(Saksen) algemeen de bewondering opwekte, en als blijk van waar
deer ing eene premie ontving.
De machine bestaat (behalve de noodige melkemmers, die van
blik zijn) geheel uit ijzer, voor grooterc xnelkerijen namelijk. Eenige
zuilen zijn van boven en beneden door ringen met kruisen, evenals
een rad, verbondenin het midden bevindt zich een verticale rol,
waaraan, naarmate dit vereischt wordt, verschillende haken zijn
aangebragt.
Aan deze haken nu worden de met versche melk gevulde emmers
opgehangen, en hierop wordt de rol door twee kogelvormige raderen
en een kruk in een draaijende beweging gebragt, waardoor de
loodregt hangende emmers weldra in horizontale rigting geraken.
Gedurende deze beweging wordt, door de werking der middelpunt
vliedende kracht, de zwaardere melk naar den bodem van den emmer
gedrongen, terwijl de ligtere room naar de oppervlakte komt.
Ook ontstaat er een sterke luchtstroom, waardoor de melk niet
alleen den dierlijken reuk verliest, maar ook 1012° koeler wordt.
Na 20 minuten is de arbeid verrigt, en laat men de melk eenige
weinige uren staan om de roomlaag geheel af te kunnen nemen.
De machine, die eene groote toekomst tegemoet gaat, is uitge
vonden door Aug. T. Illgen, te Mittweida (Saksen), en aan zijn
eigen mededeeliugen zijn deze bijzonderheden ontleend.
Jammer, dat ik den ingenieur en uitvinder, voor zoover Holland
ten minste betreft, weinig succés kan voorspellen, daar ik niet
geloof dat eene machine, hoe fraai en kunstig dan ook, in staat
zal wezen beter en grondiger af te roomen dan onze melkboeren en
boerinnen het doen, met behulp misschien van niet algemeen
genoeg bekende werktuigen of methoden, die voorzeker der vermel
ding overwaard zouden zijn.
Wanneer men toch het resultaat ziet van een zevental chemische
analyses, onlangs in mijn laboratorium uitgevoerd, waarbij het
afdalende vetgehalte duidelijk in het oog springt, dan is het
begrijpelijk dat men begint te vreezen voor een daling tot het
nulpunt. Ik deelde deze cijfers eenige dagen geleden reeds in
„Ons Streven" mede, doch het schijnt mij belangrijk genoeg toe
deze feiten, evenals de nieuwste middelen ter ontdekking van het
afroomen, in zoo ruimen kring als mogelijk bekend te maken.
De monsters melk hadden het volgende procentische botervetgehalte
2.71, 2.67, 2.26, 2.18, 1.34, l.ül en 0.99.
Gelijk men ziet vormt dit een vrij regelmatig afdalende reeks,
en wanneer men nu bedenkt dat melk met 2£ pC't. vet reeds vrij
arm is aan boter, hoewel dit cijfer dikwijls in zuivere melk gecon
stateerd wordt, dan kan men bij den tegenwoordige» prijs van boter,
room en melk een klein begrip krijgen van de oorzaken van wel
vaart onzer „flinke" Hollandsche boeren met hunne prachtige
boerderijen en blozende telgen blozend waarschijnlijk door het
drinken van niet afgeroomde melk.
Prof. Feser heeft onlangs een instrument uitgedacht, om melk op
haar roomgehalte te onderzoeken, dat ik ter loops even aanduiden
wil. Het berust eenvoudig op het zigtbaar worden van zwarte
strepen bij een zekeren graad van verdunning der melk. In het
instrument zijn zwarte lijnen op een schaal geplaatst, en wanneer
nu bij een bepaalde hoeveelheid te onderzoeken melk water wordt
gegoten, totdat men de zwarte lijnen kan zien, dan is de toegevoegde
hoeveelheid water evenredig aan het vetgehalte der melk, en dit
laatste wordt direct op een boven aangebragte schaal afgelezen.
