was, eigendunkelijk de spoorwegafsluiting heeft geopend en met kar en paard over den overweg is gegaan, hetgeen tot groote ongelukken had aanleiding kunnen geven. Jl. Donderdag had te 's Hertogenbosch een treffend ongeluk plaats. Een kindje viel in het water; een man, met zijn vrouw voorbij wandelende, sprong het terstond na, na zijn jas uitgetrokken en zijn vrouw gegeven te hebben, doch hij zonk terstond in de diepte weg en is niet gered kunnen worden. Het kind echter werd eenige oogenbliklcen later gered door een tweeden ,menschenvriend. Bij een veehouder te Oud-Gastel openbaarde zich deze week eene vreemde ziekte onder de melkkoeijenhet vee werd woest, kreeg eene aandoening der oogen met gedeeltelijke blindheid, nam bijna geen voedsel, de beesten stonden met opgetrokken buik en sommige waren als razend, zoodat ze gekneveld moesten worden. Een dier stierf' plotseling en uit het deskundig onderzoek is gebleken, dat eene boosaardige kop- en darmcatarh op den stal heerschte, die echter niet van besmettel ij ken aard is. Ofschoon alle dieren lijdende zijn, begint men bij eenige beterschap te bespeuren. Het Zuider-Zendingsfeest is jl. Woensdag op de weide van den heer J. Vermet, onder 's Heer Arendskerke, gevierd. Het getal aanwezigen wordt op 3000 a 3500 per sonen geschat. Het feest is naar wensch afgeloopen. De Arnh. Crt. merkt op, dat het in Nederland mode begint te worden met een soort minachting neer te zien op hetgeen men de bourgeoisie noemt. Het is niet enkel dr. Kuyper, die den bourgeois haat en beschimptvoor de meest geavanceerderde liberalen is hij insgelijks een voorwerp van minachting en spot. Waarop rust eigen lijk, vraagt de Arnh. Courant, deze beweging, welke men aau den gang wil brengen tegen het gedeelte van 't volk, dat men, als ware liet eene schande, de burgerij noemt, die toch in werkelijkheid allen omvat, welke een zelfstandige positie hebben en in de gelegenheid zijn zelf standig te oordeelen? De burgerij toch bestaat niet alleen uit kruideniers, bakkers, slagers, grutters, winkeliers, enz., maar onze geleerden, onze hoogleeraren en onderwijzers, onze gepromoveerde klassen, onze magistratuur, onze land bouwers, kooplieden en industriëelen zij en wij allen behooren er toe; wij allen zijn en wij behooi-en er trots op te wezen, de bourgeoisie. Meent men nu, dat het land er zoo kwaad bij vaart, dat deze bourgeoisie invloed op den gang van zaken heeft, dat zij een inederegerende magt is, dat zij het overwigt in het land heeft en den toon aangeeft, dat zij niet overschreeuwd wordt door een onwetende of onvolledig ontwikkelde menigte, die blootstaat aan allerlei invloeden van baatzuchtige of dweepende drijvers? De Arnh. Crt. oordeelt, dat men, in plaats van dezen bespot- telijken kruistogt tegen de bourgeoisie te prediken, integen deel zijn best moet doen, om het Nederlandsche volk tot echte bourgeois te maken, d. i. tot staatsburgers, die zelf standig bestaan en zelfstandig oordeelen kunnen. In een der bladen, zoo meldt de Arnh. Crt., wordt gewag gemaakt van het succès, door het muziekkorps van den heer Coenen te Parijs behaald. Te Parijs hoorden wij niets van dat succès integendeel werd er mede gespot. Een Fransch blad ging zelfs zoover om de verzuchting te slaken ,/hoever zal het nu nog met ons komenThans hebben wij de Hollanders! straks zullen nog de Groenlanders komen!" Dit verwijt is even onverdiend als de lof door het Nederlandsche dagblad aan de meeste concerten gegeven. De waarheid is, dat niemand kennis droeg van die concerten op het Trocadero. Den dag waarop het eerste concert gegeven werd, bevonden we ons op het Champ de Mars, en zelfs daar bleek uit niets, wat er aan de overzijde van de