andere bij die redding behulpzame personen gezamenlijk een bedrag van f 118." De kerkeraad der Hervormde gemeente te Hoorn heeft een adres bij de Tweede Kamer ingediend, waarin protest wordt aangeteekend tegen de kunstmatige agitatie, onder den naam van volkspetitionnement. De Tuinbouwtentoonstelling die gisteren te Hoorn geopend is en tot 19 Junij zal worden gehouden, moet als bij uitnemendheid geslaagd worden beschouwd. Het is de eerste tentoonstelling van dien aard aldaar. Naar men verneemt zullen te Haarlemmermeer de festiviteiten ter herinnering aan het feit, dat de polder 25 jaren droog is, in de volgende week plaats hebben. Op Zondag 23 dezer zullen feestredenen gehouden worden in de kerkenDingsdag en Woensdag of Woensdag en Donder dag daaropvolgende zullen volksspelen, harddraverij enz. plaats hebben te Hoofddorp en Nieuw-Vennep en den volgenden dag zullen de verschillende scholen feestvieren. Door ruime bijdragen is de feestcommissie in staat gesteld het feit op waardige wijze te doen herdenken. Uit Rijnsburg wordt gemeld: „De toestand der veld gewassen is voor het meerendeel bevredigend te noemen. Alleen de uijen staan over 't algemeen slecht te velde, terwijl men begonnen is met enkele stukken daarvan om te spitten. Het aardappelen gewas daarentegen staat zeer prachtig; nog slechts weinige dagen en dit product kan ter markt worden verwacht. De aardbeziën, met het plukken waarvan men een aanvang heèft gemaakt, zijn ditmaal zeer groot van stuk en beloven een ruim beschot. Yan de vroegere bloemkool, welke door het koele en vochtige weder krachtig ontwikkelt, laat zich een niet late oogst verwachten. Bij het rooijen der tulpenbollen blijkt dat deze dit jaar goed zijn aangekweekt. Omtrent het aardappelgewas in de omstreken van Utrecht zijn de berigten uiterst gunstig; de planten staan thans in vollen bloei en tot nog toe heeft men nergens een spoor van do bekende aardappelziekte ontdekt, men hoopt binnen een 10-tal dagen reeds aan het rooijen te gaan. Te Voorschoten heeft iemand aangifte gedaan van de geboorte van zijn 24ste kind. Door een veehandelaar te Zwolle is bij den commis saris des Konings dispensatie aangevraagd tot den invoer van vee uit Duitschland, dat bij den belangrijken uitvoer van vee, die sedert jaren plaats heeft, wel als een buiten gewoon verschijnsel mag worden opgemerkt. -Eene nog jeugdige naaister te Joure had een puistje op het aangezigt, dat zij daarvan verwijderde. Onmiddel lijk daarna zwol het geheele hoofd op in zoo erge mate, dat zij zelfs voor hare nabestaanden onkenbaar was, en kort daarop volgde ook reeds de dood. Men wil, dat een giftige verfstof van gekleurd doek, met de hand in het open wondje gebragt, de aanleiding is tot dezen treurigen afloop. Zooals men weet, is van de geneeskundige raden der provinciën Friesland en Groningen, Drenthe en Over ijssel het denkbeeld uitgegaan, om een gezondheidsoord te vestigen. Reeds vroeger had men daartoe in de commissie, belast met de uitwerking van dit plan, het oog laten vallen op Assen, dat alle voorwaarden er voor in zich vereenigt. Onlangs hield bedoelde commissie te Assen eene vergadering, waarin de zaak nader besproken werd en men vaststelde, dat de inrigting geschikt zou gemaakt worden ook en wel in de eerste plaats voor de minder door de fortuin bedeelden. De bedoeling is niet, eene instelling te maken tot het genezen van zieken, maar Elben had daar niels tegen in te brengen. „Gij hebt gelijkik zal een poosje verlof zien te krijgen," ant woordde hij op Quellijens voorstel. „Misschien ga ik met u mede," zeide deze daarop. „Wat denkt