Wanneer door vergelijkende proeven wordt bewezen, dat het
beginsel juist is en het botergehalte bij benadering bepaald kan
worden, zou dit instrument in geen enkel gezin mogen ontbreken.
Van Hamel Roos.
Scheikundig Bureau, Spuistraat 146, te Amsterdam.
De ooglappen der paarden. Het is opvallend, dat vau alle
huisdieren de paarden het meest aan de oogen te lijden hebben.
In de Stettiner Zeitung geeft een paardenkenner daarvoor vier
redenen op: 1. door de hoogere ruiven, waardoor de oogen dikwerf
met de uitstekende halmen in aanraking komen2. door den scherpen
staldamp (ammoniakgas) en het gemis aan licht in den stal, of ook
omdat het soms verkeert valt; 3. door het gebruik van de zweep,
die meermalen het onbedekte oog raakt, en 4. hoofdzakelijk door
de ooglappen aan het hoofdstel van het paard. Zooals men weet
liggen de oogen van het paard in een scherpen hoek tegen het
neusbeen; zij kijken dus zijwaarts en hebben derhalve een grooter
gezigtskring dan de menscheu. Om nu te voorkomen dat de voor
een wagen gespannen paarden schuw worden of schrikken voor zaken
die zich eensklaps aan hun oog voordoen, heeft men de ooglappen
in practijk gebragt: vierhoekige schermen, die verhinderen dat het
dier zijwaarts ziet en derhalve de oogen dwingt vooruit te zien.
Het oog van een paard is hierop echter niet ingerigt en wordt dus
voortdurend geweld aangedaan. De uitvinder der ooglappen heeft
zeker liet paardenoog met het oog van den menscli gelijkgesteld:
voor dezen toch zou een zijwaarts staand oogenscherm onschadelijk
wezen en zeer geschikt om voorwerpen langs den weg spoedig aan
zijn blik te onttrekken. Met het paardenoog is het echter anders.
Het paard toch wordt door de ooglappen gedwongen zijn oogappels
steeds naar voren te rigten, de achterste oogspier te spannen en de
voorste te ontspannen. Bovendien, zou 't te verwonderen zijn als
de oogen van een mensch ontstoken werden of welligt geheel zouden
bederven, als eenige dagen lang een band zeer digt voor de oogen
gespannen werd? En dit alles is geheel doelloos, want de onder
vinding heeft geleerd, dat de ooglappen voor niets dienstig zijn.
Zij maken integendeel het dier zeer bang en vergrooten bet kwaad
dat men voorkomen wil. Het is ook zeer natuurlijk en 't kan ook
niet anders zijn. Men neine er eens de proef mede de ooglappen
weg te laten, en men zal overtuigd zijn, dat zij niet het minste
nut doen. Yele verstandige voerlieden hebben reeds die wanstaltige,
onnnttle en plagerige vermomming afgeschaft cn bevinden zich er
zeer goed bijhunne paarden echter nog beter. In ieder geval kan
men met volle overtuiging zeggen, dat de ooglap een plaag voor
het paard is.