Seine, op geen half uur afstand, plaats had. Fransche couranten, die waardiger toon voeren dan het aangehaalde, hetwelk van de Groenlanders sprak, betuigden den volgenden dag hun leedwezen, dat zij over het concert zwijgen moesten, goeden naam der arme, verdachte vrouw verdedigen kunt. Voor- loopig moogt ge natuurlijk van hetgeen ge nu vernomen hebt, tegenover niemand gebruik maken." Elben was nu weder de oude, vertrouwende vriend geworden. „Verlaat u op mij," sprak hij. „Mocht er opspraak over mevrouw von Halffeu ontstaan, wat echter, naar ik lioop, vermeden kan worden, dan reis ik, als dit gewonscht mocht schijnen, naar Weimar, om met haar en haren vader te overleggen, wat ons te doen staat. Wat ITalffen betreft, hebben uwe mededeelingen niet de minste waarde. Hij zou mij uitlachen als ik van hem verlangde, mijne niet bewezen en niet te bewijzen verklaring voldoende te achten om zijne vrouw voor onschuldig te houden en de u aange dane bcleediging terug te nemen." „Hij moge bevredigd zijn of niet," antwoordde Ribbeek, „daar is mij weinig aan gelegen. Ik begeer alleen, dat de goede naam zijuer vrouw niet door mijne relatiën met haar geschaad worde." „Zij schijnt mij, sinds ik uw verhaal gehoord heb, beter toe, dan ik gedacht heb," merkte Elben op. „Het is vreemd," sprak Ribbeek nadat hij een poos had nage dacht, „dat zij voor mij, sedert eenigen tijd, niets belangwekkends meer heeft. Niet onwaarschijnlijk was het, dunkt mij, dat het vertrouwen, dat zij nu in mij stelt, mijne oude liefde voor haar weer herlevendigd zou hebben; maar dit is niet het geval. Zij is mij, om zoo te zeggen, onverschillig geworden. Tegenwoordig denk ik inderdaad alleen nog aan haar als aau zooveel meer dat ik in mijn leven verloren heb: zonder smart, zonder wroeging. Dat is ook goed; het leven zou ondragelijk zijn, als de smart over een groot verlies langen tijd hare oorspronkelijke bitterheid behield, ilet interesseert mij voor het oogenblik veel meer, te weten of mijn roman goed of slecht is, dan of Anna mij nog bemint of niet. Ik ben lang genoeg ziek geweest, en nu werkelijk op den weg tot spoedige, volkoiueue genezing." „Laat ons hopen, dat Ilalffen de kuur niet afbreekt," sprak Elben. Ribbeek haalde zijn schouders op en merkte slechts aan: „Dat moeten wij rustig afwachten." Elben begaf zich van Ribbeek naar baron von Ilalffen. Hij had dezen sedert verscheidene dagen niet gezien, want hij kwam reeds sinds een weck niet meer bij Ilalffen aan huis, nadat lvij het werk, dat tot vóór korten tijd zijne tegenwoordigheid aldaar gevorderd had, tot genoegen van zijn vriend Ertraut en van den baron ten einde gebracht had. {Wordt vervolgd.) maar de redactie had de uitnoodigings-kaarten ontvangen des namiddags ten vier ure, terwijl het concert ten twee ure begon. Onze landgenooten zijn dus ook in dit opzigt te Parijs niet gelukkig geweest, gelijk zij ongelukkig waren in velerlei andere opzigten. De Iiollandsche afdeeling is zacht gezegd op verre na de mooiste niet, en terwijl men bijna overal elders zich verdringt, kan men hier dan ook eenige oogenblikken van kalme rust smaken. Zoo wij deze hebben willen exposeren is het plan volkomen geslaagd. Alleen onze nationale kleederdragten lokken de menigte, en zij voldoen ook, maar zouden nog veel beter voldoen, wanneer zij niet zoo opeengedrongen vlak naast elkander in eene betrekkelijk smalle, lage gaanderij waren geplaatst. Zeker zullen onze landgenooten met genoegen hebben opgemerkt-, dat de heer Jonckbloet zijn privative jagt in Friesland heeft, gelijk bij een der groepen vermeld staat. Melk. In de derde algemeene vergadering van het Neder-Saksische Aerztevereinsbunddezer dagen te Breinen gehouden, werd