gekwalificeerd kunnen worden als bedrog, waarop de gewone
bepalingen der wet van toepassing zijn.
Uit het ingesteld geregtelijk onderzoek zijn eenige
bijzonderheden bekend geworden omtrent den diefstal, door
een kashouder van de Crediet-Vereeniging te Amsterdam
gepleegd. Deze bediende, zekere P., moet de daad in den
betrekkelijk korten tijd, dat hij de functie van kashouder
waarnam, hebben uitgedacht. Toen heeft hij terstond met
groote scherpzinnigheid een geheel stelsel van administra-
tive controle weten te ontduiken en van het eenige zwakke
punt in dit stelsel misbruik gemaakt om zich eene aan
zienlijke som toe te eigenen. Hij had zijne maatregelen
zóó getroffen, dat ontdekking eerst na verloop van een
tiental dagen kon geschieden, en in tijds een week verlof
weten te verkrijgen, zoogenaamd om naar de tentoonstel
ling te Parijs te gaan, doch waarschijnlijk om den buit
in Amerika in veiligheid te brengen.
Een drietal Rotterdamsche vleeschhouwers zijn ver
oordeeld voor het in hun winkel hebben van bedorven
vleesch en een vijftal anderen voor het vervoeren. Het
gold een kwantiteit van bijna 1000 KG. De boete isflO!
In de jl. Zaturdag te Arnhem gehouden algemeene
vergadering der vereeniging voor lijkverbranding zijn de
aftredende leden van het hoofdbestuur herkozen. De volgende
algemeene vergadering zal te Utrecht worden gehouden.
De tegenwoordige regering heeft nog geen antwoord ge
geven op het verzoek om bij de wet verbranding toe te
staan, wat de vorige regering heeft geweigerd. Er is
echter geen haast bij die vrijheid. Geld genoeg toch voor
een lijkoven, vasten of verplaatsbaren, is er nog niet. Er
is ongeveer f 6000 in kas en de kosten van een verplaats
baren oven, die de goedkoopste is, bedragen nog 8 a 9000
gulden. Bovendien, wat baat een oven als men de wet
tegen zich heeft? Op de prijsvraag om een beknopte
wetenschappelijke en tevens algemeen bevattelijke verhan
deling over lijkverbranding was één antwoord ingekomen
dat onvoldeende werd geacht.
Een span vospaarden, waarvoor den 14 Sept. jl. te
vergeefs f 2050 geboden werd, is thans door den bouwman
II. Slob Bz. te Hoornaar aan den heer Halberstadt te
Nijmegen verkocht voor f 2100.
De aanvoer van appelen ter markt te Zwolle was
nog grooter dan de vorige week, en zal bij raming 800
hectoliters bedragen hebben. Voor de niet duurzame
soorten werd per hectoliter f 1.20 f 1.40, voorde duur
zame f 2.50 it f* 3 betaald.
Onder zeer gunstige omstandigheden werd te Wilsura,
's Heerenbroek en verder in den omtrek, de eerste en
tweede snede hooi gewonnen, maar eigenlijke verkoop van
dat artikel heeft eerst deze week plaats gehad, en wel
van p. m. 200,000 KG. paardenhooi voor f 10 f 11 per
500 KG., voor welk quantum in 1877 f 19 k f 20 werd
besteed.
Volgens de Asser Courant is, sedert de opening van
de jagt, in de provincie Drenthe voor f 15,000 wild ge
schoten. De hazen en patrijzen werden meest naar België
verzonden.
De heerPagan, van wiens voorgenomen Noordpoolreis
in een luchtballon men onlangs een en ander mededeelde,
is woedend op de Brusselsche bladen, die hem verwijten,
dat zijn plan den toets der wetenschap niet kan doorstaan.
