HELOERSCHE EN NIEUWEIMEPER COURANT. 1878. N°. 128. Vrijdag 25 October. Jaargang36. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. BEKENDMAKING. u> SALVÉ KRISTIANSEN. „W ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdajy, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal 1.80. g franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cexti, elke regel racer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Inclië. Laatste ligting 's avonds 6 uur. De BURGEMEESTER van ANNA PAULOYVNA maakt bekend, dat de passage voor rijtuigen over en de vaart voor schepen met «taanden mast, door de ophaalbrug over dc van Kwijcksvanrt bij Veerhurg, fiESLOTES zullen zijn op MAANDAG, DINGSDAG en WOENSDAG, 28, 29 en 30 OCTOBERa. s. Na laatstgemelden dag wordt liet verkeer voor rijtuigen en schepen weder geheel opengesteld. Anna Paulowna, den 21 October 187S. De Burgemeester voornoemd, C. E. PER K. HELDER en NIEUWEDIEP, 24 October. De uitslag der stemming, gehouden op Dingsdag den 22 Oct. jl., voor leden van het kiescollegie der Hervormde gemeente alhier, is geweest als volgt Ingekomen stembriefjes 505; van onwaardel; volstrekte meerderheid 253. Uitgebragte stemmen voor de 9 gewone vacaturen op de heeren: J. Goedkoop 379 stemmen, M. van Neck 366, R. Vos 369, J. T. Tinkeienberg 378, dr. D. Hellema 378, J. C. Mann 376, A. J. van Kelckhoven 377, J. van Juchem 362, P. Uurbauus 356, L. Kikkert 128, A. Klik 106, J. Juch 108, J. Damman 109, A. Govers 125, K. J. Pronk 108, P. Meijneke 109, W. C. Henkes 105, P. Spruijt 107 en C. Oldenburg 18 stemmenverder bekwamen eenige heeren een minder aantal stemmen. De 9 eerstgenoemde heeren zijn alzoo gekozen. Ter vervulling van de buitengewone vacature werden uitgebragt op den heer C. Abbenes 366, op den lieer D. K. Bakker 101, op den lieer J. Damman 16 en op eenige andere personen een minder aantal stemmen. Eerstgenoemde is alzoo gekozen. Gisteren kwam aan een der politie-btireütux eene jeugdige vrouw met een zuigeling van vier weken. Zij wilde, overeenkomstig den raad haar gegeven, haar kind I I aan liet gemeentebestuur overgeven, omdat zij wel voor zich, maar niet ook voor dat kind den kost kon verdienen. 't Spreekt van zelf, dat men haar, op ernstige wijze, tot j andere gedachten bragt. Zonder eten of drinken, zonder j eenig geld, ijskoud en doornat van den regen, liep zij j met haar kind in de gemeente rond. Zij had laatst als j meid te Langedijk bij een landbouwer gediend en hij, die haar daar onteerde, trok zich laaghartig van haar terug. Toen haar toestand bekend werd, moest zij haar dienst verlaten. Sedert zwierf zij rond en was eindelijk, vóór vier weken, door den landbouwer J. B., in liet Koegras, uit medelijden onder dak genomen en dildr schonk zij het leven aan baar kind. Dit onschuldige wicht zag er zeer onrein uit en was ter naauwernood tegen de koude gedekt. Zij is, naar wij vernemen, om onderstand naar Callantsoog, hare geboorteplaats, verwezen. Te Haarlem hebben acte voor hulponderwijzeres bekomen de dames A. M. Prins, J. P. Bron, A. J. L. Ruysch en J. L. V. Weckesser, allen van hier. Met de mailboot Prinses Amalia zullen van hier naar Oost-Indië vertrekken 100 mariniers met 2 onderofficieren en 18 korporaals, onder bevel van den 2den luitenant der mariniers Timmers. Met die gelegenheid vertrekken voorts ook een aantal schepelingen der Marine naar Indië. Volgens berigt van Queensborough is het stoomschip Stad Vlissingen, naar Vlissingen bestemd, aldaar met averij teruggekeerd, gesleept door de Prinses Marie. Het Staatsblad No. 147 bevat de wet van 19 Oct. jl., houdende goedkeuring van de huwelijksverbintenis van Z. M. Willem III, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, groot-hertog