eenstemmig de meening uitge sproken, dat, in weerwil van alle aanprijzingen van „kinder- soepen," ,/kindermeel," „gecondenseerde melkpreparaten," enz., enz., goede koemelk is en blijft het beste surrogaat voor moedermelk, en dat reeds uit dien hoofde de meeste zorg behoord besteed te worden aan het overal aanwezig zijn v£tn goede koemelk. "V isolitoerigten. De vangst der schuiten is in de laatste dagen niet groot; de stilte des nachts verhinderde veelal de tongenvisscherij. Bij den dag is deze visscherij voor het Westgat, waar men onlangs mooi soort tongen ving, beduidend verminderd. De scholletjes blijven nog steeds klein en de vangst is niet overgroot. Rog wordt nog altijd veel van den Zuidwal en Terschelling aan gevoerd; ze bragt gemiddeld 15 cents op. Geep wordt weinig aangevoerd; er is genoeg in diep water, maar de visch komt niet aau den wal. Benoemingen, enz. Eervol ontslag verleend aan den heer J. F. Rommel, als heemraad in het bestuur van St. Aagtendijk, van wege de gemeente Castricum den heer jhr. J. Rendorp van Marquette, als hoofdingeland in het bestuur van St. Aagtendijk, van wege de gemeente Heemskerk. Benoemd zijn: tot heemraad in den polder Wieringerwaard de heer C. Rezelman Dz.tot heemraad in het bestuur van St. Aagtendijk, van wege. de gemeente Castricum, de heer C. Mooij Jz.tot hoofd ingeland in het bestuur van St. Aagtendijk, van wege de gemeente Heemskerk, de heer P. F. Seignette. De luit. ter zee 2de kl. L. Adriani wordt den 11 Julij a. s. geplaatst aan boord van het wachtschip alhier. De off. van gez. 2de kl. bij de zeemagt P. A. Risch wordt, met 1 Julij a. s., geplaatst aan boord van het wachtschip te Amsterdam. Tot bevelhebber in de 2de militaire afdeeling is benoemd de kolonel J. V. D. Dittlinger, thans bevelhebber in de 5de militaire afdeeling. De off. van gez. 2de kl. van de laudmagt J. Pare, tijdelijk gedetacheerd bij het personeel van de geneeskundige dienst der zeemagt, behoord hebbende tot het escader in" Oost-Indic en den 9 dezer teruggekeerd, is met dien datum op non-activiteit gesteld wordende voorts ziju detachement bij de Marine met den laatsten dezer ingetrokken en hij met 1 Julij a. s. weder ter beschikking gesteld van den minister van Oorlog. Staten-Generaal. Tweede Kamer. Zitting van Donderdag 20 Junij. Bij de voortzetting van het debat verdedigden de heeren Mackay en van den Berch het grond wettig regt van vrijheid van onderwijs en bestreden het ontwerp. De heeren de Meyier en Borgesius verdedigden het, terwijl de eerste de grieven en wenschen der overzijde weerlegde. De heer van Houten had groot bezwaar tegen centralisatie, in dit ontwerp doorstralende, en betoogde dat de organisatie vau het onderwijs moest zijn gemeentezaak, hetgeen de heer Borgesius weersprak op grond, dat vele gemeenten hun pligt verzuimen. Zitting van Vrijdag 21 Junij. Het debat over de onderwijs wet werd heden voortgezet. De heer Hallmans heeft de grond wettigheid en billijkheid van de eischen der voorstanders van het bijzonder onderwijs speciaal wat het subsidiestelsel betreft verdedigd. De heeren Larabrechts, Arnold en Asch van Wijk sloten zich bij hem aan. De heer Corver Hooft zag ook in dit ontwerp geen ver betering, maar verergering van den bestaandeu toestand. De heer Lenting, ofschoon bezwaar hebbende, zou voorstemmen omdat het ontwerp vele verbeteringen aanbrengt. De heer Godefroi bestreed het subsidiestelsel met een beroep op de grondwet, die noch openbare confessioneele noch bijzondere confessioneele scholen wil. Maandag voortzetting. Door den heer Moens zijn op meer dan 40 artikelen van de onderwijswet (57) amendementen voorgesteld, die gedrukt en aan de leden rondgedeeld zijn. De heer Berch vau