1878. N°. 103. Jaargang 36. Woensdag 28 Augustus. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. „W ij huldigen li e t goed e." ielbermbe en nieuwedieper couiant. Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalƒ1.30. nu franco por post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: IIOLENPLEI ft ft0. 16:1. Prijs der Advertcnticn: Van 11 regels CO Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. HELDER en NIEUWED1EP, 27 Augustus. De 27ste verjaardag van Z. K. II. Prins Alexander der Nederlanden werd jl. Zondag alhier op de gebruikelijke wijze gevierd. Jl. Zondag avond had in Tivoli alhier eene feest viering plaats van de onderofficiers-vereeniging „Vaderland en Oranje/' ter gelegenheid van 't huwelijk van IIH. KIv. HH. Prins Hendrik der Nederlanden en Prinses Maria van Pruissen. Talrijk hadden zich de leden en geinviteerden in het feestlokaal vereenigd. Het strijkorchest van het staf muziekkorps der Marine, onder directie van den heer Weckesser, voerde een 8tal schoone stukken uit, waaronder de marsch Oranje-Nassau-Holienzollern, vervaardigd bij gelegenheid van 't huwelijk van Prins Hendrik en Prinses Maria en aan die Vorstelijke personen opgedragen door onzen plaatsgenoot, den heer Götz. Ook 's namiddags werd die marsch ter gelegenheid van de matinée-musicale ten gehoore gebragt. Algemeen werd de zamenstelling van dit toonstuk geroemd en niet minder de uitvoering, die van studie getuigde. Werd de huwelijksvoltrekking te Potsdam met een feesthal, den fakkeldans besloten, ook de feest viering van „Vaderland en Oranje" eindigde met een zeer geanimeerd bal, dat de feestgenooten nog eenige uren gezellig bijeen deed blijven. Over eenige dagen zullen de leger manoeuvres in Zuid- en Noordholland beginnen. Alsdan zullen op de Noordzeekust van beide provinciën nagenoeg vijfduizend man vereenigd zijn, die onder bevel van den kommandant der 2de divisie infanterie zullen moeten waken tegen eene veronderstelde vijandelijke landing, en zullen gehouden worden in verband met een gedeelte der vloot en daardoor geheel nieuw en tevens ten hoogste leerrijk en belang rijk zijn. Aan de manoeuvres zal dit jaar deelnemen de 2de divisie infanterie, bestaande uit 2 brigades; do 1ste brigade uit 1 staf, 4 veldbataljons van het 4de regiment infanterie, het 2de eskadron van het 4de regiment huzaren en de 2de en 3de batterij van het 2de regiment veldartillerie; de 2de brigade uit 1 staf, waarbij de telegraafbrigade, 4 veld bataljons van het 7de regiment infanterie, het 4de eskadron HjT-OLA. Door MAGDALENA THORESEN. {Vervolg.) Maar Pilt-Ola liet zich dit geen tweemaal zeggen; haastig vloog hij op zijde, en na nog een paar gelijksoortige outmoetingen be reikte hij eindelijk den gebaanden weg, die, achter de vele kleine bijgebouwtjes der pastorie om, langs het water door een deimen- boschje liep. Toen hij eindelijk het vreedzaam ruischendc woud om zich heen had, vertraagde hij zijn tred, droogde het zweet van zijn voorhoofd af en zag eens achter zich om. Maar tegelijkertijd kwam een troep mannen te paard, vroolijk lachend en schertsend, den grooten weg op. Als een opgejaagd wild zocht Pilt-Ola, half strompelend half vallend, dwars over den weg een schuilplaats tusschen de struiken. Eerst nadat hij een kleine berghelling beklommen had, die vlak aan den uitgang van het boschje grensde, bleef hij staan. Hier was van het marktgedruisch nog slechts een dotic nagalm te hooren; hier voelde Pilt-Ola zich veilig. En hier zette hij zich -neder op een vooruitstekende rotspunt, nam zijn mand op zijn schoot en omvatte haar zoo hartelijk met zijn beide armen, als een moeder haar kind dat zij van dood en verderf heeft gered. Zoo bleef hij een poos met gesloten oogen zitten. Doch niet van vermoeienis deed hij zijn oogen dicht, maar