stollen deed; van de ervaringen door den oirvermoeiden photograaf Grant, die, de equipage op een ijsveld photo- grapheerende, tot zijn verbazing de zon, die eerst voor zijn toestel stond, een oogenblik later er achter ontdekte, waarschijnlijk omdat de ijsschots omdreef; of van den hond Sailor, die eens den geheelen protographietoestel omwierp, met uren moeite door de sneeuw gesleept en vaardig gemaakt, daar het dier op een paar ganzen in de nabijheid uitschoot, enz." Twee dames van minder goede reputatie ontmoetten dezer dagen op het Damrak te Amsterdam een ouden kennis, een koffijhuishouder, die in beschonken toestand verkeerde. Het gesprek duurde zeer kort, daar een dei- dames ijlings heenging. Eenigen tijd later bemerkte de man, dat hij zijn portefeuille, die verschillende geldswaarden en f 1000 aan bankpapier bevatte, miste. Der politie, die met de zaak in kennis werd gesteld, gelukte het spoedig een groot deel van het gestolene te redden. De diefeggen werden beiden gearresteerd. Jl. Vrijdag is uit Vlissingen aan Z. M. den Koning een adres opgezonden, inhoudende betuiging van volkomen instemming met het adres van den Multapat.iorsbond, tot wettelijke beperking van het misbruik van bedwelmende dranken. Dit adres is onderteekend door een aanzienlijk getal, onder welke invloedrijke personen, uit alle rangen en standen der maatschappij. De cursus 1878/79 der Rijkslandbouwschool te "VVageningen is met 120 leerlingen aangevangen. Hoe varkens menschenschenredders worden. Vóór eenige dagen zonk in het Boterdiep te Groningen plotseling de marktschuit van Groningen op Onderdendam. Met de rijke lading gingen mede de schippers in de diepte. Een van hen greep gelukkig de staarten van 2 varkens, die tot de lading behoorden, en de varkens sleepten hem gelukkig behouden aan wal. Men leest in de Haagsche kroniek van de Gron. Crt. Verandering in den toestand van 't beheer van het depar tement van Oorlog, dat tijdelijk onder den minister Wichers staat, door het herstel van den minister van Oorlog, is helaas niet te voorzien. De heer de Roo van Alderwerelt leeft nog en zijn leven kan nog geruimen tijd gerekt worden ofschoon het even goed mogelijk is, dat de dood reeds binnen enkele dagen een einde aan zijn lijden maakt. Men stelt zich dat lijden echter algemeen verkeerd voor. Becl- legerig is de minister niet en ook niet geweest behalve tijdens de operaties te Rotterdam, en hij is, wat men in 't dagelijksch leven noemt: gezond van harte. De vreeselijke ziekte, die hem van tijd tot tijd slapelooze nachten doet doorstaan, tengevolge van de hevige pijnen, is van geheel plaatselijken aard. Er zijn dan ook, nog in de laatste weken, dagen geweest, die de minister werkende heeft doorgebragt; hij gaat ook nog wel uit en wie hem in den laatsten tijd ontmoette, zou niet aan zijn gesprekken hebben bemerkt, dat de heer de Roo zich bewust is van zijn nade rend einde. Toch weet hij, dat op een gegeven oogenblik de ziekte plotseling het stadium kan intreden, waarop de dood in slechts enkele minuten volgen kan. Maar hij wacht 't einde met kalmte af en werkt zoo lang het dag is. Jammer dat een man met zooveel geestkracht, met zoo veel talent en lust tot den arbeid, een man die aan zijn vaderland onschatbare diensten zou hebben bewezen, op zoo jeugdigen leeftijd aan zijn werkkring wordt ontrukt. Niet algemeen bekend schijnen de teekenen en het beloop der gele koorts, die nog altijd met zoo groote hevigheid in sommige streken van Amerika heerscht. De Fransche geneesheer dr. J. Rengade, deelt dienaangaande het volgende mede: De gele koorts, zegt hij, begint met hevige hoofdpijn, Mulat, met een Paiiania-lioed op, waar een roode veer op prijkte, en die zijn borst vol ridderorden had alsof hij niets meer of min der dan een admiraal was. Deze had er spoedig de reuk van, door de half fluisterende gesprekken der matrozen, dat er