ge daarvan?" ging hij voort, zich tot zijne dochter wen dende, die het gesprek, dat in Quellijens huis plaats vond, had bijgewoond. „Zou liet u genoegen doen, een dag of wat in de bergen rond te dwalen? Het zou u goed doen. Gij zijt al sedert geruirnen tijd niet meer zoo frisch en gezond als ik gewoon ben u te zien en u gaarne weder zien zou." Martha zag verbaasd op en antwoordde dadelijk: „Neen, vader! Ik blijf hier. Ik ga hier niet vandaan!" „Waarom, mijn kind?" vroeg de heer von Quellijen verwonderd. „Ik dacht nog al, dat ge met blijdschap mijn voorstel zoudt aan nemen. Wat beteekent het, dat ge hier blijven wilt? Gij waart toch vroeger altijd gaarne bereid, mij op mijne vacantiereizen te vergezellen „Als gij het verlangt, dan zal ik u ook ditmaal weder verge zellen," sprak Martha gelaten. „Neen, van mijn genoegen is hier geen sprake," antwoordde de heer von Quellijen. „Ik zou het reisje slechts om uwentwil doen. Gij hebt mijne vraag niet beantwoord: Waarom wenscht ge in Berlijn te blijven?" Martha zweeg verlegen. De heer von Quellijen bemerkte het. Hij wilde in tegenwoordigheid van een derde geen pogingen doen, om zijne dochter eene bekentenis te ontlokken. Hij zag haar met een bezorgden, liefdevollen blik aan en gaf aan het gesprek een andere wending. Maar zoodra Elben vertrokken was, zette hij zich bij zijne dochter neer. „Wat scheelt er aan, lieve Martha vroeg hij. „Mij scheelt niets, vader," antwoordde zij. Zij sprak fluisterend, met neergeslagen oogen. Quellijen sloeg haar opmerkzaam gade. „Gij ziet er niet goed uit, mijn kind," ging hij voort. „Uw toestand maakt mij ongerust. Zeg mij wat gij op het hart hebt. Waarom hebt ge zoo beslist geweigerd met ons op reis te gaan?" Zij stond op en zag hem met een vriendelijken glimlach aan „Mij scheelt niets, lieve, beste vader," sprak zij. „Maak u niet ongerust. Ik ben niet gaarne met vreemde menschen in gezelschap; dat weet gij wel. Ik beu het liefst met u alleeu. Daarom zeide ik dat ik hier wilde blijven." „Leopold is geen vreemde voor ons," antwoordde haar vader. „Hij is de zoon van mijn besten vriend. Gij kent hem reeds van uw vroegste kindschheid af. Hij is zeer ongelukkig geweest; hij is lijdende; ik beschouw het als mijn plicht, hem te helpen; en ik had gedacht, dat gij mij daarin gaarne behulpzaam zoudt willen zijn." „Gij hebt gelijk, vader, daar had ik niet aan gedacht. Ik zal meegaan." Quellijen was niet geheel gerustgesteld. Hij voelde dat Martha, eene geschikte verblijfplaats voor hen, die eenigen tijd in een geschikt oord moeten doorbrengen tot geheel herstel van krachten. Dat de klassieke spreuk: „de tijden veranderen en wij met hen," in het algemeen waarheid, en in het bijzonder op Victor Hugo van toepassing is, werd onlangs in onder scheidene bladen herinnerd, toen hij, die eens Voltaire met de diepste verontwaardiging schilderde en zijn afkeer van hem in de sterkste bewoordingen lucht gaf, nu als zijn lofredenaar optrad. Thans wordt hij in de pers weder op een omkeer van gevoelens gewezen. In Januarij 1850 behandelde de Kamer eene wet op het lager onderwijs, en reeds toen was er eene sterke partij die tegen het gods dienstonderwijs ijverde. Yictor Hugo bestreed haar met al de magt eener warme overtuiging en wegslepende wel sprekendheid. „Het godsdienstonderwijs" riep hij uit, „is naar mijne meening tegenwoordig meer noodzakelijk dan ooit. Hoe grooter de mensch wordt, hoe meer hij in geloof moet toenemen. Onze tijd heeft een groot ongeluk, ja, bijna zou ik zeggen, slechts één ongeluk, te weten: de rigting om alles tot dit leven te willen beperken. „Het