De HUWELIJKSFEESTEN te POTSDAM. Hat burgerlijk huwelijk van Prins Hendrik der Nederlanden en Prinses Maria van Pruisseu is jl. Znturdag tegen 1 ure in do paradekamer op het Stadlschloss op eenvoudige wijze voltrokken, nadat de onderteekening van het huwelijks-contract was vooraf gegaan. De Prins was weder in admiraals-uniform. De Prinses in haar prachtig bruidstoilet (drap d'argent met zilver bewerkt) aan hals, borst en armen fonkelende van diamanten, getooid met de kroon en een myrtenkrans met de oranjekleur doorweven, was niet alleen door haar kostbaar gewaad en smaakvolle sieraden, maar veel meer door haar levendige» blik, blozende tint en den glans van vergenoegen op het gelaat eene in waarheid liefelijke verschijning. De getuigen waren de groothertog van Saksen-Wei mar, Prins Frederik der Nederlanden en Prins Albrecht van Pruissen. Alle vorsten en vorstinnen, de hooge autoriteiten waren daarbij tegenwoordig. Voor Duilschlaiul fungeerde bij de onderteekening van 't contract de heer von Schleinitz, voor Nederland de heer 'Rochusscn. De Koning en de Kroonprins voor den Keizer van Duitschland hebben dit con tract, als hoofden der beide Vorstenhuizen, getcckcnd. In den namiddag heeft de Koning met den Kroonprins in een open rijtuig met 4- paarden Herlijn bezocht. Bij het doorrijden der stad werden de vorsten overal begroet; ruikers werden zelfs in het rijtuig geworpen. Des avonds had de inzegening plaats. Het programma is getrouw opgevolgd. Voor den optogt was de orde aldus bepaald De stoet wordt geopend door den oppermaarschalk vorst zu Salm Reiffenscheid-Dyck, met den grooten maarsckalkstaf in de hand. Daarop komen de cavaliers, die aan de bruid zijn toegevoegd, nl. graaf Friedrich von Schlippenbach en von Stüsser. Vervolgens: 1. Prins Hendrik met Prinses Maria. De slippen van het bruidskleed worden gedragen door de gravin Maria von Schliessen, gravin Wanda von der Gröben, freule Maria von Sypesteyn, barones Louise d'Yvoy van Mijdrecht. Itegts, naast de sleep, de opperhofineesteres gravin von AlvenslebenWeteritz, geb. von Osten-Sackenlinks de Nederlandsche opperkofraeesteres barones van HallSchimmelpennick van der Oye. Achter Prins Hendrik gaangeneraal-majoor van Grolman en graaf von Bylandt van de garde du corps. 2. Alle adjudanten, kamcrheereu, hofdignita- rissen, enz. 3. De Koning der Nederlanden met de Kroonprinses van Pruissen, gevolgd door hofdames, hofdignitarisseu en toege voegde officieren. 4. De Kroonprins van Pruissen met Prinses Friedrich Carl, moeder der bruid. Itegts van den Kroonprins zijne adjudantenlinks de minister van het koninklijke huis, de minister van Staat von Schleinitz. 5. Prins Friedrich Carl, vader der bruid, met de groothertogin van Saksen. 6. Prins Carl, grootvader dei- bruid, met de erfgroolhertogin van Oldenburg. 7. Prins Frederik der Nederlanden met Prinses Albrecht van Pruissen. 8. De groot hertog van Saksen met de erfgroothertogin van Saksen. 9. De hertog van Connaught met zijne bruid, Prinses Louise Margarethe van Pruissen. 10. De erfgroothertog van Oldenburg met de erf- prinses van Saksen-Mciningen. 11. Prins Wilhelm van Pruissen, regts Prins Albert van Pruissen, links Prins Ileinrich van Pruissen. 12. Prins August van Wurtemberg, regts Prins Friedrich Wilhelm van Hessen, linke de erfgroothertog van Saksen. 13. De erfprins en Prins Frederik van Anholt. 