den Koning, met eerbiedig verzoek, dat, zoo mogelijk, maatregelen worden genomen om liet misbruik van sterken drank tegen te gaan. Het N. v. d. D. berigt, dat de collecteurs der Ham burger loterij jaarlijks niet minder dan 16 millioen brieven verzenden. De zaak schijnt het te kunnen lijden. Dezer dagen stonden voor den Krijgsraad in het 1ste militaire arrondissement (standplaats te 's Hage) teregt de korporaal der mariniers S. en de marinier N., die, als geleiders van een arrestant van Rotterdam naar Willemsoord, dezen door onachtzaamheid, gelegenheid hadden gegeven, tusschen Haarlem en Alkmaar uit den trein te ontsnappen. De gearresteerde een matroos, behoorende tot de bemanning van Zr. Ms. stoomschip Maruix, die achterblijver van verlof was, had zich, intusschen vrijwillig en tijdig genoeg te Willemsoord aangemeld, om met genoemden bodem nog in zee te kunnen steken en te vertrekken; in welke omstan digheid de Krijgsraad aanleiding schijnt te hebben gevonden de op te leggen straf te verzachten mitsdien is de korporaal als hoofdgeleider slechts tot vijf weken en de marinier tot vier weken detentie veroordeeld. Een bejaard heer te Vlaardingen, die gewoon was zijn effecten en stukken van waarde in een doos te bewaren, ontving die doos Zondag ledig met de diligence uit Schiedam aan zijn adres terug, met de ongeteekende mededeeling, dat iemand door dringenden geldnood gedwongen was langs dezen weg een ïeening met hem aan te gaan. In de doos was o. a. voor een paar duizend gulden aan bank- billetten en goud geborgen geweest. De justitie heeft tot nu toe van de zaak alleen kunnen gewaar worden, dat de doos door een onbekende aan den kastelein van het stations- koffijhuis te Schiedam ter bezorging was gegeven. Te Ylissingen is een ambtenaar van het havenstation in hechtenis genomen, onder verdenking van verduistering van toevertrouwde gelden en van knevelarij tegenover de werklieden gepleegd, door hen, onder bedreiging van ontslag, te laten teekenen voor hun volle weekloonen, ofschoon zij inderdaad minder van hem ontvingen. Deze zaak heeft veel sensatie gemaakt, omdat de verdachte zeer gezien was en onbeperkt vertrouwen genoot. Men meldt uit Zwolle, dd. 21 dezer: „De justitie, die Vrijdag morgen ten 5 ure van hier naar Vollenhove vertrok, is eerst gisteren avond ten 10 ure teruggekomen. De drie verdachte moordenaars zijn alhier in de gevangenis overgebragt, en wel Klaas Nieuwenhuis gisteren avond ten 9| ure, Gerrit Nieuwenhuis heden morgen ten 9| ure en Jan Jonkman heden morgen ten 10£ ure. Volgens bekentenis van Klaas Nieuwenhuis moet diens broeder Gerrit den rijksveldwachter Basting hebben doodgeschoten en Jan Jonkman den gemeente-veldwachter de Liefde den hals hebben afgesneden. Alle drie hebben reeds vroeger met de justitie kennis gemaakt. De rijksveldwachter Basting, nalatende eene weduwe met 6 kinderen, is heden morgen te Vollenhove begraven. Het lijk van de Liefde, wiens ouders en aanstaande vrouw alhier wonen, is gisteren avond alhier aangebragt en heden morgen om 9 ure op het Nieuwe Kerkhof ter aarde besteld." De Gron. Crt. betuigt hare vreugde over het berigt uit Atsjin, dat de bekende Habib Abdoel Rachman zich te Kotta-Radja aan ons gezag onderworpen heeft. De beteekenis van dit telegram kan niemand ontgaan. De Arabier, die zich nu onlangs aan ons gezag onderwierp, zyn persoon ingeboezemd. Doch tevens begreep hij maar al te goed, dat dit muisje een staartje zou hebben, en dat, als hij in dit bandietennest zijn leven zeker wilde zijn, hij zich ten minste even gevreesd moest maken als de Ier tot