IIËLttDliSCHE KV VIKUWËDIËPKR COURANT. 1878. N°. 82. Woensdag 10 Julij. rt_ Jaargang36. SÉÉK Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. „W ij li u 1 d i jf c i het o e tl e." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturd&g namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalƒ1.30. K hm franco per post - 1.65. Eiken Bonderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur. HELDER en NIEUWED1EP, 9 Julij. Zr. Ma. scliroefstoonischip Piinscs Maria is den 6 dezer van Malta naar Nederland vertrokken. Blijkens een bij het Departement van Marine ont vangen telegram is Zr. M. instructiebrik Zeehond, onder bevel van den kapt. luit. ter zee H. D. Guvot, den 7 dezer van Christiania vertrokken. Aan boord was alles wel. De adelborsten 1ste kl. aan boord van Zr. Ms. schepen Zilveren Kruis, van Galen en Leeuwarden zullen, naar wij vernemen, den 26 Aug. a. s. met de mailboot naar Oost-Indië vertrekken. Het Zweedsche oorlogskorvet Saga, aan boord waarvan zich als adelborst bevindt Prins Oscar, tweede zoon des Konings van Zweden, is gisteren alhier aangekomen. Een treurig ongeval hebben wij te vermelden, dat gisteren naauwelijks na aankomst van het Zweedsche oorlogskorvet Saga, daar aan boord heeft plaats gehad. Bij liet salueren zijn twee jonkers, die een vuurmond mede bedienden, deerlijk gekwetst. De een, cadet, werd door de geschutspoort in zee geslingerd en met verloren arm gered; de ander, élève, werd den arm verbrijzeld, zoodat tot amputatie moest worden overgegaan. Beiden werden direct naar het Marine-Hospitaal vervoerd. De toestand van den eerste is zorgwekkend, die van den tweede vrij wel. Den 22 Julij a. s. is het 25 jaren geleden, dat de heer mr. K. J. C. Stakman Bosse de betrekking van burgemeester dezer gemeente aanvaardde. - Eergisteren nacht is een marinier, wel ligt in benevelden toestand, in de gracht tot afsluiting van 's Rijksweif geraakt. 3) IN ÜB K.BR.KL. "Uit de „"N o o r w e e g s e li e Dorp8vert«llingen" van MAGDALENA THOEESEN. (Slot.) Eindelijk vatte zij moed en sloop als een schaduw langs de gesloten banken heen. Nog durfde zij haar oogen niet opslaan. Haar borst werd enger bij eiken sta]) en liaar adem dreigde te ontsnappen. StilHaar bewoog zich iels. Een zucht, een lange, diepe zucht, alsof hij uit het graf kwam, of uit een doodelijk gewond lichaam, trilde door de eenzame gewelven. Het bloed suisde in haar ocgen en ooren en zij was op het punt om bewusteloos neer le stoiten. Kon zij nog bidden? Maar, hoe zou haar zoo dadelijk een gebed invallen in dezen angst des bijgeloofs? I)och er klonk verder geen geluid meer, het werd weer zoo stil om haar heen als in het graf; slechts van den kant waar liet altaar stond, scheen een zwak, licht gedruisch te komen, niet sterker dan het tikken van een wormpje in het hout. Teen stierf ook dit weg. Ach, het zou zeker alles slechts in haar verbeelding bestaan hebben, dacht zij, terwijl zij voorzichtig verder ging. Eindelijk stond zij aan de trap die naar het koor leidde, maar nog altijd met neergeslagen oogen. O, groote Godals het toch eens waar was wat Mavtha verteld haddat te middernacht de dooden kerk houden, en als nu de oude predikant daar eens stond en de handen ophief over de knielende doodenschaar? Zij beefde van ontzetting. Maar eenmaal moest zij dan toch opzien, vroeger of later. Zij greep moed en sloeg de oogen op. Ach, daar stond reeds het heilige altaar met het witte dekkleed. Een flauwe lichtstraal, die van een lantaarn aan de overzij der straat kwam, viel vriendelijk op het altaar en brak in den glinsterenden kelk, die juist op baar weg stond. In dezen aanblik was niets schrik wekkends. Zij trad nader. Haar herkende zij in de flauwe scheme ring duidelijk het heerlijke altaarstuk: de Ileere Jezus te midden van zijn jongeren aan het Avondmaal. En boven deze schilderij hing een andere! Ach! Hat was de moeder der smarle, zij