14. De erfprins van Saksen-Mei- ningen, Prins Friedrich van Hohenzollern. De stoet, met 2 pages en hofdames achter elke Prinses, beweegt zich langzaam en statig onder de toonen der muziek door de Grotzaal naar de Jaspis-galerij, die tot kapel is ingerigt en waar de stoet door de verzamelde geestelijkheid wordt opgewacht. Bij de intrede werd het bruidspaar onder de toonen der kerk muziek ontvangen door den hof- en domprediker opper-consistoriaal- raad dr. Kögel, aan het hoofd der gezamenlijke hof- en dompredikers, met welke hij de bruid en bruidegom naar het altaar geleidde, waarover een rood fluweelen kleed lag. Terwijl hij zich met de geestelijken achter en de bruidegom zich ter regterzijde der bruid vóór het altaar had geplaatst, schaarden zich de vorstelijke personen in een halven kring ter wederzijden van het bruidspaar, de heeren en dames der hofhoudingen aan de spiegelzijde der galerij, waarna de kerkelijke inzegening een aanvang nam. Zij begon met eene predieatie van dr. Kögel over Josua's woorden„Ik en mijn huis zullen den Heer dienen." Hij bragt in herinnering door welke banden de huizen van Oranje en Hohenzollern reeds vroeger waren verbonden en hoe Nederland heldhaftig had gestreden voor de vrijheid van godsdienst. Daarop meer bepaaldelijk het tegenwoordig oogenblik beschouwende, herinnerde hij hoe hij de bruid indertijd bij aflegging harer geloofsbelijdenis de beteekenis had voorgehouden bouwhoeve Bergslien, aan den eenen kant door groote, braaklig gende velden, aan den anderen kant door weelderige, welbebouwdc akkers omringd. Dicht bij de hoeve lagen de gebouwen van twee deelhebbers maar het dichtst er bij stond een klein eenzaam huisje of eigenlijk een schuur, oorspronkelijk zeker voor bergplaats van allerlei gereedschappen bestemd. Toch werd het huisje reeds lang niet meer voor dit doel gebezigd, omdat het oud en bouw vallig geworden was. Maar hoe onaanzienlijk en vervallen het ook zijn mocht, het diende toch iemand ter woning. Want in het dak bevond zich een kleine opening, die door losse steenen omringd was en een schoorsteen verbeelden moest. De oude, gebroken vensterruiten waren met papier beplakt of met snippers en lappen dichtgestopt. Ja, dat oude huis was een menschelijke woning. Hier woonde een oude vrouw, die meestal bij haar doopnaam Kari genoemd werd, doch die men intusschen ook af en toe, als tot nadere aan duiding, Knapstad-Kari betitelde. Zij bezat land noch vee, en had dus voor niets te zorgen dan alleen voor haar onderhoud. Daarom werkte zij dan ook gedurende den zomer voor daggeld op Bergslien; en als de winter met zijn ijzigen adem kwam en alles rondom onder de sneeuw begraven lag, dan spon zij garen en breidde. En als zij van een lijdend inensch of een ziek dier hoorde, dan was zij altijd bereid om te helpen. Op die wijze had zij veertig winters in het oude, bouwvallige huisje doorgebracht. Op dezen namiddag zag het oude huis, zooals het daar lag tusschen het frissche groen, te midden van het heidekruid, terwijl de zonnestralen vx-oolijk op de kleine ruitjes dansten, er zoo vrien delijk uit, alsof de armoe lachend haar welkom bood. Het was stil en eenzaam in berg en dal; in de verte slechts klonk flauw het geblaf van een hond en in de nabijheid hoorde men nu en dan eene menschelijke stem. Daar daagde tusschen de rotsen, waar de steile weg van Vossevangen op uitliep, I'ilt-Ola op. Op de hoogte bleef hij een poos rusten om adem te scheppen, want de marsch had hem zeer vermoeid. Daarna liep hij echter snel op Knapstad-Kari's huisje toe. Hoe dichter hij intusschen bij het huis kwam, des te langzamer weid zijn tred. Wordt vervolgd.) De Noorweegsche