De Carnahubapalm. Deze boom vindt men in Brazilië. Hij
tvordt in veelzijdig nut door geen anderen overtroffen, tiert welig
ook onder de ongunstigste omstandigheden en bij de felste droogte
blijft hij groen en behoudt zijne sappen. Van eenige boomen van
die soort zou een gezin kunnen leven, daar hij nagenoeg aan alle
levensbehoeften tegemoet komt. De wortel deelt de geneeskrachtige
eigenschappen van de sassaparillade stam levert een uitmuntend
timmerhout, dat zich gemakkelijk bewerken en voor allerlei soort
van werk, het grofste zoowel als het fijnste, gebruiken laat; het
jonge blad geeft, versch gegeten, een zeer gezocht, smakelijk en
krachtig voedsel; voorts wordt van den boom wijn, azijn, eene
soort van suiker en eene stof gewonnen, die in eigenschappen en
smaak de sago nabijkomt en voor de ingezetenen in tijden van
gebrek reeds meermalen tot hoofdvoedsel strekte; de vrucht bevat
nog eene meelsoort, die op maïzena gelijkt, en een wit vocht als
dat der kokosnoten. Het zachte, vezelachtige blad en de bladsteel
laat zich geheel als kurk gebruikende vrucht is aangenaam van
smaak en de oliehoudende pit wordt, gebrand eil gestampt, als
koffij gebruikt. Gedroogd kunnen de bladeren tot matten, hoeden,
manden, enz. worden verwerkt; het daaruit vervaardigde stroo
neemt reeds eene belangrijke plaats in op de lijsten van den uitvoer
naar Europa. Eindelyk wordt uit de bladeren nog eene 60ort vau
was gewonnen, waaruit kaarsen worden gemaakt, die in Brazilië
veel aftrek vinden.
Twee zonderlingen. In den laatstcn tijd zijn te Kon-
stantinopcl twee algemeen bekende persoonlijkheden verdwenen, die
jaren achtereen steeds de algemeene opmerkzaamheid tot zich
trokken. De een was de zoogenaamde Deli Mustafa, die als een
heilige werd beschouwd. Daar hij het gebruik van alle kleeding-
stukken versmaadde, liep hij steeds in AdamscosLuum rond, meestal
langzaam, zwijgend en met afgemeten schreden, of in korten looppas,
terwijl hij een scherp knorrend geblaf liet hooren. Overal zamelde
hij ruimschoots aalmoezen in, die hij "onder de bedelaars verdeelde.
Herhaaldelijk werden hem, door de medelijdende, voorbijgangers,
kleediugstukken geschonken, doch even spoedig gaf hij ze weder
weg. Zelfs de voornaamste autoriteiten lieten, als zij Deli Mustafa
ontmoetten, hun rijtuig stilhouden om hein een aalmoes te schenken.
Naarmate echter de Westcrsehe beschaving doordrong, werden de
klagten over de verschijningen van den zonderling-heilige meer
algemeen, zoodat de regering moest besluiten, hem in het krank
zinnigengesticht te Scutari te plaatsen. Het verlies zijner vrijheid
trok hij zich echter zoozeer aan, dat hij wegkwijnde en weldra stierf.
De tweede figuur was Mustafa's vijandin, zekere mevrouw X.,
die, uit een voornaam Europeesch geslacht gesproten, met een
consul was gehuwd en verscheidene kinderen had. In 1848 echter
had zij zich cloor een Poolsch officier laten ontvoeren, die haar
weldra verliet, waarop zij zich aan den drank overgaf en steeds
dieper zonk. Zij woonde in een kleine steeg, nabij het klooster
San Benedetto, en leefde van borduurwerk voor een modemagazijn.
Op straat verscheen zij in een bijna onmogelijk costuum, met een
buitengewonen chignon van vlas of stroo en een hoed op met breede
randen, een groote veder cu lange bonte linten; haar geelroode
japon, die slechts tot de knieën reikte, was door een crinoline, in
den vorm van eene ton, uitgezet; het bovenligchaatn iti een geregen
lijf gehuld, terwijl haar voeten in witte kousen en plompe mans
laarzen staken. Deze zonderlinge dame, die door het volk „madame
Angot" was gedoopt, werd steeds door een grooten troep jongens
gevolgd, die echter door een reusachtigen stok op eerbiedigen
afstand werden gehouden. Met Mustafa leefde zij voortdurend op
voet van oorlog, wat, bij zijn afkeer voor iedere kleeding, zeer
begrijpelijk is. Telkens als zij elkander ontmoetten, kwam het tot
eene vechtpartij, waarbij de „heilige" steeds het onderspit moest
delven, daar hij door de dame met haar stok ongenadig werd
toegetakeld. „Madame Angot" is thans ook verdwenen, maar op
geheel andere wijze dan haar vijand. Eenige weken geleden erfde
zij van een bloedverwant een vermogen van 600,000 francs en
werd, door tusschenkomst vau het consulaat van haar land, naar
haar geboorteplaats teruggezonden. Veel indruk schijnt echter het
fortuin niet op haar te hebben gemaakt, want, na een rijk geschenk
te hebben gegeven aan de menschen, bij wie zij woonde, is zij iu
haar gewoue costuum, met haar trouwen hond, en den welbekenden
stok in de hand, aan boord van een stoomboot gestapt, waar eene
plaats als passagier eerste klasse voor haar was besproken. (R. N.)
