HELDERSOHE EN IVIEUWEDIEPER COURANT. 1878. N°. 69. Zondag 9 Junij. Jaargang36. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 6> NA DE NEDERLAAG. ,9 W ij li u 1 d i g e u het goed e." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30. 0 t franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 163. Prijs der Advprtentiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel racer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Donderdag vertrekt de niail naar Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur. HELDER en NIEUWED1EP, 8 Junij. In de Nutsvergadering, op gisteren avond in liet lokaal Tivoli alhier gehouden, zijn benoemd tot afgevaardigde naar de te Amsterdam te houden algemeene vergadering der Maatschappij de heer G. E. Bron en tot plaatsver- vangend-afgevaardigde de heer P. Uurbanus. De punten van beschrijving voor de algemeene vergadering werden hierop in behandeling genomen. De vergadering ontving mededeeling, dat de leden der Commissie voor Edelmoedige Bedrijven eenparig hebben bedankt; tot leden dier Com missie werden daarop gekozen de heeren J. Schuijt, W. Ph. de KruijfF en J. T. Tinkelenberg. Tot commis saris der Spaarbank werd gekozen de heer H. L. Ouden hoven en tot plaatsvervangend-commissaris de heer S. Braaksma. Er werd gelezen eene missive van het bestuur der Vereeniging tot stichting en instandhouding van bewaarscholen in deze gemeente, houdende uitnoodi- ging aan het departement om ter stichting van eene tweede bewaarschool, waaraan groote behoefte bestaat, eene sub sidie te verkrijgen van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, ter gedeeltelijke bestrijding der oprigtings- kosten, geraamd op de som van f' 7500. Op voorstel van een der leden werd bepaald, dat voorloopig eenige inlich tingen omtrent de mogelijkheid der verkrijging van bedoelde subsidie zullen worden ingewonnen en over deze zaak, die met veel sympathie werd begroet, nader te beslisseu in de vergadering van September a. s. Verder ge schiedde voorlezing van een uitvoerig en zeer zaakrijk verslag van de Commissie voor Volksbijeenkomsten en Floralia, met de noodige bijlagen. Namens do vergadering werd aan de Commissie bij monde van den voorzitter dank gezegd voor haar pogen tot bevordering van volks beschaving. Tot leden dier Commissie werden herbenoemd de heeren P. J. Duinker, II. J. Helderman, M. J. Man- heim, IJ. Hosbach en J. Schuijt, en werden benoemd de heeren H. Cales en A. B. Weber. Gisteren heeft alhier plaats gehad de jaarlijksche inspectie der milicien-verlofgangers, in deze gemeente verblijf houdende. Door JtUDOLPH LINDAU. {Vervolg.) IV. „Anna Jordan is zeer veranderd," sprak Ribbeek, terwijl hij met Ëlben uit den schouwburg naar huis ging. „Ik had haar bijna niet herkend. Zij ziet er lijdend uit. Is zij misschien onlangs moeder geworden?" Hij sprak oogenschijnlijk met de grootste onverschilligheidwat langzaam en zacht, als iemand wien het spreken moeite kost. „Het huwelijk is, voor zooveel ik weet, kinderloos," antwoordde Elbeu. Hij wilde terstond een andere wending aan het gesprek geven„Zijt ge nog al tevreden over de laatste hoofdstukken van uw roman?" vroeg hij. „Zij zijn niet beter en niet slechter dan de vorigen," antwoordde Ribbeek; en om zijn vriend, wiens bedoeling hij begrepqp had, genoegen te doen, liet hij het gesprek over mevrouw de barones von Halffen geb. Jordan vallen. „Ge moet me eens voorlezen wat ge geschreven hebt," ging Elben voort. „Met pleizier. Kom morgen avond bij mij, als ge tijd hebt." „En wat denkt ge heden avond te doen?" „Ik ga nog wat schrijveu." „Overwerk u niet. Ge ziet er wat overspannen uit. Goeden nacht." Daarop scheidden zij. Terwijl Elben alleen zijn weg voortzette, dacht hij, gelijk hij zoo vaak deed, over Ribbeek na. De toestand van zijn vriend verontrustte hem. Ribbeek was den slag, die hem anderhalf jaar geleden getroffen had, niet