rietschiittingen enz. op Texel en den vasten wal van Noordtiolland, in 3 perceelen; minste inschrijvers: 1ste perceel de heer P. Duinker, te Helder, ad f 5249; 2de perceel de heer J. Oldenburg, te Bergen, ad f 8G98; 3de perceel dezelfde, ad f 7G73. 3. Het verbeteren der haven op het eiland Terschel ling; minste inschrijver de lieer K. Kuipers, te I-Iarlingen, ad f 27,940. Men schrijft ons uit Scliagen, dd. 10 dezer: „Bij de op gisteren plaats gehad hebbende besteding der voor rekening van de gemeente uit te voeren werken is de uitslag geweest als volgt: Gewoon onderhoud: ingekomen 3 billetten, laagste inschrijver J. Selderbeek, timmerman alhier, ad f 754. Straatwerk: ingekomen 7 billetten, laagste inschrijver E. Krans, metselaar alhier, ad f 1989, door Friedricli Gerstacker. (Fenol}.) De Amerikaan talmde nu alsof hij iets zocht, wat hij echter spoedig ontdekt moest hebben, want hij ging plotseling een weinig naar den linkerkant, en llalfson bemerkte nu dat dicht bij een der hoornen, met reepen schors vastgemaakt, een klein vaatje stond, en daar ging de Amerikaan heen. Ralfson was spoedig bij hem; en de ander, die de kolf van zijn buks op den grond liet rusten, zeide op kahnen toon: „Vreemdeling wij zijn ter plaatse onzer bestemming, en schoon het eerst mijn voornemen was, u de begeerde voldoening, zooals het bij ons in de bosschen gebruikelijk is, met de buks te geven, waaraan wij beiden toch het best gewend zijn, gij aan het korte, ik aan het lange roer, kan ik het nu toch niet meer doen „Kunt gc dat niet meer? En wat dan?" riep Ralfson met de grootste verbazing. „Neen," zeide de Amerikaan bedaard, „Jenny, het arme kind, die wel begrepen heeft waarom het hier te doen zou zijn, was, toen ik haar in het hotel onder vier oogen sprak, bijna radeloos toen ze bedacht dat ik u het leven zou ontnemen, dat aan mijne handen uw bloed kleven zou; en ik heb haar heilig moeten beloven, noch op u te zullen schieten, noch n met mijn jachtmes te zullen vermoorden." „Wat beteekent die kinderachtigheid?" vroeg Ralfson norsch; „denkt ge dat we hier heen gegaan ziju om met woorden te strijden?" „Neen," hernam de Amerikaan, uiterst koelbloedig. „Gij kunt niet sterker naar de verwezenlijking van uw oogmerk verlangen dan ikmaar wij moeten de zaak op eene andere wijze aanpakken, en om dat in orde te maken, had ik een uur uitstel noodig." „Tic begrijp u niet." „Ik zal zeer duidelijk spreken," hernam de Amerikaan met een boosaardig lachje. „Ziet ge dat vaatje hier? het is vol kruit; daar ginds gij hebt waar ge nu zijt, de plek juist in 't oog staat een ander ver genoeg van het hier geplaatste af, om het bij een ontploffing niet mede tc doen ontbranden." „En wat beteekent dat nu?" „Dat zal ik u zeggen. Wij zijn beiden vast besloten, dat slechts een onzer deze plaats levend verlaten zal, niet waar?" „Zeker!" „Restin ieder vaatje hangt, zooals ge aan het hier staande zien Bureau: MOLENPLEIN N°. 103. welke beide werken zijn gegund. Voor het schilderwerk moet eene herbesteding plaats hebben, ten gevolge van niet behoorlijke invulling der beide daarvoor ingekomen billetten." Uit Enkliuizen wordt van den 9 dezer gemeld: „Gisteren liep de stoomboot Willem III, van Harlingen, met een 40tal passagiers en veel vee aanboord, tengevolge van den dikken veenrook het Krabbersgat mis en geraakte ten oosten van den leidam op 't zand, waar nog geen drie voet water staat. De passagiers en het vee werden met veel moeite gelost. De boot zal, als het weer niet ver andert, vooreerst niet losraken." Tot lid van den gemeenteraad te Medemblik is gekozen de heer J. van cler Laan. Naar aanleiding van het niet doorgaan van de feestelijke herdenking der droogmaking van het Plaarlemmermeer, zegt de Arnh. Crt. Wij kunnen niet zeggen, dat wij dit berigt der dagbladen als eene treurmare beschouwen. Er heerscht zulk een manie om alles te vieren en te herdenken, dat het ons genoegen doet, eindelijk eens een blijk vau verzet tegen die in zwang komende gewoonte te ontmoeten. Als alle tiende, twintigste, vijf en twintigste, veertigste, vijftigste en honderdste jaardagen van alle inrigtingen en gebeurtenissen moeten gevierd worden, zou er ten laatste geen vrije dag meer overschieten. Men late den verjaardag aan de huisgezinnen