IIELDEUSCIIE EN NIEUWEDIEPER COURANT. 1878. N°. 60. Zondag 19 Mei. Jaargang36. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. BEKENDMAKING. Formeele bezwaren. „W ij li u 1 d i g c ii li c t goed e.". Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. a pm franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 103. Prijs der Adrertentiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Grootc letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. lUkcn Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië. Laatste ligting avonds 6 uur. De BURGEMEESTER der gemeente ANNA PAULOWNA brengt ter openbare kennis, dat de Landmeter van liet Kadaster op D1NGSDAG den 21 MEI e. k. in deze gemeente een aanvang zal maken met het opnemen der Kadastrale veranderingen voor de dienst van 1879. Anna Paulowna, 16 Mei 1878. De Burgemeester voornoemd, C. E. PER K. De bladen berigten, dat bij het Afdeeling3-onderzock in do Tweede Kamer van het onteigenings-ontwerp ten be hoeve van den spoorweg van Zaandam naar Hoorn, de vraag is gedaan, of de zijtak HoornAlkmaar niet aan de ontworpen lijn behoorde te worden toegevoegd. De meeste leden antwoordden echter, dat het hier geldt de uitvoering der spoorwegwet van 1875, en eene dergelijke uitbreiding van het spoorwegnet alzoo niet ter sprake mag komen. Dit bezwaar zal wel overwegend blijken. In ons land meer dan elders leggen aan den vorm der zaak ontleende bezwaren gewigt in de schaal. In ons land, meer dan elders, acht men eene zaak voldoende weerlegd, eene beslissing voldoende bestreden, indien men heeft aange toond, dat de vastgestelde vormen niet zijn in acht genomen. Gij kunt duizendmalen gelijk, gij kunt onbetwistbaar regt hebben, toch zult gij ongelijk krijgen, indien gij ook niet tevens op hot juiste oogenblik, in de juiste bewoor dingen, op de juiste manier gelijk hebt. Daardoor wordt veel goeds tegengehouden, veel dat verbeteringen zoude brengen in onzen socialen toestand, doodgemaakt. Daardoor spelen routine, kennis van bestaande gewoonten, vormen en gebruiken een veel te gro^" rol in ons staatsleven; daardoor vinden wij bij de overgroote meerderheid van hen, die ons regeren, kennis van het raderwerk der offi ciële administratie en vormendienst, in plaats van vooruit strevend initiatief en levenwekkende hervormingskracht. Wij zullen niet ontkennen, dat de zoo noodzakelijke orde en regelmaat in ons staatsleven, even onmisbaar als in het huishouden van ieder onzer, alleen te verkrijgen is door de vrijwillige onderwerping aan eenmaal vastgestelde regels en vormen. Maar men kan uit liefde tot orde te ver gaan; uit liefde tot regelmaat alles wat boven het middelmatige uitsteekt den kop afslaan. Zoo overdrijft men in dit land. De nuchtere opmerking van de meeste leden uit het Afdeelings-verslag is er een treffend bewijs voor. De zijtak HoornAlkmaar, of wil men korter verbin ding, die hetzelfde doel bereikt, AvenhornNoordschar- woude, is de noodzakelijke aanvulling der Noordhollandsche spoorwegen. Niemand spreekt dat thans meer tegen. Inder tijd is door den invloed eener kortzigtige partij in Hoorn, die verbinding niet opgenomen in de wet. Men meende daardoor de markt te Hoorn te redden; men heeft niets gered, maar integendeel de Regtbank te Hoorn tengevolge der gebrekkige communicatie zien opheffen. Het is hier tijd noch plaats, die oude geschiedenis weer op te halen. Dit feit alleen staat vast, dat thans niemand, die op de hoogte is van spoorwegverkeer, meer