ongenoegen aan boord heersehte, en liet was ongetwijfeld tengevolge van zijne inlichtingen dat dien eigen avond zekere lieden met kwade bedoe lingen de matrozen op de kade opwachtten. Kapitein Beek deed niets dan uitvaren tegen de equipage en tegen zichzelf. In de heete luchtstreken was hij altijd zeer prikkel baar, en nu hij meende dat men zijn gezag aangetast had, was hij een rechte tyran geworden. Van hun kant besloten de matrozen dit niet langer uit te houden; het vooruitzicht van nog een reis onder de bevelen van zulk een despoot, laehtte hun volstrekt niet toe; velen hunner hadden dan ook het plan gevormd om in de eerste haven de beste te desertceren, zoodra zij hun gage ontvangen hadden. Salvé wachtte niet eens totdat hij zijn loon in handen had; den tweeden nacht verdween hij met den Braziliaan. De kapitein, door dit voorval nog woedender geworden, verdub belde zijne gestrengheid. Hij droeg de wacht aan boord alleen aan mannen op, in wie hij onbepauld vertrouwen stelde, en weigerde onverbiddeilijk elk verzoek om aan land te mogen gaan de desertie van Salvé ergerde hem meer dan hij zelf wel wilde weten; hij beschuldigde hem van ondankbaarheidhij had hem onderricht doen geven in de zeevaartkunde en zelfs het plan gevormd hem tot zijn opvolger te maken als gezagvoerder over de Juno, als hij zelf zich uit de vaart zou terugtrekken. Dat was dan nu de belooning voor de gastvrijheid die hij verleend had aan dat wangedrocht in roode kleêren, die hem den besten man uit zijn equipage ontstal. Zou hij ooit iemaud viuden die in staat was hem te vervangen? Salvé wilde echter niet het schip verlaten, zonder een blijk van erkentelijkheid te geven aan den eenigeu vriend dien hij er achter liet. Uit dien hoofde krabbelde hij met de punt van zijn mes de volgende inscriptie op de kast van zijn zilveren horloge: /Gedach tenis van Salvé Kristiansen," en stak het in den zak van «den slaper," die in zijn hangmat den slaap des rechtvaardigen sliep; waarna de beide vluchtelingen, de waakzaamheid der wachters ver schalkende, zonder het minste gedruisch het schip verlieten, door zich langs het ankertouw te laten afzakken. Zoodra zij op de kade waren gekomen, verdwenen zij spoedig in de duisternis der nabu rige straten. De Braziliaan wist uitnemend den weg in dit donkere doolhof, waarbij hij echter voortdurend in angst verkeerde; hij ontweek de verlichte straten en hield op alle hoeken stil, om te zien of hij ook ergens een patrouille van de politie in het oog kreeg. Na meer dan een uur lang door een labiryntli van nauwe straatjes gezworven te hebben, kwamen zij in een voorstad, waar de huizen werden afgewisseld door tuinmuren, waarboven de oranjebooraeu malaise, vinnige pijn ter hoogte van de maag, een koortsige beweging, weldra gevolgd door een gevoel van gebroken krachten. Tegen den oden of 4den dag worden de oogen, in snel toenemende mate, geelook neemt dan de huid die lijkachtige gele kleur aan, waaraan de ziekte haren meest gebruikelijken naam ontleent. Op dat tijdstip beginnen zich neusbloedingen op te doen, vervolgens groenachtige brakingen van gal, ver mengd met eene dikke donkere stof, bestaande uit half geronnen bloed. De zwarte braking, de vreeselijke vomito negro, toont het reeds vergevorderde bederf van het bloed, welk teeken verder bevestigd wordt door nog onrustbarender uitstor tingen van bloed. Niet alleen het slijmvlies van den neus, van de oogen, van het tandvleesch en der ingewanden, laat bloed dcor, maar zelfs de huid op verscheidene plaatsen, en de geheele verslapping en krachteloosheid van den lijder, de veran dering zijner trekken, de hik, het ijlen, een doodelijke verdooving, volgen de opgenoemde vreeselijke verschijnselen. Het laatste nummer van het Berlijnsche humoristische blad Ulk bevat een alleraardigste teekening. Achter Emir Ali staat een Rus, die zijn arm onder dien van den