van wie gezegd is dat een tweesnijdend zwaard door haar hart zou gaan, de moeder der smarte, die in een ootmoedig, berustend gebed de armen om het kruis geslagen hield. En van des altaars hoogsten top zag uit de wolken Gods oog op de gansche kerk neer. Ach! wie was zij dan, dat zij het waagde met hare smart aan de poort des Hemels te kloppen, om tegelijk hulp en genade voor zich af te dwingen? Zij viel voor het altaar op de kniecn. Een onbeschrijfelijke verlichting kwam over haar gepijnigd hart; nooit had zij zich zoo dicht nabij God gevoeld; haar ziel, haar hart werden verruimd, hare gedachten namen een anderen loop, en deze stonde van verheffing en verlossing legde haar de woorden op de lippen: //Heer, niet mijn wil, maar Uw wil geschiede!" Het werd baar op eenmaal duidelijk, dat zij in haar angst en kommer God vergeten had en dat haar woeste smart niets anders was dan het verlangen van het verwende hart naar vreugde. Helderder en helderder werd het in haar binnenste, en eindelijk vormden de gedachten zich tot woorden en de woorden tot een gebed. Zij bad hardop voor haar ziek kind; zij bad innig en vurig ook voor hem, den ongelukkigen man, dien zij als verloren be schouwde, en smeekte voor zich zelf ora ootmoed en geloof. Nu was bet bijgeloof gebroken en zij voelde zich sterk genoeg om zich voor Gods raadsbesluit te buigen. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Grpote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Hoezeer er spoedig hulp opdaagde gelukte liet eerst na eenigen tijd den drenkeling op te visschen. Alle middelen der kunst werden door twee officieren van gezondheid der Marine bijgestaan door eenige heeren aangewend om den man in het leven terug to roepen; na twee uren van onverpoosde inspanning moest men constateeren dat de man een lijk was. Aan boord van de mailboot Conrad lieeft dezer dagen te Napels een treffend ongeluk plaats gehad. Een drietal van de equipage, nl. één officier en twee matrozen, die ter redding van een koloniaal in een boot waren gespron gen, zijn, tengevolge van 't omslaan daarvan, verdronken. Wij zijn verzocht het volgende te berigten: „Aan schutters, die om noodzakelijke redenen de gemeente moeten verlaten, wordt in hun belang herinnerd, dat zij vooraf daarvan kennis moeten geven aan den kommandant hunner kompagnie, dewijl art. 57 der schutterlijke wet o. a. zegt, dat zij, die zonder voorkennis hunner superieuren de gemeente hebben verlaten, met geldboeten zullen wor den gestraft." De jongeheeren IJ. Visser en C. Maas, leerlingen der School voor Uitgebreid Lager Onderwijs van den heer Hissink alhier, zijn beiden na afgelegd examen, toe gelaten tot de Kweekschool voor de Zeevaart, ter opleiding voor de Koopvaardij te Amsterdam. De Amsterdamsehe Crt. verneemt dat, in strijd met hetgeen eerst is gemeld, niet 27, maar 24 Augustus de dag is, waarop de echtverbindtenis van Z. K. H. Prins Hendrik met Prinres Marie zal worden gesloten. Gelijk men weet, zal Z. M. den Koning daarbij tegenwoordig zijn. In de jl. Vrijdag gehouden vergadering der hoofd commissie voor het nationaal huldelijk aan Z. H. II. Prins Hendrik der Nederlanden, bij zijn huwelijk met Prinses Maria van Pruissen, werden onderscheidene ingekomen plannen voor een geschenk voorgelezen, waaronder enkele Weder vernam zij eenige beweging achter het altaar, en daarop trilde weder dezelfde diepe zucht door de kerk. Toen kwam nog maals een onbeschrijfelijke angst bij haar op; want het klonk juist alsof er iemand weende. Was het een geest of was het een menscli, een naar vrede dorstende ziel, die evenals zij in den hoogsten nood een toevlucht in Gcds huis gezocht had, om daar verlossing te zoeken? Zij wac opgestaan, leunde op het tralie werk voor het altaar en sloeg bevend een blik naar den kant vanwaar de zucht gekomen was. Haar trad een menseli van achter het altaar te voorschijn; eene door kommer