Hij heeft hij deurwaarders-exploit aan de Indépendance
een brief laten beteekenen, aan het slot waarvan hij het
blad tot een duel uitdaagt. Wij nemen die uitdaging aan,"
zegt de Indépendance, „maar dan moet het gevecht plaats
hebben op 90° NB. Pagan zal de Pool bereiken over de
ijsbank heen in zijn luchtballon, en wij zullen er heengaan
zijn rang, die haar verblindden? Het meisje gaf er zich geen
rekenschap van, maar leefde onder dien invloed totdat haar groot
vader haar aanmaande om op hare hoede te wezen. Tegelijkertijd
ontwaakte in haar een gevoel van fierheid, dat de deur van haar
hart bewaakte tegenover den knappen luitenant, schoon ze hem nog
altijd haar bewondering schonk. Vandaar bestond er een zonder
linge tegenstrijdigheid in hetgeen hare oogen somtijds tegen
haar wil te kennen gaven, waardoor haar bewonderaar in ver
legenheid gebracht werd. Toen eindelijk luiar tante haar op de
hoogte bracht van de loopende geruchten over de plannen van den
jongen Beek, veroorzaakte dat haar een grievende smart en begreep
zij meer dan ooit dat er een onzichtbare scheidsmuur tusschen haar
en den luitenant bestond.
Ondertusscken hield Carls vader onafgebrokeu toezicht over de
herstelling van zijn schip. Het was een zaak die spoed eisclite, wijl
de aflevering der goederen, die hij naar Amerika moest vervoeren,
ten stelligste binnen een bepaalden termijn moest plaats hebben;
hij verscheen dan ook meestal slechts op de etensuren in den kring
van zijn gezin.
Het was nu ongeveer een maand dat Elisabcth hij hare bescher
mers gehuisvest was, toen op zekeren dag Mina Beek het salon
binnenkwam en, met een glimlachje dat niet vrij was van ondeu
gendheid, de boodschap bracht:
„Elisabeth, er staat een jonge zeeman op stoep, die u weuscht
te spreken. Hij heeft een pakje onder den armzeker een cadeau."
Elisabeth, die met de thee bezig was, bloosde tot over haar
ooren, terwijl de luitenant verbleekte. Zij begreep dat de bezoeker
niemand anders dan Salvé was; zijn stoutmoedigheid joeg haar
Bchrik aan. Zij had hem sedert zijne terugkomst reeds een of twee
maal ontmoet, en hem zelfs tamelijk koeltjes bejegend, wegens de
onaangename geruchten die hij aan haar tante had overgebracht;
zij was dan ook zeer ontroerd toen zij hij hem kwam.
Salvé zag haar een oogenblik aan zonder een woord te spreken.
„Elisabeth," sprak hij eindelijk op weifelenden toon, „wilt ge
dit van mij aannemen?"
Bij die woorden bood hij haar het pakje met de japon en de
zakdoeken aau.
„Neen, zeker niet: ik wil niets van u hebben na alles wat ge
van mij verleid hebt!"
„Moet ik dan," hernam hij verdrietig, „deze dingen wéér mee
naar zee nemen?"
De wijze waarop hij dit zeide en de mistroostige uitdrukking
van zijn gelaat troffen het meisje diep. De tranen schoten haar in
de oogen; maar zij vermande zich en terwijl zij hem een bijna
wanhopige» blik toewierp, ging zij weer in huis en liet hem geheel
verbijsterd over zulk een ontvangèt op stoep staan.
Toen zij wcêr in het salon verscheen, kon men zien dat zij ge
weend had. Carl Beek keek als ter loops door het raam en was
onder dc ijsband door in een scaphander. De overwonnene
woidt geëmpaleerd op de aardas."