dusver geweest was. In plaats van dus te wachten tot men hem uitdaagde, trad hij als aanvaller op en hield rechtspleging zooals het hem goeddacht. Al was hij wat spierkracht aangaat, tegen het meerendeel dezer lieden niet opgewassen, hij boezemde hun van tijd tot tijd toch het noodige ontzag in door zijn onverhoedsche aanvallen, en over het geheel deelde hij meer klappen uit dan hij er ontving. De voortdurende overspanning waarin hij bij dezen staat van zaken wel verkeeren moest, begon ten laatste ongunstig op zijn gestel en ook op zijn karakter te werken. Een soort van koorts deed zijn bloed als vuur door zijne aderen stroomen, en ziju gelaat nam op den duur een sombere uitdrukking aau. De officieren aan boord, al konden ze hem hun lof niet onthouden voor zijn be kwaamheden als zeeman, beschouwden hem echter spoedig als een van die deugnieten, aan wier ellendig bestaan ten slotte door een kogel voor goed een einde wordt gemaakt. Ondertusscheu was er in de verhouding tusschen Salvé en onzen ouden bekende Frederigo bijna onmerkbaar een groote verandering gekomen en verkeerden ze weder meer op den ouden voet; zelfs had Salvé eens op krachtdadige wijze zijn partij getrokken en hem verdedigd tegen een wraakzuchtiger] Mulat, die hem naar 't leven stond. Hetzij uit dankbaarheid, hetzij om een andere onverklaarbare reden, de Braziliaan scheen zich met hart en ziel aan hem gehecht te hebben. De deserteur van de Juno begreep er niets van, en deed ten laatste geen moeite meer om de oplossing van dit raadsel te vinden. De afzondering waarin hij zich tegenover zulk een gezelschap bevond, maakte hem overigens toch reeds toegefelijk; hij was blijde dat hij iemand had met wien hij nog eens een woord kon spreken, en in dit opzicht voldeed Frederigo hem uitmuntend, want hij was een onderhoudend prater. Alleen toen Salvé het gesprek wilde brengen op zeker punt dat voor hem nog altijd duister bleef, trachtte de Braziliaan zich te redden door ontwijkende antwoorden. wUw zuster heeft me een leelijke poets gespeeld," sprak hij op een avond, met de deur in huis vallend„wat denkt ge wel dat ze met me gedaan zou hebben, als ik niet ontsnapt was?" wDat weet ik niet; de heele zaak ging me niet aan...." „Dat is wel mogelijk; maar enfin, wat zoudt ge er van denken?" „Wel... ze heeft soms van die bloeddorstige invallen... Eens heeft ze een kleinen aap, die haar gebeten had, in een pot met kokend water geworpen; het arme beest heeft het met den dood moeten bekoopen." Salvé rilde; het vooruitzicht van gekookt te worden evenals die aap, lachte hem niet zeer toe. „Die arme Antonio Varez," hernam de Braziliaan, „zal spijt hebben als haren op zijn hoofd, dat hij haar getrouwd heeft. Wat haar aangaat, zij is niet te beklagen: zij is nu rijk." Daar bleef het gesprek bij; doch ondanks al zijn mooie praatjes, was Salvé nog maar half overtuigd van Frederigo's onschuld. Wordt vervolgd.) was een geslepen, gevaarlijken vijand; hij was de ziel van het verzet, ledereen begrijpt, dat de onderwerping van dezen man een groote schrede voorwaarts is tot bevestiging van onze magt. Als het schip in nood is, wordt liet, volgens het zeemansspreekwoord, door de ratten verlaten. Het moet er slecht voorstaan met de zaak der Atsjinezen, als Habib Abdul Rachman hen verlaat. Wij zijn nog niet, waar wij wezen moeten, maar dit schijnt het begin van het einde. Er is in den laatsten tijd voortdurend met goed gevolg in Atsjin gestreden. De kring van het door onze troepen onderworpen gebied is steeds wijder geworden. De vijand, wiens dapperheid niet kan betwist worden, vond