11 Si L1K11 SC BE
EY NIEUWEDIEPEK COURANT.
1878. N°.127.
Jaargang 36.
Woensdag 23 October.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
13> SALVÉ KRISTIAN SEN.
„W ij huldigen
het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zatnrdag namiddag.
Abonuamentsprijs per kwartaal1.3
K nu franco per post - 1.6
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 1G3.
Prijs der Advertentièn: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
HELDER en NIEUW EDIEP, 22 October.
Naar aanleiding van Zr. Ms. besluit van den 18 dezer,
wordt het fregat Evertsen met den 15 Nov. a. s. buiten
dienst gesteld en de kapt.-luit. ter zee O. H. Bogaert eer
vol van het bevel ontheven en op non-activiteit gebragt.
De 1ste luit. der infanterie G. H. L. de Wijs is
overgeplaatst van hier naar Amsterdam.
Z. M. de Koning wordt spoedig uit Arolsen terug
verwacht.
Z. K. II. Prins Alexander is gisteren avond om 7|
ure te 's Hage teruggekeerd, laatstelijke komende van
Parijs.
HH. KK. HH. Prins en Prinses Hendrik zullen
a. s. Donderdag uit Soestdijk te 's Hage terugkeeren en
zich a. s. Zondag naar Luxemburg begeven.
HH. KK. HH. de Kroonprins en Kroonprinses van
Denemarken hebben, na een tiental dagen te 's Hage te
hebben doorgebragt, jl. Zaturdag ochtend met den expres-
trein naar Parijs de residentie verlaten. Z. K. H. Prins
Frederik en Hel. dochter de Prinses von Wied deden de
hooge gasten aan het Hpllandsche spoorwegstation uitgeleide.
Beroepen bij de Remonstrantsche Broederschap te
Hoorn ds. W. A. Terwogt, pred. te Oude-Wetering.
Tot zetters voor 's Rijks directe belastingen zijn be
noemd: te Rijp de hh. P. A. Harrebomee en J. Blaauw Az.
te Oude Niedorp de hh. D. Kuil boer en J. Haringhuizen,
en te St. Pancras de hh. J. Stammes en E. Waal.
Aan de lijst der bekrooningen door de Internationale
Jury der Wereldtentoonstelling te Parijs, ontleenen wij de
volgende namen: J. Strootman, hoofd-ingenieur van den
Waterstaat te Groningen, zilveren medaille, teekeningen
van def dokken te Willemsoord; J. Breebaart Kz., te
Winkel, gouden medaille, tarwe, gerst; R. Klaver, te
Sybekarspel, zilveren medaille, Edammer kaas.
De'| houders van Grieksche fondsen te Amsterdam
hebben gezamenlijk geprotesteerd tegen de schuldregeling,
welke de Grieksche regering met de Engelsche houders
heeft aangegaan, zonder dat daarbij de Nederlandsche zijn
erkend.
Jl. Zaturdag is te Amsterdam op eenvoudige wijze
de school voor machinisten geopend. Een der commissarissen,
de heer P. Tegelberg, hield een warme toespraak tot do
ouders en leerlingen.
EEN NOORDSCH VERHAAL,
door JONAS LIE.
(Vervolg.)
De plaats waar Frederigo zijn vriend heenbracht, was een
spaarzaam verlichte herberg, bestaande uit twee of drie in elkaar
loopende vertrekken. Reeds was er een talrijk en zeer gemengd
publiek bijeen, lieden van allerlei rang en stand, onder anderen
eenige militairen in versleten uniformen. De eerste „zaal," waar
door de bezoekers binnenkwamen, was vol zeevolk, blijkbaar voor
het grootste gedeelte Amerikanen, die, zoodra zij Salvo's matrozen
pak in 't oog kregen, hem een vriendscliappelijken groet toewuifden.
Verscheidene vrouwen, op min of meer sierlijke wijze uitgedosckt,
bewogen zich tusschen deze zonen van Neplunus en ook verderop
in de aangrenzende zaal, waar men aan 't spelen was. Het geheele
publiek maakte overvloedig gebruik van sterken drank, te raidden
van een dikken rook en een oorverdoovend geweld.
Op uitnoodiging van zijn vriend zette Salvé zich aan een tafeltje,
waar reeds een gezelschap had plaats genomen, dat hem niet bij
zonder beviel. Het waren zwaargebaarde mannen, met breedgerande
hoeden, lederen broeken en sporen, welke personen wonderveel ge
leken op geleiders van wilde stieren, of eigenlijk het meest op
struikroovers.