te boven gekomen. Hij was een geheel ander mensch gewordenzwijgend, in zich zelf gekeerd, onverschillig voor bijna alles wat hem vroeger belang had ingeboezemd. Elben misprees dit in Ribbeek. Hij had hem zijne zwakheid willen verwijten. „Gij bedriegt u grootelijks," had Ribbeek hem geantwoord. „Gij verbeeldt u dat ik de smart over bet verlies vau mijn vermogen en mijne bruid niet te boven gekomen ben. Ik verzeker u, dat ik nog maar zelden aan een van beiden denk. Als Anna mij trouw gebleven was en op mij wachtte, dan zou ik er misschien spijt van hebben dat ik niet bij machte was, haar een huishouding te be zorgen, zooals ik de door mij beminde vrouw zou willen geven; maar ze heeft mij den rug toegekeerd. Zij is een ijdel, oppervlakkig schepsel. Ik beschouw het in zekeren zin als een geluk voor mij, dat ik door omstandigheden van buiten af verhinderd ben geworden, mijn bestaan aan het hare te verbinden. Ik zou, vroeger of later, toch ontdekt hebben dat zij mijne liefde onwaardig was, en zou met tiaar waarschijnlijk ellendiger geweest zijn, dan ik nu zonder haar ben. Ook het verlies van mijn vermogen smart mij niet. Ik geef zoo weinig uit, dat ik met datgene wat ik gered heb, en Het Amerikaansche schip Thistle, gevoerd geweest door kapitein Gamble, liggende te Rotterdam, is verkocht aan eene reederij alhier, onder directie van de heeren j van Yliet Co. Het schip zal thans genaamd worden Jan Maria en gevoerd worden door kapitein J. D. Kunst. De heer H. W. Disper, van hier, heeft Donderdag te Haarlem de acte voor hoofdonderwijzer bekomen. De hoofdcommissie voor het nationaal huldeblijk aan Z. K. II. Prins Hendrik bestaat thans uit 36 leden. Uit de hoofdsteden van al de provinciën, met uitzondering van Drenthe, waar zich geene subcommissie had gevormd, is een lid der subcommissie tot het hoofdbestuur toegetreden, zoo ook al de leden van de Rotterdamsche en van de Haagsche commissiën. Yan al de steden in Nederland is Harlingen de eenige, die een afzonderlijk geschenk zal aanbieden, ofschoon ook vele ingezetenen hunne bijdragen regtstreeks aan de hoofdcommissie hebben ingezonden. De hoofdcommissie heeft tot al de gemeenin Neder land het verzoek gerigt om do ingekomen gelden, na aftrek der onvermijdelijke onkosten, vóór den 20 dezer per aangeteekenden brief of per missive en postwissel te mogen ontvangen, en voorts heeft zij doen weten, dat het haar aangenaam zou zijn, indien haar de naamlijsten der inteekenaars, alphabetisch gesteld, werden toegezonden. Yolgens het rapport van de P. Oriental St. N. Company te Londen, is telegraphisch berigt ontvangen uit Penang dat door een raad van onderzoek naar de aanvaring tusschen de Khedive en het stoomschip Voorwaarts, hij Penang, de gezagvoerder en stuurlieden van eerstgenoemd stoomschip van alle schuld aan de aanvaring zijn vrijgesproken. Blijkens het verschenen eindverslag acht de Commissie der rapporteurs de onderwijswet rijp voor beraadslaging. De Tweede Kamer is bijeengeroepen op Woensdag den 12 dezer, des namiddags ten 3J ure. Gedurende de afwezigheid van den heer de Roo zullen, volgens een residentiebrief van het Z. D., zijne werkzaamheden grootendeels worden waargenomen door den chef van den generalen staf, generaal van der Star, die reeds nu geheel in 's ministers vertrouwen en ziens wijze is ingewijd en die met de plannen van den heer de Roo ook moet zijn ingenomen. Mogt de minister, na de wat ik nog van Quellijen te wachten heb, tien jaar leven kan. Tien jaarEen eeuwigheideen derde deel van een menschen- leven! Ja, als wij vijfhonderd jaar oud werden en ik er nu op bedacht moest zijn, hoe ik gedurende de vierhonderd en in de zeventigjaren, die dan nog vóór mij lagen, mijn bestaan rekken moest, dan zou mijne armoede mij misschien ongerust maken. Maar het leven is, Goddankzoo kort, dat het werkelijk niet de moeite waard is, zich er het hoofd over te breken hoe men