HELRERSCIIE
EV NIEUW EIHEPER COURANT.
1878. N°. 117.
Zondag 29 September.
Jaargang36.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
SALVÉ KRISTIANSEN.
„W ij huldigen
het goed e."
Verschijnt Dmgsdag, Douderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30.
nu franco per post - 1.63.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
II u r e a u: MOLENPLEIN N°. 103.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
ellce regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Nieuwe nbonné's bij den aanvang van
het vierde kwartaal ontvangen gratis de
nummers, wanrin voorkomt het reeds
geplaatsle gedeelte van het feuilleton:
„SALVÉ KRISTIANSEN.»
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWEDIEP, 28 September.
Overtreders van 't 8ste gebod hebben, even als voor
eenige maanden, een poging aangewend, thans gelukkig
zonder eenig gevolg, om bij den heer J., aan den Kanaalweg
alhier, in te breken. Het slot aan de buitendeur was,
wegens 't vermissen van den sleutel, door een ander ver
vangen; bij het- tehuis komen der familie, na eenige dagen
afwezigheid, bemerkte men aan dat slot de overtuigendste
blijken, dat er pogingen waren aangewend om toegang tot
liet tijdelijk onbewoonde huis te verkrijgen.
Bij koninklijk besluit van 20 Aug. 11. zijn goed
gekeurd de statuten der Vereeriiging tot opneming en
verzorging van weezen van zeelieden in het Nationaal
Geuzengesticht „Wilhelmus van Nassauen," te Brielle.
Het doel der Vereeniging is, zich het lot van weezen aan
te trekken door hen op te nemen in het genoemde gesticht,
hen daar tot aan den tijd, waarop regenten hen geschikt
rekenen de maatschappij in te gaan, te verzorgen en cene
christelijke opvoeding te geven, gegrond op de 37 Arti
kelen der Geloofsbelijdenis van de Gereformeerde Kerk
van 1618 en 1619. In den regel worden alleen opge
nomen weezen van zeelieden, doch zoover er plaats bestaat
kunnen er ook weezen van niet-zeelieden van het eiland
Voorne worden aangenomen. Deze laatsten echter tegen
5)
EEN NOORDSCH VERHAAL,
door JONAS LIE.
(Fervolg.)
Wat Saké betreft, in de eerste uren na den gedenkwaardige»
naclit- waarin hij de Juno gered had, was hij een der gelukkigste
stervelingen. Dol verliefd als hij was, zou hij nu weldra het voor
werp van zijn hartstocht weder aanschouwen. Zijn kapitein had
hem een banknoot van honderd daalders geschonken, met de belofie
dat, zoodra hij de benoodigde kundigheden zou hebben verkregen,
hij derde stuurman aan boord van de Juno zou worden. Zijn
kameraads wenschten hem als om strijd geluk, wat niet wegnam
dat ze hem in den grond van hun hart niet weinig benijdden. Er
was echter zooveel te doen aan boord met het lossen der lading
en om het schip voor goed in het dok te brengen, waar het ge-
kallefaterd moest worden, dat het drie dagen duurde eer Salvé
verlof kon krijgen.
Den tweeden dag, toen hij op het dek bij den grooten mast zat,
werd eensklaps zijn aandacht getrokken door een gesprek, dat
beneden hem op het tusscliendek gevoerd werd. Er waren daar
twee timmerlui aan 't werk; een hunner verhaalde den dood van
den ouden Jakob en hoe bedroefd zijn kleindochter er over ge
weest was.
„Men zegt," vertelde hij onder anderen, „dat kapitein Beek hem
zal laten begraven en verder voor zijn kleindochter zal zorgen.
Trouwens, zijn zoon, de luitenant ter zee, heeft daarin reeds voorzien...."
Het geraas van hamer en zaag maakte een oogenblik de stem
van den verhaler onverstaanbaar; maar toen die gereedschappen
weer wat rust kregen, kon de toehoorder het slot der samenspraak
opvangen
„Zij kennen elkaar reeds lang. Die mooie Carl Beek is niet voor
de grap dag aan dag zeevogels op Torungen gaan jagen
„Loop heenZou Elisabeth er dan ook al een van dat soort
wezen? De oude Jakob was er de man niet naar om voor zulke
dingen zijn oogeu dicht te doen."