alleen om zich des te duidelijker een tafereel van vreugd en van kommer uit lang- vervlogen dagen voor den geest te roepen. Plotseling scheen het nu, of hij geheel vervuld werd met een bepaald denkbeeld. Hij opende de mand, nam evenals vroeger alles stuk voor stuk er uit, ditmaal echter wat schielijker, totdat hij den bodem kon zien. Hier lag een klein, verkreukeld, gcel- geworden papier, met forsche, onregelmatige letters beschreven. Dit papier nam hij er voorzichtig uit en vouwde het open op zijn knie, streek het. behoedzaam met zijn rechterhand glad en begon toen de geschreven woorden te zingen. Het lied klonk somber en zwaarmoedig, als een oud kerkgezang; de woorden schenen echter volstrekt niet bij de melodie te passen. Terwijl het gedruisch van het marktplein uu eens luider, dan weer flauwer tot hem doordrong, al naar dat de wind het duide lijker tot hem overbracht, en terwijl hij daar zoo zat en af en toe met zijn hand over zijn oogen streek, stond op de rotshoogte achter hem, tegen den zijwand van een herdershut geleund, een klein, lichtblond meisje; een eind weegs van haar af stond een jongman. Het meisje scheen den jongman te ontwijken, want zij staarde met afgewend gelaat naar de bergen, terwijl hij neerzag op Vosse- vangen. Zij stonden beiden, alsof ze daar door een en het zelfde woord waren neergeploft, door een van die woorden, die, eenmaal gesproken, spoedig weer ongesproken moeten gemaakt worden, of anders levenslang scheiding brengen. Nu werd de deur der herdershut geopend en er kwam eene van liet 1ste regiment huzaren, de 5de batterij van het lste en de 5de batterij van het 2de regiment veldartillerie, benevens een detachement mineurs en sapeurs, sterk 1 officier en 69 minderen. Als scheidsregters, die voor den geheelen duur dei- manoeuvres zijn benoemd en aan wier uitspraak ieder zich heeft te onderwerpen, zijn aangewezen: de kolonel C. L. Hermsen der kavalerie, de luit.-kolonel jhr. C. J. A. ridder baronet Speelman der artillerie en de luit.-kolonel A. J. W, van der Schrieck der infanterie. Om bij de manoeuvres in bijzondere betrekkingen dienst te doen zijn nog bestemd als chef van den staf der verenigde troepen de majoor Berends, chef van den staf der 2de divisie infanterie: als adjunkt-chef de kapt. Moock, waarnemend adjudant van den divisie-generaal; als chef van den staf der lste brigade de kapt. Eyssonius de Waal en idem der 2de brigade de kapt. de Bas, beide van den generalen staf, de laatste toe gevoegd aan den inspekteur van het militair onderwijs. Aan den divisie-konimandant wordt toegevoegd de luit. ter zee lste kl. jhr. Six en aan de bovengenoemde chefs respektievelijk de lste luit. de Wit der rijdende artillerie, Wüpperman der kavalerie en Eybergen der infanterie, gedetacheerd aan de krijgsschool voor officieren te Breda. Bij de gisteren te Amsterdam gehouden aanbesteding van het maken van den bekleedingsmuur langs den kop der Handelskade buiten den Oosterdokdijk, den onderbouw eener draaibrug 'en bijbehoorende werken, was de laagste inschrijving van den heer J. C. van Hattum, te Sliedrecht, voor f 394,000. Te Middelburg is jl. Zaturdag nacht overleden mr. G. A. Fokker, oud-lid van de Tweede Kamer der Staten- Generaal en lid der Provinciale Staten van Zeeland. Jl. Zaturdag werd te Assen naar de Ass. Crt. schrijft een opperman uitgezonden om een flesch zout zuur te halen, dat gebruikt werd in de materialen. Toen hij met de flesch terugkwam, vroeg hij wie eens wilde drinken, maar hij zelf wilde de flesch vasthouden. Een werkman der gasfabriek, G. Hommes, wilde wel drinken, maar moest zelf de flesch in handen hebben. Dit gelukte en de ongelukkige zette de flesch voor den mond, waaruit bejaarde vrouw naar buiten, van hoofd tot teenen beladen met ledige melknappen, die zij