uitdrukking is Opsidder of Opsiddere, en beteekent vrijboer, deelhebber in een hoeve. Het is namelijk in Noorwegen gebruikelijk, dat een onverdeeld landgoed, als het aan verschillende rechthebbenden vervalt, toch zijn oorspronkelijken naam behoudt en als écne hoeve beschouwd wordt, teiwijl de verschil lende Opsiddere zich dan bij elkander vestigen. Vert. van de woorden: „Mijn volk is uw volk; waar gij gaat, wil ik gaan." Op liet oogenblik dat bruid en bruidegom de ringen wisselden, kuste de Prins de hand zijner bruid en tegelijkertijd verkondigde het kanongebulder den volke de plegtige handeling. Na den zegen, dien het bruidspaar geknield ontving, kreeg het eeu bijbel ten geschenke. Daarop werd door het koor onder muziekbegeleiding Han dels Halleluja aangeheven, waarmede de plegtigheid werd gesloten. Aan de Duitsche Baznr zijn de volgende regelen ontleend Prinses Maria, oudste dochter van Friedrich Carl van Pruissen (Broedersz.oon van den Duitschcn Keizer) en Prinses Maria van Anholt, werd op 14 September 1855, den geboortedag van hare toen lSjarige moeder, geboren. In het stadslot te Potsdam ontving de rijkversierde wieg het met vurig verlangen verwachte, en toch eenigermate ook wel onverwachte geschenkmen had zich algemeen voorbereid op het verschijnen van een kleinen Prins. Toen in de naaste omgeving zich onder den eersten indruk eenige teleurstelling openbaarde, zei de oude vertrouwde vroedvrouw, terwijl zij bewonderend liet sehoone, krachtige kind beschouwde„Dit kind hier wordt nog eenmaal een Koningin 1 Herinner u, wat dc oude Sgezegd heeft." Eenige jaren later was het lieftallige kind met de glanzende volle lokken, het vriendelijke lachje en de voorname houding, een lust voor ieder, die het zag. Zacht en tecder als haar uitwendige verschijning, was haar geheele wezen. Itijk begaafd, van een levendig opvattings- en begrips-vermogen, maar gevoelig van aard, was zij nooit driftig, nooit overmoedig, maar een stil, vrolijk, ver standig kind, met een zachten blik en eerf^pen hart. In hare vroegste jeugd reeds legde zij den aandrang aan den dag om zich nuttig en verdienstelijk te maken. Het eerste voorwerp harer echt vrouwelijke, teedere zorgen, was haar pop, wier klecren Prinses „Maria" zelve maakte. Nooit voelde de kleine Prinses zich geluk kiger, dau wanneer zij aldus met de zorgen voor hare pop bezig was. Later droeg zij deze teederheid voor de pop over op hare kleine zusters, en vooral op haar broertje, den eenigen zoon harer ouders, op wien zij zóó trouw en zóó handig wist te passen, dat men haar met volle vertrouwen het kind kon overgeven. De trouwe bonne der vorstelijke kinderen, jufvrouw Kampmann, wist zeer verstaudig dezen beminnelijken aanleg bij de Prinses aan te moedigen en te ontwikkelen. Hoe krachtig en gezond Prinses Maria als kind ook steeds was, had zij toch neiging tot zenuwtoevallen, die samenhingen met haren gevoeligcn aard. Medelijden, zielesmart of ook onderdrukte vrees riepen zulken toevallen te voorschijn. Van hetgeen met haar voorviel, had zij dan volstrekt geen bewustzijn, en op de deelnemende vragen die tot haar gerigt werden, antwoordde zij slechts met over pijn aan het hart te klagen. Van de drie bekoorlijke zusters is ongetwijfeld Prinses Maria degcen, die aan een buitengewonen aanleg liet meeste positieve weten paart. Zij houdt zich voortdurend met wetenschappelijke onderwerpen bezig; spreekt en schrijft buiten hare moedertaal inet evenveel gemak Fransch, Engelsch, Italiaansch en Latiju. welke laatste