van Luxemburg, enz., enz. Het Journal des Débats deelt mede dat Prins Hendrik der Nederlanden de uitreiking der bekrooningen voor de Parijsche tentoonstelling heeft bijgewoond en regts van den maarschalk was gezeten. EEN NOORDSCH VERHAAL, door JONAS LIK. {Vervolg.) De Stars and Stripes lag voor anker op de reede van Rio- Janeiro, met de vlag der Vereenigde Staten aan top. Het was een lang, zwart schip, bijzonder stevig gebouwd, met een equipage van twee en dertig koppen, en Salvc was zoo ingenomen met het voorkomen der manschappen, dat hij zich geluk wenschtc nu hij bij hen „zijn hangmat kon ophangen," zooals het zeevolk zegt. Men ging in zijn beleefdheid zelfs zoover, van hem een hut voor zijn eigen gebruik af te staan; maar nauwelijks had hij een voet over den drempel gezet, of, tot zijn groote verbazing en ergernis, werd de deur achter hem dadelijk op slot gedaan. Toen hij klopte dat men weêr zou opendoen, weid hem aan het verstand gebracht, dat hij daar opgesloten zou blijven zoolang liet schip nog niet in volle zee was. De warmte in deze gedwongen verblijfplaats was onverdragelijk; en tot overmaat van ramp lieten zich vlak bij hem, in het ruim, bange verzuchtingen en wanhoopskreten hooren, alsof het vol zieken en stervenden was. Zijn geluk was van korten duur geweest. Men bleef den geheelen nacht bezig met laden en tegen den volgenden middag, nadat de goederen uit den laatsten lichter aan boord waren genomen, ging men onder zeil. Toen Salvé een paar uur later in vrijheid gesteld werd, was de Stars and Stripes buiten de monding van het kanaal gekomen en bevond ze zich reeds in volle zee. De kapitein en de drie officieren, benevens verscheidene minderen, droegeu gegalonneerde petten als zij op het dek verschenen, en de officier van de wacht was altijd gewapend. Wat de equipage betreft, het was een /onderling mengel moes van lieden uit ulle blanke volksstammen, benevens een half dozijn negers of mulatten. Daar in den beginne niemand op hem lette, kou Salvé gaan waarheen hij wilde en van alles op zijn gemak een kijkje nemen. Niet zonder een pijnlijke gewaarwording echter zag hij drie lijken in zee werpen. De onrust die dit schouw spel bij hem verwekte, nam niet weinig toe, toen hij vernam, wat men voor de autoriteiten in de haven verborgen had gehou den dat de gele koorts aan boord heerschle; dat er zich nog verscheidene zieken in het ruim bevonden, en dat een der lieden, van wier weinig omslachtige begrafenis hij zoo even getuige was geweest, gestorven was in hetzelfde bed, waarin hij den afgeloopen nacht geslapen had. In den loop van den avond verscheen hij voor den kapitein, ora door dezen in het verhoor te worden genomen. Het spreekt van zelf dat de bootsman daarbij tegenwoordig was. „Hoe heet ge?" vroeg de kommandant van de Stars. „Salvé Kristiansen." „Uit Noorwegen?" „Ja, mijnheer." „Sterren en streepen," de Amerikaanschc vlag. „Ik vind hem eigenlijk te goed voor de bende waar hij bij komt," mompelde de kapitein, zich tot den bootsman wendend. Daarop raadpleegde hij zijn grootboek en vroeg verder aan Salvé: „Gij hebt drie guinjes op afrekening ontvangen?" „Neen, mijnheer," sprak de jongman terstond, „ik heb niets ontvangen." En om zijn ontkentenis te staven, vertelde hij onder welke om standigheden hein dit zoogenaamde voorschot was uitbetaald. „De drie guinjes komen hem toe, meester Jenkins," hernam de kapitein „wees zoo goed, in het vervolg alleen voor u zeiven te spelen en niet voor uw manschappen." Daarmede was het onderhoud geëindigd; maar de wijze waarop Jenkins zijn nieuwen ondergeschikte aanzag, bewees duidelijk dat hij hem het gebeurde bij de eerste gelegenheid de beste dubbel en dwars zou betaald zetten. Salvé maakte