in de Nederlandsche troepen telkens zijne meesters. Hij wordt moedeloos. En nu moge men, evenals van den togt naar 't noorden, ook de noodzakelijkheid en het motief van dezen langdurigen oorlog met Atsjin betwisten, niemand kan en mag aan de mannen, die voor de eer van Nederland strijden en ontberen, in 't liooge noorden of bij den evenaar, den lof onthouden, die hun zoo regtmatig toekomt: dat zij zich verdienstelijk hebben gemaakt voor het vaderland. Wij zouden te midden van onze veelvuldige kwesties om de school en de kerk, in Staat en maatschappij bijna vergeten, dat wij een gemeenschappelijk vaderland hebben. Zij herinneren er ons aan door de eer des lands op te houden en desnoods daarvoor te sterven. In de Landbouwkroniek van den heer Corten komt de volgende beschrijving voor der Swartz'sche methode van zuivelbereiding Men giet de melk in ovale vertind ijzeren melkvaten, die meestal 50 centimeter hoog of diep zijn. Men heeft er van 30, 40, 50 liters inhoud. Lengte en breedte dezer melkvaten zijn bij verschillende grootte onderscheiden, maar voor één melkerij neemt men ze toch alleen even hoog of diep. Bij 't overgieten loopt do melk over een teems, die op deze vaten past. De gevulde melkvaten plaatst men naast elkander in een waterbak, zorg dragende dat de temperatuur van het water 10 gr. Celsius niet te boven gaat. Van 3 tot 10 gr. C. Dit wil echter niet zeggen: de temperatuur van het water mag dobberen tusschen 3 en 10 gr.men moet zich bij één temperatuurgraad, tusschen 3 en 10 gr. C. bepalen, hoe digter bij 3 gr. hoe beter; 't hangt er van af of er ijs bij komt en zoo niet, welke temperatuur het water heeft: in elk geval, nooit boven 10 gr. C. Wie 't heele jaar door wel- of bronwater van 8 tot 9 gr. C. heeft, die doet het gewoonlijk zonder ijs, maar laat gedurig versch water in den waterbak stroomen, terwijl 't reeds gebruikte, eenigszins laauwe water kan wegvloeijen. De doelmatigtste inrigting daartoe is dat de aanvoerbuis in den bodem van den waterbak uitmondt, terwijl de monding der afvoerbuis boven aan het waterniveau aangebragt wordt, van waar deze buis loodregt door den waterbak af, beneden een uitweg vindt. (Het warme water bevindt zich immers aan de oppervlakte). En opdat het versche koude water ook onder de melkvaten doorstroome, plaatst men deze niet vlak op den bodem van den waterbak, maar op een een- voudigen rooster van latwerk, 6 tot 8 centimeter boven den bodem. Niet altijd zijn de melkvaten tot op dezelfde hoogte gevuld, hetzij omdat de hoeveelheid melk zoo groot niet is, of omdat men den room in twee tempo's afschept en de eerste laag room er reeds afgenomen is. Men moet daarom het waterpeil kunnen regelen naar het peil der melk, 't geen men gemakkelijk bereikt door een verschuif bare afvoerbuis. Bestaat deze uit twee stukken, die water- digt over elkander schuiven, dan kan men 't peil van het water naar verkiezen verlagen. Het niveau der melk staat altijd wat hooger dan het water, al ware 't slechts om 't wankelen der melkvaten te beletten. Men heeft nog niet met zekerheid kunnen aantoonen 1. dat de room spoediger opschiet wanneer de melk lager dan tot 8 of 10 gr. C. wordt afgekoeld; ook niet 2. dat bij een afkoeling van 8 of 10 gr. C. de melk niet zoolang zoet zou blijven als het voor onze gewone oogmerken wenschelijk is. Bijgevolg kan ieder, die over een onbeperkte hoeveel heid water van 8 of 10 gr. C. beschikt, zonder ijs klaar komen. Waar overvloed van zulk water is, biedt de methode weinig bezwaarwaar de hoeveelheid water echter beperkt of 't water zoo koud niet