vlsonDeristen.
Diugsdag kwamen de schuitjes uit zee met kleine partijen levende
tongen, enkele tarbotten en roode ponen. De prijzen waren door het
opkomende weer stijgende.
2 steuren werden eveneens aangebragt; de een bragt f 11.50
op, terwijl de andere f 10.50 gold.
Rog 37 a 39 cents.
Gisteren werd er niet gevischt.
Heden morgen deden dc schuitjes eene vloedstreek. De vangst
bestond uit schelvisch, scholletjes, tongen en enkele roode ponen.
De prijs was: Schelvisch f 10 a f 14 per 100 stuks, tongen
10 a 45 cents naar grootte, scholletjes f 3 a f 3 50 per mandje.
Eene gansche vloot groote Urker schuiten gingen in zee; er is
dezer dagen bij goed wéér dus wel wat visch te wachten.
Staten-Generaal.
Tweede Manier.
Zitting van Dingsdag 21 Mei. De discussie over de successie
belasting in de regte lijn is voortgezet. De heeren Bieberstein,
Schageu van Leeuwen, Brouwers, Arnoldts en Lambrechts bestreden
het ontwerp op verschillende gronden; de heeren dc Jong, Mees,
Idserda en de Meijier verdedigden het. De heer van der Hoeven
zou voor stemmen, mits de bepaling omtrent den eed uit het ont
werp verdwijne.
Zittiug van Woensdag 22 Mei. Ingekomen is een wetsontwerp
tot regeling van het onderzoek naar de oorzaken der zeerampen.
Het debat over de successie-belasting in de regte lijn werd voortgezet.
Uitvoerig verdedigde de minister vau Financiën het ontwerp. Hij
acht de verhooging der belastingen noodig, daiir andere middelen
ter versterking van de schatkist voor het oogenblik niet mogelijk
waren; de nadeelen dezer belasting noemde bij zeer overdreven, de
voordeeleu daarentegen groot; de Hollandsche eerlijkheid is een
waarborg tegen den meineed. Met kalmte zou de minister de be
slissing afwachten over het ontwerp, uit pligtbcsef voorgedragen.
De heer Bastert verklaart zich vóór het ontwerp, de heer vau Nispen
sterk er tegen; de heer Rocll verwacht nog inlichtingen; de heer
Wintgens heeft breedvoerig gerepliceerd. Morgen voortzetting.
De heeren v. d. Kaay, de Bruyn Kops en de Jong hebben een
amendement op de successiewet voorgesteld, strekkende tot afschaffing
van het regt op overbedeeling, beperkt evenwel tot scheidingen van
huwelijksgemeenschappen en nalatenschappen, 't Regt op de over-
bedeelingen bij scheidingen van maat- of vennootschappen en eiken
anderen gemeenschappelijken eigendom blijft gehandhaafd.
De heer de Bruyn Kops heeft nog afzonderlijk een amendement
voorgesteld, strekkende om aan de bezwaren voor kleine boedels
eenigszins meer tegemoet te komen en om verschil in den toestand
tusschen erfdeelen onder en die boven de f 1000 minder sterk te
maken.
Benoemingen, enz.
Tot ridder der orde van de Eikenkroon is benoemd de heer van
Schermbeek, hoofdcommissaris van politie te 's Ilage.