Emir door steekt en een Engelschman een stoot onder zijn neus geeft, zoodat diens lorgnet afvliegt. Het onderschrift luidt: „Ein unerwarteter Nasemtiiber. Omtrent het verloop der zaken in Engelsch-Indië is niets met eenige zekerheid te melden. De Engelsche pers blijft in Rusland de eigenlijke oorzaak zien van de door den Emir van Afghanistan aangenomen houding. De minister van Oorlog Stanley, hield jl. Woensdag een redevoering op een diner te Blackpool en stelde daarbij in het licht, dat Engeland noch een aanval, noch veroveringen op het oog hadhet had er ook niets tegen dat zijn buren den sleutel van hun huis zelf bewaarden; doch wanneer zulke buren van plan waren dien sleutel aan een ander ter hand te stellen, dan meende hij dat voor Engeland de tijd gekomen was om eens rijpelijk over de wenschelijkheid daarvan na te denken. De President Hayes kwam onlangs te Gettysburg (Pennsylvanië)zijn rijtuig hield stil en kolonel Batchelder gaf den President eenige inlichtingen omtrent de lokaliteit, toen een postkar aankwam. De postillon reed op het rijtuig, dat hem den weg versperde, aan en schreeuwde, dat men hem den weg moest laten passeeren. Men zeide hem, dat het rijtuig van den President was. //Dat kan me niet schelen," antwoordde hij. ,/Ik moet de brieven bezorgen en wanneer het rijtuig niet uit den weg gaat, dan rijd ik het stuk." Hayes, die den woordentwist had gehoord, gelastte plaats te maken voor de postkar en zeide tot kolonel Batchelder: //Die man lijkt me; hij verdient bevorderd te wox-den." En inderdaad kort daarna vermeldden de Ame- rikaansche bladen, dat do postillon bevorderd was. Aardbeziën als geneesmiddel. Volgens de Fundgrube is een geregeld gebruik van deze sappige, smakelijke en geurige vrucht een uitmuntend geneesmiddel tegen ziekelijke aandoeningen van lever en onderbuik. Volgens gemeld geschrift wordt op deze heilzame eigenschap der genoemde vrucht tot heden niet genoeg gelet. Tevens kan het uitwendig gebruik van aardbeziën binnen weinige dagen zomerspoeten uit de huid van het gelaat verdrijven. Tot dat einde make men eenige aardbeziën fijn, legge het op die wijze verkregen papje in een dunne neteldoekschen omslag op het gelaat, zoodat de plekken waarop de zonne sproeten zich vertoonen, daarmede bedekt zijn. Herhaalt men de aanwending van dit middel eenige malen, dan kan men zeker zijn van een gunstigen uitslag. Het is echter hunnc met bloesems beladen takken uitbreidden. Dc lucht was vervuld met deu welriekenden geur dezer booinen. Een groot plein dat zij overstaken, bracht hen in de wijk van Mata Poreas. Daar bemerkten zij, op een kleine verhevenheid, een groot gebouw dat er als een vesting uitzag en een uiet zeer aangename gewaarwor ding bij Salvé's kameraad scheen op te wekken: het was de ge vangenis; een schildwacht liep voor de groote poort op en neer. Zij kwamen er echter ongehinderd voorbij. Eindelijk, nadat zij nogmaals een half uur achtereen geloopen hadden, bleef de Braziliaan staan voor een tuinmuur, met in het midden een klein deurtje, dat natuurlijk op dit uur gesloten was. Hij zag zorgvuldig naar alle kanten om zich heen en zeide: „Daar moeten we overheen klimmen en dan zijn we veilig." Salvé maakte het hem gemakkelijk, door zijn schouder voor ladder te leenen. '«oen zijn vriend eenmaal schrijlings op den muur zat, was ook de Noorman in een oogenblik boven, en daarop sprongen beiden in den tuin. Het was vermakelijk te zien, hoe de Braziliaan terstond als dol van vreugde op het gras begon rond te springen, uitroepende „Salvado! salvado!" (Gered! gered!) Achter in den tuin stond een woonhuis, gedeeltelijk verborgen door de boomen. De Braziliaan liep er heen, klopte op een bij zondere wijze aan een der ramen vau de benedenverdieping, en riep: „Paoliua! Paolina!" Een oogenblik later verscheen er een vrouw in nachtgewaad aan de deur. „Frederigoriep zij met een