het ten einde leven zal. Binnen weinige jaren is alles afgeloopen! Neen, ik heb geen verdriet en baal mij geen zorgen in 't hoofd." „Maar waarom zijt ge dan zoo neerslachtig, zoo treurig?" vroeg Elbeu. „Men zou u nauwelijks meer herkennen." „Ja," antwoordde Ribbeek langzaam en peinzend. „Dat heeft een andere, bijzondere oorzaak." Hij zweeg een geruimen tijd stil, en vervolgde toen halfluid, zonder Elben aan te zien, even alsof hij slechts tot zich zei ven sprak: „De wereld doet zich sedert cenigen tijd anders aan mij voor dan vroeger. Daar kan ik niets aan doen. Ik heb een gevoel alsof ik mijn geheele leven in donker had rondgezworven en alsof mij anderhalf jaar geleden plotseling de oogen geopend waren. Ik had vroeger een blind vertrouwen in de menschheid en vond alles wat er om mij heen gebeurde, goed en schoon. Nu doen de dingen zich anders aan mij voor. Dat Anna haar woord gebroken heeft, duid ik haar niet ten kwade. Men is goed of slecht, valsch of trouw, zooals men blond of bruin is. Het ijdele schepsel, dat ik mijn hart geschonken had, kon mij niet trouw blijven, eenvoudig omdat het geen trouw bezat. Het had die trouw kunnen veinzen maar dat had haar niets beter gemaakt. Ik trek het mij volstrekt niet aan, dat Anna mij bedrogen heeft. Wat mij grieft, is, dat ik nu bemerk hoeveel ellendige, zwakke, trouwlooze schepsels er op de wereld zijn. Vroeger was mij dit niet in 't oog gevallenen daarom was ik toen zorgeloozcr en opgeruimder dan thans." Ribbeek wendde zich plotseling tol Elben: „Vindt gij, dat het leven zeer amusant is?" vroeg hij. „Ik zou gaarne van u willen leeren." „Ik mag niet met u over die vraag redenéeren," antwoordde Elben. „Hoe zal ik iemand, die mij zegt dat hij zich verveelt, bewijzen dat het leven amusant is. Dat is een kwestie van smaak. Ik kan slechts constateeren dat, naar mijn smaak, het leven zeer veel aangenaams, schoons en goeds oplevert. Ik hoop dat gij spoedig weer eens verliefd zult worden; maar dan op een braaf meisje. Dat zal u wel weer tot andera gedachten brengen." Het zag cr tot dusver niet naar uit, dat Elbens hoop spoedig yervuld zou worden. Ribbeek kwam steeds met allerlei uitvluchten voor den dag, als Elben hem voorstelde, de een of andere kennis making aan te knoopen; en de eenige mensclien, die hij buiten Elben bezocht en in wier gezelschap hij zich, zoo niet aangenaam, dan toch op zijn gemak gevoelde, waren de heer vou Quellijen en diens dochter Martha. badkuur, niet zoo geheel hersteld wezen, als men lioopt en verbeidt, dan zou die generaal hem als minister ver vangen. Men veranderde dan slechts van persoon, want de zaken zouden precies behandeld worden als nu, en de ontworpen regelingen zouden gehandhaafd blijven en wor den ingevoerd. Door het provinciaal bestuur van Noordholland is jl. Zaturdag o. a. aanbesteed: Het herstellen en verbeteren van de Rijks-zeewerken op het eiland Marken; minste inschrijver de heer B. Beukenkamp, te Anna Paulowna, voor f 5887. Het herstellen en verbeteren van hoofden op het Noordzeestrand van het eiland Vlieland; geene inschrijvingen ingekomen. Het herstellen van 's Rijks zeewering op het eiland Wieringen; minste inschrijver de heer N. Heijblok, te Wieringen, voor f 9578. Het Dagblad spreekt het vermelde berigt betreffende het verkoopen van het buitengoed //Welgelegen," te Rijswijk, tegen. Het vervoer van aardappelen, dat voor 14 dagen met kleine proefjes uit het Westland begon, krijgt nu met iederen dag meer uitbreiding. Zoogenaamde kinnetjes verschaffen reeds de gelegenheid om zich van de jonge vrucht te voorzien, die, als het weder gunstig blijft, tegen de laatste helft van deze maand algemeen verkrijgbaar zal zijn; een verschil van eene maand, vergeleken hij de laatste vier jaren. Ofschoon de bloemkool, die gaarne somber en vochtig weer verdraagt, niet tierig is geweest, staan de meeste veldgewassen voldoende. Ook de wijn stok miste in den laatsten tijd warmte om vooruit te komen, doch de zomer moet nog beginnen en dan kan eerst met grond eenig oordeel deswege geveld worden. Na maanden lange onzekerheid, zoo schrijft o. a. het Rott. Nbld., wat er van den toestand in Europa worden moest, schijnt men zich thans te mogen vleijen met het gelukkig slagen van het Congres. Wel zal het niet alle vraagstukken afdoende heslissen, doch in ieder geval, naar alle waarschijnlijkheid, de dreigende Oostersche kwestie met al de droevige gevolgen, voor een langen tijd, zoo niet ,/in liet vergeethoek," dan toch „in de kast" bergen. Zal men daarvan ook verbetering mogen verwachten in den reeds zoo lang gedrukten toestand van handel en nijverheid? Zal er weder wat vertrouwen en ondernemings- De advokaat Dr. Johannes von Quellijen was tal van jaren een boezemvriend van wijlen den ouden heer Ribbeek geweest en had sedert diens dood niet nagelaten, vriendschappelijke betrekkingen met Leopold Ribbeek te onderhouden. Hij was iemand wien het in het leven zeer was meêgeloopendie door zijn noeste vlijt een aanzienlijk vermogen en een invloedrijke maatschappelijke positie verworven hadmaar dien het noodlot tot tweemaal toe een zwaren slag had toegebracht, en die de rampen, welke hij geleden had, nooit weder geheel was te boven gekomen. Zijne vrouw, die hij innig bemind had, was jong gestorven; zijn zoon, een talentvol, veelbelovend jongman, was, eenige jaren later, bij een roeipartijtje jammerlijk verdronken. Hij hield toen slechts éóne dochter over, Martha geheeten, die nu voor hem het dierbaarste was wat hij op de wereld bezat en zijne liefde ten volle verdiende: een goed, hartelijk meisje, dat zich eenvoudig en bescheiden kleedde, liet huishouden in orde hield en haren vader, dien zij aanbad, als naar de oogen zag om zijn minsten wensch terstond op te volgen. Zij had hem dikwijls over den dood van haar moeder en haar broeder tranen zien storten en hem slechts daardoor trachten te troosten en daardoor alleen kunnen troosten, dat zij bij hem was gaan zitten, zijne hauden in de hare genomen en met hem geschreid had. Zij was niet spraakzaam; men hoorde haar zelden lachen; maar een zomiige glimlach verhelderde haar peinzend gelaat, als zij haren vader verwelkomde of hem eenig genoegen verschaffen kon. Dan straalden hare groote, schoone, blauwe oogen vol liefde en toewij ding, en wie haar in zulk een oogenblik gezien had, zou gezegd hebben dat zij onbeschrijfelijk lieftallig was. Maar niemand dan haar vader zag haar bij zulke gelegenheden. Voor vreemden wa9 Martha niets anders dan een eenvoudig, tenger meisje, waarvau men op zijn hoogst zeggen kon zoo men haar al met eenige opmerking verwaardigde dat zij prachtig lmar en een fraaien mond had. Leopold Ribbeek kende Martha, die zes jaar jonger was dan hij, van haar vroegste kindsohheid af en had haar in vroeger jaren menige mooie pop als Kerstgeschenk gezonden. Later was zij hem vreemd geworden. Hij had haar, toen hij naar de hoogeschool ging, als kind achtergeluten en, bij zijn eerstvolgende bezoek aan Berlijn, haar als volwassen meisje teruggevonden. Zij was erg. verlegen, en hij zoo mogelijk nog erger. De beide jongelieden hadden elkaar niets te zeggen en spraken slechts weinig met elkander. Martha wijdde al haar zorgen aan haar rader; Leopold dweepte destijds met een schoone professorsdochter, die twee jaar ouder was dan hij, en had niet veel attenties meer voor de vriendin zijner jeugd. Kort daarop was Ribbeek uit Berlijn vertrokken. Hij had zich, na het overlijden van zijn vader, naar Weimar bege ven, was daar met Anna Jordan geëngageerd geraakt en had Martha von Quellijen zoo goed als vergeten. Eerst sedert zijne verhuizing naar Berlijn kwam hij weder meer met haar in aanraking. Maar zij scheen geen behagen in zijn gezelschap te vinden en nam slechts

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 1