gebogen gestalte. Wanhoop rimpelde zijn voorhoofd en vertrok pijnlijk zijn mond. Hij kwam met wankelende schreden naar haar toe. „Ilelene!" fluisterde hij, haar te voet vallend. Een oogenblik verloor zij haar bezinning; de schrik had plotse ling haar ledematen verlamd; maar de klank van die stem riep haar ook dadelijk weder tot haar bewustzijn terug. z,Zijt gij het, Christiaan?" vroeg zij bevend. „Ja, Helene, ik ben het," zuchtte hij. „God zal mij vergeven, dut ik u heb doen ontstellen. Ik stond dezen avond voor uw venster en zag u bij het kind zitten, en het scheen mij toe dat het kind erg ziek was. En nadat de dokter er geweest was, stond de uiterste wanhoop op uw gelaat te lezen. Toen werd liet mij duidelijk lioe de zaak stond, dat het met alle hoop gedaan was. Maar toen viel mij in, wat mijne zalige moeder gezegd hadzij placht te zeggenals iemand op sterven ligt, dan kan hij gered worden, als er een ander te vinden is, die te middernacht zich in de kerk durft wagen en den naam van den zieke op de achterzijde van het altaarstuk schrijft. Toen dacht ik bij mij zei venGij hebt zorg en ellende over vrouw en kind gebracht; datgene waarmede gij beiden het loven aangenaam hadt moeten maken, hebt gij nut teloos verkwist. Gij zijt een slecbt mensch en niet waard om onder één dak met hen te wonen; spring in het water, dan hebt gij wat gij verdient; kunt gij echter liet kind voor de moeder behouden, dan hebt gij ten minste iets gedaan om vuve schuld uit te delgen. En zoo kwam ik hierheen, Helene. Nu staat de naam van het kind op den achterkant van de heilige schilderij. Maar ik verzeker u, dat het een zware gang geweest is. Waarheen ik het hoofd ook wendde, altijd was het mij alsof de Ileere God met bestraffend oog mij aanzag. Nergens in mijne Zbtldige ziel kon ik die gedachte verbergen. Want de toornige, verwijtende Godsoogen zagen mij door en door. Maar ik dacht toch aan u, Helene, en aan al dat gene wat gij om mijnentwil verdragen en geleden hebt. Zoo naderde ik het altaar en spoedde mij om er achter te komen; want het was juist alsof mij van het altaar vlammende, wrekende bliksems in de oogen schitterden. Toen kwaamt gij, Helene, ik zag u aan het altaar en begreep wat gij beginnen woudt; maar gij hebt den rechten weg ingeslagen en eerst den Ileere God opgezocht. Ik wilde mij verbergen om u niet te doen schrikken, maar daar hoorde ik dat gij badt voor mij. Voor mij, ellendeling, die uw jeugdig leven vergiftigd hebt, voor mij hebt gij gebeden, dat het een steen zou hebben kunnen vermurwen. Ach, Helene! Eu hij viel snikkend op den grond. „Christiaan!" sprak zij en hief hem liefderijk tot zich op. //Ach, als gij oprecht berouw hebt! „Luister, Helene," sprak hij ernstig en bedaard, terwijl hij zich oprichtte, „de drank is een gevaarlijk ding; hij gelijkt een toover- j middel. Een draak ligt in ons en knaagt en verteert; eiken dag I verlangt hij meer tot zijne verzadiging en eindelijk heeft hij ziel curieuse, als om te stichten een asyl of Prins Hendrik stichting: voor in de nijverheid gebrekkig geworden rouwen; en een hertenkamp nabij Barneveld. Tilburg wilde don Prins een monument schenken, Veen- dam een stoomjagt, Hilversum twee fonteinen te Soestdijk, een ander lid een spoorwegrijtuig, de voorzitter, jhr. den Tex, eindelijk oordeelde, dat het landgoed Pijnenburg het geschiktste cadeau zou zijn. Besloten werd een commissie van 5 leden naar Prins Hendrik af te vaardigen en Z. K. H. de keuze te laten tusschen een praehtigen fontein in zijn buitenverblijf te Soestdijk, een zilver tafelservies of andere voorwerpen van zilver of een collectie schilderijen, door den Prins te kiezen. Van du ingekomen teekeningen der voorzijde of boven kant van het album werd geen enkele goedgekeurd, zoodat nieuwe zullen vervaardigd worden. De minister van Marine brengt ter kennis van belang hebbenden dat jongens bij hunne aanneming in de