taal zij op verlangen van haren vader leerde. Evenals hare doorluchtige moeder beoefent zij met groote liefde muziek en schilderkunst, en evenals deze stelt zij groot belang in de kunst en heeft zij daarvan veel kennis. Yóór alles echter heeft zij een warm, open hart, voor alle menschen, is zij steeds hulpvaardig en tot verloochening van zichzelve gezind, en zeldzaam stipt op hare pligten. Een zoo harmonisch afgerond karakter met zoo gelukkigen aanleg moet magtig aantrekkelijk werken op allen, die met de Prinses in aanraking komen. Zoo iemand eeue toewijdende liefde waard is en voorbeschikt schijnt om velen gelukkig te maken, dan is het deze edele, in haar vaderland zeer beminde Prinses. De zusterlijke liefde, zorg en toewijding, die zij aan den dag legde, en haar diepe smart bij het scheiden van hare beminde zuster, Prinses Elisabeth, dit wa9 het wat Prins Hendrik der Nederlanden trof en wat hem de oogen opende voor de waarde dezer parel. Prinses Maria van haren hant voelde zich zeer aange trokken tot den Prins, ofschoon zooveel ouder dan zij, en beant woordde vul vertrouwen op zijn ridderlijk karakter zijne liefde. De Tribune meldt, dat Prins Hendrik der Nederlanden zijn jeugdige gade een rijkdom en pracht aan diamanten en edelgesteente geschonken heeft, zooals dit tot nogtoe bij vorstelijke huwelijken slechts hoogst zelden voorgekomen is. De geheele parure wordt op een waarde van 1 millioen mark (600,000 gulden) geschat. Ook de Keizer en de Keizerin van Duitschland en andere vorstelijke personen hebben Prinses Marie keurige diamanten geschonken, doch niets haalde in de verte bij de zeldzame en kostbare cadeaux van Prins Hendrik. Ter gelegenheid van 't heugelijk huwelijk van Prins Heudrik en Prinses Maria schrijft het Hbl.„Heeft het huwelijk van een Prins uit het Huis van Oranje voor ons land steeds een groote beteekenis, de echtverbiudtenis die thans is voltrokken boezemt buitengewone belangstelling in. Niet zonder bekommering zagen allen, die aan het koninklijk huis gehecht zijn, bij voortduring hun hoop teleur gesteld, dat de toekomst des lands ook door huwelijken van de jongere leden van de Vorstelijke familie zou wordeu verzekerd. De troonopvolger bleef echter de voorkeur geven aan den ongehuwden staat en het verblijf buiten het land en hield zich vreemd aun de belangen en de wenschen van het Nederlandsche volk. Geen wonder dus, dat het een blijde verrassing was, toen de tijding kwam, dat Prins Hendrik weder in den echt zou treden en ons hof niet langer zou verstoken blijven van al de liefelijkheid en vreugde, die de aanwezigheid van een jonge Prinses plegen te vergezellen. Maar bovenal werd die tijding met vreugde begroet, omdat zij Prins Hendrik gold. Algemeen was men verheugd, omdat zich een ge schikte gelegenheid voordeed om getuigenis af te leggen van den eerbied en de waardeering die men den Prins toedraagt, voor het vele goede en nuttige, dat hij voor ons land gedaan heeft en nog dage lijks verrigt. Prins Hendrik stelt blijkbaar hooge eischen aan de leden van het Vorstelijk geslacht; hij toont dit door de wijze, waarop hij. zelf aan die eischen beantwoordt; en dat heeft hem een eereplaats verschaft in het hart van elk regtgeaard Nederlander. Vandaar die merkwaardige wedijver, om den Prins en zijne jonge gemalin in allerlei vormen bewijzen te geven van de achting en liefde zijner landgenooten. Vandaar de belangstelling, die dit Vorstelijk huwelijk hier te lande in zoo hooge mate opwekt en die aan het echtpaar zal