De luit. ter zee 1ste kl. W. H. Wesselink, dienende aan boord
van het fregat Evertsen, wordt met 1 Junij a. s. overgeplaatst in
de rol van hel wachtschip alhier en op genoemd fregat vervangen
door den luit. ter zee 1ste kl. F. J. Beekman.
De luit. ter zee 1ste kl. A. J. Willekens, laatst behoord hebbende
tot het escader in Oost-Indië en vandaar den 16 dezer teruggekeerd,
is met dien datum op non-activiteit gesteld.
De nieuwbenoemde off. van gez. 2de kl. bij de zeemagt J. F.
la Cave, wordt met den 1 Junij a. s. geplaatst iu de rol van bet
wachtschip alhier, ten einde gedetacheerd te worden aan boord van
het instructie-vaartuig Uranin.
Tot eersten officier bij de Kon. Milit. Academie is met ingang
van den 18 dezer benoemd de majoor A. Pompe, thans komrnan-
dant van het Instructie-bataillon, die mitsdien op de ineest eervolle
wijze van zijn tegenwoordig bevel ontheven en bij den Staf der
infanterie overgeplaatst wordt.
Tot kommaudant van het Instructie-bataillon is met ingang van
dien dalum benoemd de luit.-kolonel F. J. G. W. Leers, thans
kommandant van het Algemeen Depot van discipline.
Oost-Indtë. Benoemdbij het vak van scheepsbouw te
Soerabaija, tot 2dcn opzigter de kommandeur J. Duijvetter; tot
kommandeur de vice-kommandeur C. van Hoek. Ontslageneervol,
wegens ziekte, dc kominandeur bij het marine-etablissement op
Onrust W. F. A. Goosse.
FranKrtJli.
Het Journal Officiel behelst het besluit des ministers
van Landbouw en Koophandel, waarbij vergunning wordt
verleend tot het houden van een Congres over de gezond
heidsleer in het Trocadero-paleis, van 1 tot 10 Aug. a. s.
Daarin zal o. a. worden gehandeld over de hygiène, met
het oog op pasgeborenen; waterbederf; vervalsching van
levensmiddelen; woningen voor werklieden; schadelijke
stoffen en invloeden in fabrieken; besmettelijke ziekten, enz.
Jl. Maandag is men er te Parijs in geslaagd de beide
laatste lijken, die nog bedolven waren onder de puinhoopen
van het ingestorte huis in de rue Béranger, te voorschijn
te halen. In 't geheel zijn bij dat onheil 14 menschen
omgekomen; ruim 30 werden gewond. De regering heeft
op de vraag van een der Parijsche afgevaardigden de
belofte gedaan, dat de wettelijke bepalingen op de bewaring
van ontplofbare voorwerpen herzien zouden worden, opdat
men dergelijke ongelukken voor 't vervolg zal kunnen
voorkomen. Een larnpenfabriekant, die in de nabijheid van
het vernielde huis woont en door de ontploffing belangrijke
schade heeft bekomen, heeft in kort geding voor den
president van de regtbank in 't departement der Seine
doen dagvaarden de maatschappijen, bij wie hij was ver
zekerd, den eigenaar van het huis waarin de ontploffing
heeft plaats gehad, en den fabriekant van kinderspeel
goederen, die er zijn magazijn in had gevestigd. Deregter
heeft zijn verzoek toegestaan, dat experts mogten worden
benoemd om de door hem geleden schade op te nemen,
de oorzaken van de ontploffing op te sporen en vast te
stellen wie voor het ongeval moet worden aansprakelijk
gesteld.
Iiyacinthe Loyson zal den 2, 9, 16 en 23 Junij a. s.
te Parijs conférences houden over dc volgende onderwerpen:
Het Christendom en de beschaving; het vrijzinnige
Christendomhet dogmatische Christendomhet practische
Christendom.