tegen den waiul te drogen zette. Het meisje ontstelde lievig; zij verwijderde zich haastig van de hut en maakte zich gereed om heen te gaan. Maar tegelijkertijd deed ook de jongman een stap naar haar toe. Daarna stonden zij weder stilhet meisje zag voor zich neer, doch de jongman zag het meisje aan. Het meisje stond daar met een kleur als purper en een droefgeestig gelaat; hare oogleden waren bijna dicht, en de vast opeengeperste lippen getuigden van een moeielijk maar onwrikbaar besluit. De jongman daarentegen zag er norsch en hardvochtig uit; zijn welgevormd gelaat scheen versteend van trotsch, alleen in zijn oogen blonk een onheilspellende gloed, die een oogenblik in liefde opvlamde, maar in het volgende oogenblik slechts van haat en wrok wist te spreken. „Ge kunt nu wel uitspreken," dus verbrak hij eindelijk de pijnlijke stilte, terwijl hij een paar stappen nader kwam. Zij schudde, in antwoord daarop, verdrietig het hoofd. „Denkt ge, dat een andere jongen zooveel van u houden kan als ik?" vroeg hij. „Ik heb over geen anderen jongen gedacht," antwoordde het meisje. „Daar doet ge wijs aan," sprak hij dreigend. „Want als ik ooit zoo iets kwam te hooren, dan zou ik nog eerst eens een appeltje met hem moeten schillen." „Ach God!" zuchtte zij, terwijl zij nogmaals haar gelaat afwendde. „Wees niet boos op mij, Sigrid," vervolgde de jongman op vriendelijker toon, waarna hij dichter bij haar ging slaan, zijn arm om haar schouders sloeg en haar met zich medevoerende naar den kant der berghelling. „Gij zijt zoo goed als spijs en zonneschijn voor me, ziet ge! Ik heb nergens schik of pleizicr in, als gij cr niet bij zijt.... Ik verwenscb de zon en sla alles zoo maar naar binnen. En dat brengt geen zegen aan!" Dat komt, omdat gij den moed niet hebt, dien ge belioordet te bezitten," sprak zij zacht verwijtend, terwijl zij zich aan zijn arm poogde te onttrekken. „Gij hebt ook altijd zooveel op mij aan te merken," antwoordde hij, zijn arm vaster om haar midden slaande. „Zijn anderen dan zooveel beter? Geen van allen kan zich met inij metenals ik mijn vinger uitsteek, is het 'even goed alsof een ander zijn lieele hand gebruikt, ja, Thore vom Stein, dat is eerst een jongen; wat, Sigrid?" „Foei, wees toch niet altijd zoo'verschrikkelijk ruw!" sprak zij spijtig, terwijl zij zich met een ruk uit zijn arm losmaakte. „Gekkepraat, meisje!" riep hij wrevelig en trok haar weer naar zich toe. „Ik kan nu eenmaal niet zoo stil en isegrimachtig mijn leven slijten. Ik zal mettertijd ook wel bedaarder worden.... Gij kunt me leiden waar ge mij hebben wilt, Sigrid!.... Ik vergeet alles om mij heen, als ik u zie! Gij zijt als een bloem in het zonlicht. Eu daarom zullen we bruiloft houden, zoo spoedig als het maar mogelijk is... hoort ge, meisje!" hij een flinke teug nam, die hem echter zoo slecht bekwam dat hij de tweede onmiddellijk uitspuwde. De man wordt door vreeselijke pijnen gekweld en is niet buiten gevaar. Uit Winterswijk, Arnhem, Haarlem en Amsterdam wordt berigt, dat zich gisteren morgen ten negen ure, eene aardbeving heeft doen gevoelen. Muren, balken, enz. werden in beweging gebragt. Ook te Elberfeld, Keulen, Osnabrück en Barmen zijn hevige aardschokken waargenomen. In laatstgenoemde plaats moeten zij zelfs zeer hevig zijn geweest. De huizen gingen er op en neer; velen gevels stonden heen en weder te schudden; meubelen stonden te waggelen; voorwerpen in de winkelkasten vielen omver. Na elf ure heeft men te Elberfeld, Bonn, Dusseldorf en Keulen weder schokken gevoeld. Een eigenaardig bal werd volgens de Berlijnsche Börsen-Ztg. dezer dagen gegeven in het Nieuwe Paleis te Potsdam. De zoogenaamde „Sclmlpzaal" was namelijk o. a. bestemd om dienst te doen als balzaal bij de bruilofts feesten van Prins Hendrik en Prinses Marie, doch