„Zij behooren tot het corps vrijwilligers van Mendez," fluisterde
Frederigo onzen Salvé in 't oor; waarna hij hem voorstelde aan
het opperhoofd der bende, een groote kerel, die er erg terug
stootend uitzag, met lange, zwarte snorren en doordringende oogen,
die hem later een onaangename gewaarwording zouden bezorgen.
Van tijd tot tijd zag men die mannen met elkaar klinken, alsof
ze den een of anderen politieken toast hadden ingesteldwanneer
dit afgeloopen was, waren zij meestal vrij kalm. Lieden van hetzelfde
allooi zaten aan andere tafeltjes in den omtrek. Wat verderop zag
men een groepje welgekleed e burgers, die op fluisterenden toon
met elkander spraken en blijkbaar niet zeer op hun geraak waren.
Het rumoer nam meer en meer toe; de roode gezichten begonnen
er nog rooder uit te zien; hier eu daar hoorde men reeds een
twist of een kloppartij. Frederigo, die meest al de aanwezigen
scheen te kennen, had zich spoedig in het gewoel gemengd, terwijl
Salvé's buren een partijtje begounen te dobbelen, waarbij ze verba
zend groote leêren beurzen voor den dag haalden, die vermoedelijk
bestemd waren om een gansch ander soort geld te bevatten dan de
kleine zilverstukjes, die ze er nu uithaalden. Toen hij eens aan
dachtig om zich heen keek, verwonderde Salvé zich, dat hij op een
en dezelfde plaats zooveel geraeene en diefachtige troniën bijeen
zag. Hij mocht blijde wezen, meende hij, als hij heelhuids weer
buiten dit hol kwam; voor alle zekerheid overtuigde hij zich nog
Te Haarlem hebben o. a. acte voor de Fransche taal
bekomen de heeren J. Ham, van Broek op Langendijk en
F. A. Kries, van Eg-mond aan Zee.
Het berigt van het als harddraver beroemd geworden
paard „Prinses" is, volgens de Dordtsche Crt., voor het
meerendeel onjuist. Ziehier de ware geschiedenis der Prinses:
Haar grootmoeder, die van Friesch ras was, diende inder
tijd als diligence-paard tusschen Rijsoord en Rotterdam en
werd in het voorjaar, na afloop van de diligence-dienst,
verkocht aan de wed. Jan van der Poel, te Rijsoord, voor
den som van f 200. Uit dit diligence-paard werd de moeder
van Prinses geboren, welk laatstgenoemd paard (Prinses)
op vijfjarigen leeftijd door de wed. van der Poel voor f 800
is verkocht aan den lieer Jan Visser van Barendrecht, die
dit paard zelf heeft gedresseerd en op de harddraverijen
gereden heeft onder den naam van „Rosa." De heer P.
Smit te Kinderdijk kocht eerst onlangs deze „Rosa" voor
f 3000 en verdoopte het paard in „Prinses."
Voor eenige dagen ontstond in een der grootste
fabrieken te Utrecht een groot ongeluk: terwijl het volk
schafte, sprong de kolossale stoomketel van 35 paarden
kracht. Gelukkig was niemand tegenwoordig, anders waren
de gevolgen niet te berekenen geweest; de oorzaak is onbekend.
Uit 's Gravenbage meldt men o. a. aan de Arnh. Crt.
dd. 16 dezer:
„Wanneer de geruchten waarheid behelzen, dat de Koning
met de aanstaande Koningin niet het „schoone dorp"
's Gravenbage, maar de groote stad Amsterdam tot hunne
residentie verkoren hebben, zal het met de brieven uit de
hofstad spoedig gedaan zijn. Ik althans denk er niet aan
mijne residentie te verleggen; n'en déplaise de bewoners
onzer groote hoofdstad, verkies ik het vrolijk Haagje met
zijne aangename omstreken, het prachtig Bosch, het vrien
delijk Scheveningsch plantsoen en den grooten Oceaan verre
boven de veelvuldige, en zeer solide, genoegens en voor-
deelen van Effectopolis. Ik zal dus in het bédoeld geval
naar een anderen titel voor mijne brieven moeten gaan
omzien, en ze uit Zeebad- (of Zeehaven-?)stad, uit Vijver-
stad, Tweedekamerstad, of misschien wel Wanbestuurstad
dagteekenen, totdat de heugelijke dag weder aanbreekt
waarop 's Gravenbage weder in zijne eer hersteld en met
de bloemen der hoofschheid getooid zal wezen. Ik houd
het er namelijk voor, dat ecne uitwoning van het koninklijk
eens, dat bij zijn dolkmes in zijn zijzak bij zicli droeg.