Heemstede heeft mede 13 en de heer Verheijen 5 amendementen voorgesteld. FranKrij K Het Landbouw-Congres, dat te Parijs tegenwoordig zitting houdt, en een grooten gemeenschappelijken maal tijd hield, heeft in zijn tweede afdeeling het rapport gehoord van den Nederlandschen afgevaardigde, Schol ten van Aschat, welbekend in de Nederlandsche land- bouwwereld door zijn hoornloos vee. Het rapport handelde over het Nederlandsche vee en over de verdiensten van de koeijen, tegenover die van elders. De heer Scholten van Aschat wees in zijn rapport op een achteruitgang van het melkgevend vermogen onzer koeijen, dat hij toeschrijft aan onvoldoende bemesting onzer landen. Hij constateerde tevens, dat onze boter op de Londensche markt niet meer zoo gezocht is als voorheen. Vandaar dat de verschillende landbouw-maatschappijen teregt naar verbetering van dat product streven. Op den 18 dezer onweerde het te Parijs voor de dertigste maal in dertig dagen. Al dien tijd ging er geen dag voorbij, zonder min of meer hevige regenbuijen, en de te velde staande oogst, die zeer gunstig stond, lijdt veel door al dit nat. Het hooi, dat reeds binnen zijn moest, ligt op zeer vele plaatsen verrot op het land. Uit New-Aork is naar Parijs gezonden een model van het postkantoor te New-York. Dit model bestaat uit 284,000 stukken, waaraan de vervaardiger gedurende zes jaren dagelijks zes uren heeft gewerkt. Engelana. Den 19 dezer werd te Folkestone het lijk aangebragt van graaf von Schwerin, kommandant van het door aanvaring met de König Wilhelm gezonken Dnitsche oorlogsstoomschip Grosser Kurfürst. Het was gekleed in volle uniform en verkeerde in verregaanden staat van ontbinding. De Duitsche consul gaf order om het lijk in looden doodkist naar Londen te zenden, vanwaar het naar Duitschland zal vervoerd worden. Door de familie van den graaf was eene belooning van honderd pond voor het vinden van het lijk uitgeloofd. TeLiverpoolisin eene concertzaal eene stellage, waarop een koor van 1000 kinderen geplaatst was, ingezakt. 800 kinderen vielen naar beneden. De val was niet hoog, maar het is toch een bijzonder gelukkig geval te achten, dat geen enkele der kleinen zich ernstig bezeerd heeft. Duitsclilanci. Het voor eenigen tijd te Bonn gehouden congres van oud-Catholieken heeft definitief besloten tot afschaffing van den gedwongen ongehuwden staat der priesters. - Te Stuttgart bestaat sedert tien jaar een vereeniging voor kunstledematen, die zich ten doel stelt arme en ge brekkige personen zooveel mogelijk door de kunst voor het gemis van armen of beenen schadeloos te stellen. Zij heeft in dien tijd 425 personen van kunstarmen en beenen voorzien. Uit Eltville (Nassau) wordt gemeld, dat in den tuin van den predikant aldaar een aardbei is geplukt, die een gewigt had van 801 gram. Zwitserland. De regering van het kanton Solothurn heeft een nieuwe wet tegen den woeker bearbeid, waarin o. a. de volgende bepaling voorkomt: Wie den nood of de bekrompenheid des verstands van een geldvragende misbruikt, om van hem overdreven of met de lieerschende geldprijzen en de loopende risico in openbare onevenredigheid staande renten of provisie te trekken, is aan woeker schuldig. Gewone woeker zal, volgens deze wet, gestraft kunnen worden met eene geldboete tot 1000 francs en eene gevangenisstraf tot 3 maanden. Waar de Congresleden zich al meè bezighouden. De correspondent van de Figaro verhaalt het volgende: „De verwonderlijke tegenwoordigheid van geest van lord Beaconslield heeft aau een der nioeijelijkste toestanden een einde gemaakt. Men was aan tafel en juist bezig het dessert aan te spreken. Prins von Bismnrck, die, zoo als ieder weet, een groot eter is, vulde zijn bord