aardsche leven en dat alleen, met andere woorden het uitsluitend materiëele leven, den mensch tot grens en doelwit beide stellende, verzwaart men alle ellende, dooi de ontkenning van hetgeen hem aan het einde van zijn loopbaan wacht; bij den last, waaronder de ongelukkige gebukt gaat, wordt hem de ondragelijke last van het niet opgelegd, en men maakt van lijden wanhoop. Yan daar die diepe sociale schokken en bewegingen. „Ik wil alles helpen doen om het lot van hen die lijden op aarde te verbeteren; maar ik vergeet niet, dat de eerste verbetering het geven, het opwekken der hope is. „Wat mij betreft, ik geloof innig en diep aan eene betere hoogere wereld, en ik verklaar hier openlijk, dat die over tuiging de hoogste zekerheid is voor mijne rede, gelijk zij de hoogste vreugde is mijner ziel. „Ik wensch dus ernstig, neen, meer nog, ik wil vurig het godsdienstonderwijs op de school." Volgens de onderzoekingen van Grandeau, staat de voedingswaarde van den haver niet in verhouding tot zijn natuurlijk gewigt. Voor het naauwkeurig toedienen van bepaalde rationen is de kennis der scheikundige zamen- stelling noodzakelijk. De maatstaf van gewigt of maat, zooals die algemeen gebruikelijk is, moet als onzeker en als weinig oeconomisch beschouwd worden. De Chem. Ztg. klaagt steen en been over de kunstboter- fabricage in Holland, die daar gedreven wordt in een groot aantal fabrieken, wier wijze van doen in de diepste duisternis gehuld blijft. Die fabrieken „verbeteren" ook geringere soorten van natuurlijke boter. Van de 200,000 KG. eleo- margarine, die in 1877 uit de V. S. van N.-Amerika naar Europa werd verzonden, ging 150,000 naar Parijs en de rest naar Holland. Bovendien wordt daar nóg een groote hoeveelheid Oostenrijksch vet verwerkt, zonder te spreken van de grondstoffen die men niet kent. De meeste van deze „boter" gaat naar Duitschland en wordt daar als goede Hollandsche boter gebruikt. De argelooze koopers denken er niet aan, dat die boter even vaak van ossen als van koeijen afkomstig is. Brandnetels als veevoeder. Wanneer hoenders in den winter met fijn gehakte en gekookte brandnetel- bladen gevoederd worden of wanneer men ze een weinig brandnetelzaad bij het gewone voeder geeft, leggen ze den geheelen winter door, mits ze in eene warmen stal gehouden worden. Het brandnetelzaad oefent ook een uitstekenden invloed uit op de paarden, waarom de Denen, wier paarden voor bet eerst van haar leven, niet volkomen oprecht met hem sprak. Maar hij wilde haar niet tot eene bekentenis dwiugen. Zij had tot dusver nooit een geheim voor hem gehad; hij hoopte dat zij hem spoedig uit eigen beweging zou toevertrouwen wat zij op haar hart had. Hij omhelsde haar en liet haar verder alleen. Zij bleef een geruirnen tijd onbewegelijk op haar stoel zitten, met de oogen strak op den grond gericht. Daarna droogde zij de tranen af, die op hare wangen waren gevallen, zuchtte diep en ging weder aan hare gewone bezigheden. Elben had gedacht dat Eibbeck bedenkingen zou opperen tegen het plan voor een voetreisje, en hij was aangenaam verrast toeu zijn vriend bereidwillig den hem gedunen voorslag aannam. Hij stelde echter ééne voorwaarde „Laten we nog een paar dagen wachten," sprak hij, „totdat ik met mijn roman gereed ben; ik zou dien arbeid niet gaarne afbreken." Elben was het daarmee eens. Laat eens zien wat gij den lautsten tijd geschreven hebt," sprak hij. „Gij zijt een bijzonder achter houdend auteur. Sedert, weken hebt ge mij niets voorgelezen." Eibbeck gaf een ontwijkend antwoord. Het gebeurt niet dikwijls, dat iemand er op staat, een manuscript