zachte en bevende stem, wier klank, schoon eenigszins ruw, toch bewees dat de spreekster nog jong was. Op dien uitroep van verbazing volgde een korte wisseling van vragen en antwoorden in de Spaausche taal, waarvan Salvé niets begreep; hij vermoedde alleen dat de aanwezigheid van een vreemde de jonge vrouw verwonderde en dat de ander haar tevreden stelde met een paar woorden, waarbij Salvé ook van een „amigo" vriend hoorde gewagen. De deur werd nu spoedig geopend. Paolina, een zuster van Erederigo, viel haren broeder om den hals met tal van vreugde- betuigingen; vervolgens bood ze 's lands wijs 's lands eer Salvé haar wang aan en was niet weinig verwonderd toen ze zag dat deze, die dit heusche aaubod niet scheen te begrijpen, het slechts beantwoordde met een vriendelijken groet, vergezeld van de gewone beleefdheidsformule, half in het Engelsch, -half in het Spaausch uitgesproken: „Good evening, senorita!" Eensklaps be merkte zij dat ze, in liaxr overijling, haar manteltje vergeten had, en nu liep ze haastig heen om het te halen. Weinige oogenblikken later kwam ze terug met een groot blad, beladen met ververschingen. De onverwachte gasten haastten zich een volstrekt vereischte, dat het middel tegen zonnesproeten worde aangewend. Behooren zij niet tot de soort, welke zich slechts des zomers vertoonen, dan heeft het middel geenerlei uitwerking. Den laatsten tijd werd in Duitsche landhuishoudkundige kringen meermalen de vraag overwogen, of de tot nu slechts als onkruid bekende brandnetel in de rij der handelsgewassen moet opgenomen worden. Het betreft hier geen nieuwe ontdekking, maar alleen een vernieuwd onderzoek naar de al of niet bruikbaarheid eener vezel- plant, welker schitterende eigenschappen reeds lang genoeg ver borgen zijn geweest, lieeds voor meer dan 1000 jaren was de brandnetel als vezelplaat bekend; tegenwoordig wordt hij als voeder- plant op prijs gesteld en ook dikwijls als geneesmiddel voor menschen en dieren aaugewend. Toch wordt hij als een hoogst lastig onkruid gehaat. De boomwol verdrong deze eeuw zijn eigenschappen als vezelplant geheel, ze geraakte in het vergeetboek en de plant werd aan de industrie onttrokken, niettegenstaande de diensten, die ze hieraan had kunnen bewijzen. Eerst toen de landbouw zich gedwongen zag nieuwe cultuurplanten te zoeken, herinnerde men zich het onkruid aan den weg, den ver achten brandnetel, en was men er op bedacht gebruik te maken van zijn lang miskende nuttige eigenschappen. Gedachtenwisseling werd spoedig gevolgd door proefnemingen met den aanbouw der plant, die zoo gunstig uitvielen, dat ze aller verwachting verre overtroffen en veler belangstelling in den brandnetelcultuur opwekten. Reeds is het vermoeden uitgesproken, dat de netelvezel de invoer vau boomwol overbodig zal maken, en al is die bewering ook nog niet gewettigd, omdat proeven op groote schaal nog ontbreken, het zal reeds een groote schrede vooruit zijn indien het zich bevestigt, dat de gering geschatte plant deu invoer van andere vezelplanten aanmerkelijk kan doen vermindereu. Benoemingen, enz. Aan den adjunct-commies bij het departement van Marine A. P. P. van Santen, is met den laatsten dezer een eervol ontslag verleend, behoudens aanspraak op pensioen of wachtgeld. Fran toijli.. De bisschop van Orleans, de bekende Dupanloup, is jl. Vrijdag plotseling overleden te Laincy, terwijl hij op reis naar Rome was. Dupanloup (Felix Antoine) was geboren in 1802 te Saint-Félix in Savoye, maar werd reeds als kind naar Parijs overgebragt, waar hij in 1825 tot priester werd gewijd. Van den graaf de Chambord werd hij in 1827 de biechtvader, en kort voor de Julij-revolutie aalmoezenier van de Dauphine. In 1841 werd hem het onderwijs in de kanselwelsprekendheid aan de Sorbonne opgedragen. In 1849 werd hij tot bisschop van Orleans benoemd, in welke betrekking hij voornamelijk het onderwijs