„Hij keek misschien alleen naar zijn vuur: Zooveel is zeker dat
daags na zijn dood de kleine meid er van door is gegaan en dat
de luitenant haar hij zich in huis genomen heeft. Ik heb het van
haar tante, die van den prins geen kwaad weet. Zij heeft me met
het onnoozelste gezicht van de wereld verteld, dat haar nichtje als
huishoudster bij de Becks ging wonen."
Hier deed een licht gedruisch den timmerman naar boven zien.
Hij bemerkte een jongman, zoo bleek als de dood, die hem aanzag
met een paar oogen, zooals hij ze slechts ééns van zijn leven in
het hoofd van een dollen hond had gezien. Terstond verdween het
gelaat van den jongman weer en nu hoorde men op het dek den
voetstap van iemand die driftig heen en weer loopt.
„Dat is misschien haar vrijer!" sprak de andere werkman met
een ruwen lach.
Salvé bracht het overige van den dag in een onbeschrijfelijken
toestand door. Wat hij gehoord had, dreigde hem waanzinnig te
maken. Om zich de zaak uit het hoofd te zetten, begon hij met
macht en geweld aan het lossen der koopwaren mede te werken;
hij lichtte zonder hulp van anderen ontzaggelijke vrachten op, en
toen hij meedeed in het eentonige gezang, wel bekend bij de be
woners van havenplaatsen, ontstelden zijne makkers van den klank
zijner stem. Toen de avond viel nam hij de wacht over van een
eene jaarlijksche bijdrage van gemeente-, kerk-, arm
bestuur of van ieder, die deze opname en verpleging mogt
verlangen.
„Een traan op haar graf," zoo heette de titel dien
wijlen Dunkier eenmaal aan een treunnarsch van eigen
compositie schonk, dertien jaar later waren het dezelfde
treurtoonen, welke thans ter zijner herinnering werden
gehoord. Wel teregt was de heer Yolhnar, voorloopig belast
met de leiding der Koninklijke militaire kapel, er op bedacht
geweest om in den eersten avond dat de hoogvereerde leider
niet meer voor den lessenaar zou verschijnen om de „Muziek
in 't Bosch,/ te besturen zijner nagedachtenis hulde te
brengen ten aanhoore van zoovelen die den kunstenaar
hebben hooggeschat.
Beroepen te Assen ds. H. Prins de Jong, predikant
te Oost-Zaandam.
Tot hoofdonderwijzer aan de school voor kosteloos
onderwijs te Enkhuizen is benoemd de heer IT. Wenink,
thans hulponderwijzer te Oldebildzijl.
Tot hoofdonderwijzer te Haarlemmermeer is benoemd
de heer L. Kieviet, hoofdonderwijzer te Katwoude.
Men schrijft ons van Texel, dd. 27 dezer:
„Het doet ons leed te moeten melden, dat onze kundige
en geachte doctor, de heer Ensing, waarschijnlijk deze
gemeente gaat verlaten om zich te Enkhuizen te vestigen.
Dat dit heengaan door velen zou worden betreurd, is buiten
kwestie. Wij hopen in een volgend nommer het aangenamer
berigt te kunnen vermelden, dat de heer Ensing aan de
plannen van vertrek geen gevolg zal geven."
Jl. Donderdag avond heeft de Kies vereeniging
Burgerpligt te Amsterdam eene vergadering gehouden over
de bank voor de haven van IJmuiden. Een der leden
wenschte, dat Burgerpligt adhaesie zou betuigen aan het
adres van B. en W. aan den minister van Waterstaat.
kameraad, die blijde was dat hij eens een ganschcn naclit in zija
hangmat kon uitslapen cn ditmaal niet voor „scheepshond" zou
behoeven te spelen, n daar men bij dien wachtpost de handen vol
had om de dieven, die altijd in de haven rondzwierven, op een
eerbiedigen afstand te houden.
Een tijdlang liep hij op het dek rond, waar hij nu geheel alleen
was, terwijl de hein omringende duisternis slechts hier en daar
verbroken werd door de lantaarns op de havenhoofden of duor een
flauw lichtje dat heel in de verte in de stad schemerde. Nu en
dan bleef hij staan, en, leunende op de verschansing, niet hel
hoofd in de beide handen, gaf hij den vrijen loop aan zijn gedachten.
Hij gevoelde zich in staat om Carl Beek te dootjen.
Omstreeks twee uur in den morgen kon hij zich niet langer
bedwingenhij sprong op de loopplank en was niet een paar groote
stappen aan wal. Elisabeths tante woonde in een klein huisje dicht
bij de haven; hij was voornemens haar te wekken en uit haar
eigen mond te vernemen wat er van de zaak was.