In de kleine gemeente Flaccon, arrondissement Novi,
is de gemeenteraad, die den 15 Sept. 11. wilde vergaderen,
in dat voornemen formeel verhinderd geworden door een
60tal vrouwen, die zich van de sleutels van de raadzaal
wisten meester te maken, na eerst den secretaris, die reeds
ter vergadering was, van zijn zetel en buiten de deur te
hebben gedrongen. Daarna bleven zij voor de deur van
de raadzaal post vatten, totdat de autoriteit den anderen
dag versterking had ontvangen en aan de dames ontzag
genoeg wist in te boezemen om af te trekken. Tot deze
manifestatie werden de Flacconer dames gedreven door
haar sympathie voor den vroegeren burgemeester, die zij
weer in zijn post hersteld wenschten te zien. Gelukkige
burgemeester
Bekend is het feit, evenals de oorzaak daarvan, dat
ook uit Sleeswijk-Holstein de uitvoer van vee naar Engeland
via Tonning en Husum, in de laatste jaren zeer is belemmerd
en thans nagenoeg geheel heeft opgehouden, tot groot
nadeel van de veefokkers aldaar. Dientengevolge hebben
dezen in den laatsten tijd nieuwe verbindingen gezocht en
gevonden, en zenden zij elke week per extra trein van 5
tot 600 stuks runderen naar den Rijn en naar Parijs. Aan
het hoofd van deze onderneming staat de afgevaardigde
ten landdag Hawkens, te Vafing, Kreis Eiderstedt.
Een zeer dikwijls voorkomende ziekte onder de hoenders
is de pip, welke zich door gebrek aan eetlust, een treurende
houding enz. kenmerkt. Deze ziekte, welke gewoonlijk voor
ongeneeslijk gehouden wordt en waaraan dan ook zeer vele
hoenders sterven, ontstaat in den krop. Door het toedienen
van 7 peperkorrels (heele peper) dagelijks en wel des
morgens, doch verscheiden dagen volhoudende, niet een weinig
boter, kan men de ziekte geheel genezen.
Oleomargarine-kaas. Een Amerikaansch blad
deelt het volgende mede nopens de wijze, waarop deze
kaas in Amerika wordt gemaakt. Nadat men aan 458 pond
melk 151 pond boter heeft onttrokken, voegt men daar
voor in de plaats bij de melk 6 pond oleomargarine-olie
en verkrijgt 37 pond kaas. Deze kaas komt wel niet
overeen met de „melkkaas,,/ maar smaakt toch goed. 't
Blad meent, dat, uit het oeconomische oogpunt, de zaak
al zeer prijzenswaardig is.
Brieven uit de Hoofdstad.
28 Sept.
Amice
Klaagde ik in den aanvang van mijn vorig schrijven over de
buitengewone stilte, die hier op allerlei gebied heerschte, het is
nu anders geworden. Er is nu „leven in de brouwerij I" Inderdaad,
leven meer dan wenschelijk is. Jammer maar dat al die drukte,
evenals bij den beroemden brouwer-schilder die het spreekwoord
in de wereld bracht, gansch eu al uit den verkeerden hoek komt.
't Is hier „de bank" voor en „de bank" nawant met de
spitsvondige definitie» van „de kunstmatige zaadstorting te IJmuiden"
of „de ophooging buiten de havenhoofden" houdt de publieke
opinie zich niet op. Zij noemt vn chat un chat, enz.
Wat men er ook van zegge, het Nieuws v. cl. Dag heeft onbe
twistbaar de verdienste van ons tijdig en op grond van goede
inlichtingen gewaarschuwd te hebben. Dat die alarmkreet sommige
personen, ondanks hun hooggeplaatste positie zoo hoog soms
dat men zelden wat van hen te zien of te hooren krijgt dat
die kreet hun niet zeer aangenaam in de ooren klonk, laat zich
volkomen begrijpen. De Septembermaand van het jaar 18/8 zal
niet tot de streelendste herinneringen dezer heeren behooren. Maar
niemand die de zaak uit het rechte oogpunt beschouwt, zal daar
over eenig medelijden gevoelen. Zelden zijn nonchalance, gemak-
niet weinig in zijn schik toen hij zijn medeminnaar wcêr met zijn
pakje onder den arm zag opstappen.
