HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
1878. N". 68.
Vrijdag 7 Junij.
Jaargang36.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
NA DE NEDERLAAG.
„W ij huldigen
het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 103.
Prijs der Advertentien: Van 1i regels 60 Cents,
elke regel racer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië.
Laatste liffting 's avonds 6 uur.
Gemeenteraad.
Zitting van Dingsdag 4 Junij 1878.
Voorzitter de heer Burgemeester.
Tegenwoordig 13 leden; afwezig niet kennisgeving van verhin
dering de heeren Bitter, van Veen en van Spall.
De aauteekeningeu van het verhandelde in de vorige zitting worden
gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede, dat ingekomen zijn de geloofsbrieven
van den heer M. J. Manheim, die bij de verkiezing, gehouden op
28 Mei jl., is benoemd tot lid van den gemeenteraad. Tot het
onderzoek dier stukken wordt, met goedvinden der vergadering, door
den Voorzitter eene commissie benoemd, bestaande uit de heeren
Braaksma, Maalsteed en Giltjes. Gedurende het onderzoek wordt
de zitting geschorst.
Bij de heropening der zitting brengt de heer Braaksma, namens
de commissie, verslag uit. De geloofsbrieven zijn in volkomen orde
bevonden, weshalve wordt voorgesteld den benoemde als lid van
den gemeenteraad toe te kten. Dienovereenkomstig wordt besloten.
Op voorstel van het Dag. Best. wordt, op hun daartoe gedaan
verzoek, eervol ontslag verleend aan de heeren L. Roetman en
J. J. Streumer, als hulponderwijzers bij de gemeente-scholen alhier.
Tot hulponderwijzer wordt benoemd de heer S. Grongrijp, die
reeds voorloopig door B. en W. is aangesteld en op 27 Mei 11.
zijne functie heeft aanvaard.
De Voorzitter deelt mede, dat door de benoeming van den heer
Boon tot Secretaris, eene nieuwe regeling der jaarwedden van de
ambtenaren ter Secretarie noodig is geworden, opdat die wedden
meer in overeenstemming komen met de belangrijkheid en den
omvang der werkzaamheden. Met herinnering, dat het gezamenlijk
bedrag dier jaarwedden op de begrooting voor het loopende dienst
jaar is f 4400, stellen B. en \V. thans voor dat bedrag te bepalen
op f 3700, met toevoeging ccner som van hoogstens f 150 voor
de aanstelling van een jongeling, belast met loopwerk. De Voor-
5)
Door RUDOLPH LINDAU.
(Vervolg.)
III.
De barones von Hallfen was een gevierde, rijke, jonge vrouw.
Zij was nu een jaar getrouwd; zij bezat alles, wat haar hart zoo
vurig begeerd, wat zij zich altijd gedroomd hadeen prachtig huis,
een stoet van bedienden, een equipage, rijke toiletten, kostbare
sieraden; zij kon hare meeste kennissen door haar pracht en praal
in de schaduw stellen; zij werd door velen benijd. Toch was
zij niet tevreden.
Baron von HalfFen had zich al heel spoedig na zijn huwelijk als
een uiterst lastig man doen kennen. Hij was even despotisch als
Anna toen ze nog een jong meisje wasdoch hij verlangde niet
alleen dat zijne omgeving hem gehoorzaamde, maar bezat ook de
noodige kracht en bedaardheid om zijn wil door te zetten.
Anna had bij haar ouders en bij haren bruidegom steeds al wat
zij wenschte door bidden en smeeken, of, als dit niet hielp, door
haar boos hoofdje, en in het ergste geval door tranen weten te
verkrijgen. Tijdens de wittebroodsweken reeds had de baron haar
aan het verstand gebracht, dat het met hare heerschappij, tegenover
hem althans, gedaan was.
„Wees niet kinderachtig!" had hij gezegd toen zij iets, een
kleinigheid, tegen zijn wil had trachten door te zetten.
,;Wees niet lastig," had hij vijf minuten later uitgeroepen, toen
zij, in weerwil van zijn eerste aanmaning, hare pogingen voort
gezet had.
„Ga naar uw kamer en maak daar zooveel geweld als gij ver
kiest, maar als ge hier wilt blijven, moet ge u bedaard houden!"
waren zijne woorden geweest, toen Anna tot tranen, die zij tot
hiertoe voor almachtig had gehouden, haar toevlucht genomen had.
Anna had zich verbeeld dat zij droomde, had Halffen verbaasd,
ontsteld aangezien, en was naar haar kamer gegaan, om daar, voor
het eerst van haar leven, werkelijk bittere tranen te storten.