Terwijl hij zich in deze niet zeer geruststellende overpeinzingen
verdiepte, werd hem door. een der Amerikanen, die hem in liet
voorbijgaan gegroet hadden, het voorstel gedaan, zich bij hun
gezelschap te voegen, hetgeen hij echter van de hand sloeg, daar
hij zich hier als gast van Frederigo beschouwde.
Een oogenblik later viel zijn oog op een gelaat, waarvan de
aanblik hem deed huiveren. Paolina, de schoone Paolina, stond
daar in levenden lijve bij de groote speeltafel. Haar hoofd, het
eenige wat hij van haar zien kon, was met meer opschik getooid
dan gewoonlijk het geval was. Salvé bemerkte dat de man die de
leiding van het spel had en die niemand anders was dan de kas
telein dezer kroeg, met teedere belangstelling al de bewegingen der
senorita gadesloeg. Het voorkomen van dezen kastelein was stellig
niet het minst curieuse uit het geheele etablissement. Men stelle
zich voor een langen Portugees, mager en spichtig van gestalte,
met hoekige gelaatstrekken eu een vuilgeelen schedel, waarop slechts
hier en daar een vlokje haar kwijnde: een echte Don-Quichotte,
minus de rechtschapenheid. Paolina speelde met een koortsachtige
opgewondenheid en verloor gestadig. Toen ze geen enkelen piaster
meer overhad, hield rij op en wenkte met een gebiedenden blik
den kaalkop, dat hij bij haar zou komen.
Zij wisselden haastig een paar woorden met elkander en Salvé
meende te zien, dat de senorita naar den kant waar hij zat een
blik wierp, die hem niet veel goeds beloofde. Teu slotte reikte zij
haar hand aan den kroeghouder, die er vol verrukking een kus op
drukte; waarna zij verdween.
Yan dit oogenblik af zag men den man, dien ze zulk een buiten
gewoon gunstbewijs vereerd bad, met een van vreugde stralend
gelaat rondloopen. Telkens als Frederigo hem passeerde, groette
hij hem met den meesten eerbied.
Salvé zat nog na te denken over dit geheimzinnig onderhoud,
toen Zijn vriend hem influisterde:
„Ik geloof dat mijn zuster dezen avond haar ziel verkocht heeft,
door haar hand te schenken aan dien ouden geldzak daar ginds.
Feliciteer ons, amigo, mio."
„Met al mijn hart!" antwoordde Salvé, niet zonder op te merken
dat genoemde geldzak herhaalde malen een gesprek aanknoopte met
den man die aan den anderen kant van zijn eigen tafeltje zal, en
dat deze, als hij dacht dat men niet op hem lette, onheilspellende
blikken naar Salvc's kant wierp.
Ondertusschen kwam de Amerikaan, die hem vroeger reeds aan
gesproken had, tegenover hem zitten eu verloor den ecnen dubloen
na den anderen. Het was een lange kerel, eenigszins rossig van
tint, met een rooden baard om zijn Yankees-gezicht en een over
blijfsel van galons op zijn mouw.
„Zij spelen niet al te eerlijk, kameraad!" riep hij in liet Engelsch
tot Salve, met wien hij tegen wil en dank kennis scheen te willen
geslacht buiten den Haag nooit anders, dan een tijdelijk
karakter dragen kan. Menscken, plaatsen en omstandig
heden zijn hier sinds jaar en dag op het verblijf eener
hofhouding gevormd en gewijzigd; men merkt het zelfs
niet op, zoo gewoon is men er aan, maar men zou het
onderscheid eerst gaan ondervinden wanneer men den hier
bestaanden toestand te Amsterdam zou willen gaan scheppen.
Zoowel de koninklijke familie als de bevolking zouden zich
gedwongen gevoelen, en aan dit onaangenaam gevoel ware
niet anders een einde te maken dan door de rehabilitatie
van het „vorstelijk 's Gravenhage." Hoe dit zij, ik ver
neem dat de geheime zitting, die de gemeenteraad gisteren
hield, op het in de lucht zwevende gerucht van residentie
verandering betrekking hacl, en dat de slotsom van 's Raads
overleggingen nedergelegd werd in het besluit, om aan
Z. M. evenals aan Prins Hendrik, ter gelegenheid van
HD. huwelijk van gemeentewege een den Vorst waardig
geschenk aan te bieden. Dit besluit is zoo pligtmatig en
natuurlijk tevens, dat de Raad het waarlijk wel in eene
openbare zitting had mogen nemen.
