HELDERSOIIE EN NIEUWEDIEPER COURANT. 1878. N°. 107. Vrijdag 6 September. Jaargang36. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. „W ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. v franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN 1*°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. HELDER en NIEUWEDIEP, 5 September. De 38ste verjaardag van Z. K. H. Willem Nicolaas Alexander Frederik Karei, oudste zoon van Koning Willem III, Kroonprins der Nederlanden, werd gisteren alhier op de gebruikelijke wijze gevierd. Naar aanleiding van Zr. Ms. besluit van den 3 dezer worden de schroefstoomschepen van Galen, Zilveren Kruis en Marnix, liggende alhier, met 21 Sept. a. s. tot eene divisie vereenigd, met bestemming tot het doen eener reis naar Oost-Indië enterug, en het bevel daarover opgedragen aan den kaptitein ter zee W. B. F. Escher. De regelings-commissio voor de tentoonstelling op Zaturdag en Zondag a. s. is reeds begonnen met hare werkzaamheden, om terrein en zaal van Tivoli in gereed heid te brengen. Naar wij vernemen zullen vee en pluim gedierte op het voorplein en de landbouwwerktuigen achter liet lokaal geplaatst worden. Voor de plaatsing van planten en bloemen zijn twee lokalen bestemd. Z. M. de Koning heeft, naar men verneemt, jl. Zon dag aan het gala-diner officieel zijn aanstaand huwelijk met Prinses Adelaïde Emma Wilhelmina Theresia van Waldeck-Pyrmont aangekondigd. Deze Prinses, geboren 2 Augustus 1858, is de derde dochter van den regerenden vorst George Victor en van Prinses Helena Wilhelmina Ilenriëtta Paulina Marianna, dochter van wijlen Willem hertog van Nassau. De vorst van Waldeck-Pyrmont heeft zes kinderen, vijf dochters en een zoon; slechts een is gehuwd, namelijk de tweede dochter, Prinses Georgina Ilenriëtta Maria, sedert 15 Julij 1877 de gemalin van Prins Willem Karei Paul Hendrik Frederik van Wurtemburg. De oudste dochter is Prinses Carolina Emma Augusta Hermina; de kinderen jonger 6> PIDT-OLA. Door MAGDALENA TITORESEN. {Vervolg.) Maar al de smeekingen en dreigementen van den armen Ola waren vergeefs; niemand stoorde er zich aan. In een ommezien waren al de kleine gcsckriftjes opgeraapt en ieder bestudeerde ze zacht of hardop, al naar het hem in den zin kwam. „Hier is het lied!" schreeuwde de jongen en zwaaide een oud, samengevouwen papier hoog boven zyn hoofd. „Kom hier, laat het mij eens kijken," riep Thore, terwijl hij het papier poogde te grijpen. „Toe, Thore, neem het hem af en geef het mij smeekte Pilt— Ola op hartroerenden toon, zich nogmaals op zijn knieën oprichtend. „Neen, nu zullen wij eens zien wat jij voor een kerel bent: of jij een behoorlijk vers kuut maken," antwoordde Thore lachend, terwijl hij het papier openvouwde bij het licht van een handlantaarn, die naast hem op tafel stond en in de avondschemering een flauw licht verspreidde. Met onvaste stem las Thore: „Op Gravseidet woont er een meisken zoo aardig, Die houdt er een jongman gevangen zoo vaardig. Wat is ze toch lief; cn zoo snoepig, zoo zoet! Zij schittertals rozen- en leliüngloed." „Och neen, och neen, Thore! dat je me nu zóóveel schande moet aandoen!" steunde Pilt-Ola, terwijl hij zijn armen om Thores lange beenen sloeg en angstig tot hem opzag. „Laat mijn beenen los!" riep Thore norsch, hem met zijn voet van zich afstootend. En daarop vervolgde hij op zingenden toon: „Als zonnetjes stralen en glansen haar oogen, Haar koontjes zijn zacht met een blosje overtogen. Wat is ze toch vroolijkzoo geestig, zoo stout, Zoo blij als een vogeltje in 't groenende hout!" „Zoo blij als een vogeltje in 't groenende hout!" herhaalde de jongman, en een paar