Er zijn menschen wien een slecht humeur in hunne naaste om
geving ouverdragelijk is; die zich gaarne groote opofferingen
getroosten, om slechts vriendelijke gezichten om zich heen te zien;
anderen daarentegen, die het volstrekt niet schijnen op te merken
als zij iemand beleedigd hebben, en die in staat zijn, betrokken
gezichten en verwijtende blikken geheel en al te ignoreeren.
Baron von lialffen behoorde tot die laatste soort van menschen.
Toen Anna een uur later zeggen liet dat zij ongesteld was en
niet aan tafel kwam, zoodat de baron haar moest .excuseeren, at
de heer von Halffen met uitmuntenden eetlust alleen. Hij had een
boek naast zich liggen, dat op aangename wijze zijne aandacht
scheen te boeien. Van tijd tot tijd sloeg hij een blik naar de
plaats die de baronnes had moeten innemen, en dan speelde er een
eigenaardig, volstrekt niet bitter, maar veeleer welbehagelijk glim
lachje om zijn mond.
Na het diner trad hij de kamer zijner vrouw binnen om naar
haar welstand te informeeren.
„Ik heb hoofdpijn," antwoordde zij.
„Zal ik om den dokter zenden?"
„Neen, dank u."
„Wilt ge een wandeling of een rijtoer doen? De fiïssche lucht
zal u misschien wat beter maken."
zitter verzekert, dat de werkzaamheden ter Secretarie bij deze regeling
zonder uitbreiding van personeel behoorlijk kunnen worden verrigt,
en dat de proef, daarvan in de jongstverloopene maanden genomen,
alleszins bevredigend is geweest. Met eenparige stemmen wordt
daarop bepaald, dat de traetementen voor de vijf ambtenaren zullen
zijn: respectivelijk f 1300, f 800, f 800, f 500 en f 300.
De kantooruren ter Secretarie, tot heden van 's morgens 9 tot
's namiddags 1 en 's avonds van 5 tot 7 ure, worden daarop
gewijzigd en bepaald: van 's voormiddags 9 tot 's namiddags 4
ure. Bij de bepaling hiervan geeft de Voorzitter de verzekering,
dat belanghebbenden, die daarover zijn geraadpleegd, van gevoelen
zijn dat deze uren de voorkeur verdienen boven den thans be
paalden tijd.
Voor meerdere werkzaamheden, 't gevolg van het optreden van
den heer Boon als Secretaris, wordt/aan de ambtenaren ter Secretarie
verleend eene toelage uit het vrijvallende traetement van den Isten
ambtenaar, tot een bedrag voor ieder van zijne jaarwedde, zooals die
nu is verhoogd, gedurende twee maanden.
Voor kennisgeving worden aangenomen deze medcdeclingen des
Voorzitters
a. Dat mejufvrouw de Wed. L. Verhey haar dank heeft betuigd
voor het door den Raad genomen besluit, waarbij ten haren behoeve
een jaarlijksche toelage is verleend.
b. Dat op Dingsdag den 11 dezer eene zitting van den gemeen
teraad zal plaats hebben, ter installatie van het nieuwgekozen lid
en ter benoeming van een Wethouder.
c. Dat op 15 April 11. heeft plaats gehad eene verificatie van de
boeken en de kas des gemeente-ontvangers, waarbij een en ander
in volkomen orde is bevonden, in kas zijnde de som van f 29475.34*.
d. Dat sedert het besluit, langs schriftelijken weg genomen, om
voor dit jaar de Pinkster- en Kermisvacantiën op de gemeente
scholen te vereenigen, een adres van eenige hulponderwijzers is
ingekomen, houdende verzoek om ook voor dit jaar de bestaande
regeling der vacantiën te behouden. Na eenige inlichtingen des
Voorzitters wordt besloten dit adres niet in behandeling te nemen.
e. Dat de tijdelijke waarneming der betrekking van schoolopziener
in het 7de district van deze provincie, vacant geworden door het
„Neen, dank u."
„Nu, dan behoeft ge van avond niet op mij te wachten. Ik ga
naar den schouwburg en kom waarschijnlijk eerst laat thuis.
Goeden nacht, lief kind."
Zulke tooneeltjes waren cr in de volgende maanden nog drie-
of vier maal voorgevallen. Bij de laatste gelegenheid had Halffen,
toen Anna weer in tranen uitgebarsten was omdat hij zich tegen
een harer luimen verzette, het volgende gezegd„Gij zijt een zeer
verstandige vrouw, en derhalve zult gij er bij eenig nadenken wel
van overtuigd zijn, dat gij alleen u zelve door uw toornige uitvallen
moeite veroorzaakt. Ik voor mij, lief kind, ik trek er mij maar
weinig van aan. Ik ben steeds gaarne bereid om verstandige
wenschen van u in te willigenaan den anderen kant heb ik het
recht om te eischen dat gij u aan de bepalingen, die ik verkies
vast te stellen, onderwerpt. Ik neem in aanmerking dat gij nog
zeer jong zijt, en beschouw datgene wat mij voor het oogenblik in
u mishaagt, als gebreken die gij mettertijd zult afleggen. Maar gij
moet dan ook werkelijk al uw krachten inspannen om dit te doen.