te lezen, zelfs al heeft zijn beste vriend het geschreven. Elben drong niet verder bij Eibbeck aan eu vergenoegde zich met hem den raad te geven dat hij zich niet overwerken moest, maar slechts gestadigen spoed zou maken, om zoodra mogelijk het ontworpen uitstapje te kunnen ondernemen. Eibbeck was vroeger altijd gaarne bereid geweest om hetgeen hij geschreven had aan Elben voor te lezen. Maar nu hield hem een eigenaardig gevoel, een soort van schaamte, daarvan terug. Niet dat hij in zekeren zin ontevreden was met hetgeen hij in den jongsten tijd ten papiere gebracht had. Integendeelde laatst geschreven hoofdstukken van zijn roman bevielen hein verreweg beter dan al wat hij tot dusver voortgebracht had. Hij had als in een koorts gewerkt; een vroeger nooit gekende opgewektheid, die hera tot den arbeid dreef, was over hem gekomen: hij vond voor datgene, wat hij zeggen wilde, met gemak de gepaste uitdrukking; zijn stijl werd beeldrijker, vloeiender, de toestanden schenen boeien der en natuurlijker. Hij had de eerste hoofdstukken van zijn roman geheel en al omgewerkt, en in weinige dagen zooveel geschreven als vroeger in geheele weken. Het werk liep iiu ten einde. Hij dacht bij zich zelf: „Het is goed; het zal succes hebben;" maar terwijl hij de critiek van het vreemde publiek nu met grooter vertrouwen tegemoet zag, was hij huiverig voor het oordeel van zijn vriend. Hij had in zijn werk veel opgeteekend van hetgeen zijn hart drukte; Elben, die hem zoo door en door kende, zou het voor „bekentenissen" kunnen houden. Hij wilde niet tot een der gelijke biecht overgaan, en daardoor in zekeren zin om medelijden vragen. Dat achtte hij onmanlijk. Hij wilde, dat wat hem kwelde, alleen dragen. (Wordt vervolgd.) er zooals men weet prachtig uitzien, dit zaad zorg vuldig verzamelen, droogen en als bijvoeder geven. Te dien einde mengen zij 's morgens en 's avonds een hand vol onder de haver; de paarden worden daardoor vleezig en vet en hun haar krijgt een schoonen zijdeglans. Men wendt dit middel 3 maal in de week aan en verkrijgt daardoor de zoo begeerde uitwerking. (N. R. Crt.) "V isolitoerigt en. Gisteren kwamen de visschers voor het eerst in deze week binnen. De vangst varieerde van 20 tot 60 groote en 70 tot 600 kleine tongen, 2 a 5 mandjes zeer kleine scholletji s en gemiddeld 1 mand scharren. Tongen golden van 4 tot 35 cents per stuk, scholletjes f 1 per mand en scharren f 2.50 per mand. ltog is van den Zuidwal en van Terschelling zeer veel aangebragt. De prijs was voor doodc 7 a 9 en voor levende 12 a 18 cents per stuk. Geep is bijna niet aangebragt; door het koude weder blijft deze visch in diep water. Benoemingen, enz. De off. van gez. 2de kl. M. Steensraa, geplaatst bij het hospitaal der Marine alhier, wordt met 1 Julij a. s. overplaatst aan boord van het wachtschip, en vervangen door den off. van gez. 2de kl. A. Pieters. Voorts wordt de off. van gez. 2de kl. H. A. Beekhuis met dien datum geplaatst iu de rol van het opleidingsschip Admiraal van Wassenaer, ten einde gedetacheerd te worden aan board vau de instructiobrik Ternate. Staten-Generaal. Tweede Hamer. De minister van Marine heeft breedvoerig geantwoord op het voorloopig verslag over het ontwerp tot regeling van de militaire pensioenen bij de zeemagt. De minister zegt, met leedwezen kennis te hebben genomen van dut verslag, niet uit vrees voor verwer ping, waaromtrent menig punt hem gerustheid geeft, maar uit besef dat zijne toelichting te wenschen overliet. Vandaar meer naauw- keurige toelichting tot handhaving van de verhooging ook voor de Marine, als gevolg en