Moeder Christine, eene weduwe, was een bejaarde, maar flinke
vrouw, met een breed, hoogblozend gelaat, en een woud van grijs
haar dat achter haar ooren gestreken was. Zij werd 's nachts
dikwijls wakker geroepen, daar zij het beroep van zieken-oppasster
uitoefende; doch die nachtelijke verrassingen brachten haar toch
altijd in een kwaden luim. Toen zij dan ook, na een kaars ont
stoken tc hebben, het bleeke en ontstelde gelaat van Salvé Kvisli-
ansen ontdekte, geloofde zij dat hij dronken was en ontving zij
hem niet zeer vriendelijk.
„Wat, zijt gij daar, Salvé? in het holle van den nacht?... ge
ziet er fraai uit! Gaat ge zoo uw gage doorbrengen?"
„Gij hebt het mis, moeder Christine, gij hebt het glad mis.
Maar, ik erken, ik heb wel wat verdiend, omdat ik in den nacht
van mijn wachtpost beu afgeloopen. Ik moest u noodzakelijk
spreken."
„Waarover, mijn jongen?"
„Over Elisabeth; waar is zc tegenwoordig?"
„Waar ze is? Wel, bij de Becks."
„Bij de Becks?" riep de matroos met een gebaar van schrik.
„Ja; wat zou dat?"
„Wat dat zou? Dat moest gij beter weten dan iemand anders,
moeder Christine."
De oude vrouw hield het licht boven haar hoofd en staarde
haren bezoeker met onverholen verbazing aan.
„Als ik het toch moet weten, zeg liet mij dan dadelijk," hernam
Salvé. Het kan u niet onbekend zijn, dat de jonge Beek het hof
maakt aan Elisabeth; een jaar lang ging hij voortdurend naar
Torungen, onder voorwendsel dat hij er zeevogels wilde schieten.
Gelooft ge werkelijk dat hij haar trouwen wil?"
Bij deze woorden ging er een licht op voor moeder Christine,
die tot nog toe niet begrepen had waarom de jongman zoo schrik
kelijk opgewonden was. Zij zette het licht op de tafel en liet zich
sprakeloos op een stoel neervallen. Nadat ze een oogenblik met
moeite naar hare woorden gezocht had, stond ze met een driftige
beweging op:
„Dus," riep zij, met de handen in de zijden en met oogen die
van ergernis fonkelden, „dus komt het daarop neer? Loopen er
zulke praatjes over Elisabeth? En gij, Salvé, durft gij ze hier
komen oververtellen? Dan moet ik u zeggen dat de familie Beek
een der fatsoenlijksten uit Arendal is, cn dat het u niet past haar
goeden naam te belasteren. Wees er van verzekerd, Elisabeth zal
uw mooie vertelling van a tot z te weten komen, cn de kapitein en
Maar na eenige discussie is, overwegende, dat dit adres
na liet schrijven van den minister zijne actualiteit verlo
ren had, op voorstel van den voorzitter besloten, den
minister te schrijven, dat de vergadering de zaak verder
aan zijne zorg aanbeveelt. Tevens zal daarbij de wenscli
worden geuit, dat voortaan de opnemingen van de haven
in de Staatscourant openbaar gemaakt mogen worden.
De Amsterdamsche Crt. geeft een beschrijving van
het geschenk, dat aan dr. Westerman, directeur van
Natura Art is Magistra te Amsterdam, bij gelegenheid van
zijn 40jarig jubilé, door zijn collega's, directeuren van
zoölogische inrigtingen in Europa, is aangeboden.
Het cadeau bestaat in een coupe met daarop geplaatste
schenkkan, beide uitgevoerd in mat zilver, met goud
afgezet. Geen ranker, sierlijker vormen laten zich denken,
en deze verdienste in het ontwerp is te grooter, als men
de kloeke, monumentale afmetingen daarbij in aanmerking
neemt. Zoowol de coupe als de kan is een kunstwerk op
zich zelve, maar beide vormen een schoon geheel. Zonder
de minste overlading, en toch zeer rijk, zijn beide met de
afbeeldingen van velerlei voorwerpen uit het dierenrijk
versierd. Elk dier ornamenten is met den meesten smaak
aangebragt en met evenveel kennis der natuur als talent
geboetseerd. Het moet, dunkt ons, een hoogst inoeijelijke
taak voor een kunstenaar zijn, voor zoölogen te arbeiden,
wien de kleinste afwijking van de natuur in het oog valt
de heer Alfons Bogaerts, beeldhouwer te Antwerpen, heeft
bewezen voor die taak opgewassen te zijn, en, gezwegen
nog van de menigte kleinere figuren, zijn de twee edelste
faisanten, die ter wederzijde op den rand der coupe ge
plaatst zijn, ware meesterstukken. Ook die rand op zich
zelve is weder, en uit een ander oogpunt, merkwaardig
van teekening en uitvoering: hij is namelijk geheel in zacht
relief met de afbeelding van tropische landschappen versierd.