in zijn diocees geheel naar zijn hand wist te zetten. Men zal niet ont kennen, dat zijn wakker streven op dat gebied ook vele goede vruchten gedragen heeft zeker meer dan zijne opvliegendheid in politieke zaken. Bngelanci. In de eerste vergadering van de Debating-club van doofstommen te Londen is, naar een correspondent van de Times meldt, de vraag behandeld: Is de Indische regering geregtigd om aan Afghanistan den oorlog aan te doen? Na eene levendige discussie in de taal der doofstommen werd door 33 de vraag toestemmend en slechts door 5 ontkennend beantwoord. Te Londen is in de vorige week eene tentoonstelling van vee en van voortbrengselen der melkerij gehouden. Van de pachthoeven der Koningin waren o. a. zoowel prachtige exemplaren van alle soorten van hoornvee en schapen uit het Vereenigd Koningrijk als van zuivelbereiding ingezonden. Onder de curiositeiten spande de kroon een om er alle eer aan te bewijzen, terwijl Paolina, met alle blijken van levendige belangstelling, baar banden samenvouwde op den schouder van baar broeder eu zoo naar het verhaal van zijn avon turen luisterde. Haar gelaat was als bet ware een levende spiegel, waarin Frederigo's geschiedenis zich weerkaatste. Één oogenblik werd zij doodsbleek; haar zwarte oogen fonkelden, en zij bewoog haar gesloten hand alsof zij iemand met een dolk doorstak; waarna ze zich achterover boog met een zegevierenden lach, die een dubbele rij hagelwitte tanden liet zien. Salvé meende er uit te moeten opmaken, dat haar broeder te Montevideo een moord gepleegd had en nu bevreesd was dat de politie te ltio er van onderricht zou zyn. Daar hij vlak tegenover het meisje zat, kon Salvé haar aandach tig gadeslaan Zij was een bijzonder welgemaakte jonge vrouw, bij wie de buigzaamheid van gestalte gepaard ging met zekere weelde righeid van vormen: in één woord, een zuidelijke schoonheid, met groote zwarte oogen, lang, glanzend haar van dezelfde kleur en buitengewoon bewegelijke gelaatstrekken. En toch was er in de uitdrukking van dat gelaat iets on-vrouwelijks, dat Salvé mishaagde; hij was trouwens al min of meer verlegen door de wijze waaropzij hem van tijd tot tijd aanzag. Onwillekeurig begon hij te denken aan Elisabeth, wier blond hoofd en kuische ingetogenheid als een sterksprekend contrast voor zijne herinnering verrezen. De niet zeer innemende uitdrukking, door die vergelijking op zijn gelaat teweeggebracht, kon het jonge meisje niet ontsnappen. Paolina verraste hem op het oogenblik dat zij, met haar eigenaar dige levendigheid, hem tegemoet snelde om hare dankbaarheid te betuigeu voor de diensten die hij haren broeder bewezen hadtoen zij hem echter in die stemming zag, bleef ze staan en rpikte hem slechts hare hand, waarbij zij eenige woorden van erkentelijkheid mompelde, die echter vergezeld gingen van een medelijdenden blik. Zij keek hem den geheelen avond niet meer aan, zelfs niet toen zij hem goeden nacht wenschte, nadat ze een oude Mulattin geroepen had, die met het' jonge meisje en haar moeder de bewoners van het huis uitmaakten, en deze order had gegeven om in de aan grenzende kamer twee bedden van matten gereed te maken. Voor hij naar bed ging wekte Frederigo zijne moeder en had hij met haar een levendig onderhoud. Wat den jongen Noorman betreft, wel verre van door al deze nieuwe toestanden van zijn hoofddenkbeeld afgebracht te zijn, bleef hij een geruimen tijd wakker liggen, peinzende over de blonde dochter van het Noorden, die hij nog altijd liefhad, al geloofde hij dat ze voor hem verloren was. Toen de slaap eindelijk zijn oogen sloot, droomde hij dat hij in een slangennest gevallen was en zich tegen een kruipend gedierte verweerde, dat vol woede hem met zijn gespleten tong aanviel. Hij meende in de oogen van het monster den wraakzuchtigen blik yan Paolina te herkennen. {Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 2