Er volgde een pijnlijke nacht voor Elisabeth; zij schreide zelfs
in haar slaap onder den indruk van een akeligen droom. Zij ver
beeldde zich dat zij den vriend harer jeugd verdrietig en troosteloos
langs de kade zag zwerven, in een ellendigen toestaud, maar te
trotsch om van iemand ter wereld hulp te vragen, terwijl hij haar
verwijtende blikken toewierp. Toen na dien onrustige» nacht
de dag begon aan te breken, werd zij wakker door een hevig rumoer
op straat. Zij ijlde naar het venster en zag een luidruchtige bende,
in wier midden tusschen twee politic-agenten een jongman al
worstelende voortliep, in wien zij Salvé meende te herkennen. Hij
zag er bleek, verhavend eu ontdaan uit; zijn blauw wollen hemd
hing van voren geheel open en was vol scheuren. Men moest hem
nu en dan voortslepen. Het droevige schouwspel verdween weldra
om den hoek-eener straat; maar Elisabeth kon niet meer in slaap
komen.
Er was dien nacht in de herberg van vrouw Andersen, aan den
anderen kant van de haven, een geweldige opschudding geweest,
waarbij met messen gevochten was; en van dat geheele tumult was
alleen Salvé Kristiansen, zonder eenige aanleiding, de oorzaak geweest.
Dit was althans de lezing die Carl Beek aan tafel van het gebeurde
gaf, waarbij hij eenige nadere inlichtingen voegde, die niet in het
voordeel van den matroos der Juno pleitten. Elisabeth verliet op
staanden voet de eetzaal, waar zij de tafel in orde bracht, en ver
scheidene dagen lang was zij tegenover den luitenant veel terug
houdender dan vroeger.
Kapitein Beek bewerkte de invrijheidstelling van Salvé door dc
boete te betalen, die hij door zijn wangedrag beloopen had. In
den namiddag vóór het vertrek van de Juno kwamen de vader en
een jongere broeder van den matroos aan boord van het schip om
hem vaarwel te zeggen. Er was in zijn voorkomen en zijn houding
iets vreemds, dat hen trof. Voortdurend sprak hij met hen op een
wijze, alsof hij hen nooit weêr zou zien, en tevens overhandigde
hij aan zijn vader de banknoot van honderd daalders, die de kapi
tein hem gegeven had. Deze wilde het wel in ontvangst nemen,
doch alleen op voorwaarde dat hij het voor hem bewaren zou.
Toeu hij weêr naar den wal ging, sprak de grijsaard met een stem
die van aandoening trilde:
„Mijn zoon, denk er altijd om dat ge een vader hebt, die u
thuis wacht!"
Toen de nacht aanbrak klom Salvé in den grooten mast en
trachtte het huis der familie Beek in 't oog te krijgen. Er was
heel boven in dat huis een klein raampje, waarop de arme matroos
rusteloos turen bleef zoolang er licht achter brandde. Toen dat
licht verdween, was hij te moede alsof er tegelijkertijd ook in zijn
binnenste iets was uitgebluscht.
Wordt vervolgd
zucht en onderhandsche zoo direct en zoo grievend aan
de kaak gesteld als in dit geval. Of de belanghebbenden, in deze
de geheele Nederlandsche natie, echter met die inoreele tuchtiging
zich Voldaan mogen achten, laat ik voor het oogenblik nog in 't
midden.
Om mij zooveel mogelijk op de hoogte der kwestie te stellen,
heb ik mij schriftelijke inlichtingen verschaft van een paar des
kundigen, waarvan een expresselijk op de „plaats des onheils" de
noodige gegevens heeft verzameld. Over de wijze waarop het bestaan
der „ophooging" (ministeriöele stijl) bekend is geworden, schrijft
hij mij o. a. het volgende:
„Bij het doen der gewone maaudelijksche peilingen door het
daartoe vast aangestelde personeel, voor de eene helft door het
Rijk, voor de andere helft door de Kanaalmaatschappij benoemd,
onder toezicht van den heer van der Burgt, commissaris van het
Loodswezen, is gebleken dat zich op'een afstand van ruim 3500
meters van af de koppen der Noordzeehoofden een rug of bank
heeft gevormd, die, zoo hij niet tijdig door krachtige maatregeleu
verwijderd wordt, de grootste ellende voor het nieuwe kanaal kan
teweegbrengen.