zeedienst voor het tegenwoordige, den ouderdom van 15 jaren moeten bereikt hebben, en dat zij alleen bij een krachtig gestel en oogen schijn lij ken aanleg voor de zeedienst op 14jarigen leeftijd worden toegelaten. Door Reuters Office is eene dépêche medegedeeld uit Batavia, dd. 6 dezer, waarin gemeld wordt, dat aan zienlijke versterkingen naar Atsjin zijn gezonden, waar ernstige onlusten zouden ontstaan zijn. Vermoedelijk, zegt het Hbl., heeft deze dépêche betrek king op dezelfde voorvallen, waarvan een paar dagen geleden in de Staatscourant is melding gemaakt. Zondag a. s., 14 dezer, zal de heer P. II. Hugen- holtz Jr., voorganger der Vrije Gemeente te Amsterdam, des morgens ten 10 ure optreden in het kerkgebouw der Doopsgezinden te Barsingerhorn. en lichaam verteerd." „Om Godswil, keer om op dien weg. Christiaan!" riep zij ver schrikt uit. „Hat zal ik, Helene, van dit oogenblik af." „Gij hebt het zoo dikwijls bcloufd," zuchtte zij twijfelend. „Maar ditmaal houd ik mijn belofte," troostte hij, „ik blijf i.u bij u." „Maar als hij nu komt en u weder van mij aftroont?" vroeg/ij, ongeloovig het hoofd schuddend. „Gij bedoelt Sigward Hansen?" antwoordde hij op weemoedigen toon. „God sta ons bijover hem kunt ge gerust zijn. Zooals gij wel gehoord zult hebben, trokken wij naar het noorden, om bij den vischvangst werk te zoeken, of op andere wijze aan den kost te komen. Maar toen bpgon de ellende eerst recht. Iedere dag eindigde in losbandigheid en vechtpartijen totdat men ons met smaad en schande van de eerste plaits wegj )eg. Haarop trokken wij in gezelsch ip van twee boeren verder noordwaarts op, naar een koopman die veel volk voor den vischvangst noodig had. De weg liep over het gebergte. Toen wij de hoogte bereikt hadden, stond er vlak voor ons in een steenhoop een oud, half vermolmd houten kruis. „Hier is een g >e Ie rustplaats," zeide Sigward, terwijl hij zich neerzette met den rug tegen het, kruis. „Voort daar, van dat kruis at', vlegel!" zeide een der boeren, een jonge, onbesuisde borst. „liet kan mij niet schelen of het kerk of kruis is," spotte Sigward. „Maak dat ge weg komt," ging de jongman voort. „Gij zult met het heilige niet spitten." „Hier is de tafel voor mij gedekt,," antwoordde Sigward en haalde uit zijn ransel ete.i en drinken te voorschijn. „Ik zal de tafel schoonmaken, daarop kunt gij staat maken," sprak dc jongman eu trok zijn nies. „Oho, is dat uw bedoeling?" riep Sigward, sprong op en spuwde in zijne handen. Eu tegelijkertijd ontrukte hij den anderen jongen boer diens handbijl en sloeg met een enkelen houw het kruis stuk, greep toen de spaanders op en wierp ze met een vloek in den naburisen afgrond. Maar de jongman was zoo bleek geworden als een lijk; men zng niets dan het wit van zijn r-ogen. Op hetzelfde oogenblik ging hij reeds met het, mes op Sigward los; deze sloeg met den bijl om zich heen, eu de strijd eindigde daarmede, dat de jonge boer dood neder viel. „God zij hem genadig, Christiaan," fluisterde Helene, terwijl zij huiverend om zich heen zag. „Thans zit Sigward hier in de gevangenis, en daarom ben ik ook gekomen, want ik moet getuige zijn. - Ach, Helene! Hij is toch een roekeloos schepsel gewei st. Alle inenschen hielden van hem nu is hij een misdadiger die den dood verdiend heeft en ik „En gij, Christiaan?" vroeg zij angstig, terwijl zij zijr.e hand vatte, „hebt gij iets slechts bedreven?" „Neen, Helene, dat zweer ik u met een heiligen eed!" En hij zag naar haar op. „Gij kunt niet gelooven, welk een angst ik gevoelde toen Sigward het kruis stuk sloeg! En toen de jonge boer bleek en dood voor mij lag en Sigward den bloedigen bijl in de hand hield, toen werd het mij op eenmaal duidelijk, hoe diep de afgrond was, waarbij ik stond, en hoe ik op het punt was ge weest van daarin neer te storten." „Ach, Christiaan, als gij wildet

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 1