Onze stad is bijna ondenkbaar zonder de koninklijke
hofhouding en hare omballing. Verbeeld u eens, neen,
tracht u eens te verbeelden, want 't lukt toch niet, dat
het gansche regiment grenadiers en jagers met muziekkorps
en al, dat al de diplomaten, al de grootmeesters, stal
meesters, schenkers, hakkers (of neen, die niet, wij leven
niet meer in Farao's tijd), kamerheeren en wat dies meer
zij, den Haag hadden verlaten wat zou 't er doodscli
er treurig uitzien op straat, in het Bosch, in de opera, ja,
waar niet al! Verbeeld u de lange neuzen (figuurlijk altoos)
van de commissarissen der Witte Sociëteit of van den
Dierentuin, die pas f 5000 en f 2000 hadden betaald voor
den aankoop van Dunkiers orchest-arrangementen, wanneer
die muziek te Amsterdam in de ooren van de bezoekers
van Artis geblazen werd, terwijl men in het Bosch en den
Dierentuin zich Zondags, Maandags, Woensdags en Vrijdags
zou moeten laten stichten door de stedelijke kapel der
dienstdoende schutterij! Verbeeld u zoo iets, en ge zult
het u kunnen voorstellen dat ons gemeentebestuur klein
moediger geworden is dan ooit."
Onder de benoemingen komen een reeks besluiten
voor, waarbij bepaald is dat deze en gene, welke aan den
oorlog op Sumatra deelnamen, met lof worden vermeld.
maken.
„Ik geloof het ook niet," hernam de jongman; „het is hier een
moordhol."
„Waar ben je vandaan?"
„Uit Noorwegen.
„Hé, uit Noorwegen! flink zeevolk!Te Rio de plaat gepoetst,
niet waar?" vervolgde hij met een schaterlach te midden van het
toenemende geraas. „Zal ik eens voor je spelen?"
„Geen duit op zak!"
„Hier is een guinje op rekening van je gage aan boord van de
Stars and Stripesmet lading voor Valparaiso en de Chinchas."
Tegelijkertijd wierp hij een goudstuk op tafel, en verloor het.
„Nog een op afrekening," schreeuwde de Yankee weer, waarbij
zijn handen als scheepsroeper dienst deden.
En eerx tweede guinje werd verloren zoodra ze op tafel lag.
„Nog maar een!"
Het derde goudstuk ging denzelfden weg op als de twee eersten.
Salvé had volstrekt geen smaak in die manier van spelen; en
bovendien stond het gezicht van den Yankee, hoe innemend hij
zich ook voordeed, hem niet bijzonder aan. Hij waarschuwde hem
dan ook op beslisten toon
„Speel voor je zelf, Yankee."
De Amerikaan scheen echter doof aan dat oor, want hij riep
op nieuw:
„Nog een guinje op afrekening!"
Nu was het geduld van den jongman uitgeput. Reeds sedert
het begin van den avond zag hij zich vastgedrongen op zijn bank
tusschen de tafel en den muur, met een menigte volks aan iederen
kant. Daar hij zich die lastige positie niet langer wilde getroosten,
greep hij zijn buurman bij den schouder en stond met een enkelen
sprong aan den anderen kant der tafel, over het hoofd van den
verbaasden Yankee heen.
Maar op hetzelfde oogenblik hoort men in de eerste zaal de kreet
„De politie!"
Dadelijk gaan al de. lichten uit. Ieder zoekt een goed heenkomen
en er ontstaat een oogenblik van onbeschrijfelijke verwarring. Salvé,
die gezien heeft dat de kroeghouder op hem aanviel, voelt nu dat
twee mannen hem stevig beetpakken en voortsleuren in tegenover
gestelde richting van de woelige menigte. Door een zonderlinge
wisseling van omstandigheden beschouwt hij den man, dien hij een
oogenblik te voren voor zijn vijand gehouden had, thans als de
eenige wiens bescherming hij in dit moordenaarshol kan inroepen.
„Help, Yankee, help!" schreeuwt hij uit al ziju macht, „er is
verraad; sta mij bij!"
Men duwt hem een zakdoek in den mond; voortgesleept tot in
een aangrenzende kamer, wordt hij daar op den grond geworpen,
als een booswicht gebonden, en vervolgens in de duisternis alleen
gelaten.