„Dat er iu de maand Mei jl. reeds kennis van de zaak werd
gedragen aan het Ministerie van Marine, blijkt op duidelijke wijze
uit de hydrografische kaart van de haven van IJmuiden, uitgegeven
door het Departement van Marine en waarvoor de peilingen gedaan
ziju door de heeren Jhr. T. E. de Brauw en M. van Doorn, luite
nants ter zee 1ste en 2de klasseop welke kaart duidelijk zichtbaar
is, dat op een afstand van omstreeks 2200 tot 2500 meter van de
koppen der hoofden, en geheel in het verlengde van de aslijn der
haven, een ondiepte bestond, welker oppervlakte geschat mocht
worden op ongeveer 200 vierk. meter en waarop de peilingen een
diepte aantoouden van 10.7 meter, bij een diepte van 13.2 meter
buiten genoemd oppervlak.
„Zoo was de stand der zaak in Mei jt En zoo bleef ze on
bekend voor de buitenwereld (wat er achter de schermen voorviel
zullen we mettertijd wellicht vernemen) totdat de peilingen door
de Rijksambtenaren, in vereeniging met de ambtenaren der Kanaal
maatschappij, onder toezicht van den Commissaris van het Loods
wezen, aantoonden dat de destijds schier onopgemerkte „ondiepte"
tot een voor de toekomst gevaarlijke bank was aangewassen, die
op het midden een diepte bij gemiddelden waterstand aanwijst van
8 a 9 meter, en successievelijk afneemt tot 10, 11, 12, 14 en 20
meter toe, zoodat uit alles blijkt, dat de zaak vooral in den laatsten
tijd dien geduchteu omvang heeft verkregen.
„De hoeveelheid uitgebaggerde specie, op de noodlottige plek
gestort, bedroeg in 1876 omstreeks 500,000 kub. meter; in 1877
ongeveer 100,000; en in 1878 is nu reeds racer dan 2,000,000 kub.
meter zand en bagger uit de haveu gehaald, enwat er volgde
is den lezer bekend. Sedert 1° September jl. is men nu begonnen
te storten op 4000 meter."
„Helaas, ja! wat er volgde is ons bekend. De treurmare dat do
toekomst van ons wereldberoemd Noordzeekanaal, die levensquaestie
van Amsterdam, door onvergeeflijke lichtzinnigheid en domheid op
roekelooze wijze in de waagschaal was gesteld, klonk ons als een
donderslag in de ooren. En de snelgewiekte faam, vaardig als ze
is om ons kwaad gerucht dadelijk naar alle kanten uit te bazuinen,
zorgde er voor, dat onze buren links en rechts zich weer eens naar
hartelust konden vroolijk maken over de onnoozelheid van „those
Dutchmen", of van „die Mijnheeren."
En dan God betere 't! te ginnegappen over „een storm
in een glas water!"
Waarlijk, wie hier den toestand van handel en nijverheid van
nabij gadeslaat en niet willens blind is voor het gevaar, beseft al
hêl ergerlijke van die spotternij, die niet in staat was de ontstel
tenis te doen bedaren, welke door de jobstijding veroorzaakt werd.