twijfelt, of Hoorn heeft voor zijne belangrijke veemarkten een oneindig grooter belang bij eene korte verbinding over Alkmaar met Velsen, en vandaar met de door het Noordzeekanaal varende stoombooten op Londen, dan bij eene verbinding met Amsterdam, die voor den handel in vee, groenten en tuinvruchten op Londen veel minder bruikbaar is. In het Afdeelings-verslag komt dan ook geene enkele -uitdrukking voor, waaruit men zoude kunnen afleiden, dat een of meer leden bezwaar hebben gemaakt tegen de zaak zelve, betwijfeld hebben, dat de spoorwegwet van 1875 op dit punt eene domheid, een kinderachtig toegeven aan eene dwaling van den dag is geweest. Men oppert slechts een bezwaar tegen den vorm. Wij hebben, zeggen de „meeste, sommige en enkele" leden, nu vóór ons eene wet tot onteigening van een zeker getal perceelon, benoodigd om uitvoering te geven aan de wet van 1875. Die wet heeft eene fout, bekend en gemakkelijk te herstellen. Maar de vorm verbiedt ons die wet te verbeteren. Want nu beslissen wij over onteigening als gevolg van de wet van 1875, niet over den inhoud zelf dier wet. De vorm brengt dus mede, dat wij ons bepalen tot het geven of weigeren onzer toestemming om den grond aan te koopen, waarover de in 1875 ontworpen spoorlijn zal worden gelegd. Dat dit alles daarop neerkomt, dat de Kamer liever een slechten spoorweg tot stand helpt brengen volgens een formeel juist wetsvoorstel, clan een goedgekozen weg behoudens eenige onregelmatigheid in den vorm van behandeling, is niet te ontkennen. Het kwaad zoude nu nog zoo groot niet zijn, indien wij werkelijk mogten aannemen, dat de Kamer de zaak zelve wenschende, maar haar ter zijde stellende uithoofde van formeele bezwaren, zich haasten zoude tot eene behan deling van het onderwerp, losgemaakt van de gebreken der voordragt. Maar dit weten wij beter; de ondervinding heeft ons in dit opzigt alle illusiën ontnomen. Elke wet pleegt voor langen tijd de deur voor gelijk soortige onderwerpen te sluiten; eene spoorwegwet van heden sluit, niettegenstaande ministeriële toezeggingen, wenschen en motiën der Kamers, voor de eerstkomende jaren den toegang voor alle volgende spoorwegplannen. Wat de Kamer wenscht en de Minister belooft, zijn slechts bloesems, gestrooid over liet debat van heden, geen voe dende vruchten voor morgen. Dit schijnt zoo te moeten zijn. Neem heden de wet op de successie-belasting in de Te^te lijn aan, en gij kunt verzekerd zijn, dat de daarbij behoorende en daarmede theoretisch een geheel uitmakende belasting op do goederen in de doode hand, de eerste tien jaar in portefeuille blijft. Dit alles weet de Kamer beter dan een onzer, die de wijsheid onzer afgevaardigden naspoort in liet Bijblad. De Kamer weet, hoe de wetten tot stand komen, hoe de voorstanders gewonnen en de tegenstanders gebreideld worden, hoe iedere wet, die in het Staatsblad komt, het resultaat is van een compromis, van concessiën, van toe geven over en weer tusschen Kamer en Regering, tusschen de partijen onderling; de Kamer weet ook, dat het zoo goed als onmogelijk is, tweemaal achtereen voor eene gelijksoortige wet eene meerderheid bij elkaar te brengen. De Kamer weet, dat zij door nu te blijven hangen aan een formeel bezwaar eene onbetwistbaar nuttige en noodige zaak onmogelijk maakt; eene onmogelijkheid, die zij kan vergulden en bedekken, die zij kan ontkennen zelfs en waarvan zij de schuld desverkiezende kan werpen op de Regering, maar die feitelijk bestaat. Wij