is, daar is ijs noodig. In dit geval wo*dt de waterbak gevuld en 't water met ijs klompjes afgekoeld. Een- of tweemaal in de week komt er versch water in, en indien dit nog bezwaarlijk mogt wezen, kan met 't zelfde water twee of drie weken lang gebruiken, mits men er om de 3 of 4 dagen wat gestampte houtskool, een bederfwerende zelfstandigheid bij voege. Hoofdzaak in deze is het zoo spoedig mogelijk afkoelen der melk. De commanditaire vennootschap Asp. Berger Co., te Stockholm, de grootste zaak van tusschenhandel bij den Noordschen houthandel, heeft de betaling gestaakt. Het gaat met Gambetta als met de ongehuwde Prinsen die men gaarne gehuwd zag of van wie inen althans voor onderstelt, dat zij niet ongenegen zijn den huwelijksband zich aan te leggen, terwijl intusschen de jaren verloopen, zonder dat er van een verloving iets blijkt. Heeft men pas Gambetta uitgehuwelijkt aan een schatrijke weduwe, die alleen het gebrek had dat zij reeds eenige jaren gelukkig hertrouwd was, thans wil men weten, dat hij zich in het huwelijk zal begeven met de weduwe van den senator Arnaud de 1'Arriège. Deze dame is wel ouder dan Gambetta, maar bezit een zeer groot vermogen. Met de Gülichsche verbeterde aardappelrooier werden vddr korten tijd proeven genomen op het landgoed van den Duitschen Kroonprins in Bornstedt bij Potsdam, onder leiding van den Prins zeiven en in tegenwoordigheid van de landbouwers, die rondom dit landgoed wonen. De machine werkt zeer goed, beschadigde den aardappel vol strekt niet en had geen hinder van de zeer sterke ont wikkeling van gras op het aardappelveld. Van den onlangs overleden Keulsclien bankier Oppenheim wordt de volgende anecdote verhaald. Hij kwam in het hotel eener badplaats en zag, toen hem het vreem- delingenboek werd voorgelegd, daar staan R. <le Francfort. „Wat beteekent dat?" vroeg Oppenheim. „Dat isdehand- teekening van den bankier Rothschild uit Frankfort," ant woordde de hotelhouder. „Wel zoo," zeide Oppenheim en, eene pen nemende, schreef hij aldus zijnen naam in het boek: O. de Cologne. "V iscLLtoerigten. Wegens het aanhoudende stormweder konden de visschers gedu rende 3 dagen niet in zee komen. De palingvisscherij begint wat te verbeteren. Zeebaars en harders worden evenwel niet van belang gevangen. Benoemingen, enz. Benoemd tot dijkgraaf van den Assendelver Zeedijk de heer K. Jongejans Gz.; tot dijkgraaf van het waterschap de Purmer, de heer D. F. Pont tot dijkgraaf van de Baarsdorpermeer, gemeente Berkhout, de heer J. Clay. De luit. ter zee 2de kl. J. C. van Wessem, behoorende tot de rol van het wachtschip te Amsterdam, wordt met den 25 dezer op non-activiteit gesteld. FranlirUlL. De republiekeinen zijn zeer tevreden over Mac Mahons toespraak ter gelegenheid van de uitdeeling der eereblijken aan de inzenders van bekroonde voorwerpen op de Parijsche wereldtentoonstelling. Die toespraak toch, verschillende van hare voorgangsters welke men uit den mond van den maarschalk-president vernomen heeft, bevat een duidelijke, onbewimpelde erkenning van de republiekeinsche instellingen, van hare hechtheid en duurzaamheid, en Mac Mahon ver dient er te meer lof en dank voor, omdat, naar men ver zekert, die ontboezeming hem door niemand was ingegeven. Ook worden, teregt, zeer geprezen de vriendschappelijke en krachtige woorden, waarmede hij over vreemde natiën zoowel als over Frankrijk sprak; snoeverij, evenmin als valsche nederigheid, wordt daarin aangetroffen, en algemeen is het gevoelen dat Mac Mahon werkelijk gesproken heeft als de eerste overheidspersoon van eene natie, welke in het