Dat moest er dan nog bijkomenOp de beurs gaat niets ommen
begeeft er zich heen uit sleur en gewoonte, zooals men naar de
sociëteit stapt, om zijn kennissen te zien en de nieuwtjes van dén
dag te hooren maar van zaken doen is bijna geen sprake en van
verdienen in het geheel niet. Wat den handel aangaat, zijn voor
naamste grondslaghet crediet. heeft gevoelige schokken geleden en
lijdt ze telkens nog; oude re'.atiën worden minder solide en nieuwe
connectiën worden er bijna niet aangeknoopt. Met de nijverheid is
het even treurig, de groote bestellingen nemen met den dag af en
het aantal werklieden die in den aanstaanden winter „leeg zullen
loopen," zal schrikbarend groot zijn. Maar tusschen nl die donkere
wolken, bleef nog altijd één hoopvol sterretje schitterenals eenmaal
het Noordzeekanaal gereed was en zijn gunstige reputatie in 't
buitenland gevestigd bleef, dan zouden Nieuwediep, Rotterdam,
Hamburg, Antwerpen, wel voor goed de vlag moeten strijkeu en
Amsterdam weer een der hoofdmarkten van den wereldhandel Worden.
En nu?.... Al kwam de geweldige cycloon (vliegende orkaan) die
nu dc Azorische eilanden geeselt en 1° October de kusten van Spanje
en Portugal bereikt, ook morgen dien dag de noodlottige bank als
een veertje wegblazen, met de reputatie van onze Nbordzec-
haven is 't voor langen tijd uit; Antwerpen, Hamburg, Rotterdam
en Nieuwediep kunnen weer wat vrijer adem halen.
Zal dus ook dat deel van onzen nationale» roem ons ontvallen?....
Wij zijn jammerlijk aan 't aftakelenTer Parijsche tentoonstelling
onze nijverheid, onze kunst, ons onderwijs verre overschaduwd door
andere volken, dien we vroeger de baas af waren; onze vermaarde
Hollandschc boter, onze Edammer kaas, onze kaarsen, onze bloera-
bollen door den vreemdeling reeds beter of althans even goed gepro
duceerd als bij ons; zelfs onze haring in discrediet! Maar wat wij
ook moesten prijsgevendit 'ééne hadden we toch,, dat we roem
mochten dragen op onzen waterstaat, onze polderbemaling, onze
havens, onze spoorwegwerken. Sla maar 't eerste schoolboek 't beste
opde Haarlemmermeer, het Groote Noord-IIollandsche Kanaal, de
brug te Kuilenburg, de brug over den Moerdijk, en pour couron-
nement de 1'édifice het Noord zeekanaal. En nu waggelt ook die
kroon, en houden we straks niets anders over dan een weinig
bezocht Noordzeekanaal.
Sedert den 8sten Maart 1865 de eerste spade voor het werk in
den grond gestoken werd, heeft nooit zwaarder slag het Kanaal
getroffen dan deze (rainisteriëele) „ophooging."
En aan wie de schuld?.... Op bladz, 282 en 283 van den Staats
almanak, jaargang 1878, vindt ge de volledige naamlijst van al
de Kanaal-autoriteiten, met hun geheelen staf. Daar zijn namen
bij, die ge slechts met zeker ontzag op de lippen neemt; rijk be
zoldigde mannen, gekruisd eu geridderd, wier titels ge niet in één
adem uitspreekten toch moeten we meerendeels diezelfde mannen,
waaronder onze beste Nederlandsche waterbouwkundigen, de fine
fleur onzer ingenieurs, die aan het Kanaal hun glorie en hun fortuin
danken, aansprakelijk stellen voor het gebeurde. In den gerust
stellenden brief van den minister, alles rozengeur en maneschijn, is
daarvan geen sprake. Er is daar zelfs geen quaestie van schuld,
van gebrek aan toezicht, van verregaande nonchalance. Men zal in
het vervolg beter oppassen en het nooit weêr doen; ziedaar al.
Maar ondertusschen ligt het zand er en de hemel weet wanneer we
't weer kwijt raken.
'k Geloof niet dat wij er ooit toe komen zullen, een obelisk als
de naald van Cleopatra of zoo iets bij ons overeind te zetten.
Misschien een stuk van den kraton of vau den Missigit, als we
den Atjebnees onder de knie hebben. Laten we dan zorgen onder
dat gevaarte, b\j de staalkaart onzer overige nationale merkwaardig-