met kersen. De markies van Salisbury sloeg hem daarbij gade. Prins, zeide hij plotseling, wat gij daar doet is zeer ongezond. Hoe zoo? vroeg de Prins. Gij hebt daar juist twee kersenpitten ingeslikt. Gij vergist u, markies, sprak de Prins met opvallende koelheid. Nooit! antwoordde Salisbury op dien hooghartigen toon, die de trotsche Engelsche aristocratie onderscheidt. De gasten keken elkander aan en verscheidene hunner verbleekten.Mijnheer de markies! zeide Bistnarck, terwijl zijn oogen bliksems schoten. Hier begon nu de rol van lord Beaconstield.Misschien zeide hij op zeer zachte en slepende wijze hebt gij mijne heeren, beiden gelijk. Uwe hoogheid is zulk een groot man, dat gij wel, door er niet op te letten, een heel klein kersenpitje kan ingeslikt hebben. Twee, viel Salisbury met een treurigen blik, lord Bea conslield in de rede. Of twee, ging de behendige Engelsche diplomaat zonder ontroering voort. En gij, waarde lord en collega, hebt zulk een scherpen blik, dat niets u ontgaan kan. Wilt gij mij, Prins en markies, veroorloven het vraagstuk terstond op te helderenP Hoe zoo? bromde Bismarck in zijn witten baard. Ik ben toch geen Japanees, dat ik, om u pleizier te doen, mijn buik zal openen. Dat eisch ik niet van u, gulhartige gasiheer, antwoordde lord Beaconsfield. Dit beroep op de gastvrijheid van den grooten kanselier vond een uitmuntende uitwerking. Laat ons eens zien, sprak Bismarck op bedaarder toon, hoe gij u daaruit zult redden. Uw bord, Hoogheid, ifyou please lord Beaconsfield is de eenige diplomaat, op dit oogenblik te Berlijn tegenwoordig, die nooit Fransch spreekt. Een lakei bragt het bord van den Prins, waarop het overschot van zijn dessert lag. Lord Beaconsfield keerde het op het tafellaken om. Aller oogen zijn op hem gevestigd. Met zijne lange, beenige, vlugge en met kostbare ringen overladen vingers, begon hij alles uit te zoeken en te schikken, wat eerst meer op een kinderspelletje geleek dan op de bezigheid, een der grootste staatslieden van onzen tijd waardig. Hij legt de pitten op rijtjes, en vervolgens onder elke pit een kerssteel. Een plegtige stilte heerschte in de zaal. Drie minuten verliepen op deze wijze. Ver volgens begon de Engelsche premier, met die heldere, doordrin gende stem, die zoo dikwerf het Heerenhuis heeft bekoord, te tellenócn, twee, drie...., en zoo vervolgens tot de zeven-en-veertigste pit, dan weêr: cén, twee, drie.... en zoo vervolgens tot de negen- en-veertigstc kersensteel. Het bewijs was geleverd, er ontbraken twee pitten. Bismarck verhief zich van zijn zetel en zich naar den markies van Salisbury begevende, zeide hij op bewogen toon Markies, gij hebt gelijk! Daarop zich tot lord Beaconsfield wen dende, wiens gelaat van vreugde schitterde, voegde hij er op luideu toon bijLord Beaconsfield, gij zijt een groot man. Na dit voorval twijfelt niemand te Berlijn meer aan den vredelievender, afloop van het Congres." Berieten MrelMs 4e Stooirartiaatscliappij MerlaM. Prins Hendrik. 20 April van hier vertr., 29 Mei te Batavia aang. Celebes11 Mei van hier vertrokk.31 Mei van Suez vertr. Kott.derNederl. 19 Junij van Suez naar Batavia vertrokken PrinsesAmalia. 22 Junij van hier vertrokken. Madura 5 Junij van Penang vertrokken. Conrad. 8 Junij van Batavia vertrokken. Prins v. Oranje. 6 Junij alhier aangekomen, vertrekt 13 Julij. Dit stoomschip kwam, wegens het breken van den lagen-druk- zuiger op 80 mijlen afstand van Suez, ter laatstgenoemde plaats op 20 Junij terug. Blijkens gehouden expertise kan de reparatie te Suez geschieden. Het oponthoud, hoewel nog niet met volkomen juistheid op te geven, zal vermoedelijk niet groot zijn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 2