dadelijk een aanvang met het in orde brengen van zijn kleeding en zijn logies; de hofmeester en de zeilenmaker hielpen hem aan hetgeen hij daarvoor noodig had. Terwijl hij zijn hangmat aan een balk van het halfdek vastmaakte, zag hij iemand vlak naast zich, die met dezelfde toebereidselen bezig was. Maar hoe groot was zijn verbazing, zijn ontsteltenis, toen hij tot de ont dekking kwam, dat het niemand anders was dan zijn oude kennis.... Frederigo Salvé hoorde eerst later door welke omstandigheden een zoo ongewenschte makker weder in zijne nabijheid was gebracht. Te midden der opschudding van den vorigen avond, was de Braziliaan in handen der politie gevallen, die nog een zaakje van ouden datum met hem te vereffenen had. Terwijl de gerechtsdienaars echter met hem op weg waren naar de éevaugenis, wjgt 0p een gunstig oogenblik weder te ontsnappen, en daar hij gezien had dat de Noor ontzet was geworden door den bootsman van de Stars and Stripes, zocht hij een schuilplaats op hetzelfde schip, waar hij bij de verwoesting die de gele koorts onder het scheeps volk had aangericht, met weinig moeite aangenomen werd. Men begrijpt hoe ter neor geslagen onze jonge vriend was toen hij zoo plotseling weder Paolina's broeder tegenover zich zag. Was deze de medeplichtige van zijne zuster bij het gebeurde in de her berg? Salvé vermoedde het wel, zonder er zekerheid van te hebben. Zijn wantrouwen werd niet weinig versterkt door de verlegenheid die Frederigo aan den dag legde bij deze nieuwe ontmoeting. Overigens zagen de beide vroegere vrienden elkander aan zonder een woord te sprekenwie ze zoo voor 't eerst zag, zou gezegd hebben dat zij elkander volkomen vreemd waren. Salvé bemerkte weldra dat hij slechts aan het eene boevenpak ontsnapt was om tot het andere te vervallen. Zijn grootsten vijand zou hij geen slechter omgeving hebben kunnen toewenschen. De lieden waarmede hij thans in aanraking was gekomen, meerendeels afkomstig uit de dokken van Nieuw-Orleans en Charlestown, be hoorden tot het uitvaagsel der maatschappij, rijp voor galg en rad, hun leven slijtende met een vervloeking op de lippen en een mes in de vuist. Met een karakter als het zijne, kon de gewezen matroos van de Jutio onmogelijk met zulk een bende in vrede verkeeren; en het duurde dan ook niet lang of men had de poppen Do Arnh. Crt. lioopt dat ook liot officiëel verslag deze bijwoning zal mededeelen. Voor de tentoonstelling komt het vrij wel op hetzelfde neder of zij den Prins zagen of niet zagen, wanneer zij maar kunnen gelooven dat hij tegenwoordig was en den Prins is daardoor een onaange- natnen dag bespaard, want hoe luisterrijk de plegtigheid ook was, verveleud was zij in de eerste plaats, inzonder heid voor. de hooge personages die slechts acte de prhence behoefden te geven. Misschien zou het in het vervolg in overweging kunnen komen, of hij dergelijke plegtiglieden madame Tussaud niet in den arm kon worden genomen. Op last van den minister van Binnenl. Zaken zullen 37 runderen, van longziekte verdacht, toebehoorende aan de weduwe de Graaf, te Rauwerd, worden afgemaakt. De waarde is ongeveer f 7000. Tot zetters van 's Rijks directe belastingen zijn benoemd de hh. A. de Waard en N. Berger, te Heilo; A. van Riessen, J. van Vuuren Hz. en P. Knoop Gz., te Haarlemmermeer; J. C. Buijsman en P. Buurman, te Grootebroek. Een Urker schuit, bemand met 3 personen, is in de vorige week, door het breken der zwaarden en het scheuren van het zeil, in de nabijheid van Terschelling, na vier dagen drijvens, gestrand te Blauwand in Denemarken. Door den vice-consul te Vorden en de consuls te Hamburg en Bremen werden onze visschers van reisgeld voorzien, om naar hunne woonplaats terug te keeren. Onlangs is