blijken, wanneer het zijn intrede houdt op het Nederlandsch grondgebied en in de koninklijke residentie." In de Amst. Crt. leest men: „Treurde Nederland, toen eenige jaren geleden aan de zijde van den bedroefden Prins Hendrik een liefhebbende gade door den dood werd weggerukt, het verheugt zich thans met den vorst, die, altijd in het stille, huiselijk geluk ziju grootste vreugde gezocht en gevouden hebbende, zoo gelukkig is geweest van een tweede levensgezellin naar zijne goede keuze te hebben aangetroffen. En dat ook hare keuze goed geweest is, dat zal de jonge gade ondervinden, zoodra zij over de grenzen op Neêrlands bodem komt, en hoort, en ziet hoe bemind en hoe geacht haar gemaal is, hoe ieder Hollander den grootsten eerbied heeft voor zijn opregt en degelijk karakter, voor zijn onbevlekteu levenswandel, voor zijn werken en helpen overal en altijd, waar en wanneer die arbeid en hulp het vaderland waarlijk bloeijend en krachtig kunnen maken. Wanneer dan straks de huldeblijken, als zrovele bewijzen van liefde en erkentelijkheid van Nederlanders, aan den feestvierenden Oranjevorst worden aangeboden, zal de jeugdige gemalin zeker fier zijn te staan aan dc zijde van hem, die door zijne uitstekende persoonlijke hoedanigheden zoo zeer de genegenheid heeft weten te verwerven van zijne landgenooten, wie slechts cc'ne bede op dc lippen komt, namelijk deze: Moge de echt, die heden gesloten wordt, gelukkig zijngelukkig voor Z. K. II. Prins Hendrik en voor H. K. II. Prinses Maria; gelukkig ook voor Nederland!" Door den heer Jobs. Dyserinck werden jl. Zaturdag in de zitting van het letterkundig congres te Kampen, de volgende dichtregelen van van Zeggelen op het vorstelijk huwelijk voorgedragen: Bij lasten, die wij torsten, Bij jubellied en feestgeschal, Mint Neerland steeds zijn vorsten, Maar Hendrik niet het miust van al. Wij roemen dus zijn keuze, Wij bieden U een welkomstgroet Niet slechts bij lied en leuze, Maar met een dankbeê in 't gemoed Wij bidden dat LT\v trouwe, Bij d' adel van Uw levensdoel, Hem de innigheid ontvouwe Van een geheiligd zielsgevoel. Vorstin, wij moeten 't uiten: l-'we komst maakt onze vrees te schand; Wat lot zich moge ontsluiten: Heil b i e d e U _'t nieuwe Vaderland. Benoemingen, onz. Met 1 Sept. a. s. worden geplaatst: aan boord van het wachtschip alhier, de luit. ter zee 2de kl. W. C. P. E. de Klopper; aan boord van het schroefstoomschip van Galen, de luit. ter zee 2de kl. C, J. de Jong Pzn.; aan boord van het artillerie-instructieschip het Loo, de luit. ter zee 2de kl. L. G. Krol, en zulks onder intrekking zijner plaatsing aan boord van het wachtschip alhier en met 15 Sept. wordt geplaatst aau boord van het wachtschip alliier, de luit. ter zee 2de kl. N. W. van Ammers. België. De Brusselsche correspondent van het Handelsblad geeft eene beschrijving van den stoet der 2700 vrouwen uit alle oorden des lands, die aan de Koningin op haar zilveren bruiloft het geschenk der Belgische vrouwen kwam aan bieden. Hij verhaalt daarvan het volgende: De verdeeling van den stoet naar de provinciën, maakt het mogelijk met naauwgezetheid de verschillende typen der vrouwelijke gedelegeerden op te nemen. De optogt wordt geopend door mevrouw Anspach, de gevierde echt- genoote van onzen burgervader, mevrouw de Wael, de aanvallige wederhelft van den zoo populairen burgemeester van Antwerpen enz, enz., allen op de prachtigste en rijkste wijze uitgedost. Dan volgt, naast de jonge en slanke dame in het kostbaarst fluweel of de smaakvolst