en make meer zijn werk van doen dan van herdenken. Als een bewijs van buitengewone groeizaamheid wordt uit Zoeterwoude gemeld, dat sedert den 1 dezer overvloedig gras gemaaid wordt als groen voeder voor gestald vee, en men op sommige stukken land nog vóór Junij met den hooibouw denkt te beginnen, hetgeen wel onder de groote zeldzaamheden zou mogen gerekend worden. (L. Crt.) Dat concurrentie de prijzen verlaagt, is een verschijnsel, dat dagelijks kan worden opgemerkt; maar in Utrecht neemt men nu ook een ander gevolg waar van den invloed der mededinging. Er is eene melkinrigting tot stand gekomen, waar het publiek betere, of liever minder aangelengde, melk kan bekomen dan andere melkverkoopers gaven, en thans ziet men gaandeweg ook de waar van dezen verbeteren. Het berouw komt ook hier echter te laat. Van de Neder-Veluwe schrijft men: „De vruclit- boomen beloven een zeer voordeeiigen oogst; de kersen hebben zich reeds gezet en de appelboomen staan nog in vollen bloei. De rogge staat uitmuntend en schiet reeds kunt, een lont; gij kunt kiezen welk vat gij wilt, dit hier of het andere daar giudsge steekt de lont aan, die ongeveer een half uur branden kan, en gaat dan op het vat zitten. Mocht het mijne het eerst ontploffen, dan trekt gij uwe lont er uit en keert naar Memphis terug, en dan is Jenny de uwe; behandel het arme kind goed. Treft u het lot, dan doe ik desgelijks. Hebt ge me nu begrepen?" „Dat is razernijriep Ralfson, die zich van zoo iels monster achtigs bijna geen denkbeeld kon vormen. „Een vat met kruit, terwijl één enkele lading voldoende zou zijn." „Zij zijn niet geheel vol," hernam de Amerikaan droogjes, „maar toch vol genoeg om een van ons beiden tot naar de helft' van de volgende, week weg te blazen. Als gij gelegenheid mocht hebben de werking er van gade te slaan, zult ge er verbaasd van staan." „En als zij beiden tegelijk springen?" „Bah, clan is het ergste ook achter den rug en merken wij er in het geheel niets van; want het gaat zeer schielijk in zijn werk, ik heb zoo iets wel eens meer bijgewoond." „Maar dat idéé is toch al te dol!" riep de Engelschman, schier buiten zich zeiven over zulk een voorslag; „dat zou een duel ziju tusschen duivels, niet tusschen menschen „Zijt ge bang?" sprak de Amerikaan honend. „Bang? zie ik er uit of ik bang ben?" „Nu, wat maakt het dan uit of ge met een geweer of met een bomlading naar de andere wereld gestuurd wordt; of ge ge troffen wordt door een buks of door een kanonskogel? Het is toch altijd de dood, die in beide gevallen even zeker is, ofschoon hij op deze wijze er misschien wel wat leelijker uitziet. Ik kan echter niet anders; Jenny heeft mijn woord en dat. zal ik heilig nakomen; maar als ge mijn voorstel niet verkiest aan te nemen, welnu, dan keert ge naar Engeland terug met het bewustzijn, dat ge u lafhartig onttrokken hebt aan een eerlijk tweegevecht ik zal het u niet beletten." Ilalfsons blik rustte met nauw bedwongen woede op het kalme, grijze oog van den spreker; doch zoodra deze zweeg, riep hij: „Ik zal u bewijzen dat ik geen vrees ken; blijf gij hier, ik ga naar de andere plaats." „Hebt ge een vuurslag bij u?" ,)Ja." „Goed. Als ge daar gekomen zijt eu vuur hebt geslagen, zwaai dan met uw lioed, en we ontsteken onze lonten te gelijkei- tijd. Gij kunt ze hier metenze zijn precies even lang. Gij geeft mij uw woord, dat ge eerlijk handelt?" „Hier is mijne hand," sprak Ralfson op ernstigen toon, „ik ver wacht van u hetzelfde." Prijs der Advertentiëa: Van 1i regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. in de aren. Daar er overvloed van gras is, zijn de vee- prijzen in den laatsten tijd bijzonder gestegen; de hooi- prijzen daarentegen gedaald en ook bij de aanstaande ver- koopingen van hooigras ziet men lagere prijzen te gemoet. De tabaksplantjes bevinden zich nog steeds in de bakken; daar er echter in de omstreken van Wageningen zeer veel erwten' zijn uitgelegd, verwacht men dat de tabaksteelt, wegens herhaalde mislukkig van den oogst, dit jaar weer minder zal zijn. Spoorwegdieven zijn nog muzikaal ook. Tusschen Lier en Eindhoven is van eene bezending muziekinstrumenten een klarinet ontvreemd. Men heeft den muziekliefhebber, tevens remmer op een trein, spoedig gevat. Uit de kleistreken van