kozen dit voorbeeld, omdat het actueel en treffend is boven velen. De verbinding Hoorn— Alkmaar zal er nu niet komen, omdat de Kamer formeele bezwaren heeft tegen hare behandeling tegelijk met de onteigeningswet HoornZaandam. Later, dat is dan in cle eerste tien jaar, zal zij er niet komen, omdat alle goede wil van Kamer en Regering niet zal vermogen binnen dien tijd een wet tot aanleg van ecnigen spoorweg op Staatskosten in het Staatsblad te brengen. De omstandigheden, de toestand van de schatkist, de vraag om spoorwegen in alle hoeken des lands, die zulk een wetsontwerp onmiddellijk in 't leven zoude roepen, de daaruit geboren noodzakelijkheid om iedere provincie wat en elke afgevaardigde iets te geven, de onzekerheid ook des ministeriëlen levens, zullen sterker zijn, dan dien goeden wil. Niettegenstaande die wetenschap, zal de Kamer over den vorm niet heenstappen. De „meeste" leden zullen gelijk krijgen. De vorm van de wet op de onteigening van den spoorweg Hoorn- Zaandam zal onberispelijk zijn. Zij zal geen artikel in houden, dat de spoorwegwet van 1875 wijzigt. Geen naneef, als hij de Staatsbladen leest en 't moet een wonderlijk soort van naneef zijn, als de man daarin plei- zier heeft zal zich ergeren aan den vorm der onteige ningswet, dat ei, dat de Kamer thans bezig is uit te broeden. Maar de rigting van den spoorweg in Noordholland zal eene dwaasheid zijn, die ons belagchelijk maakt .voor landgenoot en vreemdeling. Over jaren zal de magt der omstandigheden ons dwingen om met veel grooter kosten te doen, wat wij thans voor de helft van het kapitaal zouden kunnen uitvoeren, 't Is waar, tot hoogen bloei zal de Hoornscho markt het niet brengen. Door den vrijwillig gekozen omweg over Amsterdam zal het onmogelijk zijn het vee, op cle Hoornsche markt verhandeld, den volgenden morgen te Londen te liebben; de veekoopers zullen de markten van Alkmaar en Schagen, zelfs van Purmerend verkiezen boven Hoorn, 't Kan zijn, dat Hoorn's welvaart nog meer achteruitgaat, althans stationair blijft; dat alles kan zijn, maarde vorm, ziet, geachte toehoorders, de vorm is gehandhaafd, périsse le monde, vivent les principes! Het minder goede, volgens de regels van de kunst ver kregen, is immers beter dan het beste, dat op onregelmatige wijze zou zijn tot stand gekomen HELDER en NIEUWEDIEP, 18 Mei. Gisteren is alhier overleden de gepensioneerde kolonel Christoph Friedrich Eduarcl von Steiger, geboren te Bern (Zwitserland) den 20 Jan. 1792. Op 17jarigen ouderdom tracl hij clen 13 Febr, lö09 ais 2de luitenant in dienst bij cle Zwitserscho landmilitie; den 23 Aug. d. a. v. verkreeg hij eene honorable demissie. Den 4 Sept. van dat jaar werd hij 2de luitenant bij het Koninklijk Beijersch regi ment Kroonprins, en werd daarbij den 30 April 1814 tot lsten luitenant bevorderd. Den 13 Jan. 1815 werd hij benoemd tot kapitein bij het regiment Zwitsers No. 29, uit welke betrekking hij den 23 Junij van dat jaar eene honorable demissie ontving. Den 19 Aug. 1819 werd bij bevorderd tot majoor, op non-activiteit gesteld bij dispo sitie van Z. M. den 7 Febr. 1827. Bij Zr. Ms. besluit van 16 Aug. 1829 werd hij aangesteld tot plaatselijk kommandant 3cle klasse te Helder, bevorderd ttft luitenant kolonel den 1 Dec. 1831, tot kolonel zonder bezwaar van 's lands schatkist bij Zr. Ms. besluit van 28 Nov. 1840, No. 5. Bij de reorganisatie van den plaatselijken staf geworden plaatselijk kommandant der 2de klasse, bij Zr. Ms. besluit van 6 Aug. 1841, No. 69. Gepensioneerd bij Zr. Ms. besluit van 21 Oct. 1843, No. 2. Veldtogten, enz.: 1809 Aan de Zwitsersche grenzen tot verdediging der neutraliteit en verdediging van Tyrol; 1812 in Rusland als adj.