gemeld, dat door eenige notabele inge zetenen van Nieuwe Niedorp en naburige gemeenten Winkel en Oude Niedorp een gemotiveerd rekwest was ingediend bij den minister van Waterstaat enz., tot het verkrijgen van een verbeterd brievenvervoer naar en van deze drie gemeenten in correspondentie met het station Noord-Schar- woudethans kunnen wij berigten, dat de minister, tot veler teleurstelling, dit verzoek heeft gewezen van de hand. De kerkeraad der Hervormde gemeente te Nieuwe Niedorp heeft besloten per adres zich te wenden tot Z. M. aan 't dansen. Een der meest gevreesde lieden aan boord was een Ier van een reusachtige gestalte, een soort van kolossus, die door zijn twist zieken en opvliegenden aard op de geheele equipage een blinde tyrannie uitoefende. Kort vóór de aankomst van het schip te Rio had men hem nog in de boeieu geslagen omdat hij gedreigd had den kapitein van kant te zullen maken. Met hem had onze Noor zich in de eerste plaats te meten. De twist werd uitgelokt door een wraakneming van meester Jenkins. Op zekeren dag, toen de groote klok reeds geluid had voor het middagmaal, gelastte de bootsman de uitvoering van een bevel, waardoor Salvé een geruimen tijd werd opgehouden, nadat zijne kameraden zich reeds aan tafel hadden gezet. Toen hij einde lijk zijn plaats wilde innemen, was alles verorberd, zoodat de arme jongen dien dag moest vasten. Des anderen daags ging het precies zoo. Salvé, die dergelijke aardigheden volstrekt niet zetten kon, zwoer een duren eed, dat men hem niet voor de derde maal beet zou hebben. Den volgenden dag werd het willekeurige bevel op nieuw gegeven; doch Salvé bracht het nu zoo gezwind ten uitvoer, dat hij terugkwam terwijl de matrozen nog aan 't eten waren, waarbij volgens gewoonte voor elke twee man een bak soep met vleesch bestemd was. Hij ging naast den Ier zitten, die alleen at. „Schuif de bak wat bij," sprak hij flinkweg. De zoon van het Groene Erin wierp hem een minachtenden blik toe en bleef voorteten alsof er niets gebeurd was. Salvé was er de man niet naar om zulk een beleediging straffeloos te dulden. „Leven om leven, lor!" riep hij. Tegelijkertijd sprong hij op, en zonder te wachten tot zijn tegen stander zijn voorbeeld gevolgd had, smeet hij hem met een enkelen vuistslag tegen den grond. Dadelijk ontstond er een vreeselijke worsteling. De Ier was terslond weer op de been, brïeschend van woede, als een stier die door den eersten knodsslag niet voor goed is neergeveld. Hij greep een splitijzer dat onder zijn bereik lag en bracht Salvé daarmee een slag toe, waarvan deze levenslang op zijn voorhoofd het inerk- teeken behield. Daarop trokken zij hunne messen. De vlugheid en buigzaamheid van den Noor gaven hem een groot voordeel; zijn bewegingen wisselden met de snelheid van een stalen veer. Hij berekende zijn slagen zoo goed, dat de zaak eindigde met den terugtocht van den Ier, die al waggelende de deur uitliep, en van top tot teen bebloed, zijn schande in het ruim ging verbergen. Na deze overwinning zette Salvé zich aan tafel, zonder het bloed af te vegen dat langs zijn voorhoofd en zijn handen, liep, en terwijl hij voor den vrijgebleven bak zijn mes in de tafel stak, riep hij: „Wie heeft nu het hart, mij mijn portie te ontnemen?" Er volgde geen antwoord. „Omdat ik er nu tocli ben," ging hij voort, „kunnen we dadelijk afrekening houden. Ik heb mijne portie van twee dagen te goed; en daarom verlang ik twee dagen lang een bak voor mij geheel alleen te hebben, tenzij dat de Ier, of wie ook, mij dat recht mocht willen betwisten." De Ier bleef een geheele week in zijn hangmat met een zware wondkoorts. Salvé had van dien dag af de equipage ontzag voor

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 1