daar zij in zeer langen tijd niet tot dit doel gebezigd was, wenschte men eerst te onderzoeken of de vloer nog de noodige draagkracht had. Ettelijke dozijnen manschappen van de Potsdammer garde werden daarop in de bedoelde zaal in orde geschaard en op een gegeven oogenblik klonk het kommando: Gansche bataillon dansen! De helden van Rezonville waren eerst wel eenigszins verbaasd, doeh op aansporing der officieren zetten zij weldra hun beste beentje, voor en gaven zij op de, door balken geschraagde, dans vloer eerst een polka en daarna een galop ten beste, waar op niets aan te merken viel. Deskundigen hadden zich inmiddels overtuigd, dat de bouwmeester van Frederik den Groote deze zaal van het Nieuwe Paleis stevig in elkander gewerkt had, en op het kommando: halthielden de steeds gehoorzame dapperen stil en weldra marcheex-den zij weder naar de kazerne af. De Wiener. Ztg. meldt dat tot 16 Aug. van het occu patie-leger in Bosnië 161 man zijn gesneuveld, 67 gewond en 139 vermist. „Ocli neen, Tliore, spreek niet zoo." „Och ja, Sigrid, het zal stellig gebeui-enIk verlang zoo naar u, dat ik er bijna gek van word. Ben ik bij u, dan heb ik geen rust; en ben ik niet bij u, dan pijnig ik mijn hersens, hoe ik weêr bij u zal komen. Is dat doen voor een verstandig menscli?" „Wij deugen niet voor elkaar, Tliore; het is het best dat we maar niet meer met elkaar omgaan." „Neem me zooals ik ben, Sigrid, gij kunt mij liet best mijn rast weergeven." „Heer in den hemel!" zuehtte zij wanhopig, terwijl zij uitbarstte in tranen. „Gevoelt ge dan geen liefde meer voor mij vroeg hij ongeduldig. „Ja," antwoordde zij fluisterend, „in dat opzicht verander ik niet." „Goed, dan nemen wij elkaar voor ons leven lang!" riep hij uit en greep schielijk haar beide handen. „Nu blijf ik bij u tot den feestavond; dan laat ge de oude hier boven alles in orde brengen en gaat ge met mij mede naar Bergslien.... Ik wil de zaak iri orde hebben, begrijpt ge? Hebt ge evenveel neiging voor mij als ik voor u, dan houden we over een maand bruiloft..." „O neen, Thore, dat kan niet. Wees niet boos op mijsmeekte zij schreiend, met bevende stem. „Duivel!" schreeuwde bij razend van woede, en stootte haar van zich af, zoodat ze op den grond viel, waarna hij zich omkeerde en heenging. Van den kant der herdershut klonk een doordringende ki-eet; hij hoorde een vrouwensLem zijn naam roepen; maar hij lette op niets. Opgewonden als hij was, snelde hij over den bergrug voort, liep met groote sprongen naar beneden en liet zich van tijd tot tijd een eind weegs afglijden, als de helling er gelegenheid toe gaf, totdat hij plotseling voor Pilt-Ola bleef staan, die juist zijn lied geëindigd had en, na het papier weêr zorgvuldig ingepakt te heb ben, de mand naast zich had neergezet, waarna hij met moeite een poging deed om zich op te richten. „Doe dien prullebocl wat op zij, als er iemand aankomt!" snauwde de jongman en gaf een schop tegen de mand, dat zij van rots tot rots tuimelde en eerst aan den voet van den berg bleef liggen. „Dat was Thore vom Stein!" riep Pilt-Ola een poos later uit, want in de eerste oogenblikken wist hij van schrik niet hoe hij 't had. Het .scheen dat hij zich eerst een duidelijk begrip van het ge beurde poogde te vormen en bet diep in zijn geheugen wilde prenten. Daarna klauterde en hinkte hij geduldig den berg af, tot hij de mand bereikte, en vervolgens klauterde hij langzaam en met moeite denzelfden weg weêr op, dien hij twee uur te voren reeds afgelegd had. Maar ditmaal hield hij nergens stilonafgebroken klom hij hooger op, totdat hij de eerste hoogvlakte bereikte, waar een vruchtbaar dal zich tusschen de bergen uitstrekte. Daar, waar een steile rotswand het dal begrensde, lag de rijke

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 1