-majoor; 1813 in Polen, ver dediging der vesting Tliorn, in Duitschland tegen Frankrijk bij den gencralen staf; 1814 in Frankrijk idemgedu rende het beleg van Thora ligt gekwetst aan het regter- been, door het springen van een houwitser; gedurende den veldtogt van 1814 zwaargewond in de borst door een geweer kogel bij den veldslag van Barsur-aube, den 27 Febr.;in 1812 gedurende den terugtogt uit Rusland eene gewigtige zen ding volbragt tot opsporing en teregtwijzing eener kolonne versclie troepen, van clen 19 tot 31 December; in 1813, na cle verovering van Wurtemberg, ingevolge de capitulatie met een Franschen officier van den generalen staf naar het hoofdkwartier cler geiilliëerden gezonden, bij welke gelegenheid hij door cle kozakken aangevallen, uit geplunderd en als dood op de plaats is gebleven; in 1814 als reconvalescent eene zending volbragt van Epinal naar Nancy, dwars door cle posten der Fransche opstande lingen in de Voges, ter verkrijging van communicatie met liet Pruissische leger, vervolgens eene zending van Epinal naar Neufchateau, ter opheffing der zegels in de woning van een gedeporteerd ambtenaar; in 1815 van af April tot de inroeping van zijn regiment dienst gedaan bij den generalen staf van liet Zwitsersch bondgenootschap tot organisatie van het leger; in December 1815, door Z. Exc. den luit.-generaal baron de Constant Villars, van Maastricht naar Aken gezonden, ten einde den terugkeer der Nederlanclsche requisitiewagens te reclameren en te surveilleren; in 1820 koinmanderende als majoor het Zwitsersche garnizoen te Grave, toen hij de goedkeuring mogt wegdragen zijner superieuren, en mondelinge en schriftelijke dankzegging mogt ontvangen van de Gedep. Staten van Noordbrabant, wegens het gehouden gedrag zijner troepen gedurende de plaats gehad hebbende over stroomingen in de maand Januarij van dat jaar; in 1830 tot en met 1834 aan den Helder. De overledene was begiftigd met het Koninklijk Beijersch Armee-kruis van 1813— 1814 en werd bij Zr. Ms. besluit van 6 December 1847, No. 12, benoemd tot ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw. Na eene zoo eervolle militaire loopbaan, bragt de heer von Steiger de jaren zijner rust in deze gemeente door, tot voor weinige maanden steeds eene goede gezondheid genietende. Zr. Ms. schroefstoomschip 4de kl. Suriname is alhier van Amsterdam aangekomen om te worden beproefd en daarna te Hellevoetsluis voor cle dienst gereed gemaakt te worden. Tot geruststelling van cle vele vrienden van den heer de Roo, kan de Prov. Fr. Crt. mededeelen, dat hij niet achteruit gaat, maar, hoewel hoogst langzaam, toch iets vooruitgaande ishet vele spreken is hem echter verboden de doctor raadt hem aan, eenigen tijd te Nizza in vol komen rust door te brengen. Beroepen te Alkmaar ds. P. Barstra, pred. te Klundert. Aangenomen de beroepen naar Arnhem door ds. Rooze- meijer, pred. te Middelburg en ds. van Herwaarden, pred. te Dordrecht. De bisschop van Haarlem heeft benoemd tot kapelaan te Heer-Hugowaarcl den heer L. H. Voortmans. Aan mejufvrouw T. Zijlstra, van hier, is te Haarlem de acte voor hoofdonderwijzeres uitgereikt. Tot licl van den Raad te Purmerend is gekozen dq heer dr. H. C. P. van der Lee.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 1