snorkende stemmen dreunden mee. „Ja, zoo moet mijn liefste er uitzien!" schreeuwde de jongman luidkeels. „Stilte!" beval Thore; „men kan bij al dat geschreeuw zijn eigen woorden niet verstaan!" „Geef mij mijn vers, Thore!" bad Pilt-Ola, die met inspanning van alle krachten weer wat dichter bij den jongman gekomen was. „Het is het laatste wat ik heb op deze wereld!" kermde hij, hij gend van angst. „Och, die stumperd!" riep een oude vrouw. „Zijn bloem is al lang verwelkt! Het is Knapstad-Kari van Bergslien." „Stilte!" gebood Thore en zong verder, terwijl allen luisterden: „Steeds komt op de heide, op velden en wegen, De jongman zijn meisken al huppelende- tegen. Yoor hem is ze een zonne; zijn ster en zijn maan, Die hij aan den hemel der liefde ziet staan." „En als nu in 't voorjaar de knopjes ontspringen En flink uit de borst weer de vogeltjes zingen, Dan roepen ze jubelende en dankende uit: Nu is hij haar bruigom en zij i3 zijn bruid „Nu is hij haar bruigom en zij is zijn bruid!" vielen allen stormachtig in. dan Prinses Emma zijn: Prinses Adelaïda Emma Wilhelmina Theresia, Prinses Helena Frederika Augusta, Prins (de erfprins) Frederik Adolf Herman, en Prinses Louisa Eli- sabeth Hermina Erica Paulina. De aanstaande gemalin des Konings moet een zeer bekoorlijk gelaat hebben. Het Souvereine huis van Waldeck is een der oudste grafelijke huizen van Duitschland, dat later tot prinsdom werd verheven. Graaf George Frederik van Waldeck was in 1680 veldmaarschalk der Vereenigde Nederlanden. Waldeck, dat bijna 60,000 inwoners telt, bezit liefelijke dalen en heerlijke bergenvooral de omtrek van het bekende Wildungen is vol natuurschoon. Aroldsen is de hoofdstad met 2200 inwoners; de vroegere hoofdstad Korbach telt 2250 inwoners; nog heeft het prinsdom 11 steden, 3 mark- vlekken en 94 dorpen. De Haagsche correspondent van de Zutphensche Crt. schrijft aan het slot van zijn jongsten brief, na de mede deel ing dat de Koning weder een huwelijk zal sluiten en de dag daarvoor reeds genoemd wordt: „Gij weet, ook voor een huwelijk van den Koning is volgens de Grondwet de goedkeuring van de wetgevende magt noodig. Er zal dus een wet. komen, die natuurlijk door de Staten-Generaal weer met algemeene stemmen wordt aangenomen; maar als ik een dergelijke wet moest ontwerpen, zou ik zeer verlegen zijn met den vorm. De Koning moet natuurlijk de wet indienen en onderteekenen, maar gaat het nu wel aan, te beginnen met de gewone formule: „Wij, Willem IIIAlzoo Wij in overweging genomen hebben dat het wenschelijk is dat een huwelijk wordt aangegaan?" Misschien kan het wel, maar het zal toch nog al vreemd klinken. „Ten slotte een politiek nieuwtje. Naar ik verneem, kan men van den minister van Finantiën een belasting op het Maar iu hetzelfde oogenblik stond er voor Thore een gestalte, als uit den grond verrezen; het was Pilt-Ola. Hij zag er uit alsof hij eenige voeten grooter was geworden, zoo rekte en strekte hij met bovenmenschelijke kracht zijne verdraaide ledematen uit. Hij wn9 zoo bleek als een lijk en zijn oogen fonkelden. „Wat moet je van me hebben?" vroeg Thore, spotachtig lachend, terwijl hij hem op zijde poogde te schuiven. „Nu kan je kiezen tusschen een messteek of mijn vers," ant woordde Pilt-Ola. Een oogenblik maten zij elkaar met de oogengeen van beiden wilde van wijken weten. Nu barstte Thore weder in een honend gelach uit en begon hij het laatste vers te zingen, ofschoon er zich een algemeen gemor verhief: „En voorjaar en zomer zijn beiden gekomen; En weer heeft de herfst onze bloemen genomen; Maar nooit riep men jubelende en dankende uit, Dat hij was haar bruigom en zij zijne