draperende zijde, het oude SOjarige besje, met moeite voortsukkelend en getooid met de beste stukken, die hare nederige garderobe opleverde. Hier de chapeau etnbire, naar de laatste mode, met zijne sierlijke pluimen en in kleurenpracht schitterende kunstbloemen van de stadsdame, die voortstapt in al het besef harer waardigheid en van het gewigt der zending die zij te vervullen heeft, iets verder de ouderwetscho en toch niet te misprijzen kanten muts der Vlaamsche boerin, door hare vrouwelijke dorpsgenooten aangewezen om aan de Koningin de gelukwenschen van den blijden dag over te brengen. Nu weder de kostbare schawl, van Brusselsche kant of echt cachemire, dan weder de bonte omslagdoek of de zijden mantille, en het gouden halssnoer van de vrouw des landmans. Het geheel levert een treffende aanblik. Het duurt lang eer de stoet voorbijgetrokken is en wij ons verwijderen kunnen om verslag uit te brengen, want al die vrouwen, rijk en arm, groot of nederig, defileren een voor een voor het vorstelijk echtpaar. Het geschenk bestaat uit een diamanten diadeem en een kanten sluijer. Daarop melding makende van eene andere plegtigheid, vervolgt de correspondent: Niet minder interessant was het „Te Deum" van Fischer, heden morgen in de kathedrale kerk van St. Gudula gezongen. Al de vreemde Prinsen en gezanten en zij zijn niet weinigen in de residente aanwezig, de ministers, de hooge staatsmagten, de verdere civile en militaire autoriteiten woonden de plegtigheid bij. De Koning en de Koningin verschenen met klokslag tien uur; onze vorstin in een keurig en uiterst elegant toilet, waarin de nationale kleuren op even aangename als smaak volle en sierlijke wijze zamengewerkt waren. Mgr. Dechamps aartsbisschop van Mechelen, in pontificaalgewaad en gevolgd door al de Belgische bisschoppen, ging het vorstelijk paar tot aan de kerkdeur te gemoet en hield daar een korte toespraak, waarin hij de verzekering gaf, dat op den dag van heden in België alle harten met warmte kloppen voor het geliefde echtpaar en op even gevoelvolle als welsprekende wijze de hoop uitdrukte, dat liet den jubilarissen nog een maal mogt gegeven worden in Gods tempel den lofzang te komen bijwonen ter gelegenheid van hun gouden huwelijksfeest. Aller oog, zeide de prelaat, is thans ge vestigd op den vorstelijken telg, die, ofschoon in den vreemde geboren, een zoon van België is, en die welligt eenmaal zijn deel zal hebben in de bevordering van het heil en het geluk van ons dierbaar vaderland. H. H. M. M. waren over het gesprokene blijkbaar aangedaan. In de nabijheid van den kardinaal geplaatst, bemerkte ik, dat de hooge dignitaris zigtbaar ongesteld is en slechts met moeite den bisschoppelijken staf kon blijven houden. Het eigenaardigste onderdeel van het feestprogramma was, na den optogt der vrouwen, de inspectie der school jeugd. De Koning en de Koningin namen plaats op een verhevenheid op de Place du Palais; zij waren vergezeld van den graaf van Vlaanderen, aartshertog Karei Lodewijk, broeder des Keizers van Oostenrijk (deze aartshertog huwde 19 April 1853 bij volmagt, namens Leopold, onze Koningin) en van een talrijk gevolg. Twee volle uren duurde het defileren van de leerlingen der lagere scholen van Brussel en de omliggende gemeenten, benevens van de gedelegeerden der scholen in de provinciën. Aan den optogt werd zelfs door zeer jonge kinderen (van de bewaarscholen) en door de regimentskinderen (uit Aalst) deelgenomen; laatstge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 2