Sedert de laatste dagen van April tot nu toe zijn
niet minder dan 158 zakkenrollers, mannen en vrouwen,
te Parijs in verzekerde bewaring genomen.
pultsolilanci.
De heer Kohier schijnt het slagtoffer te zijn geworden
van Hödels aanslag op het leven des Keizers. Hij had,
door middel van zijn wandelstok, Hödel doen struikelen,
was daarop met hem aan 't worstelen geraakt en had
vervolgens het eerste voorloopig verhoor bijgewoond. Kort
daarop is hij ongesteld geworden, met het gevolg dat hij
te bed moest blijven en laatstleden Zaturdag is overleden.
Bij de lijkopening vond men in het ingewand een scheur,
die men vermoedt dat bij zijne geweldige worsteling is
ontstaan.
Het tot nog toe duistere punt, op welke wijze Hödel
aan de betrekkelijk groote som gelds was gekomen, die
hij in dc laatste dagen had verteerd, is thans opgehelderd;
het veelbelovende jongemensch had, alvorens een moord
te willen plegen.... zijne ouders bestolen. Eerst Dingsdag
kwam men tot de ontdekking, dat hij bij zijn laatste
bezoek den spaarpot van de oude lieden, waarin 168 mark,
had medegenomen. Het socialistische blad Vorwarts be
weerde tot nog toe, dat Hödel's zinnen door armoede en
gebrek waren verbijsterd, toen hij den moord wilde plegen.
Na de gedane ontdekking is dat beweren moeijelijk vol te
houden; Hödel was er de persoon niet naar om gebrek te
lijden, daar hem blijkbaar geen middelen te slecht waren
om aan geld te komen.
TurKlJ©.
Uit Konstantinopel komt het berigt van een complot
tegen den Sultan, dat ten doel had zijn broeder Moerad
weder op den troon te plaatsen.
Jl. Maandag ochtend vertoonden zich in den tuin van
het door Moerad bewoonde paleis Tscheragan ongeveer 30
personen, vlugtelingen uit Rumenië, die onder het roepen:
„leve de Sultan!" op de schildwachten vuurden. Er ont
stond een gevecht, waarin 15 personen gedood en 20
gewond werden.
Onder de dooden vond men een zekere Ali Suavi, een
aanhanger der Jong-Turksche partij, die eenigen tijd als
balling in Parijs en Londen geleefd heeft. Hij was met
eene Engelsche vrouw getrouwd. Door den tegenwoordigen
Sultan was hij tot directeur van het keizerlijk lyceum
benoemd. Reeds lang werd hij verdacht van te complot-
teeren, om Moerad weder op den troon te brengen.
Een huiszoeking in zijne woning heeft tot verscheidene
arrestatiën aanleiding gegeven. De minister van Marine is
ontslagen en men spreekt ook van de verwijdering van den
minister van Oorlog.
Digt bij Konstantinopel bevindt zich eene schoone
boschrijke plek, van ouds tot uitspanningsplaats der Sultans
dienende. De vorige Sultan Abdul Aziz reed er dikwijls
heen met vele en vooral de schoonste dames uit zijn harem.
Het bosch werd dan omringd door eene digte haag van
soldaten, die, met hun rug naar de binnenzijde van den
cirkel gekeerd, zonder pardon allen neerschoten, die de
geliefkoosde plek trachtten te naderen. Even zeker kon
ook de soldaat op den kogel rekenen, die het waagde om
te kijken, want le Sultan 's amuse. De te San-Stephano
liggende Russen wilden blijkbaar dit goede voorbeeld van
den Sultan navolgen, want dagelijks hadden in de boschjes
bachanalien plaats met Bulgaarsche, Grieksche en andere
en andere dames, waar het nog al eens luidruchtig toeging.
In Stambul is men daarvan geschrikt. De heilige plek
waar de Sultan zijn genoegen zocht, onteerd door Russische
soldaten! Dadelijk zijn de boschjes door Turksche politie
afgezet, zoodat er niemand meer in toegelaten wordt.