uitvloeisel van de ten vorigen jare toegestane verhooging voor de laudmagt. Frankrijk. Dezer dagen heeft de Minister van Onderwijs eene groote soiréo gegeven, die, gelijk een der bladen zegt, veel aantrekkelijks had, doordien er dansen uit de zestiende en zeventiende eeuw werden uitgevoerd. De muziek bij die dansen was door den heer de Lajarte, archivaris van de groote Opera, teruggevonden en de passen waren gearrangeerd door Mlle Laure Fonta, eerste danseres aan de Opera. Ook is op de soirée een volledig ballet uit de achttiende eeuw, les Indes galantes, vertoond. Er werd echter niet enkel gedanst, de aanwezigen werden ook onthaald op klassieke muziek. Op 1 Januarij 1777, onder Lodewijk XVI, werd te Parijs de Bank van Leening geopend, en op 31 December 1877 werd daar het eeuwfeest gevierd. Is er in die eeuw met en in Frankrijk veel belangrijks voorgevallen, ook de Bank van Leening doorleefde verschillende omstandigheden. Onder het Directoire was de rente, die bij de leeningen genomen werd, 30, thans is zij 9 pCt. In die eeuw werd geleend 2,308,655,696 francs op 112,537,676 panden. De winsten, die ten behoeve van de algemeene armen komen, bedroegen tot 1872 23,955,897 francs. In de geschiedenis dier 112 millioen panden zou stof zijn voor honderd duizenden romans! Na afloop van eene begrafenis te Parijs werd op het kerkhof een der groefbidders gearresteerd, die bij het afleggen van het lijk zich meester had gemaakt van eene portemonnaie uit een der zakken van den overledene. De modekleuren te Parijs zijn dezen zomer vaal groen (crapaud mort d'amour) en hard rood (crête de coq en colère). Maandag ochtend ten 4 ure heeft men te Orleans postduiven onder een sterken westenwind laten uitvliegen. De tien duiven, die het eerst te Bergen-op-Zoom aankwamen, werden bekroond; de eerste keerde ten 10.31 in hare til terug, de tiende ten 11.13. In 6| a 7 uur werd alzoo door hen, onder vrij ongunstig weder, de reis afgelegd. Enkele duiven zijn op dit oogenblik nog niet teruggekeerd. Onlangs zijn, naar men uit Valenciennes berigt, op een enkelen dag, per spoorweg, 1086 manden met postduiven uit België Frankrijk ingevoerd, om op verschillende plaatsen aldaar te worden opgelaten. De geheele bezending bedroeg 123,440 stuks; wel een bewijs hoe algemeen en op welke groote schaal men zich in Belgic met het aan kweeken en afrigten van postduiven bezig houdt. Verder wordt medegedeeld, dat dezer dagen 400 stuks uit België naar Rome zullen worden gezonden, om ze daar op te laten. Bngeland. Het voornemen bestaat de Londensche straatlantaarns, door middel van elektriciteit, gelijktijdig aan te steken en uit te blusschen. Onlangs is in eene vergadering van ingenieurs een plan behandeld van den ingenieur Fox om dit denkbeeld uit te voeren. Volgens zijne berekening zou het gelijktijdig aansteken en uitblusschen van 3000 lantarens door middel van elektriciteit, jaarlijks eene be sparing opleveren van ongeveer 2600 p. st., vergeleken bij de kosten die de tegenwoordig gevolgde methode met zich brengt. Met de Engelsche stoomboot Triton werden door eenige duikers pogingen gedaan, om langs het bij Folkstone gezonken Duitsche oorlogschip Groszer Kurfürst een onder zoek in te stellen naar den toestand van dien bodem, die daarbij bleek ongeveer 10 voet in het zand te liggen. Toen de duikers aan den voorsteven van het schip kwamen, werd door een hunner plotseling het alarmsignaal gegeven, daar hij verward was geraakt in het net, dat voor en om het oorlogschip was uitgebragt, om het tegen torpedo's te

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 2