Ik zeg u dat in uw eigen belang."
Hij sprak met groote gelatenheid; en toch was er iets in den
ernst en de kalmte van zijn toon, dat Anna, die inderdaad een
verstandige vrouw was, zeer tot nadenken stemde. Zij begon duide
lijk in te zien dat hij haar niet liefhad, althans niet zoo als zij
gemeend had dat hij haar lief zou hebben, en dat hare macht over
hem, die zij in den tijd van haar engagement als onbeperkt be
schouwd had, toch eigenlijk zeer weinig beteekende.
„Waarom heeft hij mij getrouwd?" vroeg zij zich af.
„Omdat hij mij schoou vond," antwoordde zij op die vraag.
„Omdat hij eene vrouw als mij hebben wilde, om aan zijn tafel
de honneurs waar te nemen, zijn gasten te ontvangen, en aan zijne
zijde te schitteren."
„En waarom heb ik hem getrouwd?" vroeg zij verder.
Het antwoord op die viaag viel haar moeielijk.
Halffen had haar mishaagd toen haar vader hem haar voorgesteld
had. Hij was groot en mager. Zijn scherpgeteekend gelaat was dat
van een man uit de groote wereld, maar kwam haar norsch en
leelijk voor. Zij voelde zich niet op haar gemak onder den blik
van zijne koele, grijze oogen. Zij had over hem hooren spreken als
iemand, die in verre werelddeelen op avontuurlijke wijze, door
toeval en vermetelheid gesteund, een groot vermogen verworven
had. Iiij had een rond, diep lidteeken op de eene wang en ver
scheidene andere groote lidteekens op zijn gespierde handen. Men
vertelde dat dit merkteekenen van kwetsuren waren, die hij in
gevechten op leven of dood met woeste avonturiers in Californië
en Nevada bekomen had. Zij was bang voor hem. Dat geheim
zinnige in zijn verleden stond haar tegen. Toch trok het haar ook
weder aan. En hij had zich ten harer opzichte, tot aan haar
huwelijk, zachtaardig en teerhartig voorgedaan. Hij had toespelingen
gemaakt op het woeste, ruwe leven, dat hij geleid had, en gezegd
hoezeer hij naar rust en vrede aan den veiligen huiselijken haard
verlangde. Langzamerhand was hare vrees voor hem verdwenen.
Zij meende een leeuw getemd te hebben; haar hoogmoed voelde
zich daardoor gevleid. En toen had haar vader haar ter zijde
genomen; van Halffens groote rijkdommen gesproken, en van het
gelukkige lot der vrouw, die hij de zijne zou noemen. Anna
moest in het ouderlijk huis veel ontberen; zij wist dat men zich
daar groote opofferingen getroostte, zelfs om de bescheidene uit
gaven voor hare toiletten te bestrijden. Hoe dikwijls had zij ge
vertrek van den heer P. J. Heijning, is opgedragen aan den heer
Luymes te Alkmaar.
Dat door HU. Gedeputeerde Staten dezer provincie in 't
Provinciaal Blad de statistiek der bevolking van deze gemeente vol-
genderwijze is medegedeeld
Op 1 Januarij 1877 telde deze gemeente 11236 mannen, 10824
vrouwen, totaal 22030 zielen.
Op 1 Januarij 1878: 11132 mannen, 10606 vrouwen, totaal
21738 zielen.
Alzoo eene vermindering van circa 300 inwoners.
De zitting wordt hierop door den Voorzitter voor gesloten verklaard,
HELDER en NIEUWEDIEP, 6 Junij.
De gelden, welke bij de hoofdcommissie voor de
stichting van een gedenkteeken ter eere van wijlen H. M.
de Koningin zijn ingekomen, moeten niet een zoodanig
bedrag vertegenwoordigen, dat daarvoor een kinder-zieken-
huis op groote schaal kan worden gebouwd en geëxploiteerd.
Dc hoofdcommissie stelt zich echter voor, aan het strand
bij Scheveningen een gebouw te doen verrijzen, bestemd
tot opneming van zieke kinderen van minvermogenden uit
alle oorden van ons vaderland, die de zeelucht en het
zeebad behoeven. Dit kinder-ziekenhuis zal jaarlijks gedu
rende eenige maanden geopend zijn. Men hoopt 15 dezer
met de uitvoering een aanvang te maken.
Beroepen te Leeuwarden de heer D. P. M. Gras-
winckel, pred. te Amersfoort.