bruid!" „Versta je die taal?" vroeg Pilt-Ola en hield zijn mes een weinig zijwaarts, met zijn duim stevig op het midden van het lemmet gedrukt. „Waarom zou ik niet verstaan, wat iedereen verstaat?" antwoordde Thore, terwijl hij eveneens zijn mes trok en zijn duim wat dichter tegen het hecht drukte. „Hoho! dan is goede raad duur!" riep Pilt-Ola lachend, tege lijkertijd zijn mes in Thores' arm stekend. Thore mat hem bliksemsnel van hoofd tot voeten en hief zijn hand op om toe te stooten; doch hij kwam plotseling tot andere gedachten en stak langzaam zijn mes weder in de scheede, terwijl Pilt-Ola als razend herhaalde steken op hem richtte. „Zie zoo, nu heeft het spelletje lang genoeg geduurd," sprak Thore ernstig, met zijn hand een stoot afwerend, dien Ola in razende woede midden op zijn gezicht had gemikt. Maar daardoor werd hem het mes met des te grooter kracht in de holle hand gedreveu, waarin het bleef steken. „Ai, nu zal ik toch....!" riep Thore, krimpend van pijn, terwijl hij Ola met de gebalde vuist op den arm sloeg, zoodat deze het mes losliet en als verlamd achterover viel. Terstond trok Thore het mes uit de wonde en wierp hij het ver van zich af. „Het scheen wel, dat je nog Ola van Gravseidet waart," zeide Thore, „maar nu zal ik je eens aan 't verstand brengen, wie je eigenlijk bent, manuetje." En daarop greep hij Ola met zijn breede handen stevig om het lijf en hield hem hoog boven zijn hoofd. „Ziet iedereen nu, dat het Pilt-Ola is?" vroeg hij. „Ja, ja," schreeuwden een paar stemmen. „Eest, dan zal ik hem maar weer laten zakken." En daarop slingerde hij hem ver van zich af. Pilt-Ola bleef een tijdlang bedwelmd door den val liggen en bewoog zich niet; eindelijk richtte hij zich op, doch viel weder neer, cn deze poging herhaalde hij nog verscheidene malen, totdat hij ten laatste met een losgeraakt rotsblok voortrolde en liggen bleef. Zoo verliep er eenige tijd en niemand scheen zich om Ola te bekommeren. Thore's gewelddaad had echter een algemeen mis noegen verwekt, dat zich in een allengs luider wordend gemor lucht gaf. Maar Thore stond daar .trotsch en uitdagendwie een appeltje met hem schillen wilde, moest maar komen; en tot nu toe had niemand zich nog met hem kunnen meten. Ondertusschen hadden toch eindelijk eenige marktbezoekers Pilt— kapitaal in portefeuille verwachten. Misschien worclt het wel een St.-Nicolaas-surprise." Uit Londen wordt gemeld: „De nieuwe wet tot beteugeling van veeziekten zal, wat buitenlandsch vee betreft, hier den lsten Januarij 1879 in werking treden. Alle buitenlandsche runderen en schapen zullen dan geslagt moeten worden ter plaatse van aankomst behalve voor zoover ze afkomstig zijn uit landen, die ten genoege van den Privy Council aantoonen kunnen dat de dieren volmaakt gezond zijn, en dat de bestaande wette lijke verordeningen het inschepen van ziek vee naar Engeland zooveel doenlijk te keer gaan. Ik ben beducht dat Nederland niet tot die bevoorregte landen belmoren zal: vooreerst wegens liet voortdurend heerschen van long ziekte; ten tweede wegens het ontbreken van wettelijke voorschriften betreffende het mond- en klauwzeer; ten derde wegens het herhaaldelijk lossen van ziek vee uit Ilollandsche havens, hetgeen hoofdzakelijk moet geweten worden aan de slordige inspectie door de veeartsen bij de inscheping, inzonderheid aan de Boompjes te Rotterdam. Aldaar bestaat geen behoorlijke gelegenheid tot inlading van vee; er zijn niet eens eenige troggen te vinden, uit welke de arme, dorstige dieren vóór hunne inscheping een slok water zouden kunnen drinken. Zoo vaak ik Rotterdam bezocht, trof mij de grofheid waarmee het van de markt naar de stoomschepen gedreven vee mishandeld wordt. Men kan het zien en hooren, hoe de dieren met dikke knuppels worden gebeukt. Het is onbegrijpelijk, dat zoo iets onder de oogen van de politie en van een weldenkend publiek bij voortduring kan plaats hebben." Beroepen te Hilversum ds. J. Ivraijenbelt Wz., predikant te Alkmaar. Tot hulponderwijzer te Hoogwoud is benoemd de heer 11. Kooiman, te Amsterdam. Ola opgezocht en gevonden; hij lag aan den voet van een heuvel cn de necrgerolde steen lag op hem. Toen hij er onder uitgehaald werd, wist niemand te zeggen of hij dood was dan of er nog leven iu hem was. Toen maakte zich van alleu een pijnlijke, gedrukte stemming meester. Want hoewel Thore de geweldenarij gepleegd had, was er toch niemand onder hen, die zich vrij van schuld voelde. Allen haddeu zij met het hoongelach ingestemd, dat den ongeluk kige tot wanhoop gebracht had, en het was geen verontschuldiging, dat zij niet eer bedacht hadden, hoe diep een krenkend woord een lijdend en vertwijfeld gemoed kwetsen kan. Nu hadden zij plotse ling de gevolgen voor oogen. Zelfs Thore, die wat verder af stond en aandachtig gadesloeg wat er gebeurde, had plotseling zijn trotsch verloren. Een vlijmende smart maakte zich van hem meester; en had in dit oogenblik iemand hem een messteek toegebracht, hij had dien niet afgeweerd, maar hein als een verzachting zijner wroeging aangenomen. Doch Thore, die geen droomer was, herstelde zich spoedig, want er moest iets gedaan worden voor Pilt-Ola. Hij trad dus op den ongelukkige toe en boog zich over hem heen, waarna een jongman, die hem gevolgd was, het bewustelooze lichaam voorzichtig ophief en op Thore's breede schouders legde. En Thore sloeg met zijn last op den rug den boschweg in, terwijl de jongman, die hem de behulpzame hand geboden had, hem op den voet volgde. „Daar gaat hij nu naar zijn liefste," sprak de oude vrouw, die straks den jongen zwetser zijne goddelooze taal verweten had, ter wijl ze in tranen uitbarstte. Maar niemand antwoordde haar; neerslachtig en moedeloos gingen ze uiteen, en een oogenblik later heerschte op het markt plein de kalmte en de rust van den donkeren herfstnacht. Een frissche, opwekkende koelte woei over de bergen, toen Kari den volgenden morgen zich op weg begaf van Bergslien naar haar eigen huisje. Ach, het mishaagde haar bijna, dat zij het huisje daar in het heldere daglicht zoo voor zich zag liggen, terwijl de zonnestralen het zoo vriendelijk beschenen en er op iedere ruit een prachtige lichtroos gloeide en bloeide. Alle vreugde en alle vrede, die haar daar welkom boden, had zij, naar het haar voorkwam, haren Ola ontnomen; want voor de eerste maal sedert langen tijd was voor hem de deur gesloten gebleven, die anders altijd, zoodra zijne gebrekkige gestalte zich vertoonde, terstond voor hem geopend werd. Maar toen zij de kamer binnentrad, de eenige van het huis, en Ola daar doodsbleek op het bed zag liggen, terwijl Thore op een bankje er naast zat, ontstelde zij eigenlijk volstrekt niet; want zij begreep terstond wat er gebeurd was. liet was trouwens niet voor de eerste maal dat Ola in levensgevaarlijken toestand bij haar in huis was gedragen. „Wie heeft hem zoo mishandeld?" vroeg Kari, terwijl ze Thore sterk en ernstig aanzag. „Ik heb geen kloppartij met hem gehad, maar hem geplaagd, en dat komt op hetzelfde neêr," antwoordde Thore bedremmeld. „Gij hebt zeker evenzoo met hem gehandeld als met het meisje, dat gij met geweld van u gestooten en aan zich zelve overgelaten hebt?" vroeg Kari ietwat spottend, terwijl ze zich naast het bed neerzette. Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 1