do luitenant en mevrouw Bock ook, en dan zult ge als een kwade
jongen van de Juno gejaagd worden. Dus hebt ge u in 't hoofd
gehaald dat mijn nicht het liefje van den luitenant was geworden?"
„Neen, maar ik heb het twee mannen elkaar in vertrouwen
hooren nicdedeclen, en...."
„En ge hebt het geloofd," hernam de oude vrouw met toenemende
verontwaardiging. „Welnu, dan zal ik u zeggen dal de dochter
van mijnheer Beek, uw kapitein, hier is geweest om mijn nicht een
fatsoenlijke betrekking in een fatsoenlijk huis aan te biedenen ik
heb haar te woord gestaan, hoort ge, beste jongen beet zij hem
toe, terwijl zij den top van haar wijsvinger op haar borst liet
rusten. „Gij hadt volstrekt niet van uw post behoeven af te loopen
om mij hier zulke vertelseltjes op den mouw te komen spelden.
Maar, wees gerust; ik zeg het u nog eensElisabeth zal het weten
zij zal weten hoeveel vertrouwen gij in haar stelt!"
Die overstelpende woordenvloed scheen de kwade vermoedens
van onzen verliefden zeeman grootendcels verdreven te hebben,
want hij hernam op smeekenden toon
„Beste moeder Christine, ik licb er nooit kwaad in gezien. Ik
bid u, zeg cr niets van aan Elisabeth. Ik heb voor haar uit Boston
een japon meêgebracbt; maar, ge begrijpt, toen ik zulke lcelijke
dingen hoorde vertellen, begon mijn bloed te koken." (Hij maakte
geen gewag van de ringen.)
„Zoo, hebt ge een japon meegebracht?" vroeg de oude, vrij wat
kalmer; „dan hadt ge hier ook niet midden in den nacht zooveel
opschudding behoeven te komen maken om zulke zotteklap."
„Maar moeder Christine, ik zweer u dat ik er niets van ge
loofd heb!"
„Dan hebt ge hier ook niets meer te maken en dan verzoek ik
u mij thans rustig te laten slapen."
Toen ze hem uitliet bleef ze nog even in de deur staan, en
terwijl zij hem ernstig aanzag, vroeg zij
„Zeg eens, Salvé, wat is er tusscheu u en Elisabeth voorgevallen?"
Salvé scheen een oogenblik te aarzelen, welk antwoord hij op
die onbescheiden vraag geven zou; eindelijk zei hij:
„Twee jaar geleden heb ik haar een paar marokijnen laarsjes
gegeven."
„Anders niet?"
„Anders niet."
„'t Is goed; als ik u nu een goeden raad mag geven, ga dan
zoo spoedig mogelijk weer aan boord, voordat uwe afwezigheid op
gemerkt wordt."
Daarop deed ze de deur voor zijn neus dicht.
I Toen ze weer alleen was, ging moeder Christine nog even zitten
en staarde ze met een peinzenden blik naar het licht.
„Het is toch een knappe, fliuke jongen, die Salvé," mompelde
zij.... „Van achteren gezien- zal het misschien nog het beste ziju,
dat ik Elisabeth waarschuw, dan kan,ze in ieder geval op haat
- hoede wezen."
Met dit besluit ging ze weer te bed.
In weerwil van de stellige verklaringen die hij bij dit onderhoud
had vernomen, was Salvé niet voldaanhij had den moed niet
om, zooals hij van plan was geweest, Elisabeth te bezoeken en haar
ziju geschenken uit Boston aan te bieden. Toen de geheele equipage
voor drie weken verlof kreeg, begaf de jonge matroos zich regel*
regt naar ziju vader, en ('e i volgenden datr waren zij beiden tegen
woordig bij de begrafenis van den ouden Jakob op hel kerkhof t<
Tromö.
{Wordt vervolgd.)