Men schrijft ons van Texel, dd. 4 dezer:
Op den 1 dezer had te Eijerland alhier de feestelijke
inwijding plaats van de aldaar nieuwgebouwde school voor
gewoon lager onderwijs.
Des morgens ten ongeveer 11 ure waren de burgemeester,
secretaris, wethouders en eenige leden van den lïaad dezer
gemeente, de schoolopziener, de leden der schoolcommissie,
wenscht geld, veel geld, tot haar beschikking te hebben! Zij had
gehoopt het te zullen krijgen toen ze met Ribbeek geëngageerd was.
Maar die reden alleen had haar toch niet bewogen, voor de eeiste
maal een huwelijksvoorstel aan te nemen. Ribbeek beviel haar.
Hij was goed, vriendelijk, oprecht en eerlijk en hij had haar
lief. Zij had de ramp die hem van zijn fortuin beroofde met leed
wezen vernomen; maar zij had alle gedachten om met hem in den
echt te treden, moeten opgeven. Zij bezat niets, niets. Haar vader
had het haar met ronde woorden gezegd: van liefde alleen kan
men niet leven. En juist toen zij dit duidelijk begon in te
zien, was baron von Halffen verschenen. Zij was langzamerhand
aan hem gewoon geraakt, en toen hij aanzoek om haar hand kwam
doen, had zij zich bereid verklaard hem het ja-woord te geven.
Zij had dit gedaan, omdat zij meende dat Halffen haar liefhad en
omdat zij wist dat zij als zijne vrouw over groote rijkdommen zou
kunnen beschikken. Gedurende den engagementstijd had zij geen
berouw over haar besluit gehad. Halffen had haar al dien tijd
met kostbare geschenken als overladen, haar gevleid, al hare wen
schen bereidvaardig vervuld. Zij was volkomen gelukkig geweest.
Maar die schoone tijd had niet lang geduurd. Sedert een jaar
bezat zij alles waarnaar haar ijdel hartje zoo vurig verlangd had
en zij gevoelde zich ellendiger dan ooit te voren. Zij was getrouwd
om rijk te worden. Het ontbrak haar aan niets wat voor geld te
koop was en het scheen haar toe alsof zij alles wat gelukkig
maakt, verloren had. Welke vreugde en voldoening had zij aan
haar grooten rijkdom te dauken? Geene. „Ik heb mij ver
kocht," sprak zij bij zich zeiven. Zij had tot hiertoe altijd zichzelve
beschouwd als een schoon meisje, dat door iedereen om strijd
gevierd en gevleid werd, waaraan niemand een gebrek ontdekte,
dat onberispelijk was. Nu rees de gedachte bij haar op, dat zy
kleingeestig gehandeld en zich in haar zelve bedrogen had. Het
beeld van Leopold Ribbeek kwam haar weder voor den geest. Zij
zag in haar verbeelding zijn ernstig, rechtschapen gelaat, zijn
goedige oogen, zijn vriendelijken mond. Wat was hij altijd goed
voor haar geweest! Zij had hem sedert den dag toen hij, zes
maanden vóór haar huwelijk, voor het laatst op dc villa-Jordan
geweest was, niet weergezien. Zij wist dat hij, evenals zij, zich
naar de hoofdstad begeven hadmaar zij had niet naar hem durven
informeeren, en het was haar onbekend wat hij nu deed. Zij stelde
zich voor, wat haar lot geweest zou zijn als zij met Ribbeek, in
weerwil van zijn armoede, getrouwd was. „Ik zou gelukkig geweest
zijn," dacht zij. „Hij zou voor mij gezorgd hebben. Hij was goed.
Hij had mij werkelijk lief."
Zij zag op hare wandelingen en in den schouwburg aandachtig
rond, in dc hoop dat zij Ribbeek zou ontdekken. Hij vertoonde
zich nergens waar zij verscheen. Zijn vriend Elben had zij meer
malen ontmoet. Deze groette haar dan met koele beleefdheid, maar
gaf haar geen gelegenheid om met hem een gesprek aan te knoopen.
Vroeger, toen zij met Ribbeek geëngageerd was, had hij haar geheel
anders behandeld; toen knikte hij haar vriendelijk toe als hij haar
ergens ontmoette en gaf hij haar de hand. Nu was zij als een
vreemde voor hem. Hij was waarschijnlijk boos op haar. Hij
was niet de eenige oude vriend dien zij verloren had. Vele anderen,
die haar vroeger welwillend ter zijde stonden, hadden zich sedert
haar huwelijk meer op een afstand gehouden. Zij voelde zich
zeer eenzaam en met den dag ontevredener. Zij had hare ouders
eens willen gaan opzoeken. Halffen had zich met die begeerte niet
kunnen vereenigen: