geest worden opgewekt, en, nog vóór het volle zomersaizoen den d&n gewoonlijk heerschenden stilstand brengt, eenig teeken van leven worden waargenomen, dat heenwijst naar een betere campagne, wanneer de najaars- en winterwerktijd weder is aangebroken? Voorspellingen zijn gewaagd! Alaar, toch is er hoop, dat ook hier de Pinksterdagen eenig nut zullen doen. De toestand van gedruktheid heeft zóólang geduurd, dat het, menschkundig en maatschappelijk gesproken, wel eenigszins te wachten is, dat er herleving komen zal. Bij dat alles echter, dat opwekkend werkt en ons bijna al het doorgestane leed zou doen vergeten, hangt er in de laatste dagen, helaas! een donkere wolk over Duitscli- lands vlakten en bergen. Zal de bui afdrijven, zal ze regen of een vreeselijk onweder en een vernielenden hagelslag brengen Als ge op onze duinen staat, hel door de zon beschenen, en de kalme zee in ieder rimpeltje het zonlicht weerspiegelt, dan is het een prachtig gezigt, als zich boven de landouwen de donkere onweerswolken zamenpakken. Die afwisseling van schaduw en licht op den voorgrond, die regenbuijen in het verschiet, en dat zich eigenaardig herstellen van de lucht, als de bui over is, wat is het verrukkelijk schoon en nuttig voor den algemeenen toestand, ook al bragt de bui op enkele plaatsen schade. Zoo is het ook in het maatschappelijk leven. Alaar al is men van dat alles ten volle overtuigd, toch blijft het een angstig oogenblik, als de wolken zamenpakken. En de toestand in Duitschland is dreigend! De loopende geruchten mogen misschien overdreven zijn, maar toch bewijzen ze de gemoedsstemming. Aiogen de lieve Pinkster dagen ook daór verademing brengen en rust! Alet deze regelen besluit genoemd blad. Te Rotterdam overleed dezer dagen, in 45jarigen ouderdom, de heer Jean Pflaging, directeur van de Duitsclie opera. Het Nederlandsche Werklieden-Congres zal gehouden worden op 9 en 10 Junij e. k., in het lokaal naast den Schouwburg, op het Vreeburg te Utrecht. Onder de punten van beschrijving komen vooralgemeen stemregtcursussen over staatswettenonderwijs; afschaffing der patentbelasting Kamers voor den arbeid; afschaffing der nationale militie; opheffing der staande legers; enz. In de meeste zandstreken van Noordbrabant vertoonen zich, ondanks het regenachtige weder der laatste dagen, eene ontzettende menigte rupsen, die aan de vruchtboomen veel schade veroorzaken. Vooral zal de zoo belangrijke fruitteelt in de westelijk van 's Bosch gelegen dorpen er aanmerkelijk onder lijden. Jl. Maandag avond ten 10 ure had te 's Hertogen bosch een grap plaats, die voor de grappenmaakster minder aangenaam afliep. Een jongejufvrouw had de aardigheid een onderofficierspak van een oud-gediende aan te trekken. Voorzien van een paar chevrons, kwam de kleeding al weinig overeen met 't jeugdige kopje, dat zich er in ge stoken had, en dat niet zooveel levensjaren telde, als de jas dienstjaren aangaf. Naauwelijks op straat gekomen, trok dan ook ons aardig onderofficiertje de aandacht van edn paar politie-agenten. De haartooi verried het spelletje geheel en zij-hij werd uitgenoodigd mede te wandelen naar 't politie-bureau, onder 't gejuich van eene menigte volks, die, zooals bij 't minste standje, onmiddellijk was toegeschoten. Na eenigen tijd op 't politie-bureau vertoefd te hebben en van voorkomen veranderd te zijn, keerde ons quasi- onderofficiertje naar huis terug met 't stellige voornemen: „Ik doei nooit van m'n leven geen onderofficierspak meer aan zelden deel aan het gesprek, als hij bij haar vader was. Zij was dan gewoonlijk bezig met huishoudelijke dingen, of nam een hand werkje op, terwijl I.eopold met haren vader een partij schaak speelde of over boeken en zaken sprak. Zijne bezoeken bij de Quellijens waren overigens niet veelvuldig of langdurig, en zoo leefde hij in de groote stad bijna als een kluizenaar. Elben zag zijn oude vriend Ribbeek, hoewel diens gezelschap niet bijzonder aangenaam te noemen was, bijna dagelijks; maar de jonge rechtsgeleerde was een bedrijvig, werkzaam man; hij had tal van kennissen, die hem wel niet zoo na aan 't hart lagen als Ribbeek, maar wier omgang hem toch opvroolijkte en afleiding gaf. Zoo kwam liet, dat Ribbeek gedurende de lange avonden dikwijls alleen was. Dan zat bij aan zijn tafel, met de pen in de band en met het voornemen om te gaan schrijven. Maar zijn brein werkte traag: de gedachten kwamen sleehts langzaam en bevredigden hem meestal niet; en niet zelden overviel hem, eer hij nog iets op het papier gezet had, een loodzware, onweerstaanbare matheid. Hij vroeg zich af, waartoe zijn leven eigenlijk nut. was? ,,Ik kan niets doen, wat niet even goed ongedaan kon blijven; en ik zie geen doel voor mij, waarnaar ik zou kunnen of mogen streven," sprak hij bij zich zei ven. Er kwam een groote mate van moeheid en levenszatheid over hem. Op zekeren dag, toen hij buiten de stad een eenzame wandeling deed, ontmoette bij een ellendig, schamel voertuig. Het was een oude, tamelijk groote huifkar, waarin twee menschelijke wezens rondkropen: een jonge man, wiens gelaat van langdurige ziekte en ontbering getuigde, en een klein kind. De kar had in zekeren zin iets van een tweespan. De „trekdieren" waren: een ruigharige, magere, groote hond, met openhangeuden bek, waakzame, goedige oogen en een kwispelenden staart; een trouw dier, dat zijn zware levenstaak vroolijk blaffend ten uitvoer bracht, zich met wegge worpen beenderen en hard, beschimmeld brood vergenoegde, en zijn meester dankbaar de band lekte, wanneer hij hem streelde, en een jonge, sterke, rijzige vrouw. Deze zag er niet vriendelijk en tevreden uit. Dik, donkerbruin, bestoven haar, in een knoop boven op haar kruin samengedraaid en onordelijk over het bezweete voorhoofd en den bruinen, gespierden nek hangend, was haar eenig hoofddeksel. Haar plunje bestond uit wat oude lompen. Zij zette haar bloote, beenige voeten vast en stevig op den harden, heeten grond, en sterk voorover gebogen trok zij uit alle macht aan de zware kar. Toen zij Ribbeek in het oog kreeg, bleef zij stilstaan, streek het ongekamde haar van haar voorhoofd weg en groette hem met een zwijgend, hooghartig knikje. De zieke man in de kar nam zijn muts af; en het kind stak zijne kleine haudjes naar den vreemdeling uit. Ribbeek gaf de vrouw al het geld dat hij bij zich had, verschei dene thalers, een groote som voor arme menschen. De jonge Trouw zag hem sprakeloos, bijna verschrikt aantoen kwam er een Jl. Dingsdag namiddag had te Leeuwarden de feeste lijke opening plaats van de tentoonstelling van voorwerpen van nijverheid en kunst, door vrouwen vervaardigd. Het ruime manègie-gebouw, door den minister van Oorlog welwillend daarvoor afgestaan, was fraai met vlaggen, wimpels en groen versierd. De gunstige verwachting is overtroffen. Omstreeks 3000 inzendingen uit alle oorden van Nederland, en ook uit het .buitenland, leveren de bewijzen van hetgeen de vrouw op het gebied van nijver heid en kunst vermag, maar ook een rijkdom, die boeit in liooge mate, en dit alles gaat gepaard met een smaak, die van de meerderheid van de vrouw boven den man in dit opzigt een nieuw getuigenis geeft. De wanden der zaal zijn grootendeels ingenomen door schilderijen, teeke- ningen enz., doch buitendien versierd met schilderwerk, draperiën, de wapenschilden van de provinciën en de voornaamste steden van Nederland. De presidente, mevr. R. AlenaldaHarmens, hield eene toespraak en werd be antwoord door den commissaris des Konings cn den burgemeester. Het Noordelijk Evangelisch Zendingsfeest te Win schoten is op Woensdag 31 Julij a. s. bepaald. In Spanje is digt bij Barcelona een spoortrein door roovers tot staan gebragt en geplunderd. VisclilDerigten. De aanbrengst van visch bleef gelijk aan die van de eerste dagen der week. Achter de gronden was de visscherij goed. Er waren schuiten die 180 groote en 400 kleine tongen aanbragten; deze waren bij dag gevangen. Dit is zeldzaam, aangezien de vangst gewoonlijk des nachts plaats heeft. De prijs bleef ongeveer dezelfde. De prijs van rog daalde tot op 3 cent, om heden weder tot 20 cent te stijgen. De geheele vloot is thans naar huis ter viering der feestdagen. Geep van Wieringen gold f3.50 tot f 3.75 per tal, die van de Hors f 5. De vangst zal bij aanhoudend mooi weder wel beteren. Benoemingen, enz. Met ingang van 16 dezer is benoemd tot schoolopziener in het 7de schooldistrict van Noordholland de heer mr. M. Büchner, alhier. Tot ridders in de orde van den Nederl. Leeuw zijn benoemd de heeren: dr. C. J. van Persijn, geneesheer-directeur bij het genees kundig gesticht voor krankzinnigen te Meerenberg, bij Bloemendaal; R. Mees, voorzitter en A. Symons secretaris van het bestuur van de Inrigting voor Doofstommen-onderwijs te Rotterdam. Tot officier der orde van de Eikenkroon is benoemd de kapitein W. C. E. van der Plas, van den Staf der infanterie, directeur der Pupillenschool. Aan den heer mr. J. E. baron van Panhuijs, is met ingang van 9 dezer, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als Commissaris des Konings in de provincie Friesland, met dankbetuiging voor de vele door hem den lande bewezen diensten. De luit. ter zee 2de kl. J. A. Kloek, belioorende tot de rol van het fregat Evertsen, wordt met den 16 dezer overgeplaatst in de rol van het wachtschip alhier en op de Evertsen vervangen door den luit. ter zee 2de kl. M. F. Tydemau. De luit. ter zee 1ste kl. W. F. Wesselink, belioorende tot de rol van het wachtschip alhier, wordt met den 20 dezer op non-act. gesteld. Fran Urljls.. Te Rouaan was het standbeeld van Jeanne d'Arc op den 31 Alei jl. met een menigte kransen en bloemen getooid. Een dier kransen had niet meer of minder dan 5 meter omtrek en was van levende bloemen vervaardigd door een aantal jongelieden uit de stad. lichte trilling om den jongen, onvriendelijken mond, de blik werd zacht en weemoedig, en met tranen in haar stem sprak zij „Het gaat ons slecht. Mijn man is ziek. Wij zouden gaarne wat verdienen. God zegene u!" Ribbeek ging verder. Een poos later bleef hij staan en zag achter zich om. De vrouw trok dapper de kar op den harden straatweg voort; het zonderlinge gespan was reeds ver weg. Vlak bij Ribbeek stond een oude boomstronk, die een gemakkelijke zitplaats vormde. Ribbeek zette er zich op neder. Zijn onopmerk zaam oor vernam, zonder zich van het gedruisch dadelijk rekenschap te geven, het naderen van een snel aanrollend rijtuig. Toen Rib beek ter loops naar boven zag, was het rijtuig reeds in zijne onmiddellijke nabijheid; een open calèche, met twee prachtige paarden bespannen en een statigen koetsier in voorname liverei op den bok. In liet rijtuig zaten een groote, magere man en een jonge, bleeke vrouw. Haar matte, droevige blik onlmoette eene seconde dien van den aan den weg rustenden wandelaar. Het bloed vloog haar naar het gelaat; zij voelde een dof suizen cn bruischen in hare ooren en dadelijk daarna was het of haar borst werd dicht- gesnoerd. Zij sloot de oogen en slaakte een flauwe zucht. Haar geleider keerde zijn hoofd naar haren kant, en toen hij haar daar als levenloos liggen zag, boog hij zich tot haar en vroeg bedaard: „Scheelt u iets?" Zij antwoordde niet. Zij was bewusteloos geworden. Ribbeek had van dit toonecl niets gezien; maar hij had Anna herkend, en opgemerkt hoe bleek en vervallen zij er uitzag. Hij zag het rijtuig na. In een paar minuten hud het de kar ingehaald. Het armzalige voertuig maakte voor de prachtige calèche plaats en ging bescheiden naar den kant van den weg. Ribbeek meende te zien, dat de zieke bedelaar zijn muts afnam. Het kind strekte waarschijnlijk eveneens zijne handjes uit, om de milddadigheid der rijke menschen in te roepen. In de calèche scheen men van dat alles echter niets te bemerken, want het rijtuig in een stofwolk gehuld, rolde gezwind langs de armen heen en was kort daarop uit ltibbecks oog verdwenen. Ribbeek bleef nog een poos zitten; daarna stond hij langzaam en met moeite op, als iemand die bijzouder afgemat is, en sloeg den terugweg naar Berlijn in. In de nabijheid der stad hield hij nog eens op, om in een kleinen tuin, dicht bij het station van den spoorweg gelegen, op een bank te gaan zitten en daar van zijn lange wandeling uit le rusten. Hij had dat plekje lief ge kregen. Hij sloeg van daar de aankomende en vertrekkende reizigers gade. Al die vreemde gezichten verstrooiden hem. Hij verzon er geschiedenissen bij en verdiepte zich daardoor in droomerijen, die zijne gedachten van zijne eigene lotgevallen afleidden. Hij noemde het spoorwegstation zijn coinedie en vertoefde gaarne op de plaats, die hij zich daar als toeschouwer gekozen had. Wordt vervolgd Engeland. Drie levende walvissclien zijn met eene stoomboot uit Canada te Liverpool aangebragt, bestemd voor de aquariums van Brighton, Alanchester en Blackpool. Zij waren op de kusten van Labrador gevangen en in houten kisten, met zeewier gevuld en met eene menigte gaten doorboord, aan boord gebragt. Te Liverpool aangekomen, zijn zij als gewoon vrachtgoed per spoor naar de plaatsen hunner bestemming vervoerd. DuitscHLand. BERLIJN, 7 Junij. Van wege Pruissen is gisteren een voorstel bij den Bondsraad ingekomen tot ontbinding van den Rijksdag. Het te koop hangen der portretten van Hödel en Nobi- ling is door de Berlijnsche politic verboden. Het gemeentebestuur te Gotlia beeft het sociaal-demo cratische Congres, dat aldaar na de volgende week gehouden zou worden, verboden. Den 18 dezer viert de Koning van Saksen zijn zilveren bruiloft. Fortugal. In de haven van Yigo is den 3 dezer binnengeloopen de Sint-Micliel, een jagt van 120 ton, bet eigendom van Jules Verne. De beroemde schrijver, die thans een togtje doet langs de kusten van Portugal, Marokko, Algerië en Tunis, heeft tot reisgenooten den gewezen afgevaardigde Raoul Duval en den zoon van den bekenden uitgever Hetzel. AmerilLa. Uit New-York wordt dd. 7 dezer berigt, dat drie Hol- landsche oorlogschepen te San Domingo zijn aangekomen, om teruggave te vorderen der koopvaardijschepen, welke door de overheid van San Domingo zijn in beslag genomen, op grond dat zij contrabande aan boord hadden. Nadere bijzonderheden omlrent den moordaanslag op Keizer Wilhelm. De toestand van den Keizer blijft naar omstandigheden bevredigend; de meeste zorg schijnt een wond in den regterarm aan een der gewrichten te baren., Inmiddels is de Kroonprins bij keizerlijk besluit tijdelijk met liet Rijksbestuur belast. Volgens de Kreuzzeitung en de Köln. Zeitung, teekende de Keizer dit besluit jl. Dingsdag avond met een enkele W., nadat hij een onderhoud met Bis- marek had gehad, dat ongeveer 10 minuten duurde. De Nordd. Allg. Ztg. doet uitkomen, dat hier echter volstrekt geen sprake is van een regentschap, doch alleen van eene tijdelijke vervanging, daar men alle hoop heeft dat de Keizer spoedig genoegzaam hersteld zal wezen, om zelf weder de regeling der zaken op zich te nemen. De Köln. Ztg. deelt mede, dat de Keizer het behoud van zijn leven indirect verschuldigd is aan... den Schah van Perzië. Toen hij zou uitrijden merkte hij namelijk op, dat er een buitengewoon groote menschenmassa. op de been was. Hij informeerde naar de reden en kreeg ten antwoord, dat dit zeker ter eere van den Perzischen gast was. Ter eere van hem verwisselde de Keizer toen ook zijn gewoon hoofddeksel met den minder gebruikelijken helm, en dezen helm beschutte zijn hoofd voor het schot. Hij werd door meer dan 40 hagelkorrels getroffen. De Schah zelf was over den aanslag bijzonder ontsteld, vooral door het Perzische bijgeloof, dat een ongeluk, hetwelk den gastheer treft, steeds gevolgd wordt door een ander, dat den gast moet overkomen. Hij vertrok reeds den volgenden dag. Zekere heer Dietz, die met den heer Holtfeuer en een officier het eerst in de kamer van den moordenaar was binnengedrongen-, geeft van de bloedige worsteling met den misdadiger in het Berl. Tagebl. het volgende verhaal: „Nobiling stond, in eene houding om te schieten, aan de kagchel en vuurde twee schoten op Holtfeuer af. De heer Dietz sprong nu op den moordenaar toe en drukte diens hand, welke den revolver vasthield, tegen den muur. Nobiling ging echter zoo woedend te keer, dat de officier zich genoodzaakt zag hem een sabelhouw over het hoofd te geven. Overigens had Nobiling reeds op zichzelven een schot gelost voordat de deuren waren ingetrapt. In de worsteling met den heer Dietz gelukte het hem nogmaals den revolver af te drukken, om zich een tweede wonde aan het hoofd toe te brengen. Een politie-agent, die op dat oogenblik liet vertrek binnenstormde, hield den lieer Dietz, die met bloed was overstroomd, bij vergissing voor den dader en greep hem vast. Hierop ontstond eene nieuwe worsteling, totdat het misverstand was opgehelderd. De kagchel, waarbij het vreeselijke tooneel plaats had, was van boven tot onderen met bloed bespat. Alle getuigen van het schouwspel waren ten zeerste opgewonden en ontsteld. Zelfs de politie-agent kon van ontsteltenis in het eerste oogenblik niets uitvoeren. Nobiling was, volgens de Nordd. Alg. Ztg., Donderdag nog bewusteloos. Nu en dan opende hij de oogen, maar herkende niemand, zelfs nief zijne moeder, die hem Woens dag heeft bezocht. Daar zijn mond steeds vast gesloten bleef, kostte het veel moeite, hem voedsel te doen genieten. Volgens de Post, die een later berigt schijnt te hebben, heeft hij echter Donderdag herhaaldelijk de oogen geopend en is hij in den loop van den voormiddag eenige oogen- blikken bij volle bezinning geweest en had liij zelfs reeds een weinig gegeten. Daar hij intussclien gedurig de handen naar het hoofd bragt, is er last gegeven tot een scherper bewaking, ten einde hem te beletten, het verband af te rukken. De geneeskundigen, voegt de Post er bij, meenen ook met meer zekerheid op het behoud van zijn leven te kunnen rekenen, daar het bij nader onderzoek gebleken is, dat bij zijne poging om zich van kant te maken wel de hersens door het schot zijn ingedrukt, maar de kogels in het plafond zijn gevlogen. Twee zijner broeders, de een officier bij het 59ste, de ander bij het 72ste regiment, zijn Donderdag ochtend

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 2