volle bezit van zich zelve is, met de meest vredelievende gevoelens voor de andere natiën bezield, maar met het besef van den rang dien zij heroverd heeft en van hare herlevende kracht. In de jongste zitting van de Académie des Sciences te Parijs is een phonografische proef genomen, die de ver bazing van de leden ten top deed stijgen. De heer du Moncel had een cahier met postpapier op de tafel gelegd, na tusschen de vellen papier eenige blaadjes bladtin ge schoven te hebben, die hij door geleiddraden in aanraking bragt met de polen van een inductie-toestel. In een naburige kamer bevond zich eene telephoon, die insgelijks door den draad, waardoor de stroom geleid werd, verbonden was aan den inductie-toestel. De proefnemer begaf zich met een getuige naar die kamer en zong door de telephoon, waarop zijn medeleden en het publiek in de zaal onmiddellijk uit het cahier de reproductie hoorden van hetzelfde geluid, met precies denzelfden klank alsof de phonograaf het geluid overbragt. De geleerde heeren, anders niet voor een klein geruchtje op wetenschappelijk gebied vervaard, stonden ditmaal ver bluft. Alles werd onderzocht of er geen buikspreker in het spel was; maar het bleek eenvoudig het bladtin te zijn, waaruit het zonderling geluid te voorschijn was gekomen. Elngeland. De juiste stand van het geschil tusschen Engeland en Afghanistan is onmogelijk aan te geren, al zegt een telegram aan de Daily News op beslisten toon: „De oorlog is onvermijdelijk," op grond, dat Shere-Ali aan den Britschen boodschapper zou geantwoord hebben: „Doe (Engeland), wat gij wilt; de uitslag is in Allalis hand." Het is toch niet zeker, dat dit antwoord op waarheid steunt, wat zou mogen opgemaakt worden uit een ander Londensch telegram, dat eenvoudig luidt„Het antwoord van Shere-Ali is noch verzoenend, noch bevredigend." Dat de krijgstoerustingen ijverig worden voortgezet is op zich zelf geen reden om ongeruster te zijn, want aan het nacht en dag werken in de arsenalen is men lang zamerhand gewoon geraakt. Het feit, dat het Britsche Parlement nog altijd niet bijeengeroepen is, moest gerust stellender klinken dan alle andere geruchten van beleedi- gende antwoorden, reeds op marsch zijnde troepen, „on- dits" van correspondenten en voortgezette uitrustingen. Sinds eenigen tijd hoorde men te Londen spreken van een plan om in zeker café chantant de bekende Beijersche passie-spelers uit Ober-Ammergau te doen optreden. Hoe dit plan in Engeland waar het bijbelsche bij het uiterlijk leven des volks zulk een groote rol vervult niet terstond door een kreet van algemeene verontwaardiging werd doodgedaan, is onbegrijpelijk. Men zou er uit kunnen afleiden, dat de zucht naar sensatie onder de Engelschen nog sterker is, dan de eerbied voor het Christendom. Intusschen verhieven zich enkele afkeurende stemmen in de pers; en een krachtig protest van kardinaal Manning moet bijval vinden bij alle weidenkenden. Het voorstellen van tafereelen uit Jezus' lijden zal toch wel allerminst passend zijn op de planken, waar vddr en na danseressen en acrobaten hunne ellendige kunsten vertoonen. Wat op eigenaardige wijze stichtelijk wezen kan voor ernstig ge stemde landlieden in eene stille vallei, zou in de hoogste mate aanstootelijk worden achter de voetlichten in een Londensch café chantant. Doch 't schijnt wel dat er voor den dorst van het ploertendom naar nieuwe prikkeling niets meer heilig is! De directeuren van de „City of Glasgow Bank" zijn, gelijk de telegraaf reeds gemeld heeft, in hechtenis genomen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 2