Groningerland meldt men, dat het koolzaad aldaar algemeen in bloei staat en duizenden bijen daarop dagelijks honig zoeken. Een groot getal bijkers hebben hunne stallen aldaar opgeslagen en maken een voorcleelig gebruik van den vroegen en rijken bloei. Naar de Berliner Börsenzeitung verneemt, is de heer Leo Lipprnann, consul-generaal (van Luxemburg) en chef van het kantoor Lipprnann, Rosenthal Co. te Amsterdam, door den Keizer van Rusland benoemd tot ridder tweede klasse der orde van St. Anna, en werd naar aanleiding van de gepaste wijze, die tot het welslagen zooveel heeft bijgebragt, waarop de heer Lipprnann, in zijn kwaliteit van vertegenwoordiger der Nederlandsche groep financiers, de operaties bij de laatste Russische-leening heeft geleid. Ofschoon de tijd nog ver schijnt dat men van 't strijdros hobbelpaarden En dukatons van de oorlogszwaarden zal knippen, vertoonen zich toch nu en dan verschijnselen, die hoop geven op een betere toekomst. Een vernuftig graanhandelaar te Odessa heeft nl. aangeboden de twee groote pantserschepen, die in de haven van die stad gesta tioneerd zijn, van het Russische gouvernement te huren en de machines te gebruiken voor het malen van graan. Het gouvernement heeft echter geen gebruik van het aan bod gemaakt. In een politieken salon werd eene levendige discussie gevoerd over den waarschijnlijken uitslag van een even- tuëelen oorlog tusschen Rusland en Engeland. „Weet gij wel," zeide een generaal, „dat Engeland in het Oosten een leger van 80,000 man aan wal kan zetten?" „Wat beteekent een leger van 80,000 man?" antwoordde een vreemde diplomaat, „'t zijn juist bloemen genoeg om een kerkhof te versieren." „Dat spreekt!" Ralfson keerde zich om en ging naar de aangewezen plaats, maar toen hij halverwege gekomen was, bleef hij plotseling staan; hij aarzelde. "Waagde hij het niet, den strijd te aanvaarden? Een minachtend lachje speelde om de lippen van den Amerikaan. Hij keerde, werkelijk om en kwam terug. „Wel, air, hebt ge berouw over uw besluit?" „Neen," sprak de jonge Engelschman kalm, terwijl hij den gordel losmaakte, dien hij om het lijf droeg; „maar er is mij onderweg nog een laatste plicht ingevallen. Hoe het lot ook tus schen ons beslisse, Jenny mag niet hulpeloos achtergelaten worden. Treft het u, dan weet ik dat zij voortaan van alle zorg ontheven istreft het mij „Vertrouwt ge dan van mij niet hetzelfde?" „Ik weet het niet; maar wat in mijne krachten staat, wil ik ten minste doen, om haar toekomst zooveel mogelijk te verzekeren. Dezen gordel zal ik onderweg afdoen, ik zal u de plaats wijzen als ik er voorbij ga, daar bij dien omgehouwen boomstam. Schiet ik er het leven bij in, geef het geld dan aan Jenny en breng haar mijn laatsten groet." De Amerikaan zag hem stil en uitvorschend aan; daarop reikte hij hem de hand en zeide: ,,'t Is goed; het zal behoorlijk bezorgd worden." Ralfson gaf door een knikje zijne goedkeuring te kennen, daarop sloeg- hij echter haastig den terugweg weder in, om niet verder aanleiding tot vertraging te geven. Toen hij bij den boomstam gekomen was, legde hij daar den gordel neer en snelde thans naar de plaats waar hij een vaatje zag staan, in alles volkomen gelijk aan dat waarop de Amerikaan zich reeds neergezet had. Op zij was een klein gaatje geboord, waaruit eene lange katoenen lont hing; door de opening er naast kon hij duidelijk het kruit zien. Hij verloor nu geen oogenblik tijd meer; sloeg maar met den rug naar 't vaatje vuur en zwaaide zijn hoed; de Amerikaau beant woordde het sein, en beiden bogen zich tegelijkertijd neder naar hunne lont, die wel spoedig vuur vatte, maar daarna, dewijl zij stevig in elkaar gedraaid was. slechts langzaam voortsmeulde. Met zekeren trots keerde hij zich nu om, om naar zijn doodvijand te zien. Deze was eveneens met het aansteken juist gereed gekomen; hij kon met zijn jachtkijker duidelijk zien, dat er een lichte rook uit de brandende lont opsteeg. Maar nu bukte de Amerikaan zich nog eenmaal naar de lont; wat deed hij daar?! groote goden hij had er zijn eindje pijp aan opgestoken, ging daarna bedaard op het vat zitten, met zijn rug tegen den boomstam leu nend, en blies groote rookwolken verweg in de blauwe lucht. Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 1